Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Dedatum van ingang van de heffing is 1 januari 2014
Artikel 216 Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-12-2013 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 19-12-2013 Stadskrant, 24 december 2013 | RV 13.0120 |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
Voor de toepassing van onderdeel a, wordt:
1e. gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;
2e. gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;
3e. het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Indien betreffende het eerste lid in de loop van het belastingjaar een verandering plaatsvindt van sub c. naar sub b. respectievelijk van sub b. naar sub a. respectievelijk van sub c. naar sub a. wordt het tarief als bedoeld in het eerste lid sub b. of sub a. toegepast met ingang van de eerst volgende kalendermaand, tenzij in dezelfde dan wel de eerstvolgende kalendermaand opnieuw sprake is van sub c dan wel sub b.
De belasting als bedoeld in artikel 5, eerste lid, bedraagt voor een niet-woning:
voor een verbruik tot en met 250 m3 € 117,15;
voor elke m3 boven de 250 m3 tot en met 500 m3 € 0,90;
voor elke m3 boven de 500 m3 tot en met 10.000 m3 € 0,62;
voor elke m3 boven de 10.000 m3 tot en met 100.000 m3 € 0,39;
voor elke m3 boven de 100.000 m3 tot en met 1.000.000 m3 € 0,19;
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 75,00 doch minder dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikelsgewijze toelichting op de wijzigingen in de verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014
Jaarlijks worden de tarieven van de belastingen en rechten aangepast vanwege de inflatiecorrectie of mogelijke andere wijzigingen in tarieven. De trendverhoging voor 2014 is berekend op 1,6% voor de belastingen en andere heffingen.
De begrote opbrengst 2014 is verhoogd met de trend. Om deze opbrengst te behalen, moeten de tarieven aangepast worden aan de verwachte aantallen huishoudens in de drie verschillende categorieën. Dit leidt ertoe dat – om de begrote opbrengst 2014 te kunnen behalen – de tarieven met 0,4% stijgen.
De begrote opbrengst 2014 is verhoogd met de trend. Om deze opbrengst te behalen, is het – in verband met een verwachting omtrent aantallen en waterverbruiken – niet nodig de tarieven 2014 aan te passen.