De raad van de gemeente Oost Gelre;
gezien het voorstel van het college van de gemeente Oost Gelre van 4
november 2013;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
Besluit:
Vast te stellen de VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN
RIOOLHEFFING 2014
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder :
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen
voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater,
hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de
gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf
betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater;
en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond
gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit
water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
- 2.
Met betrekking tot de belasting, wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet
krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
- b.
Ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in
artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik
heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit
het perceel wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke
meters leidingwater en grondwater dat in het belastingjaar naar het perceel
is toegevoerd of opgepompt, alsmede overige toegevoerde vloeibare
substanties die via de riolering worden afgevoerd.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen,
of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met
een vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de
hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke
bepaling.
- 4.
De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of
opgepompt water wordt verminderd met de aantoonbare hoeveelheid water die
niet is afgevoerd. Hierbij moet de op anderszins afgevoerde hoeveelheid
water minstens 20% bedragen van de toegevoerde of opgepompte
hoeveelheid.
- 5.
Indien, in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters, niet
de hoeveelheid afvalwater kan worden vastgesteld zoals hiervoor omschreven,
wordt:
- a.
voor tot woning dienende eigendommen de hoeveelheid water vastgesteld op
45 m3 per persoon per jaar;
- b.
voor de gebruikers van de niet tot woning dienende eigendommen de
verdeelsleutel gehanteerd zoals deze door de respectievelijke gebruikers
worden gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota van Vitens
N.V. en bij het ontbreken van een dergelijke regeling tot een zo reëel
mogelijke verdeling op basis van beschikbare gegevens;
- 6.
Bij veehouderijen, die voldoen aan de tweede volzin van lid 4 en waarbij
aantoonbaar 90% van het afgevoerde water bestaat uit huishoudelijk
afvalwater, is de hoeveelheid afvalwater afhankelijk van het aantal in de
bij het bedrijf behorende woning wonende personen op 1 januari van het
betreffende belastingjaar. Het waterverbruik per persoon wordt gesteld op 45
m3 per jaar.