Organisatie | Geldrop-Mierlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Drank- en Horecabeleid gemeente Geldrop- Mierlo 2014 |
Citeertitel | Drank- en Horecabeleid gemeente Geldrop- Mierlo 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Drank- en Horecabeleid 2014-2018 |
Geen
Drank- en Horecawet, art. 43a
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | Nieuwe regeling | 16-12-2013 Middenstandsbelangen, 30-12-2013 | GM2013.0631 |
Waarom een drank- en horecabeleid? 3
Drank en Horeca in Geldrop-Mierlo 5
Veilige woon-, werk- en leefomgeving 6
Veilige woon-, werk- en leefomgeving 11
Publiek draagvlak en voorlichting 13
Centrum voor Jeugd en Gezin 13
Uitdragen gewenste horecafunctie 15
Ondersteunende horeca en paracommercie 16
Collectieve festiviteiten en incidentele festiviteiten 23
Handhaving: Horecastappenplan 26
Bijlage IHoreca in Geldrop-Mierlo 32
Bijlage IIResultaten onderzoeken drankgebruik onder jongeren 34
1.1.Waarom een drank- en horecabeleid?
In 2010 heeft de gemeenteraad het ‘Integraal Horecabeleid: Geldrop-Mierlo bruist!’ vastgesteld. In dit horecabeleid is aangegeven dat het horecabeleid in 2012 geëvalueerd zou worden. Er is echter ook aangegeven dat het horecabeleid niet gezien moet worden als een statisch stuk. De samenleving, ook in Geldrop-Mierlo, is voortdurend aan verandering onderhevig. Het moet mogelijk zijn om op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. Een belangrijke ontwikkeling is de nieuwe Drank- en Horecawet die op 1 januari 2013 in werking is getreden. Deze ontwikkeling is de reden geweest om te wachten met de evaluatie, zodat op grond van de nieuwe wetgeving een nieuwe invulling gegeven kan worden aan het horecabeleid.
Aan de ‘nieuwe’ Drank- en Horecawet die per 1 januari 2013 in werking is getreden liggen twee hoofddoelstellingen ten grondslag:
Tevens wil het kabinet bestuur en beleid dichter bij de burger brengen. Daarom krijgen gemeenten met deze wetswijziging meer bevoegdheden en instrumenten om problemen op te lossen en wordt ook het toezicht aan gemeenten overgedragen.
Tegelijk met de wijziging van de Drank- en Horecawet per 1-1-2013 worden de volgende algemene maatregelen van bestuur aangepast:
De nieuwe wet heeft dus ingrijpende gevolgen voor de gemeente. Het is daarbij van belang te realiseren dat het implementeren van de wet geen keuze is, maar een verplichting van het Rijk. Vanaf het moment dat de nieuwe Drank- en Horecawet in werking is getreden is de gemeente het bevoegd gezag en verantwoordelijk voor de decentrale taakuitvoering van de Drank- en Horecawet. Daarnaast is de gemeenteraad verplicht een Drank- en Horecaverordening vast te stellen.
De eerste wetswijziging van de nieuwe Drank- en Horecawet is inmiddels ook een feit. Deze wijziging treedt zeer waarschijnlijk per 1 januari 2014 in werking en houdt onder andere een verhoging van de leeftijd van 16 naar 18 jaar in en een verplichting voor de gemeenteraad om elke vier jaar een preventie- en handhavingplan alcohol vast te stellen. Het plan moet de hoofdzaken bevatten van het beleid betreffende de preventie van alcoholgebruik, met name onder jongeren, en de handhaving van de wet.
Dit Drank- en Horecabeleid is een integraal document waarmee niet alleen duidelijk wordt hoe wij in onze gemeente met de horeca in het algemeen willen omgaan, maar ook hoe wij in onze gemeente met drank om willen gaan. Het op grond van de Drank- en Horecawet verplicht door de gemeenteraad vast te stellen preventie- en handhavingsplan alcohol is dan ook in dit document geïntegreerd, evenals aanvullende regels voortvloeiend uit de Drank- en Horecawet en/of Drank- en Horecaverordening. Dit betekent dat dit beleid ook informeert over de nadere regels die door het college of burgemeester zullen worden vastgesteld.
Bij het opstellen van zowel de Drank- en Horecaverordening als dit Drank- en Horecabeleid is zoveel mogelijk geprobeerd om een breed draagvlak te creëren, gelet op de hiervoor genoemde opmerking om een integraal document op te stellen. Om tot de Drank- en Horecaverordening en dit Drank- en Horecabeleid te komen zijn dan ook verschillende stappen ondernomen:
Externe discussiebijeenkomsten met projectgroep bestaande uit zowel medewerkers van verschillende afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie (vergunningen; welzijn & sport; jeugd, educatie & zorg; handhaving; ruimte-beleid-economische zaken) als vertegenwoordigers van de verschillende externe belanghebbende partijen (paracommercie; reguliere horeca; supermarkten; slijterijen; politie);
Vanuit deze inleiding kan het Drank- en Horecabeleid verder worden uitgewerkt. In hoofdstuk 2 schetsen we de huidige situatie in Geldrop-Mierlo. Waar staan we nu als het gaat om alcoholverkoop- en gebruik in Geldrop-Mierlo en hoe ziet de horecabranche in onze gemeente eruit?
Onder andere op basis van de huidige situatie wordt in hoofdstuk 3 onze visie beschreven: waar willen we naar toe? Hierin zal ook aandacht worden besteed aan de nieuwe Strategische Visie van onze gemeente: ‘Zorg, sport en in beweging’. Om deze visie concreet inhoud te geven wordt in hoofdstuk 3 een aantal doelstellingen geformuleerd inzake onze horeca in het algemeen, maar ook inzake het preventie- en handhavingsbeleid alcohol. Aan de hand van het benoemen van concrete acties, voortvloeiend uit hoofdstuk 4, wordt invulling gegeven aan de resultaten die minimaal behaald dienen te worden in een periode van 4 jaar.
In hoofdstuk 4 zetten we uiteen wat we gaan doen om de gewenste situatie te behouden en/of te bereiken. In dit hoofdstuk komt in ieder geval naar voren welke acties worden ondernomen om alcoholgebruik, met name onder jongeren, te voorkomen, hoe we de gewenste horecafunctie willen stimuleren, de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd en welke handhavingsacties in de door het plan bestreken periode worden ondernomen. Daarnaast zijn aanvullende regels opgenomen voortvloeiend uit de Drank- en Horecawet en/of Drank- en Horecaverordening.
In hoofdstuk 5 lichten we toe wat er nodig is om dit beleid te implementeren en realiseren, gevolgd door het laatste hoofdstuk 6 waarin we ingaan op het belang van monitoren en evalueren.
2.1.Drank en Horeca in Geldrop-Mierlo
De Nederlandse Horeca kent een grote dynamiek. Elk jaar registreert het Bedrijfschap Horeca en Catering een groot aantal nieuwe horecabedrijven en wordt ook een groot aantal uitgeschreven. Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van het aantal horecabedrijven per sector in de gemeente Geldrop-Mierlo weer. Ter vergelijking, in de provincie Noord-Brabant waren er per 1 juli 2013 6.369 horecabedrijven, ofwel 25,8 bedrijven per 10.000 inwoners.
Tabel 1 Ontwikkeling van het aantal horecabedrijven per sector, 1998, 2003, 2008, 2013
Bron: Bedrijfschap Horeca en Catering
In bijlage I is een verdere uitwerking naar sectoren binnen de horeca opgenomen.
Geldrop en Mierlo kennen geen geschiedenis als horecadorpen. De horeca in deze kernen is over het algemeen altijd ondersteunend geweest aan de lokale activiteiten en heeft geen autonoom trekkende waarde. Voor een aantal horecagelegenheden ligt dit wat anders. Zo trekken Bospark het Wolfsven, het NH hotel en Carlton de Brug onafhankelijk van de rest van de horecaondernemers in de gemeente bezoekers.
Binnen het horeca-aanbod van beide kernen is geen centraal thema of centrale doelgroep te herkennen (zoals in Eindhoven Stratumseind de uitgaansplek is voor jongeren). Voor de meeste doelgroepen is wel een horecagelegenheid te vinden die past bij zijn of haar wensen. Er is dus geen gemeenschappelijke deler voor de horeca in deze gemeente.
De ruimtelijke spreiding van horeca in de gemeente Geldrop-Mierlo kenmerkt zich door centrale vestiging of vestiging aan de oude radialen. Dit zijn de wegen die vaak een gemengde aanblik geven voor wat betreft de functies. Naast wonen, is er ook ruimte voor detailhandel, sociale en maatschappelijke functies en dus ook voor horeca. Dit is de horeca die past bij de buurt. De kroeg op de hoek of de snackbar. In het centrum kan de horeca meer getypeerd worden als ondersteunend voor het winkelgebied. De restaurants gelegen in het centrum zijn niet voldoende in aantal om bezoekers specifiek naar Geldrop of Mierlo te trekken.
Een belangrijke ontwikkeling van de laatste jaren is de opening in 2009 en de verdere groei van het horecaplein in het centrum van Geldrop.
Naast deze centrale vestigingen zijn er ook enkele solitair gelegen horecavestigingen. Deze trekken een eigen publiek, bijvoorbeeld fietsers of wandelaars, of congresgangers.
Naast deze kenmerken voor de reguliere horeca in Geldrop-Mierlo speelt ook de paracommerciële horeca een belangrijke rol in onze gemeente. Net als de reguliere horeca vervult ook de paracommerciële horeca een belangrijke sociale functie. In de gemeente Geldrop-Mierlo zijn in totaal ? drank- en horecavergunningen verstrekt aan paracommerciële horecagelegenheden.
2.1.2.Veilige woon-, werk- en leefomgeving
Met het oog op de doelstellingen van de gewijzigde Drank- en Horecawet is het van belang om te bekijken in hoeverre er op dit moment sprake is van een probleem wat betreft alcoholgebruik onder jongeren, de verkoop van alcohol aan jongeren en verstoring van de openbare orde en gezondheidsschade als gevolg van alcoholgebruik en alcoholverkoop. Het moge duidelijk zijn dat het terugdringen van administratieve lasten een welkome doelstelling is voor ondernemers en vrijwilligers.
In 2010 heeft de gemeenteraad het ‘Integraal Horecabeleid: Geldrop-Mierlo bruist!’ vastgesteld. Geldrop-Mierlo kent echter (nog) geen bruisend uitgaansleven (voor jongeren). Er zijn in Geldrop-Mierlo vooralsnog geen specifieke hotspots geconstateerd als het gaat om problemen met alcoholgebruik die onze speciale aandacht verdienen. De meeste jongeren gaan naar Eindhoven als ze uit willen gaan. Wel zijn er problemen geconstateerd als deze jongeren ‘s nachts terugkomen op de weg van Eindhoven naar Geldrop.
De politie heeft in Geldrop - Mierlo in de afgelopen jaren met enige regelmaat controles uitgevoerd op gebruik van alcohol door jongeren jonger dan 16 jaar.
Deze controles vonden plaats bij evenementen zoals kermissen en Geldrop Uit en op zogenaamde hangplekken. Aan jongeren werd gevraagd of zij vrijwillig wilden meewerken aan een blaastest. Hiervoor werd speciale apparatuur gebruikt die direct het gemeten alcoholpercentage weergeeft. Nagenoeg alle jongeren verlenen hun medewerking. Gebleken is dat jongeren onder 16 jaar wel alcohol gebruiken, doch echte excessen zijn niet geconstateerd. Dit geldt zowel voor het gemeten percentage als voor het aantal jongeren. Bij een evenement is door de politie geconstateerd dat er veel alcohol door jeugd werd gedronken en er veel geweldsincidenten plaatsvonden waarbij die jeugd betrokken was. Het jaar daarop zijn daartoe maatregelen genomen.
Op hangplekken wordt wel alcohol gebruikt, voornamelijk door jeugd ouder dan 16 jaar. Met enige regelmaat worden bierflesjes en flessen sterke drank aangetroffen. Dit betreft zowel in Geldrop als in Mierlo.
In Geldrop - Mierlo heeft ook een pilot gedraaid, waarbij bij jongeren onder de 16 jaar, die in aanraking kwamen met de politie i.v.m. een gepleegd strafbaar feit, een alcoholtest werd afgenomen (ook vrijwillig). Bij aangetoond alcoholgebruik volgde een specifieke straf via HALT, een zogenaamde alcoholleerstraf. Hierbij worden ook de ouders nadrukkelijk betrokken. Een aantal jongeren (en hun ouders)in Geldrop-Mierlo hebben dit traject gevolgd.
Op dit moment, 2013, is er in Mierlo sprake van 1 grote hanggroep die op verschillende plekken in Mierlo wordt aangetroffen. Het is een groep jongeren van jongens en meiden in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar. Het alcoholgebruik dat het jongerenwerk tegenkomt wanneer ze deze groep aantreft op straat is minimaal, een enkele keer heeft een jongere alcohol bij zich. Bij evenementen als bijvoorbeeld de kermis neemt het drankgebruik toe. Gedurende deze dagen ziet het jongerenwerk meerdere groepen jongeren veel drank nuttigen op straat. Uit gesprekken blijkt dat de jongeren in het weekend tijdens feestjes meer alcoholische drank nuttigen en regelmatig aangeschoten zijn. Het enige gebruik van (soft)drugs op dit moment binnen de doelgroep van het jongerenwerk is het roken van een sigaret. Verder is er nog een groep jongens in de leeftijd van 17 tot en met 19 jaar die experimenteren met sofdrugs(blowen). Deze groep heeft het jongerenwerk goed in beeld, zij steekt preventief in op het drugsgebruik wat positieven uitwerkingen geeft. Bij de oudere doelgroepen in de leeftijd van 20 tot 25 jaar uit Mierlo is wel sprake van zowel soft- als harddrugs. Deze groepen treft het jongerenwerk nauwelijks aan op straat maar spreekt ze regelmatig op evenementen.
In Geldrop zijn er verschillende hanggroepen. Een enkele groep hiervan drinkt ook regelmatig doordeweeks alcohol en gebruikt softdrugs (blowen). De groepen die zich bezighouden met alcohol en softdrugs zijn tussen de 18 en de 22 jaar. Van 1 groep is het bekend dat ze zich bezighouden met alcohol, soft- èn harddrugs. Ook deze groep is tussen de 18 en 22 jaar. Het gebruik van de harddrugs is minimaal en alleen in het weekend, vooral op feestjes. Dit harddruggebruik is niet wekelijks. Omdat het in het weekend en niet op straat gebeurt heeft het jongerenwerk op dit gebruik weinig zicht. Bij het jongerenwerk is het slechts bekend uit verhalen. Het softdrugs- en alcoholgebruik is net als bij de andere groepen wel wekelijks en zichtbaar bij het jongerenwerk.
De VWA heeft ten behoeve van toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet in de afgelopen jaren diverse controles uitgevoerd in Geldrop - Mierlo en met name bij evenementen. Eén organisatie is twee opeenvolgende jaren bekeurd voor het schenken van alcohol aan personen onder de 16 jaar c.q. het niet vragen van legitimatie aan deze doelgroep. In de periode 2009 t/m 2011 hebben er in Geldrop-Mierlo 77 inspecties door het VWA plaatsgevonden, waarbij diverse overtredingen op grond van de Drank- en Horecawet zijn geconstateerd:
Daarnaast heeft de gemeente en/of politie de afgelopen jaren verschillende controles uitgevoerd, veelal naar aanleiding van meldingen. Veel meldingen konden worden opgelost middels mediation, waardoor het niet nodig was een formeel handhavingstraject op te starten. In een aantal andere gevallen heeft het geleid tot een handhavingstraject.
In eerste instantie richten wij ons op ontvangen klachten of meldingen, daarnaast ontwikkelen wij ook eigen intiatieven. De meeste klachten over de Horeca gaan meestal over muziekgeluid, stemgeluiden van klanten, sluitingstijden, gebruik terrassen en tijdens evenementen. Wij letten daarnaast op bijvoorbeeld de naleving van de Drank- en Horecavergunning, schijnbeheer van de eigenaren/uitbaters en illegale activiteiten. Wij belonen goed gedrag en zijn daarom niet altijd proactief aanwezig. Echter, indien een horecagelegenheid problemen oproept bij ons of de omgeving, gaan wij hier mee verder. Bijvoorbeeld wanneer een evenement of activiteit in het recente verleden problemen heeft opgeleverd dan nemen we vaak vooraf contact op met de organisatie en worden de ervaringen meegenomen in de evaluaties. Op deze wijze wordt bewustheid bij de Horeca verhoogd, wordt duidelijk waar partijen problemen mee hebben en worden de vergunningen of ontheffingen aangepast. Ook zijn controles verricht om inzicht te krijgen in hoe de Horeca omgaat met de geluidsnormen.
Dat wij het gesprek aangaan met partijen wil niet zeggen dat we niet daadkrachtig handhaven, want de problemen worden opgelost, desnoods door het sluiten van een horecagelegenheid.
Wij werken nauw samen met de politie. De politie heeft middels haar meldkamer en surveillances een goed zicht op wat speelt in de gemeente en worden vaak als eerste met een bepaalde klacht of situatie geconfronteerd.
In 2006 is in Zuidoost Brabant gestart met het vierjarige project ‘Laat je niet Flessen!’. Alle gemeenten nemen deel aan dit project en hebben gezamenlijk de handen ineen geslagen om het alcoholgebruik onder jongeren in onze regio fors terug te dringen. Er is expliciet gekozen voor de aanpak van alcoholgebruik omdat uit de GGD monitor naar voren kwam dat de alcoholproblematiek in deze regio vele malen hoger lag dan het landelijk gemiddelde. Bovendien vraagt de aanpak van alcoholgebruik extra inzet omdat alcoholgebruik enorm ingeburgerd en algemeen geaccepteerd is.
Het project met een looptijd vanaf 2006 tot en met 2009 kende de volgende hoofddoelstellingen:
Binnen dit project is gekozen voor een omgevingsbenadering waarbij met name volwassenen (ouders, horeca, supermarkten, jongerencentra, sportkantines en scholen) benaderd werden.
Het project is jaarlijks geëvalueerd en de effecten ervan zijn gemeten door middel van bijvoorbeeld nalevingsonderzoeken. Inmiddels is gebleken dat de ingezette acties effect hebben gehad. Daarom is in 2009 besloten om het project ‘Laat je niet Flessen!’ te verlengen met de volgende projectperiode: 2010-2013. Een samenvatting van een tweetal onderzoeken (2009 en 2011) naar het drankgebruik onder jongeren is opgenomen in bijlage II. Daarnaast is in bijlage II ook een samenvatting opgenomen van een nalevingsonderzoek doorschenken (‘doortaponderzoek’) uitgevoerd in de regio in de winter van 2012/2013. Bij deze laatste moet wel vermeld worden dat er geen gelegenheden in Geldrop-Mierlo zijn bezocht. De resultaten geven echter wel een goede indicatie.
De uitwerking van de nieuwe strategische visie van de gemeente ‘Zorg, sport en in beweging’ loopt als een rode draad door alles wat we in onze gemeente doen, dus ook in dit Drank- en Horecabeleid. Wij willen uitdragen dat in het belang van Zorg, sport en in beweging een goede alcoholregulering en een gezonde horecabranche noodzakelijk zijn.
Het reguleren van de horeca en alcohol in onze gemeente heeft diverse raakvlakken met het doorontwikkelen van de Strategische Visie. Alcoholmisbruik en de daarmee gepaard gaande overlast heeft invloed op de gezondheid (zowel fysiek als geestelijk) van onze inwoners. Daarmee is er een directe link met de strategische visie (‘Zorg’). Sportverenigingen krijgen daarnaast specifieke aandacht in de implementatie van de nieuwe Drank- en Horecawet, omdat de nieuwe Drank- en Horecawet de gemeenteraad verplicht via een verordening regels op te stellen voor paracommerciële rechtspersonen. Daarbij heerst er in onze gemeente geen uitgaanscultuur voor jongeren, maar zijn jongeren echter wel vaak te vinden bij (sport)verenigingen.
Belangrijk uitgangspunt van de implementatie van de nieuwe Drank- en Horecaverordening en het Drank- en Horecabeleid is dat dit in gezamenlijk overleg met belanghebbenden gebeurt. Uitgangspunt is: geen regels opleggen daar waar geen problemen zijn en geen regels opleggen die niet handhaafbaar zijn. Dit wordt ook uitgedragen naar de ondernemers, vrijwilligers en inwoners, waarbij duidelijk wordt aangegeven dat wij dan wel verwachten dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid nemen en zelf initiatief nemen om alcoholmisbruik en de daarmee gepaard gaande overlast te voorkomen. We hopen daarmee mensen in beweging te krijgen. Er is dus niet alleen aandacht voor initiatieven van de gemeente, maar ook aandacht voor initiatieven van ondernemers, vrijwilligers en inwoners. In onze gemeente zijn er al een aantal ‘best-practices’ te benoemen:
Het voorgaande betekent voor het Drank- en Horecabeleid dat wij ons met name richten op ‘de voorkant’. De kernwoorden hierbij zijn stimulatie en preventie. Met stimulatie bedoelen we enerzijds het in beweging krijgen van mensen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en anderzijds het stimuleren van de gewenste horecafunctie via diverse (al lopende) initiatieven. Met preventie bedoelen we het voorkomen van overlast, hinder en gezondheidsschade (o.a. als gevolg van drankmisbruik). Deze stimulatie & preventie wordt bereikt door het inzetten van een drie sporen beleid:
Øpubliek draagvlak & voorlichting
Met het creëren van draagvlak voor dit Drank- en Horecabeleid wordt een norm gecreëerd in onze gemeente. Deze norm heeft een preventieve werking (‘sociale controle’), maar kan er ook voor zorgen dat mensen in beweging komen (‘domino effect’ bijvoorbeeld in het proces ‘invoeren convenanten’)
Als op een zichtbare manier toezicht wordt gehouden gaat hier een preventieve werking vanuit. Als er gehandhaafd wordt naar aanleiding van een overtreding geeft dit een signaal af, wat ook weer een preventieve werking heeft. Daarnaast kan dit mensen stimuleren om meer hun eigen verantwoordelijkheid te nemen door maatregelen te nemen, waarmee ze de kans op overtredingen zelf kunnen verminderen.
Met regelgeving wordt duidelijk gemaakt wat wel en niet kan in onze gemeente. Wanneer mensen goed op de hoogte zijn van wat wel en niet mag en ook weten wat er gebeurt als ze zich hier niet aan houden, zullen ze zich eerder aan de regels houden. Daarnaast kan regelgeving gebruikt worden om kansen te creëren om bijvoorbeeld de gewenste horecafunctie te stimuleren.
Een succesvolle stimulatie & preventie kan dus alleen bereikt worden door een goede samenhang, afstemming en samenwerking te creëren tussen publiek draagvlak & voorlichting, regelgeving en toezicht & handhaving, zoals uit onderstaande figuur blijkt. Hiermee wordt ook duidelijk dat een succesvolle stimulatie & preventie niet alleen van ‘de voorkant’ af afhangt.
Elke gemeente heeft voor de leefbaarheid en levendigheid binnen haar centra een bepaalde massa aan voorzieningen nodig. Horeca (zowel regulier als paracommercieel) is daar een onderdeel van. De horeca vervult een belangrijke sociale functie en is een belangrijke bindende factor in het sociaaleconomisch leven in de gemeente Geldrop-Mierlo. Zij vormt als het ware de maatschappelijke huiskamer. Ze biedt aan veel mensen werk en vervult een rol van betekenis in de winkel- en ontmoetingsfunctie van de gemeente. Bezoekers moeten erop kunnen rekenen dat zij in goede handen zijn. De horeca is ook van belang voor de toeristen die jaarlijks onze gemeente bezoeken.
Op dit moment is het reguliere horeca-aanbod in Geldrop-Mierlo toereikend om in de (minimaal) vereiste mate van leefbaarheid en levendigheid te kunnen voorzien. Op termijn kan het wenselijk zijn om op beperkte schaal uitbreiding van het aanbod toe te staan om dit niveau te kunnen handhaven.
Gegeven de toeristisch-recreatieve opgave van Geldrop-Mierlo moet de gemeente ervoor kiezen zich sterker te gaan profileren op dit gebied. Bij een sterkere toeristische functie hoort ook een passend voorzieningenaanbod. Een verbeterd regulier horeca-aanbod maakt hiervan onderdeel uit. Verbetering van het aanbod betreft een verbetering van de situering en het type aanbod, maar ook verbetering van de kwaliteit van het bestaande aanbod.
Om het reguliere horeca-aanbod te versterken zal moeten worden gezocht naar een gemeenschappelijke deler. Deze gemeenschappelijke factor kan worden gezocht in het afstemmen op een bepaalde doelgroep of in organisatie van evenementen. Denk hierbij ook aan de uitwerking van de nieuwe Strategische Visie in onze gemeente: ‘Zorg, sport en in beweging’. Dat geldt specifiek voor de beide centra. Samenwerking tussen de ondernemers en met andere organisaties is daarbij cruciaal. Ook zorgt samenwerking tussen de reguliere horeca en vrijwilligersorganisaties rondom bepaalde feesten, activiteiten of evenementen zoals Carnaval en de Kennedymars voor meer aantrekkingskracht van bezoekers.
De clustering in de centra moet verder worden doorgevoerd. Indien mogelijk kunnen in Mierlo een of meerdere cafés naar het centrum worden verplaatst. Extra daghoreca is hier wenselijk om het winkelende publiek te voorzien van een versnapering. In Geldrop is een goede ontwikkeling waarneembaar met de groei in de afgelopen jaren van het aantal horecagelegenheden op het horecaplein. In de rest van het centrum kan daghoreca worden toegevoegd.
De jongeren uit de gemeente hebben te weinig mogelijkheden om uit te gaan binnen Geldrop-Mierlo. Om de horeca compleet te maken zou het goed zijn om ook op deze doelgroep gerichte horeca toe te voegen. Gezien de gezamenlijke taak om alcoholmisbruik te voorkomen moeten via stimulatie & preventie dan wel de goede voorwaarden geschept worden.
De overnachtingsmogelijkheden in beide kernen zijn in principe voldoende, toch moeten mogelijkheden voor Bed & Breakfasts worden geboden, om daarmee een ander type publiek binnen te halen.
Behalve de reguliere horeca speelt ook de paracommerciële horeca een belangrijke rol in onze gemeente. Deze vaak door vrijwilligers gedreven verenigingen zijn voor een deel afhankelijk van de kantine omzet en voor de vele vrijwilligers en leden van verenigingen is het een fijne ontmoetingsplek. Het is een gegeven dat er vaak spanning heerst tussen de reguliere horeca en de paracommerciële horeca. Het is daarom belangrijk dat er een goede balans wordt gezocht tussen de reguliere horeca en de paracommerciële horeca. Een belangrijk aandachtspunt dat daarbij in gedachten moet worden gehouden is dat de reguliere horeca geheel afhankelijk is van de horeca omzet. Zij ontleent haar bestaansrecht aan de horecafunctie, het is de hoofdactiviteit. Voor de paracommercie is en blijft de horecafunctie ondersteunend aan de hoofdactiviteit.
3.1.3.Veilige woon-, werk- en leefomgeving
Op een aantal terreinen heeft de gemeentelijke overheid een regulerende taak, met name daar waar het gaat om zaken als openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Soms zijn deze taken wettelijk opgelegd, soms is er sprake van beleidsvrijheid voor de gemeente. Waar er sprake is van beleidsvrijheid is het streven om geen onnodige regelgeving op te stellen. Bij het opstellen, aanpassen en actualiseren van regels zullen dan ook telkens de volgende vragen gesteld moeten worden:
Daarnaast past dit binnen het besluit van de raad van onze gemeente van 29 juni 2009 om de Visie dienstverlenend reguleren vast te stellen en de Richtlijn (beheer) verordeningen.
De positieve bijdrage van de horeca (zowel regulier als paracommercieel) is niet vanzelfsprekend. De positieve bijdrage kan omslaan in het tegendeel als de horeca te veel overlast en hinder veroorzaakt. Dit is in veel gevallen het gevolg van overmatig alcoholgebruik. Dit overmatig alcoholgebruik vindt echter niet alleen plaats bij de horeca, maar ook op andere plekken. Alcohol is namelijk niet alleen verkrijgbaar bij de horeca, maar ook bij slijterijen en supermarkten.
Onze visie op een veilige woon-, werk- en leefomgeving gaat uit van een gezamenlijkeverantwoordelijkheid. We delen ons gemeentelijke aandeel hierin met onze burgers, die zelf ookeen stuk kunnen bijdragen aan veiligheid, met professionele partners, bedrijven en instellingen.We mogen daarin iets van elkaar verwachten. Veiligheid maak je met elkaar, en niet alleen doorregels op te leggen. Het is zeker zo belangrijk dat het besef binnen deze partijen moet groeien datje voor een veilige en aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgeving iets moet doen.Dat doén betekent dat de gemeente niet alleen als handhavende overheid moet optreden, maar
ook als betrokken en meedenkende partij in de veiligheidsketen. Het betekent ook, dat de partnersactief betrokken mogen zijn bij de veiligheid van hun eigen woon-, werk- en leefomgeving.Dat kan ‘aan de voorkant’ zijn (proactief), of ‘aan de achterkant’ (repressief). Hoe minder repressie
nodig is, hoe beter. Daar is de integrale handhaving in de afgelopen periode ook op gerichtgeweest en wordt zo ook verder doorontwikkeld, zo blijkt uit de voorgaande tekst uit ons Handhavingsbeleid. Uit een evaluatie van het project ‘Laat je niet flessen’ blijkt dat dit ook resultaten oplevert.
Dit integraal Drank- en Horecabeleid heeft als centraal doel de gewenste horecafunctie te stimuleren en overlast, hinder en gezondheidsschade (o.a. als gevolg van drankmisbruik) te voorkomen door middel van:
Om dit te kunnen bewerkstelligen zal de gemeente in gezamenlijke verantwoordelijkheid met de belanghebbende partijen:
een kwalitatieve versterking van de horecastructuur in de gemeente stimuleren. Naast de regulerende rol heeft de gemeente namelijk ook een ondersteunende rol. De gemeente dient een positieve bijdrage te leveren aan een goed ondernemersklimaat voor de horeca door een aantrekkelijke inrichting van de openbare ruimte, door het organiseren van evenementen te ondersteunen en door het versterken van de recreatieve en toeristische aantrekkelijkheid van deze gemeente.
Om de voorgaande doelstellingen te behalen zullen in de periode 2014-2018 een aantal concrete acties uitgevoerd moeten worden die in de hoofdstukken 4 t/m 6 verder toegelicht worden. Samengevat wordt ernaar gestreefd om de volgende resultaten te behalen in de periode 2014-2018:
In een later stadium van de implementatie van dit Drank- en Horecabeleid, na de eerste ervaringen, kunnen we gewenste cijfermatige resultaten opstellen, bijvoorbeeld met betrekking tot het aantal overtredingen, het drankgebruik onder jongeren en het draagvlak voor drankgebruik onder jongeren.
4.1.Publiek draagvlak en voorlichting
4.1.1.Centrum voor Jeugd en Gezin
Vanaf 2011 wordt het project ‘Laat je niet flessen!’ in Geldrop-Mierlo uitgevoerd door het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De interventies die in onze gemeente worden uitgevoerd zijn gericht op ouders van kinderen en jeugdigen zodat zijzelf in staat zijn om het drankgebruik van hun kinderen in goede banen te leiden. Veel ouders bagatelliseren nog steeds hun eigen invloed op het middelengebruik van hun kind. Kinderen denken daarom dat hun ouders hun gedrag goedkeuren. Ouders onderschatten bijvoorbeeld de hoeveelheid drank, die door hun kind gebruikt wordt gemiddeld met een factor 3. In bijlage II staan de resultaten opgenomen van de verscheidene onderzoeken die zijn uitgevoerd om de effecten van het project ‘Laat je niet flessen’ te meten. In bijlage III is aangegeven welke interventies in 2012 zijn uitgevoerd in Geldrop-Mierlo. Zo vond eind 2012 een actie plaats op het Strabrecht College, waarbij jongeren zijn geïnformeerd over de gevolgen van de wijzigingen van de Drank- en Horecawet.
In het najaar van 2011 hield de GGD Brabant-Zuidoost een groot onderzoek onder jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 18 jaar. De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat jongeren in Zuidoost-Brabant later beginnen met hun eerste glas alcohol. Jongeren vanaf 16 jaar weten echter nog steeds onvoldoende maat te houden. Wel is het alcoholgebruik beneden de 16 jaar sterk gedaald. GGD Zuidoost-Brabant concludeert uit de bovenstaande cijfers dat het alcoholpreventiebeleid zijn vruchten afwerpt. GGD Zuidoost-Brabant geeft wel aan dat aandacht voor alcoholpreventie noodzakelijk blijft en adviseert te blijven investeren in alcoholpreventie bij de jeugd om het drinken van het eerste glas alcohol zo lang mogelijk uit te stellen. Het project ‘Laat je niet Flessen!’ loopt tot en met het jaar 2013. In bijlage III zijn de interventies opgenomen die gepland staan voor 2013. Deze interventies zijn het resultaat van een samenwerking tussen de GGD, Novdic Kentron, het CJG en de gemeente.
In 2013 wordt het project ‘Laat je niet Flessen’ structureel geborgd binnen het CJG. Er zal ieder jaar door het CJG in samenwerking met betrokken partijen een activiteitenplan opgesteld worden. In dit jaarlijks activiteitenplan worden interventies opgenomen die in ieder geval gericht zijn op:
Een goede communicatie over de leeftijdverhoging van 16 naar 18 jaar zal een belangrijk aspect worden in de op te zetten interventies. Er wordt bekeken in hoeverre het mogelijk is het één en ander in samenwerking met een aantal andere gemeenten op te zetten.
Gemeenten, (horeca)ondernemers, verenigingen en politie kunnen met elkaar zorgen voor een veilig en sfeervol woon- en leefklimaat. Tussen deze partijen dient onderling daarom op open wijze samengewerkt en gecommuniceerd te worden. Het gedrag van mensen kan verbeterd worden door het treffen van maatregelen ter bestrijding van ernstige of herhaalde overlast.
Om het nemen van eigen verantwoordelijkheid vorm te geven zal door de verschillende betrokken branches in samenwerking met de gemeente getracht worden een viertal convenanten op te stellen:
In de convenanten worden afspraken gemaakt over de doelstellingen en de acties die worden ondernomen. Denk hierbij aan het gebruik maken van eenduidig communicatiemateriaal, het vragen van legitimatie onder de 23 jaar, organiseren van workshops/presentaties/voorlichtingsavonden/nieuwsbrieven voor eigen medewerkers/vrijwilligers/ouders van leden, promoten alcoholvrije alternatieven, etc.
Deelnemers aan dit convenant genieten bepaalde voordelen. Behalve dat ze hiermee een belangrijke rol spelen in het uitdragen van de norm: ‘onder 18 geen alcohol’, laten ze hiermee zien dat ze het belangrijk vinden hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en zelf een bijdrage te leveren aan een veilig en sfeervol woon- en leefklimaat. Daar waar partijen hun eigen verantwoordelijkheid nemen zal het voor de gemeente minder noodzakelijk worden bepaalde regelgeving in te voeren en zal ze minder hoeven te handhaven. Tijdens het proces ‘invoeren convenanten’ zal daarom bekeken worden welke beloning de gemeente hier tegenover kan stellen, bijvoorbeeld door middel van het verminderen van de toezichtcontroles en/of het inzetten van bepaalde sanctiemiddelen bij overtredingen of in vorm van verenigingsondersteuning
4.1.3.Uitdragen gewenste horecafunctie
Het is belangrijk dat onze visie (o.a. verbeterd kwalitatief horeca aanbod en clustering centra) op de horecafunctie in Geldrop-Mierlo en de doelstellingen die we daaromtrent hebben geformuleerd goed naar voren komt in alle uitingen die gedaan worden. Dit geldt voor zowel de interne afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie als de andere belanghebbende partijen. Dit gaan we onder andere doen via:
Op horecabedrijven zijn veel complexe wettelijke regels van toepassing. Het betreft regelingen van zowel het rijk als de gemeente, die apart tot stand zijn gekomen en onderling soms niet, of onvoldoende op elkaar zijn afgestemd. Dit heeft ondermeer tot gevolg dat in diverse regelingen verschillende definities worden gehanteerd voor het begrip horeca. De uitvoering van de wetten is neergelegd bij verschillende instanties. Een (startende) horecaondernemer kan meer informatie vinden op www.antwoordvoorbedrijven.nl. Hierop staat onder andere een stappenplan waarmee een ondernemer snel te weten kan komen aan welke verplichtingen hij moet voldoen. Ook de Kamer van Koophandel kan hierin helpen.
In dit Drank- en Horecabeleid wordt gesproken over de term horecagelegenheid. Hieronder wordt verstaan: “de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken, of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse en/of elders dan ter plaatse, worden bereid of verstrekt. Onder een horecagelegenheid wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, afhaalcentrum, buurthuis of clubhuis. Onder horecagelegenheid wordt tevens verstaan een bij deze gelegenheid behorend terras en andere aanhorigheden”.
Deze definitie sluit aan bij de omschrijving van het begrip ‘horecagelegenheid’ in de Drank- en Horecaverordening. Op 29 juni 2009 is door de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo de Visie dienstverlenend reguleren vastgesteld. Dienstverlenend reguleren betekent in onze gemeente onder andere: ‘goede regels zijn klantgericht’. Door alle horeca en drank gerelateerde bepalingen samen te brengen in één verordening (en dus uit de APV te halen) creëren we meer duidelijkheid voor ondernemers en burgers dan wanneer ze de verschillende regels in verschillende documenten moeten gaan zoeken. Daarnaast zijn een aantal regels aangepast en een aantal artikelen toegevoegd om zaken te verduidelijken.
Er is een onderscheid te maken in reguliere horeca (commercieel) en paracommerciële horeca (niet commercieel). Het is van belang hier te melden dat de Drank- en Horecaverordening en dit Drank- en Horecabeleid verder gaat dan alleen een uitwerking van de Drank- en Horecawet. Het gaat in dit beleid ook om de zogenaamde ‘droge horeca’ en andere drankverstrekkers.
Horecagelegenheden zijn voor publiek toegankelijke plaatsen. De burgemeester is verantwoordelijk voor het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven in de openbare ruimte en in voor publiek toegankelijke inrichtingen. Met de geldende wetten, de Drank- en Horecaverordening en het Drank- en Horecabeleid heeft de gemeente instrumenten in handen om de openbare orde te handhaven en de woon- en leefomgeving te beschermen. Alcoholhoudende drank wordt echter niet alleen geschonken en gedronken in horecagelegenheden, maar ook thuis of op straat na deze gekocht te hebben in supermarkten of slijterijen. De portefeuillehouder die over volksgezondheid, welzijn en jongeren gaat speelt daarom ook een belangrijke rol in het uitdragen van dit Drank- en Horecabeleid. Daarnaast speelt de portefeuillehouder die over economische zaken en recreatie & toerisme gaat een belangrijke rol in de implementatie van de Drank- en Horecaverordening en het Drank- en Horecabeleid.
In bijlage IV wordt een overzicht op hoofdlijnen gegeven van het geldende juridische kader die specifiek voor de gemeente relevant is. Aandacht wordt besteed aan zowel geldende landelijke regelgeving als gemeentelijke regelgeving en gemeentelijke (stimulerende) initiatieven die bijdragen aan de visie en doelstellingen van dit beleid. Zo kennen wij in de gemeente Geldrop-Mierlo zowel een Drank- en Horecavergunning als een exploitatievergunning. Hier zullen ook de gemeentelijke lopende initiatieven en projecten benoemd worden die een bijdrage leveren aan de gewenste horecafunctie.
Daarnaast zijn er aanvullende regels voortvloeiend uit deze bestaande landelijke en gemeentelijke regelgeving.
4.2.2.Ondersteunende horeca en paracommercie
Ondersteunende horeca is geen nieuw verschijnsel. Al langer bekend zijn het café in musea, theaters, sportgelegenheden en buurthuizen. Ondersteunende horeca is de vorm van horeca waarbij etenswaren en/of dranken tegen betaling worden verstrekt voor gebruik ter plaatse in een zaak die geen (planologische) voorbestemming horeca heeft. De horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit, maar er gelden dezelfde regels die voor de horecavestiging in zijn algemeenheid gelden.
Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen commerciële bedrijven en stichtingen en verenigingen. Wanneer wij spreken van ondersteunende horeca bij verenigingen en stichtingen wordt dit paracommercie genoemd, omdat deze (financiële) ondersteuning krijgen.
Waar het om commerciële bedrijven gaat, zoals sportscholen en detailhandel, wordt dit gewoon overige ondersteunende horeca genoemd.
Een paracommerciële rechtspersoon is een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;
Van paracommercie is sprake als een vorm van oneerlijke concurrentie ontstaat door stichtingen en verenigingen die buiten hun hoofddoelstelling om horecadiensten aanbieden aan het publiek, waarbij gebruik gemaakt wordt van directe of indirecte voordelen zoals subsidiëring, fiscale vrijstellingen of het werken met vrijwilligers.
Zowel de reguliere horeca als het verenigingsleven vervult een belangrijke functie voor de leefbaarheid van de kern. Een aantal stichtingen en verenigingen in Geldrop-Mierlo verstrekt alcoholhoudende drank als nevenactiviteit. De inkomsten die gegenereerd worden uit de aangeboden horecadiensten zijn een extra bron van inkomsten. Gezocht moet worden naar een goede balans zodat ongewenste concurrentie wordt voorkomen maar er wel mogelijkheden liggen om de kas te versterken. De activiteiten moeten vallen binnen de doelstelling van de vereniging/stichting.
Met de nieuwe Drank- en Horecawet is de verplichting ontstaan voor de gemeenteraad om een verordening vast te stellen waarin regels zijn opgenomen ten aanzien van paracommercie. Deze regels zijn opgenomen in de Drank- en Horecaverordening gemeente Geldrop-Mierlo 2014.
Op het moment dat de paracommerciële verordening wordt vastgesteld vervallen de voorschriften en beperkingen die aan een paracommerciële vergunning gekoppeld zijn. De bepalingen uit de verordening gaan boven hetgeen dat bepaald is in de vergunning.
De beperkende voorwaarden uit de Drank- en Horecawet en de Drank- en Horecaverordening worden hieronder verder uitgewerkt, met het doel voor alle belanghebbenden duidelijkheid te verschaffen over wat wel en niet mag. Vooropgesteld wordt dat er met de hieronder aangegeven activiteiten geen limitatieve opsomming wordt gegeven. Er kunnen dus andersoortige activiteiten bestaan die hierin niet zijn opgenomen, maar wel gelden als paracommercieel. De toelaatbaarheid van deze activiteiten moet worden beoordeeld naar de omstandigheden van het geval en moet worden bezien in de geest van de verordening en het beleid.
Aangegeven is welke activiteiten rechtstreeks toelaatbaar zijn en welke met toestemming van de burgemeester zijn toegestaan (artikel 4, lid 4 Drank- en Horecawet). Er zal worden opgetreden indien de gemeente van mening is dat de feesten (activiteiten) die worden georganiseerd bij verenigingen onder de noemer ledenwerving, kampioensfeest of jubileum, niet dat doel hebben.
Artikel 4, lid 4 Drank- en Horecawet
Dit artikel stelt dat de burgemeester met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen ontheffing kan verlenen van de bij of krachtens dit artikel gestelde regels.
Slechts na voorafgaande schriftelijke toestemming van de burgemeester is voor een paracommerciële rechtspersoon maximaal 1 open activiteit per jaar, die maximaal een aaneengesloten periode van twaalf dagen duurt en welke voor iedereen toegankelijk is, toegestaan. Er wordt geen ontheffing verleend voor bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen.
De aanvraag moet minstens 4 weken voor de activiteit worden ingediend. Dit is in aanvulling op de toegestane activiteiten zoals deze hieronder zijn vermeld.
Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard
Dit gaat om sportkantines van de diverse sportverenigingen die de gemeente rijk is. Hierbij willen wij nadrukkelijk melden dat het om verenigingen gaat en niet om commerciële sportcentra, zoals sportscholen of tennisbanen. Dit zijn commerciële bedrijven. Voor deze groep gelden de regels van overige ondersteunende horeca.
De volgende activiteiten zijn toegestaan:
Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-culturele aard
Sociaal-culturele accommodaties zijn verenigingsgebouwen van sociaal-culturele verenigingen. Hierbij worden ook kerken gerekend. Uitgangspunt is dat de verenigingen van wie deze gebouwen zijn activiteiten organiseren voor hun leden. Het belangrijkste voorbeeld hiervan zijn gebouwen van de wijkverenigingen.
De volgende activiteiten zijn toegestaan:
Binnen de groep van sociaal-culturele instellingen is een bijzondere groep accommodaties aangewezen. Dit betreft de groep multifunctionele accommodaties. In Geldrop-Mierlo zijn op dit moment vijf van deze multifunctionele accommodaties. Dit zijn Hofdael, Gemeenschapshuis Zesgehuchten, Tournooiveld 10, Loesje en Het Patronaat. Dit zijn accommodaties die niet alleen op een wijk zijn gericht en die geen vaste wijkvereniging als gebruiker hebben.
Deze accommodaties worden beheerd door zogenaamde beheersstichtingen (behalve Hofdael). Deze stichtingen hebben geen leden, zoals wijkverenigingen. De beheersstichtingen streven er naar om de gebouwen te verhuren. Doordat deze stichtingen alleen beheren en er geen sprake is van een vereniging met leden is het minder duidelijk wanneer er sprake is van een besloten activiteit. Bij het verhuren van ruimtes zullen deze beheersstichtingen zelf zeer alert moeten zijn of er geen sprake is van overtredingen in verband met paracommercie. Uitgangspunt blijft dan ook dat het om besloten activiteiten moet gaan die niet in de privésfeer liggen. Wanneer deze accommodaties worden verhuurd gelden dezelfde uitgangspunten als bij gewone sociaal-culturele accommodaties.
Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van educatieve aard
Dit gaat hier met name om (school)gebouwen die zich richten op volwassen onderwijs.
De navolgende activiteiten zijn toegestaan:
Voor alle bovengenoemde instellingen geldt dat indien de activiteit een besloten karakter heeft, het is toegestaan per medewerker, vrijwillliger, sponsor of lid één introducé mee te nemen naar de bijeenkomst.
We benadrukken hierbij de verhoging van de leeftijd van 16 naar 18 jaar. Middelbare scholen zullen hier rekening mee moeten houden met het organiseren van bijvoorbeeld schoolfeesten voor leerlingen en een sportdag voor leerlingen en leraren.
Ter beschikking stellen van accommodaties
Een bijzonder aandachtspunt vormt de groep accommodaties die verhuurd worden aan derden. Voor hen gelden de volgende regels:
Het is toegestaan om een paracommerciële accommodatie te verhuren aan sportverenigingen en sociaal-culturele verenigingen die niet over een eigen clubgebouw of kantine beschikken ten behoeve van paracommerciële activiteiten. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld de Lopersgroep LOGO. De volgende activiteiten zijn in deze gevallen toegestaan:
Voor deze activiteiten geldt dat de activiteiten een besloten karakter moeten hebben. Wel is het toegestaan per medewerker, vrijwilliger, sponsor of lid één introducé mee te nemen naar de bijeenkomst.
De beheerder van de kantine of het clubhuis is als vergunninghouder verantwoordelijk voor de gang van zaken bij deze feesten.
Het Bureau Eerlijke Mededinging (BEM) is opgericht op 1 januari 2000. Dit bureau houdt zich bezig met oneerlijke concurrentie in de horeca. Het BEM houdt hierbij scherp in de gaten of de gemeente zich houdt aan de regels van de paracommercie. Zij vragen regelmatig om handhavend op te treden tegen paracommercie.
Naast de paracommercie zijn er ook andere gevallen denkbaar waarbij er sprake is van ondersteunende horeca-activiteiten. Het verschil met paracommercie en deze vormen van ondersteunende horeca is dat het in deze gevallen gaat om commerciële bedrijven. Deze bedrijven hebben naast hun hoofdactiviteit kleinere horeca-activiteiten.
Deze instellingen vallen niet onder regelingen die gelden voor paracommerciële rechtspersonen.
Voorbeelden van deze overige ondersteunende horeca zijn:
Het gaat hier om winkels in zowel de food als de non-food sector. Een koffiecorner bij een bakker of een boekwinkel.
ØSportscholen, dansscholen, andere particuliere sportinstellingen;
Naast sportverenigingen zijn er in Geldrop-Mierlo ook particuliere sportinstellingen. Deze vallen niet onder de paracommerciële instellingen, omdat het geen verenigingen of stichtingen betreft. Voorbeelden hiervan zijn sportscholen, maneges of dansscholen. Deze instellingen hebben vaak een bargedeelte. Dit valt ook onder de overige ondersteunende horeca.
Een bijzondere instelling in de gemeente Geldrop-Mierlo waar ook sprake is van ondersteunende horeca is het St. Anna ziekenhuis.
De algemene regelgeving t.a.v. de Drank- en Horecawet, ARBO etc. is – evenals bij de zelfstandige horeca- ook op overige ondersteunende horeca van toepassing. Om overige ondersteunende horeca te formaliseren, wordt door criteria onderscheid gemaakt ten opzichte van de zelfstandige horeca.
De gemeente heeft een positieve houding ten opzichte van overige ondersteunende horeca. De overige ondersteunende horeca kan leiden tot meer levendigheid in het centrum. Wij willen dan ook niet teveel extra voorwaarden verbinden aan de vestiging van overige ondersteunende horeca. Wel moet duidelijk zijn dat de horeca-activiteiten ondersteunend zijn aan de hoofdactiviteiten. Overige ondersteunende horeca is mogelijk mits:
* De horeca-activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
Het moet duidelijk gaan om ondergeschikte horeca-activiteiten. Indicatie hiervoor is de grootte van het horecagedeelte. Wanneer een inrichting voor meer dan 30% uit een horecagedeelte bestaat kan in beginsel niet meer worden gesproken van ondersteunende horeca. Dan is er sprake van een regulier horecabedrijf.
* De horeca-activiteit moet naar aard ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit.
* De openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
Wanneer binnen een winkel sprake is van kleinschalige horeca-activiteiten dan zullen de openingstijden van het horecagedeelte gelijk zijn aan die van de winkel. Ook wordt aansluiting gezocht bij de richtlijnen die gelden voor paracommerciële rechtspersonen. Bijvoorbeeld voor dansscholen en sportscholen geldt dan dat de alcoholhoudende dranken één uur voor, tijdens en één uur na de lessen verstrekt mogen worden.
* De toegang tot de horeca-activiteit alléén via de hoofdactiviteit is te bereiken, er is dus geen aparte ingang;
Om te voorkomen dat de ondersteunende horeca-activiteiten als zelfstandige horecagelegenheden kunnen functioneren is deze bepaling opgenomen.
Als aan deze criteria wordt voldaan staat de gemeente in beginsel positief tegenover de vestiging van overige ondersteunende horeca. Zoals gezegd moet een inrichting wel een Drank- en Horecavergunning aanvragen als deze alcoholhoudende drank wil verstrekken.
Wanneer de vestiging van overige ondersteunende horeca leidt tot een grotere overlast voor de omgeving kunnen bij beperkende voorwaarden opleggen. Deze kunnen bijvoorbeeld liggen op het beperken van de openingstijden.
Wanneer u niet over een Drank- en Horecavergunning beschikt kan de burgemeester op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet ten aanzien van het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing verlenen van het verbod om alcohol te schenken. Dit kan bij een in de beschikking aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen, mits de verstrekking geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon die voldoet aan de vereisten genoemd in artikel 35, lid 1.
Deze ontheffing moet u minstens 4 weken van te voren aanvragen bij de gemeente.
Lid 2 van artikel 35 stelt dat aan deze ontheffing voorschriften kunnen worden verbonden. Aan elke ontheffing zal in ieder geval het voorschrift worden verbonden dat per tappunt een persoon aanwezig is met een SVH-diploma. Omdat een artikel 35 ontheffing in principe altijd gebonden is aan een evenement verwijzen wij naar het evenementenbeleid voor meer informatie.
In de Drank- en Horecaverordening een artikel opgenomen, waarin is bepaald dat verboden is op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoude drank bij zich te hebben, behoudens een aantal uitzonderingen (artikel 21). Het college zal deze gebieden via een apart besluit vaststellen, zodat ieder jaar kan worden bekeken of het noodzakelijk is de aangewezen gebieden aan te passen.
een terras alleen eisen stelt die in het kader van de leefbaarheid, openbare orde en veiligheid noodzakelijk zijn. Dit betekent dat terughoudend is omgegaan met het stellen van regels over het meubilair en het onderhoud van het terras. Wij zijn van mening dat een horecaondernemer vanuit commercieel oogpunt voordeel heeft van een terras dat er goed uitziet. Dit geldt ook in mindere mate voor ondersteunende horeca.
Wanneer een terras wordt gevestigd of uitgebreid is een melding noodzakelijk op grond van artikel 3 Drank- en Horecaverordening. Een melding moet schriftelijk worden gedaan. Bij de melding moet een situatietekening gevoegd worden waarop aangegeven staat waar het terras komt te liggen en hoe groot het terras wordt. Voor de duidelijkheid wordt hier vermeld dat voor de exploitatie een melding voldoende is, maar wanneer er drank geschonken wordt een nieuwe Drank- en Horecavergunning moet worden aangevraagd.
Uitgangspunt bij terrassen is dat de gemeente aan de exploitatie van
In de Drank- en Horecawet is expliciet bepaald dat een terras een onderdeel is van het horecabedrijf. Het is om deze reden dat een terras ook moet worden vermeld op de Drank- en Horecavergunning. Er dient een nieuwe Drank- en Horecavergunning aangevraagd te worden indien er sprake is van het oprichten van een terras of veranderingen aan het terras. In artikel 11 van de Drank- en Horecawet staat vermeld dat voor een terras op de openbare weg alleen een vergunning kan worden verleend op plaatsen waar dit uitdrukkelijk door de burgemeester is toegestaan. Omdat in onze gemeente de horeca zeer verspreid is gelegen, is het niet mogelijk om bepaalde zones aan te wijzen waar terrassen zijn toegestaan.
Wanneer de gemeente een evenementenvergunning heeft afgegeven voor een evenement in de directe nabijheid van een terras, kan de ondernemer/ondersteunende horeca verzocht worden om de grootte van het terras aan te passen tijdens het evenement. Als men tijdens een evenement een verruiming van de terrasvoorwaarden wil, dan dient dit aangevraagd te worden. Men kan dan een ontheffing krijgen van artikel 35 van de Drank- en Horecawet om het terras tijdelijk te verruimen. Ook kan men een ontheffing krijgen van het sluitingsuur (artikel 11 Drank- en Horecaverordening).
Er is een aantal voorschriften waaraan terrassen moeten voldoen. In de gemeente Geldrop-Mierlo zijn terrasschermen toegestaan. Echter aan het plaatsen van terrasschermen zijn wel voorwaarden verbonden:
Voor het plaatsen van een terrasscherm zal in veel gevallen een omgevingsvergunning noodzakelijk zijn.
Ook mogen parasols worden geplaatst op de terrassen. Hieraan zijn echter ook voorwaarden verbonden:
Bij het verlenen van een Drank- en Horecavergunning/exploitatievergunning worden de veiligheidsaspecten van de horeca-inrichting, waar het terras onderdeel van uitmaakt door de gemeente gecontroleerd. Hierbij zal onder meer worden bekeken of de aanwezige terrasschermen de vrije doorgang niet belemmeren en of de aanwezige parasols op een veilige wijze staan opgesteld en aan de overige veiligheidseisen voldoen.
Ook voor het plaatsen van een parasol kan een omgevingsvergunning noodzakelijk zijn. In sommige gevallen vereist de vestiging van een terras ook met betrekking tot andere punten een omgevingsvergunning. Dit kan voorkomen bij het plaatsen van windschermen, dan wel bij aanpassingen van de gevel, dan wel wanneer verlichting en/of verwarming aan de gevel boven het terras wordt aangebracht.
4.2.6.Collectieve festiviteiten en incidentele festiviteiten
Wanneer er sprake is van een collectieve festiviteit op grond van artikel 4:2 APV en het bijbehorend uitvoerings- en aanwijzingsbesluit dan mogen de horecagelegenheden een uur langer openblijven. Dit betekent dat op deze dagen de reguliere horecagelegenheden tot 03.00 open mogen blijven. Bij de Kennedymars is hierop een uitzondering gemaakt. De sluitingstijd van reguliere horecagelegenheden is tijdens de Kennedymars gesteld op 04.00, omdat de meeste deelnemers aan de Kennedymars het dorp Mierlo passeren tussen 0.45 uur en 04.00 uur en het dorp Geldrop tussen 03.00 uur en 09.00 uur.
Als dagen waarop de voorschriften 12.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer niet gelden en die aangewezen worden als collectieve festiviteiten, zijn de volgende evenementen aangewezen:
voor de kernen Geldrop en Mierlo:
De aanwijzing als collectieve festiviteit, dus het ten gehore brengen van extra geluid, geldt op zondag t/m donderdag tot 23.30 uur en op vrijdag t/m zaterdag tot 01.00 uur. Deze beperkende bepaling geldt niet voor de Kennedymars.
Daarnaast willen wij de reguliere horeca de gelegenheid geven om naast deze collectieve festiviteiten vijf extra collectieve dagen per jaar langer open te blijven. De voorwaarde hierbij is dat de horeca deze dagen collectief moet aanvragen. Via de horecavereniging kunnen de horecaondernemers jaarlijks vijf dagen aanvragen waarop een verruimde openingstijd geldt. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt per dorpskern. Het kan dus zo zijn dat in Mierlo vijf andere dagen worden aangewezen dan in Geldrop. Tijdens deze vijf dagen geldt dan de sluitingstijd van 03.00 uur. Wanneer de horecavereniging een dergelijke dag wil aanvragen dan dienen zij minimaal vier weken van tevoren een aanvraag in te dienen.
Wanneer sprake is van een collectieve festiviteit betekent dit dat een horeca-exploitant geen incidentele ontheffing (artikel 4:3 APV) voor het overschrijden van de geluidsnormen hoeft aan te vragen voor activiteiten in een horecagelegenheid. Onder een horecagelegenheid wordt verstaan de lokaliteiten zoals die vermeld staan op de aan de exploitant verleende Drank- en Horecavergunning/exploitatievergunning. Wordt dus een extra terras aangevraagd, buiten de grenzen van het reguliere terras, dan valt dat terras buiten de collectieve ontheffing. Dat betekent dus dat voor dat extra terras (geluids)voorschriften worden gesteld, zoals omschreven in het evenementenbeleid.
Gedurende maximaal vijf dagen per kalenderjaar kan voor incidentele festiviteiten worden afgeweken van de geluidsnormen die zijn opgenomen in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) op grond van artikel 4:3 APV. De houder van de inrichting moet hiervan burgemeester en wethouders ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit schriftelijk in kennis stellen via een daarvoor vastgesteld formulier. Het Activiteitenbesluit stelt geen geluidsnormen wanneer een ontheffing is verleend. Daarom stelt artikel 4:3 hiervoor nadere regels.
Het is niet zo dat een vergunning uitsluitend geweigerd kan worden als er een veroordeling van een leidinggevende aan ten grondslag ligt. Behalve naar aanleiding van de resultaten van een BIBOB onderzoek, kan ook slecht levensgedrag een reden zijn (artikel 8 lid 1 Drank- en Horecawet). Of een leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is, is ter beoordeling aan de burgemeester. De veroordelingen die staan genoemd in het Besluit eisen zedelijk gedrag leiden zondermeer tot een weigeringsgrond/intrekkingsgrond als iemand daadwerkelijk is veroordeeld voor één of meer delicten die in het besluit genoemd staan. Anders is het met het criterium van slecht levensgedrag. Daarvoor zijn geen criteria gegeven. Uit de rechtspraak blijkt, dat de (beoogde) leidinggevende voor bepaalde strafbare feiten nog niet veroordeeld hoeft te zijn. De burgemeester kan op basis van ‘andere feiten en omstandigheden’ besluiten de vergunning te weigeren, omdat de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Deze andere feiten en omstandigheden moeten dan wel vermeld zijn in stukken.
Met de wijziging van de Drank- en Horecawet is het toezicht en de handhaving grotendeels overgegaan naar gemeenten. Dit betekent dat het cluster handhaving een grote taak erbij heeft gekregen.
Sinds 2007 heeft de gemeenteraad gekozen voor een wijze van toezicht en handhaving waarbij hetzwaartepunt ligt op het positief beïnvloeden van het naleven van regels door onze inwoners. Ditdoor middel van preventieve handhaving, waarbij repressieve handhaving wordt ingezet om depreventieve inspanningen kracht bij te zetten, en waar nodig het gedrag te dwingen dat wenselijkwordt geacht. Integraal samenwerken en een goede communicatie over de geldende regels zijn daarbij voorwaarden.
Door genoemde partijen te betrekken bevorderen we dat regels ook daadwerkelijk wordennageleefd. Het is van belang dat zij die meedenken en meewerken aan handhaving, een actieve rolspelen bij bijvoorbeeld het uitdragen van de visie, het aanspreken op gedrag en het verder ontwikkelen van zelfredzaamheid. Zo kunnen, mogen, willen we en moeten alle partijen eenbelangrijke rol spelen in de integrale handhavingaanpak.
Een nieuw element in het handhavingsbeleid is ‘premediation’. Doel hiervan is om zonder (juridische) procedures tot resultaten te komen. Dit kost enerzijds minder (juridische) inspanningen. Anderzijds kan hiermee meer begrip gecreëerd waardoor het een bijdrage levert aan het verhogen van het spontane naleefgedrag.
Het uitgangspunt preventieve handhaving vormt de basis voor de wijze waarop in onze gemeente toezicht (paragraaf 4.3.2) en handhaving (paragraaf 4.3.3) wordt uitgevoerd. Daarbij zoeken we ook de samenwerking op met andere gemeenten.
Een ander belangrijk nieuw onderdeel in het huidige handhavingsbeleid is het element ontwikkellocaties. Het gemeenschappelijk doel is het stoppen van een neerwaartse spiraal. Enerzijds door ongewenste situaties op het gebied van veiligheid te beëindigen. En anderzijds is het tegelijk een manier om ruimte te maken voor nieuwe ontwikkelingen die we vanuit onze strategische visie verwelkomen. En waar kwaliteit wordt toegevoegd, ontstaat minder ruimte voor negatieve ontwikkelingen. Positieve ontwikkelingen trekken nieuwe positieve ontwikkelingen aan.
Handhaving is in die zin deel van een groter vliegwiel. Deze nieuwe invalshoek kan een bijdrage gaan leveren aan het stimuleren van de gewenste horeca functie.
Toezicht heeft twee functies. Enerzijds is het, als een overtreding wordt geconstateerd, de eerste fase van een handhavingstraject. Anderzijds heeft het een preventieve werking. Door toezicht gericht in te zetten, kan de pakkans worden vergroot. Vooral bij calculerende overtreders leidt een verhoogde pakkans tot beter nalevingsgedrag. Daarnaast kunnen horecagelegenheden via de toezichthouders gemakkelijk in contact treden met de gemeente als er vragen zijn over wat wel en niet is toegestaan.
Toezicht op horecagelegenheden vindt primair plaats door het cluster Handhaving en de politie. Overdag vinden controles voornamelijk plaats door het cluster Handhaving. In de late avonduren en de nacht ligt het zwaartepunt van het toezicht bij de politie. Regelmatig vinden er echter ook gezamenlijke (integrale) controles plaats, waarbij ook andere partners binnen en buiten de gemeente kunnen aansluiten (bijvoorbeeld de Belastingdienst). Tot slot hebben de partners ook een oog- en oorfunctie voor elkaar. Indien zij iets constateren dat niet tot hun toezichtsdomein behoort, informeren zij de betreffende toezichthoudende partner.
Het toezicht op horecagelegenheden zal steeds risicogerichter plaats vinden. Overlastgevende bedrijven en organisaties (één en ander naar aanleiding van meldingen en klachten) worden vaker gecontroleerd, terwijl horecagelegenheden waarover geen klachten en overtredingen bekend zijn, volgens een reguliere frequentie worden gecontroleerd. Wanneer de overlast door een horecagelegenheid afneemt, zal het ook minder vaak worden gecontroleerd. Hiermee willen we het nemen van eigen verantwoordelijkheid lonend maken. Ook het participeren in een convenant kan eventueel gebruikt worden als beloningsinstrument en de frequentie van toezicht houden en het inzetten van bepaalde sanctiemiddelen beïnvloeden. Dit zal tegelijkertijd met het proces ‘opstellen convenanten’ bekeken worden.
Het is de bedoeling controles zo veel mogelijk integraal uit te voeren. Integraal controleren betekent dat zoveel mogelijk handhavingstaken op elkaar worden afgestemd, bij voorkeur in één controlemoment.
Met het oog op de resultaten van de nalevingsonderzoeken wat betreft het (door)schenken van drank en de plekken waar de jongeren in onze gemeente het meeste te vinden zijn, zullen de reguliere controles vaker plaatsvinden bij paracommerciële horecagelegenheden dan reguliere horecagelegenheden. Momenteel heeft het cluster Handhaving één BOA in dienst die bevoegd is toezicht uit te oefenen op de Drank- en Horecawet. Gezien de kwetsbaarheid hiervan is het streven om middels opleiding gecombineerd met uitbreiding van de formatie binnen het cluster Handhaving een tweede BOA/toezichthouder Drank- en Horecawet aan te stellen. Afhankelijk van goedkeuring hiervan kan de frequentie van de reguliere controles bepaald worden.
Daarnaast loopt op dit moment een traject om te bekijken in hoeverre regionale samenwerking op het gebied van toezicht houden mogelijk en wenselijk is.
4.3.3.Handhaving: Horecastappenplan
De Drank- en Horecawet stelt inzake het verplicht op te stellen preventie- en handhavingsbeleid alcohol dat hierin moet worden opgenomen op welke wijze het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd en welke handhavingsacties in de door het plan bestreken periode worden ondernomen. Dit laatste is vanzelfsprekend afhankelijk van het aantal en de soort overtredingen die geconstateerd gaan worden. Deze paragraaf licht toe hoe het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd en welke handhavingsactie ondernomen wordt als er een overtreding wordt geconstateerd.
Een strikte aanpak van alcoholverstrekkers en horecagelegenheden die zich niet aan de regels houden is van belang voor de openbare orde en veiligheid, een goed woon- en leefklimaat en de ontwikkelingsmogelijkheden van de bonafide horeca-inrichtingen. Deze paragraaf beschrijft de aanpak van overtredingen bij alcoholverstrekkers en overige niet alcohol gerelateerde overtredingen bij horecagelegenheden. Met alcoholverstrekkers wordt in ieder geval bedoeld: reguliere horecagelegenheden, paracommerciële horecagelegenheden, supermarkten, slijterijen en verstrekkers bij bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard (bijvoorbeeld bij evenementen). Deze aanpak is gebaseerd op het Brabants Alcohol- en Horecasanctiebeleid. Dit beleid is een nadere uitwerking van de Brabantse Handhavingstrategie ‘Zo handhaven wij in Brabant’. De aanleiding tot het opstellen van het Brabants Alcohol- en Horecasanctiebeleid is gelegen in de behoefte om te komen tot een uniforme aanpak van overtredingen. Ook onze gemeente heeft besloten dit Brabants sanctiebeleid toe te passen. Een uniforme aanpak heeft immers verschillende voordelen:
Het draagt bij aan het voorkomen van een ‘waterbedeffect’ waarbij alcoholverstrekkers en niet alcohol verstrekkende horecagelegenheden die zich niet aan de regels wensen te houden zich verplaatsen naar een andere gemeente (binnen de regio) omdat overtredingen daar niet of minder streng worden gesanctioneerd;
Daarnaast past dit binnen het besluit van de raad van onze gemeente van 29 juni 2009 om de Visie dienstverlenend reguleren vast te stellen. Dienstverlenend reguleren betekent in onze gemeente:
Omdat er ook in onze gemeente (horeca)ondernemers zijn die ook vestigingen hebben in andere gemeenten in de regio, draagt een regionaal sanctiebeleid bij aan duidelijkere, klantgerichte regelgeving voor deze ondernemers.
Het blijft mogelijk om in individuele gevallen af te wijken. Zodoende kan, afhankelijk van de specifieke situatie en objectieve gegevens, in bijzondere omstandigheden afgeweken worden van de zwaarte van de sancties, de hoogte van dwangsommen en de duur van de termijnen.
In deze paragraaf is aangegeven wie, wanneer, wat doet als het gaat om de aanpak van overtredingen. Het doel hiervan is om enerzijds een leidraad te bieden voor functionarissen die betrokken zijn bij de handhaving van de wet- en regelgeving voor de horeca. Dit bevordert de praktische oriëntatie en de snelheid waarmee deze functionarissen kunnen optreden. Anderzijds biedt het ook voor belanghebbenden meer inzicht in het bestuurs- en strafrechtelijk optreden. Overtredingen van wetten waarvan de handhaving door andere instanties uitgevoerd wordt blijven hier geheel buiten beschouwing (bijvoorbeeld de Warenwet en de Arbo-wet).
Uitgangspunten handhavend optreden
Bij het constateren van overtredingen van wet- en regelgeving wordt als algemeen uitgangspunt gesteld, dat er tegen overtredingen wordt opgetreden. Dit uiteraard voor zover de wettelijke bevoegdheden en de prioriteitenstelling van de handhavingpartners dit toelaten.
Daarnaast worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Bij het beoordelen van een overtreding en het bepalen van de juiste sanctie wordt rekening gehouden met:
het subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel. Dit wil zeggen dat de sanctie moet worden toegepast die het minst ingrijpend is en het beste past om het gestelde doel te bereiken. Dit betekent dat bij een overtreding niet standaard één bepaalde interventie mogelijk is. De toezichthouder moet in elke specifieke situatie bepalen welke sanctie de beste is. Daarbij wordt corrigerend opgetreden en eventueel ook sanctionerend.
De wettelijke bevoegdheid (lees: beginselplicht) tot het doen naleven van wetten en regels is gelegen in artikel 125 van de Gemeentewet en in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht, met name in de artikelen 5:21 en 5:32.
In enkele bijzondere gevallen is de handhavingbevoegdheid geregeld in de desbetreffende bijzondere wet. Verder zijn in de artikelen 172 t/m 178 van de Gemeentewet diverse bevoegdheden toegekend aan de burgemeester in het kader van handhaving van de openbare orde, het toezicht op openbare gelegenheden, ordeverstoring vanuit woningen, ongeregeldheden e.d.
De Algemene wet bestuursrecht en andere wetten (waaronder de Drank- en Horecawet) geven aan welke sancties het bevoegde gezag kan inzetten tegen het voorkomen of voortduren van overtredingen. Deze zijn:
Opleggen van een last onder bestuursdwang,waarbij door feitelijk handelen de overtreding door of namens gemeente ongedaan wordt gemaakt (artikel 125 van de Gemeentewet en afd. 5.3 van de Awb). Hieronder valt ook het sluiten en verzegelen van gebouwen en terreinen. De kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen worden verhaald op de overtreder;
Daarnaast kan op basis van een aantal artikelen in de Drank- en Horecawet (alleen) strafrechtelijk worden opgetreden door middel van het opmaken van een proces-verbaal. De bestuursrechtelijke regelingen die verbods- en gebodsbepalingen bevatten bestempelen overtredingen van die bepalingen als een strafbaar feit. Het hanteren van strafrechtelijke handhavingsmiddelen is geen gemeentelijke aangelegenheid. Het Openbaar Ministerie beslist over de strafvervolging. Het cluster Handhaving wordt hierover wel geïnformeerd door de politie.
Niet alle genoemde sancties mogen gelijktijdig worden toegepast. Hiervoor dient naar de wettelijke mogelijke samenloop van sancties gekeken te worden (o.a. Algemene wet bestuursrecht en Drank- en Horecawet). Het toepassen van maatregelen ter handhaving van de openbare orde valt onder de Gemeentewet. De kracht van de wijze van handhaving schuilt soms in de combinatie van verschillende typen handhavingsmiddelen. Een goede communicatie tussen de politie, de gemeente en het openbaar ministerie is daarom van essentieel belang. Strafvervolging en een bestuursrechtelijke maatregel kunnen zowel los van elkaar, gelijktijdig, als na elkaar worden toegepast.
Als uitgangspunt geldt: “Wie A zegt, moet ook B zeggen”! Zodoende zal een eenmaal opgestart handhavingtraject ook moeten worden afgerond. Het handhavend optreden door gemeente, politie en het Openbaar Ministerie (OM) moet immers effectief en geloofwaardig zijn. Anders wordt het sanctiebeleid een papieren tijger en zal het naleefgedrag afnemen.
Elke overtreding dient dus in beginsel te leiden tot handhavend optreden. Uiteraard indien en voor zover de partners daartoe bevoegd zijn en voor zover hun prioriteitenstelling daarmee strookt.
De opgelegde bestuurs- en strafrechtelijke maatregelen dienen daadwerkelijk ten uitvoer te worden gelegd. Dit betekent het daadwerkelijk invorderen van de verbeurde dwangsommen en het effectueren van de bestuursdwang. Indien er proces-verbaal is opgemaakt, dient dit bij voorkeur te leiden tot een strafrechtelijke vervolging. Voor het daarnaast toepassen van bestuursrechtelijke sancties dient naar de wettelijke mogelijke samenloop van sancties gekeken te worden (o.a. Algemene wet bestuursrecht en Drank- en Horecawet).
Voor onze gemeente is het inzetten van (pre)mediation(vaardigheden) om tot een oplossing van een probleem te komen een belangrijk onderdeel van de werkprocessen, dus ook in een handhavingsproces. Dit instrument wordt al een aantal jaren succesvol ingezet in onze gemeente bij conflicten of meningsverschillen met burgers en ondernemers.
De hoogte van de dwangsom dient proportioneel te zijn (in redelijke verhouding te staan) tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
Voor het bepalen van de dwangsom kunnen bijvoorbeeld de kosten voor het ongedaan maken van de overtreding(en) als uitgangspunt worden genomen. De daardoor verkregen hoogte van de dwangsom mag in het kader van de beoogde werking worden verhoogd met een “toeslag”, bijvoorbeeld van 25%. Dit is volgens jurisprudentie toegestaan. De dwangsom mag immers niet worden gezien als een afkoopsom. Om die reden en om de beoogde werking van de dwangsomoplegging veilig te stellen, mag de dwangsom hoger zijn dan het bedrag voor het ongedaan maken van de overtreding.
Het opleggen van sancties is geen doel op zich. Sancties zijn in eerste instantie bedoeld als pressiemiddel om de overtredingen ongedaan te maken. Ook gaat er van het hebben van sanctiemiddelen een preventieve werking uit. Blijft een ondernemer of burger echter volharden in zijn overtreding, dan wordt de sanctie ook daadwerkelijk toegepast of uitgevoerd.
Ook bij het inzetten van een last onder bestuursdwang dient de zwaarte van de dwangmaatregel in proportie te staan tot de aard, de gevaarzetting en de urgentie van de overtreding.
Als de maatregel is gericht op een tijdelijke sluiting van een bedrijf, dan dient zowel de sluiting zelf, als de duur van de sluiting in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van de overtreding.
Zoals eerder gesteld, kan er in specifieke situaties worden afgeweken van de in deze beleidsnota voorgestelde sancties en termijnen. Zo houdt het bevoegde bestuursorgaan de mogelijkheid om een last onder dwangsom in te trekken en daarvoor in de plaats een last onder bestuursdwang te nemen en/of indien mogelijk tot het intrekken van een Drank- en Horecavergunning en/of exploitatievergunning. Ook het wel of niet inzetten van een (pre)mediationtraject kan van invloed zijn. Hierbij is artikel 4:84 Awb van belang. Het bestuursorgaan handelt namelijk overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Geadviseerd wordt wel om de motivatie voor het afwijken in het besluit op te nemen. Enerzijds doet dit recht aan de transparantie van de handhaving en anderzijds wordt daarmee een motiveringsgebrek voorkomen in bezwaar- en beroepzaken.
Uitwisseling informatie/gegevens
Bij het gezamenlijk handhavend optreden worden desgevraagd de relevante gegevens uitgewisseld tussen gemeenten onderling en tussen gemeente en politie, indien en voor zover deze noodzakelijk zijn voor een adequaat bestuurs- en/of strafrechtelijk optreden. Voor persoonlijke en gevoelige gegevens geldt uiteraard een geheimhoudingplicht. Deze data dienen vertrouwelijk te worden behandeld.
Horecastappenplan/Sanctietabel Brabants Alcohol- en Horecasanctiebeleid
In bijlage V is vastgelegd hoe wij omgaan met specifieke overtredingen. In deze bijlage is de sanctietabel Brabants Alcohol- en Horecasanctiebeleid verwerkt.
Om de Drank- en Horecaverordening en dit Drank- en Horecabeleid of een goede manier te kunnen implementeren en realiseren is een goede communicatie en afstemming tussen de verschillende belanghebbende partijen (ook intern) van groot belang.
Het nemen van eigen verantwoordelijkheid en preventieve handhaving begint met een goede informatievoorziening. Dit Drank- en Horecabeleid maakt hiervan deel uit. Op het moment dat het beleid is vastgesteld is het voor burgers, ondernemers en ambtenaren duidelijk hoe in de gemeente Geldrop-Mierlo wordt omgegaan met drank en horeca. Na vaststelling van de Drank- en Horecaverordening en dit Drank- en Horecabeleid zal via verschillende kanalen de nieuwe regelgeving bekend worden gemaakt:
Dit kan veel vragen voorkomen en leiden tot een betere naleving van de regels.
Structurele informatievoorziening wordt verzorgd via duidelijk foldermateriaal en de gemeentelijke website. Hier wordt ook een overzicht verstrekt van de documenten die ingediend moeten worden bij een aanvraag voor een Drank- en Horecavergunning en/of exploitatievergunning.
Daarnaast wordt een vast aanspreekpunt opgericht voor drank- en horeca gerelateerde vragen. Dit aanspreekpunt zal belegd worden bij het cluster Juridische Zaken en Kabinet en moet de diverse kennisgebieden en vraagstukken overzien en zal de vragen uitzetten bij de juiste afdeling binnen de organisatie.
Van projectgroep naar stuurgroep
Voorgesteld wordt om de projectgroep die aan de basis heeft gestaan bij de totstandkoming van de Drank- en Horecaverordening en dit Drank- en Horecabeleid om te vormen tot een stuurgroep. Zowel de verordening als het beleid moeten namelijk niet gezien worden als een statisch stuk. De samenleving is voortdurend aan verandering onderhevig en het moet mogelijk zijn om op nieuwe ontwikkelingen in te spelen.
De stuurgroep zal vier keer per jaar bij elkaar komen (meer wanneer ontwikkelingen dit noodzakelijk maken), waarbij nieuwe ontwikkelingen en de implementatie van de verordening en het beleid aan bod zullen komen. Aan de hand van de bevindingen worden voorstellen gedaan voor een eventuele aanpassing van de Drank- en Horecaverordening en/of het Drank- en Horecabeleid.
Het is belangrijk dat de Drank- en Horecaverordening en het Drank- en Horecabeleid geen ‘papieren tijger’ worden. Het monitoren en evalueren van de resultaten en effecten van het ingezette beleid is van belang. Om kosten te besparen zal er geen duur onderzoeksbureau worden ingehuurd om dit te doen. De stuurgroep zal een belangrijke signaalfunctie gaan vervullen. De stuurgroep zal in 2016 een tussenevaluatie verzorgen en in 2018 een eindevaluatie. Zij zal hierbij onder andere gebruik maken van de volgende instrumenten (waarvan sommige nog ingevoerd/opgezet moeten worden door de betreffende vakafdelingen):
Tabel 2 Ontwikkeling van het aantal bedrijven in de drankensector per deelsector, 1998, 2003, 2008, 2013
Bron: bedrijfschap Horeca en Catering
Tabel 3 Ontwikkeling van het aantal bedrijven in de fastservicesector per deelsector, 1998, 2003, 2008, 2013
Bron: Bedrijfschap Horeca en Catering
Tabel 4 Ontwikkeling van het aantal bedrijven in de restaurantsector per deelsector, 1998, 2003, 2008, 2013
Bron: Bedrijfschap Horeca en Catering
Tabel 5 Ontwikkeling van het aantal bedrijven in de hotelsector per deelsector, 1998, 2003, 2008, 2013
Positieve trends gemeten inzake project ‘Laat je niet flessen’ 2006-2009:
Resultaten onderzoek GGD Brabant-Zuidoost najaar 2011 onder jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 18 jaar:
Het percentage jongeren in Zuidoost-Brabant dat in de afgelopen vier weken alcohol heeft gedronken is tussen 2007 en 2011 afgenomen van 49% naar 41%. Vooral bij de jongste leeftijdsgroep (12- tot en met 15-jarigen) is de daling fors. In de regio dronk ‘slechts’ 14% van deze groep recent alcohol. In 2007 was dit nog 23%. Bij de 16- tot en met 18-jarigen is dit van 81% gedaald naar 78%.
Jongeren starten op latere leeftijd met alcohol. Steeds meer jongeren houden zich aan de norm ‘geen alcohol onder de 16’. De huidige cijfers laten zien dat 18% van de drinkende jongeren hun eerste glas dronk op de leeftijd van 12 of 13 jaar. In 2007 was dat nog 33%. Startleeftijd jonger dan 12 jaar is gedaald van 9% in 2007 naar 5% nu.
De specifieke cijfers voor onze gemeente staan in de volgende tabel weergegeven.
Bron: Kernindicatoren Jeugdmonitor 12 t/m 18 jaar 2007 en jaar 2011 GGD gemeente Geldrop-Mierlo
Nalevingsonderzoek naar doorschenken in de horeca en paracommercie in de regio Zuidoost-Brabant
Wanneer alle bezoeken (reguliere en paracommerciële gelegenheden) bij elkaar worden opgeteld, geeft dat het beeld dat in 80% van de aankooppogingen de acteurs alcohol konden kopen in de geselecteerde verkooppunten (20% naleving). Wanneer specifiek wordt gekeken naar de naleving van het verbod op doorschenken van alcoholhoudende drank aan bezoekers die in kennelijke staat van dronkenschap zijn door het barpersoneel, zijn de percentages 15% in horecagelegenheden en 0% in paracommerciële gelegenheden. Wanneer beide sectoren bij elkaar worden opgeteld komt dat neer op een gemiddelde naleving van 10% in de regio Zuidoost-Brabant.
Ouders van (toekomstig) uitgaande jeugd worden meegenomen op kroegentocht op Stratumseind. Wat gebeurt er nu eigenlijk op zo’n stapavond? Wat doen politie en kroegbazen? Wat zijn de voor- en nadelen van het op stap gaan op Stratumseind? Waar verblijven kinderen en waar kunnen zij mee te maken krijgen? Ouders bezoeken vier verschillende cafés waar presentaties worden gegeven die antwoord geven op allerlei vragen die ouders (kunnen) hebben.
Basisscholen in Geldrop-Mierlo hebben het programma ‘de gezonde school en genotmiddelen’ aangeboden gekregen.
In de afgelopen jaren heeft het Strabrecht College in samenwerking met de politie toegangscontroles uitgevoerd bij schoolfeesten. Hieruit blijkt dat de jongeren die getest zijn geen alcohol hadden geconsumeerd bij aanvang van het feest. Vanuit ‘Laat je niet flessen!’ zijn 27 blaasapparaten met mondstukken ter beschikking gesteld aan de politie Brabant-Zuidoost zodat deze ingezet kunnen worden bij vrijwilige blaastesten, zoals bij schoolfeesten. Dit jaar kregen de gemeenten in Zuidoost-Brabant de kans om extra blaasapparaten aan te vragen bij het project ‘Laat je niet flessen!’. Gemeente Geldrop-Mierlo heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en deze blaasapparaten ter beschikking gesteld aan de politie.
Op donderdag 20 december gaan we op het Strabrecht alcoholvrije cocktails uitdelen en pakjes kauwgom met info.
Het Centrum voor Jeugd en Gezin stelt op dit moment in samenwerking met GGD en Novadic Kentron een plan van aanpak op. Te verwachte interventies zijn:
Ouders van (toekomstig) uitgaande jeugd worden meegenomen op kroegentocht op Stratumseind. Wat gebeurt er nu eigenlijk op zo’n stapavond? Wat doen politie en kroegbazen? Wat zijn de voor- en nadelen van het op stap gaan op Stratumseind? Waar verblijven kinderen en waar kunnen zij mee te maken krijgen? Ouders bezoeken vier verschillende cafés waar presentaties worden gegeven die antwoord geven op allerlei vragen die ouders (kunnen) hebben.
In samenwerking met basisscholen en het jongerenwerk maken leerlingen filmpjes over het gebruik van alcohol. Deze filmpjes worden getoond aan ouders.
Activiteit rondom alcohol en seksualiteit vóór de zomervakantie op Strabrecht college.
Op de horeca en verstrekking van drank is verschillende wet- en regelgeving van toepassing die ten doel heeft kwaliteitseisen te stellen aan de bedrijven en haar medewerkers en de overlast van de horeca voor de woon- en leefomgeving te voorkomen en te beperken c.q. de veiligheid te verhogen. Voordat de sanctietabel volgt, waarin een aantal overtredingen worden vermeld en de handhavingsmiddelen die daarop vervolgens worden toegepast, volgt eerst een korte toelichting op een aantal begrippen uit deze tabel.
Bij recidive is aansluiting gezocht bij de eerder genoemde Brabantse Handhavingsstrategie. Wanneer een alcoholverstrekker of alcoholgebruiker een overtreding begaat en daarvoor een sanctiebeschikking krijgt, wordt dezelfde overtreding van de dezelfde overtreder binnen 2 jaar na de 1e sanctiebeschikking beschouwd als recidive.
Voor zover de periode van 2 jaar verstrijkt zonder overtreding door de alcoholverstrekker (exploitant) of alcoholgebruiker, vervalt deze termijn en wordt bij een nadien gepleegde overtreding in beginsel weer gestart met de eerste stap in de sanctiestrategie in de oorspronkelijke sanctiecategorie.
Als de aanbevolen sanctie niet effectief blijkt te zijn, ligt het voor de hand te kiezen voor een ander sanctiemiddel.
Als een overtreding vaker heeft plaatsgevonden maar de overtreder vanwege juridische constructies verschillend is, is in formele zin geen sprake van recidive. Als kan worden aangetoond dat de overtreder dezelfde persoon betreft dan dient de overtreding te worden aangemerkt als recidive. In de sanctiebeschikking dient dit expliciet te worden verantwoord.
Dit beleid beperkt zich tot overtredingen en de daartegen te treffen aanbevolen sancties bij horeca- en alcoholgerelateerde zaken. Er wordt per overtreding een sanctiemiddel aanbevolen. Daarnaast zijn natuurlijk nog andere sanctiemiddelen per overtreding mogelijk, dit ter beoordeling van de gemeente zelf.
In de sanctietabel zijn alleen de direct horeca- en alcoholgerelateerde overtredingen op grond van de volgende wet- en regelgeving nader uitgewerkt:
Voor de volgende onderdelen/aspecten wordt verwezen naar de Handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen:
Dit heeft als reden dat deze onderdelen bij veel meer inrichtingen, naast bijvoorbeeld horeca- en slijtersbedrijven, van toepassing zijn en deze daarom niet specifiek in dit beleid zijn opgenomen.
Bij het sanctiemiddel ‘dwangsom’ zijn de hoogtes van de dwangsommen vermeld die opgelegd kunnen worden. Bij deze bedragen is de hoogte van de bestuurlijke boete als uitgangspunt genomen.
Het maximum van de dwangsom is gesteld op 3 x de opgelegde dwangsom.
Bij veel overtredingen is uitgegaan van een dwangsom per m2. Het aantal m2’s wordt berekend aan de hand van de oppervlakte van de lokaliteiten in het horeca- dan wel slijtersbedrijf dan wel de verkoopruimte van een andersoortig bedrijf (bijvoorbeeld supermarkt). Het terras behoort ook tot het horecabedrijf. Deze oppervlaktes zijn onder andere terug te vinden in de Drank- en Horecavergunning.
De bestuurlijke boete is in een aparte kolom opgenomen, dit omdat de inzet van het instrument ‘bestuurlijke boete’ nog uitgewerkt en geïmplementeerd moet worden in de gemeente Geldrop-Mierlo. Er dient rekening gehouden te worden met verhoging van de genoemde bestuurlijke boetebedragen in verband met recidive (zie hiervoor het Besluit Bestuurlijke boete Drank- en Horecawet).
De ondernemer wordt in het voornemen enkel de kans geboden om een vergunning aan te vragen en/of de aanvraagprocedure af te wachten (legalisatie) (gedurende deze procedure is het bedrijf dus open) onder voorwaarde dat:
Bij het voornemen wordt daarom - voor zover al niet in het bezit van de ondernemer c.q. al aangevraagd - tevens een set aanvraagformulieren meegezonden. De indieningstermijn van de aanvraag en/of zienswijzen bedraagt 14 dagen.
De sanctiestrategie deelt overtredingen grofweg op in 3 categorieën, met elk hun eigen aanpak. De categorieën zijn, van zwaar naar licht:
Categorie 0 (spoedeisend):Bij Categorie 0-overtredingen gaat het om urgente, ernstige zaken die direct dienen te worden beëindigd. Er is sprake van acuut gevaar voor natuur en milieu en/of de volksgezondheid is in gevaar en/of de veiligheid is in het geding. Er is snelheid vereist om tot beëindiging van de overtreding te komen.
Als toevoeging op de bovenstaande strategie wordt vermeld dat hiernaast ook het instrument ‘bestuurlijke boete’ ingezet kan worden in veel gevallen. Dit instrument moet echter nog uitgewerkt worden in onze gemeente. Wanneer toegepast dan zal ook een afschrift naar de politie gestuurd worden, naast de afschriften die hierboven opgenomen zijn. Daarnaast is in bovenstaande tabel, afwijkend van het Brabants Alcohol- en Horecasanctiebeleid bij de categorieën 1 en 2 ruimte gemaakt voor een persoonlijk gesprek in het traject. Dit in het kader van het inzetten van mediation (vaardigheden): een instrument dat onze gemeente inzet als eerste uitgangspunt om met problemen om te gaan.
Spoedeisende bestuursdwang in de vorm van sluiting van een horecabedrijf (door de burgemeester) kan bijvoorbeeld geschieden wanneer:
Tabel 6 Sanctietabel behorend bij het Horecastappenplan