Overheidsorganisatie | Gemeente Neerijnen |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën en economie |
Deze verordening vervangt de Verordening rioolheffing 2013, zoals vastgesteld op 06 december 2012.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-01-2014 | 01-01-2014 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 19-12-2013 Website Neerijnen.nl 27-12-2013 | 13-17192-2734 |
De raad van de gemeente Neerijnen; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 05 november 2013; gelet op artikel 228a van de Gemeentewet ; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014
Deze verordening verstaat onder:
a. perceel : een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan ;
b. gemeentelijke riolering : een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling,
verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom,
in beheer of in onderhoud bij de gemeente ;
c. verbruiksperiode : de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft ;
d. water : huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede
de zuivering van huishoudelijk afvalwater ; en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater
alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de
grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen
of te beperken.
1. De belasting wordt geheven:
a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel ; en
b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel. 2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. 3. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk rechts gebruikt ;
b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel. 2. Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd. 3. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalender-maand voor een volle maand gerekend. 4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling. 5. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.
1. Het eigenarendeel bedraagt € 372,50
2. Het gebruikersdeel bedraagt voor bij een waterverbruik van:
a. 500 m3 of minder € 0,00
b. meer dan 500 m3, doch niet meer dan 1.000 m3 € 372,50
c. meer dan 1.000 m3, doch niet meer dan 10.000 m3 € 372,50
plus € 74,46 voor elke volle 1.000 m3 meer dan 1.000 m3
d. meer dan 10.000 m3, doch niet meer dan 40.000 m3 € 1.042,64
plus € 49,58 voor elke volle 1.000 m3 meer dan 10.000 m3
e. meer dan 40.000 m3 € 2.530,04
plus € 24,83 voor elke volle 1.000 m3 meer dan 40.000 m3
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel,
zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop
van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten
van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop
van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde
gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde
van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de
ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en daar aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.
5. Belastingbedragen tot € 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin
wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde belastingbedragen aangemerkt als
één belastingbedrag.
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de verschuldigde
belasting worden betaald in twee termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste
dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en de volgende termijn twee maanden later.
2. In afwijking van het eerste lid geldt dat betaling via automatische incasso mogelijk is,
mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden en in het incassoreglement van Belasting-
samenwerking Rivierenland (BSR) opgenomen voorwaarden.
3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde
termijnen.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
1. De “Verordening rioolheffing 2013” van 06 december 2012, wordt ingetrokken met ingang
van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat
zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de
bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.
4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing 2014”.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2013.
, de voorzitter
, de griffier