Organisatie | Noordenveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2014 |
Citeertitel | Verordening toeristenbelasting 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
art. 224 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 11-11-2013 Roder Journaal, 24-12-2013 | Onbekend |
Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.
De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.
Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
als een woning in het belastingjaar geschikt is voor gebruik of alleen mag worden gebruikt gedurende: | |||||
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.
In afwijking van het eerste lid geldt, als het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslag(en) toeristenbelasting of andere heffingen meer is dan € 100,00 doch minder dan € 2.500,00 en een machtiging tot automatische incasso is verstrekt, dat het totaalbedrag van de aanslagen in acht termijnen wordt geïncasseerd. De eerste termijn vervalt aan het begin van de tweede maand volgend op de maand die in dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.
De 'Verordening toeristenbelasting 2013' van 5 november 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 224 Gemeentewet maakt het mogelijk om een toeristenbelasting te heffen voor het houden van verblijf door niet-ingezetenen. Het gaat hier om een algemene belasting waarvan de opbrengsten toevloeien aan de algemene middelen van de gemeente. Dat laat onverlet dat tegenover de opbrengsten ook aanzienlijke investeringen staan die direct of indirect ten goede komen aan de recreatief-toeristische sector. Te denken valt aan extra uitgaven voor openbare orde en veiligheid, voor verkeer, vervoer en waterstaat (zoals recreatieve fietspaden en bewegwijzering), voor evenementen, promotie en VVV en voor investeringen in recreatievoorzieningen en musea.
Hoewel de Gemeentewet daartoe niet verplicht, beperkt de verordening het belastbaar feit tot een verblijf met betaalde overnachting. Deze beperking is aangebracht uit een oogpunt van uitvoerbaarheid. Zonder deze nadere beperking zou bijvoorbeeld ook de logeerpartij bij familie tot belastingheffing moeten leiden. Dit is in de praktijk niet te controleren en te handhaven.
Met de keuze voor overnachtingen tegen een vergoeding in welke vorm ook, sluit de verordening aan bij een in de praktijk bestaand afrekenmoment. Degene die gelegenheid biedt tot overnachting zal immers ervoor zorgdragen dat hij de afgesproken vergoeding ontvangt. Daarnaast zal de ontvangen vergoeding in de (financiële) administratie worden verantwoord. De heffing van de toeristenbelasting sluit daarmee aan bij een al bestaande wettelijke plicht tot het voeren van een administratie. Dit maakt de controle en handhaving uitvoerbaar.
Hoewel niet verplicht voorgeschreven, is de naam ‘toeristenbelasting’ ontleend aan artikel 224 Gemeentewet. Opgemerkt wordt dat de naam de lading van de belastingheffing op grond van deze verordening niet volledig dekt. In navolging van de Gemeentewet stelt deze verordening aan de overnachting geen eisen van toeristische of recreatieve aard. Ook in de jurisprudentie is al meermalen bevestigd dat ook betaald verblijf met overnachting zonder toeristische of recreatieve aanleiding, tot belastingplicht leidt.