Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Anthonis

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Anthonis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014
CiteertitelVerordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-201301-01-2018herziening

09-12-2013

Elektronisch gemeenteblad 30 dec 2012

GH 2014

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014

De raad van de gemeente Sint Anthonis;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2013;

 

gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014.

(Verordening onroerende-zaakbelastingen 2014)

Artikel 1 Nieuw Artikel

  • 1

    Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden voor binnen de gemeente gele-

    gen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:

    a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een on-

    roerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigen-

    dom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen:

    gebruikersbelasting;

    b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een

    onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, ver-

    der te noemen: eigenarenbelasting.

  • 2

    Bij de gebruikersbelasting wordt:

    a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is ge-

    geven (verder: de gebruiker), aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in

    gebruik heeft gegeven (verder: de gebruikgever); de gebruikgever is bevoegd de

    belasting als zodanig te verhalen op de gebruiker;

    b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aan-

    gemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft

    gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd

    de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking

    is gesteld.

  • 3

    Voor de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of

    beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in

    de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genot-

    hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 2 Belastingobject

  • 1

    Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III

    van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 2

    Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond

    van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die

    onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroeren-

    de zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

  • 1

    De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroe-

    rende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar be-

    doeld in artikel 1.

  • 2

    Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet

    van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf

    van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde

    bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroe-

    rende zaken.

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1

    In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf

    buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van

    de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    a. voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder

    mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die

    bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder

    daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van

    gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a be-

    doelde grond;

    c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of

    voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwe-

    lijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende

    zaken die dienen als woning;

    d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Na-

    tuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde

    lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de

    daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zand-

    verstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige

    rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van

    natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en

    ander met inbegrip van kunstwerken;

    g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door orga-

    nen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzon-

    dering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    Z13-8692 UIT/12007

     

     

     

     

    3

    h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die

    worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke

    rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen

    als woning;

    i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder

    dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet

    op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de pu-

    blieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroe-

    rende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

    k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen -

    niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het

    publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals

    lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken,

    abri's, hekken en palen;

    l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waar-

    van de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met

    uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zo-

    danige onroerende zaken die dienen als woning.

  • 2

    De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroe-

    rende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die

    zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 3

    In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf

    voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van

    de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienst-

    baar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 5 Belastingtarieven

  • 1

    Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf.

    Het percentage bedraagt voor:

    1. bij de gebruikersbelasting: 0,17240%;

  • 2

    bij de eigenarenbelasting

    a. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen: 0,13013%;

    b. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen: 0,21530%.

    Indien de heffingsmaatstaf beneden € 100,-- blijft, wordt geen belasting geheven.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aansla-

    gen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste

    dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet

    is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2

    In gevallen bedoeld in het eerste lid geldt in afwijking in zoverre van het aldaar be-

    paalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van

    het International Bank Account Number (IBAN) van de belastingplichtige kunnen wor-

    den afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen

    waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de

    maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende

    termijnen telkens een maand later.

  • 3

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid

    gestelde termijnen.

Artikel 8 Nadere regels door de heffingsambtenaar

De heffingsambtenaar kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de

invordering van de onroerende-zaakbelastingen.

Artikel 9 Overgangsrecht

De “Verordening onroerende-zaakbelastingen 2013” laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit

van 10 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 10, tweede lid,

genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing

blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de

    bekendmaking.

  • 2

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening onroerende-zaakbelastingen 2014”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van 9 december 2013.

De Raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

mr. A.P.J.L. Keijzers M.L.P. Sijbers