Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Dordrecht

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Dordrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Dordrecht
Officiële naam regelingVerordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Dordrecht
CiteertitelVerordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Dordrecht
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op het primair onderwijs, art. 140
  2. Wet op het voortgezet onderwijs, art. 96g
  3. Wet op de expertisecentra, art. 134
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201424-12-2015Nieuwe regeling

17-12-2013

Gemeentenieuws, 2013-12-31

2013, MO/1103403

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Dordrecht

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 12 november 2013, kenmerk MO/1103403;

gelet op artikel 140 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 96g van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 134 van de Wet op de expertisecentra;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Dordrecht

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht;

  • b.

    schoolbestuur: het bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • c.

    school: school voor basisonderwijs, speciale school voor basisonderwijs en school voor voortgezet onderwijs, gelegen in de gemeente Dordrecht;

    o school voor basisonderwijs: een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

    ° speciale school voor basisonderwijs: een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

    ° school voor voortgezet onderwijs: een school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, van voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • d.

    nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, of van de Wet op de expertisecentra, artikel 10 van de wet van 31 mei 1995 (Stb. 319) of van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • e.

    voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

  • f.

    aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

  • g.

    indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

  • h.

    toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • i.

    tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • j.

    subsidieplafond: het plafond, als bedoeld in artikel 4:22 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • k.

    feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening, in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • l.

    subsidievaststelling: de beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 4:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2

Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1.

    De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan het college. Het college neemt daarbij de gemeentebegroting in acht.

  • 3.

    Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Artikel 3

Aanvullende voorziening

  • 1.

    Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2.

    Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Artikel 4

Jaarlijks overzicht

Het college zendt jaarlijks vóór 1 oktober aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening aan alle schoolbesturen toegekende voorzieningen en aanvullende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 augustus van het voorafgaande jaar tot en met 31 juli van het jaar van toezending.

Hoofdstuk 2 Procedures

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorziening c.q. aanvullende voorziening; weigeringsgronden

Artikel 5

Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.

Artikel 6

Indiening aanvraag

  • 1.

    Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.

    De aanvraag vermeldt:

    • a.

      naam en adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening cq. de aanvullende voorziening is bestemd voor een school;

    • e.

      de bank- of girorekening waarop het bestuur de middelen wil ontvangen;

    • f.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria;

    • g.

      andere gegevens die het college noodzakelijk acht om de aanvraag te kunnen beoordelen.

    • h.

      gegevens die op grond van de Bijlage deel dienen uit te maken van de aanvraag.

  • 3.

    Bij het ontbreken van een of meer gegevensof in het geval dat het college de motivering onvoldoende acht deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 7

Beslissingstermijn

  • 1.

    Het college beslist binnen twaalf weken na de indieningsdatum op een aanvraag voor een voorziening. Indien ten aanzien van de voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag voor een aanvullende voorziening.

  • 3.

    Het college kan de beslissingstermijn gemotiveerd met maximaal vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van deze termijn hiervan door het college schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur.

Artikel 8

Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening indien:

  • a.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden, daaronder begrepen de situatie dat de voorziening op grond van de verdelingsregels bij toepassing van het subsidieplafond niet voor toewijzing in aanmerking komt.

Paragraaf 2.2 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening; intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 9

Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

  • 1.

    De beschikking van het college tot toekenning van een voorziening c.q. aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening c.q. aanvullende voorziening;

    • b.

      een toekenning van subsidie.

  • 2.

    De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening c.q. aanvullende voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening c.q. aanvullende voorziening dient uit te voeren;

    • c.

      - indien de voorziening c.q. aanvullende voorziening een subsidie betreft - het bedrag van de subsidie;

    • d.

      - bij een beschikking tot subsidieverlening - de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college.

  • 3.

    De betaling van het subsidiebedrag vindt plaats in twee halfjaarlijkse termijnen.

Artikel 10

Intrekken of wijzigen beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling ofSubsidievaststelling; terugvordering

De regels van de Algemene wet bestuursrecht inzake subsidies zijn van toepassing.

Artikel 11

Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van het college, tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 12

Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 13

Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 14

Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening kan worden aangehaald als: Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Dordrecht.

  • 2.

    De verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2013.

De griffier, De voorzitter,

M. van Hall A.A.M. Brok

Bijlage Voorzieningen

Voorziening exploitatie en beheer van schoolgebouwen door de gemeente

I Voorziening

Deze voorziening betreft het zorgdragen door de gemeente voor de materiële instandhouding van een schoolgebouw, zoals beschreven in de programma’s van eisen als bedoeld in art. 112 eerste lid onder a, b en c van de Wet op de expertisecentra (WEC) en artikel 114 eerste lid onder a, b en c van de Wet op het primair onderwijs (WPO).

De scholen krijgen financiering van de rijksoverheid om deze activiteiten zelf uit te (laten) voeren en de kosten van het zorgdragen, zoals in de eerste alinea omschreven zullen tussen gemeente en schoolbestuur verrekend moeten worden.

II Indieningsdatum

Indienen kan op elk gewenst moment, maar het schoolbestuur dient dit tenminste 3 maanden voorafgaande aan de gewenste ingangsdatum van de voorziening aan te vragen.

III Tijdvak waarvoor de voorziening wordt toegekend

Voor de duur van de ingebruikgevingsovereenkomst.

IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening

In IVa en IVb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • 1.

    situaties waarin wordt afgerekend op basis van de materiële instandhoudingvergoeding die het schoolbestuur van het rijk ontvangt (IV a), en

  • 2.

    situaties waarin wordt afgerekend op basis van werkelijke kosten (IV b).

 

Voor beide situaties gelden andere criteria.

 

 

IV a Toekenningscriteria voor situaties waarin wordt afgerekend op basis van de rijksvergoeding voor materiële instandhouding

  • I.

    A. Scholen die vanwege

    • a.

      een toegekende voorziening nieuwbouw en/of uitbreiding

  • of

    • b.

      een toegekend bouwvoorbereidingskrediet

  • tijdelijk gebruik maken van een gebouw in beheer van de gemeente, waarvan het beoogde gebruik maximaal 5 jaar is. De voorziening nieuwbouw en/of uitbreiding of het bouwvoorbereidingskrediet

    • -

      is toegekend op basis van een door het college van B&W vastgesteld programma voorzieningen huisvesting onderwijs, en/of;

    • -

      is opgenomen in een integraal huisvestingsplan onderwijs dat is vastgesteld door de gemeenteraad.

  • B. Scholen die hun bestaande gebouw nog maximaal 5 jaar beogen te gebruiken en voldoen aan het voorgaande toekenningscriterium kunnen voor deze voorziening in aanmerking komen, mits zij hun gebouw in beheer geven bij de gemeente en het eigendom van het gebouw overdragen, voor zover dit laatste nog niet is gebeurd.

  • II.

    Scholen die zijn gehuisvest in een gebouw dat bij eigendomsoverdracht gesplitst dient te worden in appartementsrechten. Dit betreft gevallen waarin eigendomsoverdracht inhoudt dat een vereniging van eigenaren moet worden opgericht, waar in ieder geval een of meerdere schoolbesturen in deel nemen.

  • III.

    Scholen die zijn gehuisvest in een gebouw met een rijksmonumentale status.

IV b Toekenningscriteria voor situaties waarin wordt afgerekend op basis van werkelijke kosten

Scholen die niet gehuisvest zijn in situaties, als bedoeld onder IV a, maar waar de gemeente wel zorg draagt voor de materiële instandhouding van het gebouw.

 

V Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid

Met het betreffende schoolbestuur wordt een ingebruikgevingsovereenkomst afgesloten met daarin de concrete afspraken.

Er wordt met het schoolbestuur afgerekend op basis van de materiële instandhoudingvergoeding van het rijk, conform de programma’s van eisen als bedoeld in onderdeel I van deze bijlage dan wel op basis van werkelijke kosten voor die onderdelen van de materiële instandhouding, die de gemeente verzorgt.

 

 

 

Toelichting

 

Algemeen

 

In deze voorziening is vastgelegd in welke gevallen de gemeente zorg wil dragen voor de materiële instandhouding en welke procedure hiervoor aangehouden dient te worden.

Deze voorziening formaliseert een aantal situaties, waarin al op bovenstaande wijze wordt gehandeld. Dit is een logische handelswijze in het licht van de verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Dordrecht. Deze voorziet echter alleen in de situatie van medegebruik tussen twee schoolbesturen.

 

Het schoolbestuur kan volgens de WPO en WEC altijd met de gemeente overeenkomen dat deze de materiële instandhouding uitvoert. Over de wijze van verrekening is echter niks opgenomen.

 

In sommige gevallen is moeilijk te achterhalen wat de werkelijke kosten zijn of staan de werkelijke kosten niet in verhouding tot de rijksbijdrage, zonder dat een schoolbestuur daar invloed op uit kan oefenen. In deze gevallen is afrekenen op basis van de door het schoolbestuur ontvangen rijksbijdrage geëigend.

 

Het is voor deze voorziening niet van belang of de gemeente eigenaar is van een schoolgebouw. Het is ook denkbaar dat de gemeente huurt van een derde of in bijzondere situaties, dat een schoolbestuur eigenaar is.

 

Per onderdeel

I Voorziening

De in de WPO en WEC beschreven onderdelen van de materiële instandhouding, die de gemeente mag verzorgen zijn: het gebouwonderhoud, tuinonderhoud, schoonmaakonderhoud, kosten van energie- en waterverbruik en de publiekrechtelijke heffingen (waterschapslasten, zuiveringsheffing, rioolrecht, afvalstoffenheffing).

 

II Indieningsdatum

Deze termijn geeft beide partijen voldoende tijd om een overeenkomst af te sluiten en het beheer te organiseren.

 

III Tijdvak

Het uitgangspunt is dat er een overeenkomst wordt afgesloten voor de periode waarin de voorziening noodzakelijk is en dat de afspraken niet tussentijds worden veranderd, tenzij er sprake is van onvoorziene omstandigheden.

 

IVa Situaties waarin wordt afgerekend op basis van de materiële instandhoudingvergoeding

I. Tijdelijke huisvesting kan op verschillende manieren worden ingevuld. Bijvoorbeeld door de huur van units, tijdelijk onderbrengen in een bestaand schoolgebouw, medegebruik etc.

 

Tijdelijke huisvesting is vaak niet de meest optimale oplossing. Vaak is sprake van of een te ruime of een krappe behuizing. Zijn delen van de materiële instandhouding opgenomen in het huurcontract of moeten verplicht bij een bepaalde partij worden ondergebracht. Daarnaast is de motivatie voor schoolbesturen om bepaald onderhoud uit te voeren vaak gering, terwijl het voor de gemeente in verband met volgend gebruik wel belangrijk kan zijn, dat dit wordt uitgevoerd.

 

Om al deze redenen kan het logisch zijn de gemeente de materiële instandhouding te laten verzorgen.

 

II. Er zijn een aantal scholen in Dordrecht gehuisvest in zogenaamde multifunctionele accommodaties. Het verschillende gebruik is in deze gevallen vaak zo met elkaar verweven dat het realiseren van eigendomsoverdracht ingewikkeld wordt. Denk aan installaties en gemeenschappelijke ruimtes. Een koopovereenkomst biedt verder weinig flexibiliteit, terwijl dit in deze situaties juist een meerwaarde kan geven.

 

Wanneer twee (school)gebouwen aan elkaar vast zitten, maar niet functioneel met elkaar verweven zijn, is er in principe geen belemmering om een schoolgebouw over te dragen. Dan geldt deze regeling dus niet. Ook gebouwen met meerdere scholen van hetzelfde schoolbestuur en medegebruik/verhuur situaties vallen niet onder deze regeling.

 

III. Het is zeer moeilijk een rijksmonument op een goede manier te onderhouden op basis van de rijksbekostiging. De gemeente heeft hier een duidelijk belang om te zorgen, dat het onderhoud tijdig en op hoog niveau wordt uitgevoerd. De gemeente geeft er in deze gevallen daarom de voorkeur aan zelf de materiële instandhouding te verzorgen.

 

IVb Situaties waarin wordt afgerekend op basis van werkelijke kosten

De gemeente is in alle gevallen en voor alle schoolbesturen bereid om het beheer en onderhoud van een schoolbestuur over te nemen, dit mag echter geen extra kosten opleveren voor de gemeente. Dan is namelijk sprake van ongelijke behandeling.

De voorziening staat in principe open voor alle scholenbesturen, maar net als bij alle andere voorzieningen en subsidies, alleen als een schoolbestuur daar om vraagt.

Er wordt dan afgerekend op basis van werkelijke kosten.

 

V Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid

Er is sprake van feitelijke beschikbaarstelling, wat wil zeggen dat geen subsidie wordt verstrekt, maar sprake is van beschikbaarstelling in natura. In dit geval betreft het beschikbaarstelling van arbeid, materieel en expertise.

De gemeente heeft een modelovereenkomst waarin rechten en plichten zoveel mogelijk conform de gebruikelijke situatie zijn geregeld.

In de ingebruikgevingsovereenkomst kan worden afgesproken dat gemeente alleen bepaalde onderdelen van de materiële instandhouding verzorgt.