Organisatie | Hellendoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | DAMOCLESBELEID 2013 |
Citeertitel | Damoclesbeleid 2013 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2013 | 27-07-2019 | Nieuwe regeling | 17-12-2013 | 13INT04099 |
De Burgemeester van Hellendoorn;
gelet op artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
in overeenstemming met de in het lokale driehoeksoverleg en het districtelijk veiligheidsoverleg Twente overeengekomen afspraken ten aanzien van drugshandel in woningen en lokalen en de daarbij behorende erven;
gelet op het sinds 22 april 1997 in de gemeente Hellendoorn gevoerde coffeeshopbeleid waarbij wordt uitgegaan van de nullijn voor coffeeshops in de gemeente Hellendoorn;
gelet op het besluit van 13 maart 2012 waarbij dit nulbeleid nogmaals is bevestigd, conform het regionaal coffeeshopbeleid in Twente;
vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Met betrekking tot de omschrijving handel in drugs, wordt aansluiting gezocht bij het gestelde daartoe in de Aanwijzing Opiumwet. Concreet betekent dit, dat er sprake is van een overtreding in de zin van dit
beleid, bij een aangetroffen hoeveelheid zoals die in de Aanwijzing
Opiumwet is vastgelegd. De Aanwijzing Opiumwet is als bijlage bij dit beleid gevoegd.
Op 1 november 2007 is het gewijzigde artikel 13b Opiumwet in werking getreden waarbij de burgemeester bevoegd is bestuursrechtelijk op te treden indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Het toepassingsbereik van dit artikel is daarmee uitgebreid tot ook de niet voor het publiek toegankelijke lokalen en woningen (voorheen slechts op voor publiek toegankelijke lokalen). Ook kan worden opgetreden tegen hennepkwekerijen.
Op welke wijze en wanneer de burgemeester zijn discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet zal inzetten, is vastgelegd in dit Damoclesbeleid.
In het navolgende wordt artikelsgewijs een toelichting gegeven.
Bij de definities is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wettekst van artikel 13b Opiumwet.
Bij de beoordeling of sprake is van een overtreding van de Opiumwet wordt aansluiting gezocht bij hetgeen uit jurisprudentie blijkt en de gedoogcriteria die in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie zijn vastgelegd.
In de Aanwijzing Opiumwet is opgenomen wat er bedoeld wordt met handelshoeveelheid drugs (alles onder deze hoeveelheden wordt in principe aangemerkt als zijnde een gebruikershoeveelheid). Onder handelsvoorraad wordt het volgende verstaan:
• harddrugs: meer dan 0,5 gram. Hiierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:
o 0,5 gram harddrugs (bijv. cocaïne/amfetamine)
o 5 ml (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB).
• hennepplanten: meer dan 5 planten
Artikelen 3 en 4 Reacties op drugshandel in woningen respectievelijk lokalen
Bij overtreding van artikel 13b van de Opiumwet zal de burgemeester zijn bevoegdheid om bestuursrechtelijk op te treden bij woningen inzetten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen harddrugs en softdrugs en eveneens tussen een huur- en eigen woning:
de burgemeester zal slechts tot sluiting van een huurwoning overgaan nadat de verhuurder er op is gewezen dat de huurovereenkomst civielrechtelijk kan worden ontbonden en de verhuurder hieraan geen gevolg heeft gegeven. Dit geldt zowel bij geconstateerde harddrugshandel als softdrugshandel in een woning. Bij geconstateerde softdrugshandel zal daarnaast de overtreder bij een eerste overtreding eerst schriftelijk worden gewaarschuwd;
Indien een woning wordt gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet waarbij niet alleen de overtreder de woning zal moeten verlaten, zal de gemeente voor de niet-overtreders trachtente bemiddelen bij het vinden van vervangende woonruimte.
Wat betreft de bestuursrechtelijke aanpak in lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen de aanpak van gevallen waarin softdrugs dan wel harddrugs zijn betrokken. Aan activiteiten die te maken hebben met harddrugs zijn maatschappelijk gezien grotere volksgezondheidsrisico’s verbonden en deze kunnen een grotere negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat dan softdrugs. Bij overtredingen van lijst I (harddrugs) worden langere sluitingstijden ook noodzakelijk geacht om een einde aan de overtredingen te maken, dan wel herhalingen te voorkomen, omdat de handel meestal plaatsvindt in een harder crimineler milieu. Een langere sluitingstermijn is noodzakelijk om de situatie te normaliseren.
In artikel 4, derde lid wordt verwezen naar de AHOJG-gedoogcriteria voor coffeeshops als bedoeld in de Aanwijzing Opiumwet. Indien een overtreding met betrekking tot softdrugs in een lokaal tevens een overtreding betekent van de genoemde gedoogcriteria voor een coffeeshop, dan zal de burgemeester hiertegen optreden met een langere sluitingsperiode. De gedoogcriteria betreffen:
H: geen harddrugs (is al opgenomen in artikel 4 lid 1)
J: geen toegang en verkoop aan jeugdigen onder de 18 jaar
G: geen grote transacties (meer dan 5 gram)
Indien de overtreder een andere is dan de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder zal de burgemeester slechts overgaan tot sluiting van het lokaal nadat de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder er schriftelijk op is gewezen dat in zijn of haar lokaal sprake is van overtreding van de Opiumwet. Bij een tweede constatering van drugshandel zal de burgemeester tot sluiting van het lokaal overgaan.
Indien de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder zelf als overtreder kan worden aangemerkt dan zal de burgemeester onmiddellijk tot sluiting overgaan.
Op grond van het bepaalde in artikel 5, eerste lid van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999, leidt een sluiting van een horecabedrijf voor een periode van tenminste een maand, tot intrekking van de horecavergunning op grond van de Drank- en Horecawet. Leidinggevenden (ondernemers, bedrijfsleiders, beheerders) van het betreffende horecabedrijf zijn dan gedurende de eerstvolgende 5 jaar niet meer gerechtigd op te treden als leidinggevende in een horecabedrijf.
Herstelsanctie: geen last onder dwangsom maar sluiting
Bij het toepassen van bestuursrechtelijke herstelsancties kan het bestuursorgaan – in dit geval de burgemeester – kiezen tussen een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Bij de keuze speelt de effectiviteit van de sanctie om de overtreding zo snel mogelijk te beëindigen een rol. Bij het opleggen van een dwangsom is er geen zekerheid dat de overtreder de overtreding op korte termijn feitelijk beëindigt en is hier dus in principe geen geschikt middel. Om die reden is gekozen voor een last onder bestuursdwang inhoudende het bevel van de burgemeester tot tijdelijke sluiting van een inrichting als bedoeld in artikel 13b Opiumwet. Met deze maatregel wordt beoogd de “loop” naar de woning/het lokaal of de daarbij behorende erven eruit te halen en de overtreding te beëindigen, dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen.
Op (de voorbereiding van) de last onder bestuursdwang zijn de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
De last onder bestuursdwang inhoudende de sluiting, wordt bekend gemaakt aan diegene die bevoegd is de last uit te voeren. De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand. De last zal een concrete omschrijving inhouden van wat moet worden gesloten en gesloten moet worden gehouden en in voorkomend geval een nadere aanduiding van de betreffende ruimten dan wel de erven. Indien de overtreder geen gevolg geeft aan de last, zal de burgemeester overgaan tot feitelijke sluiting en zal de woning, het lokaal of gebouw ontoegankelijk worden gemaakt. Ook de eigenaar kan gedurende de sluiting niet over zijn eigendom beschikken ook al heeft de eigenaar zelf de overtreding van de Opiumwet niet begaan.
De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellendoorn 2009 bevat in artikel 2:41 een verbodstelsel met betrekking tot het betreden van gebouwen die zijn gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester kan daarvan ontheffing verlenen.
In een last onder bestuursdwang moet krachtens jurisprudentie in de regel een begunstigingstermijn worden opgenomen. Begunstiging houdt in dat de overtreder de gelegenheid krijgt zelf aan het bevel te voldoen. Deze termijn moet zodanig zijn dat in redelijkheid de overtreder de gelegenheid heeft gevolg te geven aan het bevel. De begunstigingstermijn wordt gesteld op 2 dagen. Alleen in het uitzonderlijke geval van onmiddellijk gevaar, zal gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang. In dat geval wordt tot onmiddellijke sluiting overgegaan en wordt het bevel vervolgens schriftelijk bekend gemaakt aan de overtreder (artikel 5:31 Awb).
De kosten van bestuursdwang worden op basis van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht op de overtreder(s) verhaald. De overtreder is in de regel de eigenaar. Ingeval het een huurder betreft op basis van een met de eigenaar gesloten huurovereenkomst, zal deze als overtreder worden aangemerkt, ook wanneer sprake is van zgn. onderverhuur waarbij de feitelijke huurder tevens als verhuurder van de onderhuurder optreedt.
Artikel 5 Afwijkingsbevoegdheid
De bevoegdheid van de burgemeester om bij geconstateerde drugshandel in woningen en lokalen en/of op de daarbij behorende erven bestuursrechtelijk op te treden betreft een discretionaire bevoegdheid. Op welke wijze en wanneer de burgemeester zijn bevoegdheid zal inzetten is vastgelegd in dit Damoclesbeleid. In beginsel sluit de zwaarte van de maatregel aan op de aard en de frequentie van de overtreding, teneinde te bereiken dat de overtreding ongedaan wordt gemaakt, dan wel herhaling wordt voorkomen.
Inherent aan deze bevoegdheid is de mogelijkheid om in een concreet geval te kunnen afwijken van het vastgestelde beleid. Dat zal de burgemeester doen in het geval van dermate bijzondere omstandigheden die vasthouden aan het beleid niet rechtvaardigen.