Organisatie | Voorschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening, regelende de instelling, taak, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de Bestuurscommissie Openbaar Basisonderwijs alsmede de verhouding van deze bestuurscommissie ten opzichte van de raad en het college van Burgemeester en wethouders |
Citeertitel | Verordening bestuurscommissie openbaar basisonderwijs Voorschoten 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | regels omtrent de bestuurscommissie openbaar basisonderwijs |
Deze verordening vervangt de Verordening Bestuur Openbaar Basisonderwijs Voorschoten 1996.
In verband met de verzelfstandiging van het openbaar onderwijs heeft de gemeenteraad op 16 september 2010 besloten om de verordening in te trekken per de dag van oprichting van de Stichting Voorschotense Openbare School (29 september 2010).
Gemeentwet, art. 83 e.v.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-02-2005 | 29-09-2010 | nieuwe regeling | 27-01-2005 Groot Voorschoten, 16-02-2005 | 002 |
De raad der gemeente Voorschoten;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 november 2004, nr. 404455.
Dat het gewenst is de samenstelling van de Bestuurscommissie Openbaar Basisonderwijs te wijzigen en de bestaande Verordening commissie bestuur openbaar basisonderwijs 1996 te vervangen;
Artikel 83 e.v. van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening, regelende de instelling, taak, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de Bestuurscommissie Openbaar Basisonderwijs alsmede de verhouding van deze bestuurscommissie ten opzichte van de raad en het college van Burgemeester en wethouders,
HOOFDSTUK I DOEL, BEVOEGDHEDEN EN TAKEN.
De commissie heeft ten doel het bevorderen, instandhouden en doen geven van openbaar onderwijs aan de school die onder haar gezag valt, met inachtneming van artikel 46 van de wet op het primair onderwijs.
ARTIKEL 3 Taken en bevoegdheden
HOOFDSTUK II SAMENSTELLING COMMISSIE
ARTIKEL 7 Schorsing en ontslag
De commissie kan op dezelfde gronden en voor dezelfde termijn als vermeld in het voorgaande lid een lid van de commissie schorsen, mits daartoe wordt besloten met een tweederde meerderheid van stemmen. De commissie onderwerpt het besluit onmiddellijk aan het oordeel van de raad, die zo spoedig mogelijk daarop beslist of hij de schorsing al dan niet bevestigt. De schorsing geldt dan als door de raad besloten
HOOFDSTUK III WERKWIJZE VAN DE COMMISSIE
Artikel 15 Huishoudelijk reglement
Alle zaken betreffende de interne aangelegenheden van de commissie worden geregeld bij huishoudelijk reglement. Het huishoudelijk reglement mag geen bepalingen bevatten in strijd met deze verordening.
Het huishoudelijk reglement bevat in ieder geval de bepaling dat er een regeling is van de taken en bevoegdheden die door de commissie aan de directeur worden overgedragen (Directiestatuut).
De commissie kan al dan niet uit haar midden werkgroepen benoemen, die onder verantwoordelijkheid van de commissie belast kunnen worden met aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de commissie behoren. Een werkgroep is verantwoording verschuldigd aan de commissie.
Het huishoudelijk reglement bevat regels voor de werkwijze en samenstelling van de werkgroepen.
HOOFDSTUK IV VERHOUDING TOT RAAD EN COLLEGE
De commissie brengt jaarlijks aan de raad verslag uit over de werkzaamheden, waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. Een afschrift van dit verslag wordt aan het college van burgemeester en wethouders gestuurd. De commissie brengt dit verslag tegelijk uit met haar ontwerp jaarrekening als bedoeld in artikel 19 van deze verordening
Artikel 19 Financiën en verslaglegging
Het college neemt het ontwerp van de commissie ongewijzigd over, tenzij dit naar het oordeel van het college in strijd is met het recht, het algemeen of financieel belang van de gemeente. Wanneer het college de begroting en jaarrekening de raad in ontwerp aanbiedt, doet het college verslag van de gang van zaken.
Artikel 23 Bezwaar tegen besluit gemeente
De bepalingen inzake bezwaar van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing voor zover het een besluit van de raad of het college betreft waardoor de commissie rechtstreeks in haar belang wordt getroffen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Voorschoten, gehouden op 27 januari 2005.
de griffier, de voorzitter,
bij de verordening op de bestuurscommissie openbaar basisonderwijs van de gemeente Voorschoten
Bij verordening van 4 juli 1996 heeft de gemeenteraad besloten het bestuur van de openbare basisschool De Vos over te dragen aan een bestuurscommissie ex artikel 83 (indertijd 82) van de Gemeentewet.
Deze verordening dient in de eerste plaats aangepast te worden aan de huidige wettelijke bepalingen. Daarnaast doet de sinds 1 oktober 2004 nieuw benoemde bestuurscommissie openbaar basisonderwijs een aantal voorstellen voor inhoudelijke wijzigingen van de bestaande verordening.
In een gemeentelijke regeling (nader aan te duiden als ‘verordening’) bepaalt de gemeenteraad de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de bestuurscommissie. De bestuurscommissie is een bestuursorgaan van de gemeente en maakt daarom deel uit van de bestuurlijke organisatie van de gemeente.
Het college van B en W is van rechtswege het bevoegd gezag van de openbare school en kan sinds 7 maart 2002 zijn bestuurstaken overdragen aan een door hem in te stellen bestuurscommissie. Artikel 1 van diverse onderwijswetten geeft echter aan dat de gemeenteraad bepaalt of en onder welke voorwaarden een ander orgaan dan het college van B en W de functie van bevoegd gezag uitoefent. Derhalve berust de bevoegdheid tot instelling van een bestuurscommissie voor het openbaar onderwijs nog steeds bij de gemeenteraad.
Het voorstel voor de wet dualisering gemeentelijke medebewindbevoegdheden in juni 2004 aangenomen door de Tweede Kamer, brengt geen wijziging in deze verhouding aan.
De verordening regelt onder meer taken en bevoegdheden van de commissie en het toezicht door de raad.
Wil de bestuurscommissie voor het openbaar basisonderwijs de schoolbestuurlijke verantwoordelijkheid waar kunnen maken, dan is, binnen de begrenzing van de door de gemeenteraad beschikbaar gestelde middelen, maximale overdracht van schoolbestuurlijke taken en bevoegdheden en maximale autonomie ten opzichte van het gemeentebestuur gewenst.
Dit uitgangspunt wordt hierna verder uitgewerkt.
1.2. Vormvereisten verordening
Er zijn vrijwel geen wettelijke voorschriften voor de inrichting van de bestuurscommissie. De vrijheid om de commissie in te richten naar lokale omstandigheden, wensen en inzichten is daardoor groot.
De verordening dient wel te voldoen aan een aantal vormvereisten.
De Gemeentewet bepaalt dat de verordening in ieder geval een regeling moet bevatten voor:
1.3. Voorbeeldverordening van de VOS/ABB
De tekst van de verordening is gebaseerd op de tekst van de voorbeeldverordening van de VOS/ABB (Vereniging voor Bestuur en Management in het openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs). De voorbeeldverordening voldoet aan de eisen die de Gemeentewet stelt. De tekst van de voorbeeldverordening is aangevuld en aangepast overeenkomstig het hierboven genoemde uitgangspunt, uiteraard geheel binnen het kader dat de Gemeentewet stelt.
Tevens is met het oog op een betere leesbaarheid de indeling van de voorbeeldverordening aangepast en zijn in dat kader enige artikelen uitgesplitst.
De grondslag van de bestuursbevoegdheid van de bestuurscommissie is delegatie van bevoegdheden door de raad aan de bestuurscommissie. De gemeenteraad kan zijn delegatie te allen tijde intrekken.
De commissie heeft niet automatisch alle bevoegdheden van een schoolbestuur. De bevoegdheden hangen volledig af van wat de gemeenteraad heeft overgedragen (zie toelichting 1.5.). De in de voorliggende verordening opgenomen bevoegdheden wijken niet af van die welke reeds in de voorgaande verordening waren opgenomen.
De bevoegdheid van de commissie om betalingsopdrachten te verlenen wordt uitdrukkelijk geregeld in de verordening (artikel 3, vierde lid)
De bestuurscommissie is bestuursorgaan in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht.
De bestuurscommissie verkrijgt een zo groot mogelijke bestuurlijke autonomie ten opzichte van het gemeentebestuur.
a. Overdracht van alle schoolbestuurlijke bevoegdheden en taken behoudens:
b. volledige ‘depolitisering’, het lidmaatschap van de commissie is dientengevolge onverenigbaar met het lidmaatschap van de gemeenteraad en het college van B EN W.
c. toezicht door de raad op hoofdlijnen (zie toelichting 1.6 en 1.7).
Financiële verhouding tussen gemeenteraad en bestuurscommissie
Het vaststellen van de begroting en van de rekening kan wettelijk niet worden overgedragen aan de bestuurscommissie. Er is immers geen vermogensrechtelijke scheiding van de gemeente. De gemeente blijft formeel ontvanger van de rijksvergoedingen.
Binnen de door de raad vastgestelde kaders moet de bestuurscommissie zo autonoom mogelijk het resultaat van haar eigen beleids- en belangenafweging in financiële zin kunnen vertalen.
Daarom wordt in de verordening bepaald dat (artikel 18):
De gemeenteraad stelt uiteindelijk de begroting en de rekening vast.
Het is van groot belang dat de zelfstandige financiële positie van de bestuurscommissie goed wordt geregeld. In de eerste plaats wordt in 2006 voor het primair onderwijs een systeem van lumpsum bekostiging ingevoerd. Daarmee neemt de verantwoordelijkheid van de bestuurscommissie toe. Deze kan de groeiende verantwoordelijkheid alleen waarmaken als zij zelfstandig financieel beleid kan ontwikkelen en toepassen.
In het licht van de vervolgstap naar een verdere verzelfstandiging (bijvoorbeeld naar de stichting openbaar onderwijs of de openbare rechtspersoon) is een goede uitwerking van de financiële verzelfstandiging van de commissie ook belangrijk. Immers, hoe beter de financiële verzelfstandiging is uitgewerkt, hoe gemakkelijker de stap naar verdere verzelfstandiging kan worden gezet.
Het opstellen van een financieel statuut tussen het gemeentebestuur en de commissie biedt een goed handvat om de financiële positie van de commissie te regelen. Betrokkenen kunnen vervolgens in onderling overleg een eigen invulling geven aan het financieel statuut.(zie Artikel 20).
De (wel of niet-)toepasselijkheid van de gemeentelijke comptabiliteitsvoorschriften zal uitdrukkelijk onderdeel te zijn van dit financieel statuut.
Zo is in de oude verordening opgenomen dat de financiën door de commissie worden beheerd “op de wijze zoals in de gemeentelijke comptabiliteitsvoorschriften 1995 is voorgeschreven”. Noch in de Gemeentewet, noch in het 'Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten', waaraan de gemeente gebonden is, zijn specifieke regels opgenomen over het financiële beheer en de financiële inrichting van de bestuurscommissie(s). Het gemeentebestuur heeft daardoor grote vrijheid bij de invulling van de financiële relatie met de bestuurscommissie.
Uitgangspunt voor de nieuwe verordening is dat een opzet wordt gekozen die de bestuurscommissie als bevoegd gezag van de scholen optimaal inzicht biedt en blijft bieden in de financiële positie van het openbaar onderwijs.
Als de bestuurscommissie een opzet en systematiek wil, die afwijkt van de gemeentelijke, dan dient de bestuurscommissie dan ook zoveel mogelijk de vrijheid te krijgen voor die eigen opzet en systematiek.
Overigens geldt dat -in navolging van het voortgezet onderwijs - ook voor het primair onderwijs in 2005 een regeling inzake het financiële jaarverslag wettelijk verplicht wordt. De inrichting van dat jaarverslag zal invloed hebben op de opzet en inrichting van de begroting en rekening en het financieel beheer.
Toezicht van de gemeenteraad op de commissie
Het is niet noodzakelijk dat het toezicht van de gemeenteraad op de commissie uitdrukkelijk wordt geregeld. In geval van ernstige taakverwaarlozing of functioneren in strijd met de wet kan de gemeenteraad zijn delegatie van bevoegdheden altijd intrekken. Om die reden behoeft ook de ontbinding van de commissie niet geregeld te worden.
Gezien de recente bestuurlijke historie van het openbaar onderwijs in Voorschoten lijkt het verstandig om in de verordening op te nemen dat er periodiek bestuurlijk overleg plaatsvindt tussen de portefeuillehouder onderwijs en de commissie (artikel 18, eerste lid).
De jaarlijkse inhoudelijke verslaggeving verloopt via een jaarverslag onder de gelijktijdige indiening van de jaarrekening en de toelichting daarop (artikel 18, tweede lid).
De raad dient iedere wijziging van de verordening vast te stellen (artikel 22).
1.9. Toelichting op enkele artikelen
De bestuurlijke verbondenheid met de SKOON is overeenkomstig de voorgaande verordening gecontinueerd.
Vanwege het besluit om het bestuur van het openbaar onderwijs in Voorschoten verder te verzelfstandigen is deze ‘opdracht’ expliciet opgenomen in dit artikel (onder b).
Het commissielid wordt gevraagd de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs te onderschrijven. Het openbaar onderwijs staat per definitie open voor iedere ouder en leerling, ongeacht godsdienst of levensbeschouwing. Het vragen van onderschrijving moet ook voor de commissieleden gelden.
De bepaling is opgenomen om te voorkomen dat de commissie bij vacatures geen rechtsgeldige besluiten meer zou kunnen nemen.
Artikel 4, lid 3, bepaalt dat zo spoedig mogelijk in vacatures voorzien moet worden. Indien de commissie langdurig slechts een beperkt aantal leden telt, zal dit over het algemeen het gevolg zijn van een conflict of een vertrouwensbreuk. Of er zijn leden die in de terminologie van artikel 7 “in ernstige mate door handelen of nalaten afbreuk doen aan het functioneren van de commissie”.
Afhankelijk van de ernst van de situatie biedt de verordening voor het gemeentebestuur de mogelijkheid om op te treden, voorop staat immers dat de continuïteit in het bestuur van de school gegarandeerd moet worden. Het gemeentebestuur zal, gegeven de toezichthoudende verantwoordelijkheden, eerst proberen de oorzaken van de langdurige onderbezetting van de commissie op te heffen.
Indien de omstandigheid dat de commissie langere tijd onderbezet is en blijft, leidt tot taakverwaarlozing, kan de raad ingevolge artikel 22 na overleg met de commissie tijdelijk voorzien in het bevoegd gezag en in het uiterste geval de commissie ontbinden. Het initiatief hiertoe kan ook uitgaan van de commissie zelf.
Met deze bepalingen wordt belangenverstrengeling voorkomen.
De tekst “een betrekking die onder de commissie valt” vloeit voort uit het feit dat formeel gezien iemand geen betrekking heeft bij een school heeft, maar bij een commissie. Er is immers geen schoolaanstelling, maar een bestuursaanstelling.
Dit zijn standaardbepalingen die beogen te voorkomen dat iemand die handelingsonbekwaam is, het lidmaatschap van de bestuurscommissie kan uitoefenen. Beide leden van dit artikel hebben betrekking op het privaatrecht. Met andere woorden: het lidmaatschap van de bestuurscommissie wordt beëindigd zodra het lid persoonlijk in staat van faillissement wordt gesteld of persoonlijk verlening van surseance van betaling krijgt.
Dit lid verwijst naar artikel 7, lid 2, dat vermeld dat de schorsing van een lid van de commissie door de commissie met tweederde van de stemmen dient te worden genomen. Hier is een meerderheid van stemmen niet voldoende.
Het betreft hier het jaarlijkse budget dat de gemeente beschikbaar stelt voor het openbaar onderwijs (voor het jaar 2004 was dit € 7250,-) . Aangezien het hier gaat om de kosten voor de administratie, beheer en bestuur zijn deze kosten uitgezonderd van de doorbetalingsplicht aan het bijzonder onderwijs in het kader van de zogenaamde ‘overschrijdingsregeling’.