Organisatie | Uitgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling IJmond Werkt! |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling IJmond Werkt! |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Wijziging van de “Gemeenschappelijke Regeling de Meergroep” in de “Gemeenschappelijke Regeling IJmond Werkt! “
Wet gemeenschappelijke regeling artikel 1 en 33
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 15-03-2016 | Toevoeging re-integratietaak in het kader van de WWB en aanvullende regelingen | 17-12-2013 De Uitgeester, 18-12-2013 | B2013.1324 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
Uitvoeringstaken Wsw: alle feitelijke werkzaamheden en het nemen van besluiten ten aanzien van de plaatsing op de wachtlijst, in dienstverband of het beëindigen van een dienstverband van de geïndiceerden op grond van en krachtens de Wsw, inclusief bezwaar en beroep met uitzondering van het vaststellen van beleid en verordeningen;
HOOFDSTUK 2 DOELSTELLING, BELANGEN EN TAKEN
Het samenwerkingsverband heeft tot doel burgers, die behoren tot de re-integratiedoelgroep of die een beroep doen op de Wsw of op wetten als bedoeld in artikel 4 lid 2 en lid 3, op effectieve en efficiënte wijze te re-integreren waardoor zoveel mogelijk mensen in de IJmond naar vermogen werken en een economische bijdrage leveren.
Op de vergaderingen van het algemeen bestuur zijn de artikelen 22 en 23 van de Wgr van overeenkomstige toepassing.
Het gewicht van de stem, in een bepaald jaar, van een lid van het algemeen bestuur wordt bepaald door het inwoneraantal van de deelnemende gemeente gedeeld door het totale inwoneraantal van alle deelnemende gemeenten uitgedrukt in procenten met twee cijfers achter de komma waarbij vervolgens voor de gemeente Velsen een verhoging van het gewicht van de stem geldt van + 2%, voor de gemeente Heemskerk van + 1%, voor de gemeente Beverwijk van + 1% en een verlaging van het gewicht van de stem voor de gemeente Uitgeest geldt van -/- 4%.
Artikel 12 Commissie van advies
Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen met inachtneming van artikel 24 Wgr.
HOOFDSTUK 9 FINANCIELE BEPALINGEN
Artikel 27 Rekening en verantwoording
Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpjaarrekening inclusief Sisa bijlage en het verslag over het afgelopen kalenderjaar vóór 15 april van het daaropvolgende jaar aan het algemeen bestuur en aan de colleges die de ontwerpjaarrekening vervolgens voorleggen aan de raden van de deelnemende gemeenten. De jaarrekening gaat vergezeld van een accountantsverklaring en een verslag van bevindingen, zoals bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet.
HOOFDSTUK 10 INFORMATIEVOORZIENING
Artikel 31 Informatievoorziening
Minimaal één week voor een vergadering van het dagelijks bestuur is er ambtelijk overleg over aangelegenheden die de bedrijfsvoering betreffen tussen de controller van IJmond Werkt! en de controllers van de deelnemende gemeenten.
De controller van IJmond Werkt! stelt in overleg met de voorzitter en de secretaris de agenda op of met één van beide genoemde functionarissen in het geval de controller is gekozen als voorzitter of secretaris. De agenda wordt, inclusief de agenda van het dagelijks bestuur en voorzien van de bijbehorende stukken, op een zodanig tijdstip aan de deelnemers gezonden dat deze tijdig voor het overleg in het bezit van de deelnemers zijn.
Minimaal één week voor een vergadering van het dagelijks bestuur is er ambtelijk overleg over beleidsaangelegenheden tussen een beleidsmedewerker van IJmond Werkt! en de betrokken beleidsmedewerkers van de deelnemende gemeenten.
HOOFDSTUK 12 WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING, EN OPHEFFING
Het algemeen bestuur regelt de financiële en overige gevolgen van de uittreding. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de uittredende gemeente de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat de overige deelnemende gemeenten geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden.
De verordeningen die onder vigeur van de gemeenschappelijke regeling Sociaal werkvoorzieningsschap De Tunnel zijn vastgesteld door het algemeen bestuur vervallen van rechtswege wanneer de raden van de deelnemende gemeenten deze als eigen verordeningen opnieuw hebben vastgesteld en op de voorgeschreven wijze hebben bekendgemaakt.
De regeling wordt aangehaald als gemeenschappelijke regeling ‘IJmond Werkt!’
Artikelsgewijze toelichting gemeenschappelijke regeling IJmond Werkt!
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In dit artikel wordt een aantal toepasselijke begrippen, wetten en regelingen benoemd. Uitgangspunt hierbij is in principe dat wanneer relevante begrippen meer dan één maal in de regeling aan de orde komen ze in apart via de begrippenlijst worden toegelicht.
Artikel 2 Het openbaar lichaam
Dit artikel vermeldt de naam en de rechtsvorm van het samenwerkingsverband (art. 8 Wgr). Ook wordt de plaats van vestiging aangewezen. (art. 10 Wgr)
Het openbaar lichaam is de meest gebruikte én zwaarste vorm van samenwerking op basis van de Wgr. Het is de enige vorm van publiekrechtelijke samenwerking met rechtspersoonlijkheid. Hierdoor kan een openbaar lichaam zelfstandig in het maatschappelijk verkeer optreden en bijvoorbeeld eigen personeel in dienst nemen en fondsen beheren.
HOOFDSTUK 2 DOELSTELLING, BELANGEN EN TAKEN,
De doelstelling geeft aan wat het gezamenlijke streven is van de deelnemers aan het samenwerkingsverband. De wijze waarop deze wordt bereikt is nader uitgewerkt in de artikelen van de gemeenschappelijke regeling en in het businessplan ‘IJmond Werkt!’ dat door de colleges van de deelnemende gemeenten is vastgesteld op 9 april 2013.
Opgemerkt wordt dat het hier gaat om een doelstelling die voortkomt uit de missie van IJmond Werkt! zoals deze in het businessplan is verwoordt. De missie van het samenwerkingsverband IJW! is het vormen van een ondernemende organisatie die talenten van werkzoekenden koppelt aan werkgevers, de werkgevers kent en ontzorgt en werkzoekenden ondersteunt bij het nemen van de verantwoordelijkheid voor hun route naar werk.
Gemeenten kunnen een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten. Het belang of de belangen, ter behartiging waarvan zij is getroffen, moet vermeld worden in de regeling. (Art. 10, lid 1 Wgr)
Artikel 5 Taken en bevoegdheden
Dit zijn de activiteiten die het samenwerkingsverband ontplooit in het kader van het te behartigen belang. Daarbij is het denkbaar een "taak" te omschrijven in termen van te bereiken resultaten of doelen, zoals de doelmatige of evenwichtige voorziening in bepaalde behoeften, of het bereiken van bepaalde kwaliteitsniveaus. De taakstelling vloeit voort uit de Wsw en de WWB regelgeving.
Bij taken in het kader van verwante wetten moet vooral gedacht worden aan activiteiten op het terrein van re-integratie en maatschappelijke participatie.
Bij dit artikel 5 geldt dat in lid 2 is geregeld dat alle uitvoeringstaken die voortvloeien uit de Wsw aan IJmond Werkt! zijn gedelegeerd aan het algemeen bestuur (AB). Dit is een verplichting wanneer er sprake is van delegatie. Dit dient dan in de regeling zelf vastgelegd te zijn.
Aan deze delegatie liggen de volgende overwegingen ten grondslag. Uit de Wsw komen bevoegdheden voort die zien op het aan geïndiceerden aanbieden van een dienstbetrekking voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden. Het gaat hierbij om arbeid gericht op het behouden dan wel bevorderen van arbeidsbekwaamheid opdat de werknemer arbeid onder normale omstandigheden kan gaan verrichten. De inschakeling van geïndiceerden in het arbeidsproces wordt door het bestuur van het samenwerkingsverband bevorderd. Aan de werkgever kan in dat kader subsidie worden verstrekt. Ten slotte wordt de wachtlijst van geïndiceerden door het bestuur beheerd. De Wsw voorziet uitsluitend in bevoegdheden op het gebied van de re-integratie van geïndiceerden. De uitvoering van bovengenoemde bevoegdheden is in de regeling aan het bestuur van het samenwerkingsverband overgedragen. Dit is in overeenstemming met de bestaande praktijk waarin het samenwerkingsverband reeds ten behoeve van de deelnemende gemeenten de Wsw uitvoert. Het begrip uitvoeringstaken is hierbij van belang en is daarom nader uitgewerkt in de begrippenlijst.
De bevoegdheden uit de WWB, de IOAZ en de IOAW en de Anw die aan het samenwerkingsverband worden overgedragen zien op het ondersteunen bij arbeidsinschakeling van de personen die of bijstand of een uitkering op grond van deze en verwante wetten ontvangen. Het bestuur van het samenwerkingsverband bepaalt en biedt daarbij de voorzieningen aan waardoor arbeidsinschakeling mogelijk wordt gemaakt.
In de Regeling is aldus uitdrukkelijk rekening gehouden dat slechts bevoegdheden die zien op re-integratie worden overgedragen. Voornoemde wetten voorzien ook in de aan de colleges toekomende bevoegdheid om ontheffing te verlenen van de verplichting om deel te nemen aan een re-integratievoorziening. Omdat de bevoegdheid (ook) sterk is verweven met het door de deelnemende gemeenten te voeren inkomensbeleid, is er voor gekozen om deze bevoegdheden niet aan het samenwerkingsverband over te dragen. De colleges van de deelnemende gemeenten zouden in voorkomende geval wel kunnen besluiten om de betreffende bevoegdheid in mandaat door het samenwerkingsverband te laten uitoefenen.
Artikel 6 Uitvoering andere wetgeving
Een besluit hierover kan een individuele gemeente betreffen. Na besluitvorming wordt een en ander vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst.
Het bestuur van een gemeenschappelijke regeling, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld, kent imperatief drie organen, te weten het algemeen bestuur (AB), het dagelijks bestuur (DB) en de voorzitter. (Art. 12 t/m 22 Wgr.)
De leden van het AB van een regeling die alleen is getroffen door de colleges, worden door de colleges der deelnemende gemeenten uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, gekozen.
Hoewel de wet dat niet voorschrijft, is het voor de overzichtelijkheid wenselijk om in de regeling een aantal bepalingen op te nemen met betrekking tot zittingsduur, aftreden, tussentijds ontslag en plaatsvervanging van de leden. (Art. 13 Wgr)
Hierin wordt de formele positie van het AB vastgelegd. Het AB kan bevoegdheden overdragen aan het DB. Niet overdraagbare bevoegdheden zijn in de Wgr vastgelegd.
De wettelijke regels die gelden voor de verdeling van de bevoegdheden van de gemeentebesturen over de gemeentelijke bestuursorganen van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het bestuur van een openbaar lichaam (Art. 33 Wgr). Derhalve zijn voor wat betreft de verdeling van bevoegdheden tussen het AB en het DB onder meer de artikelen 147, 156 en 160 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Dit houdt onder andere in dat het DB is belast met het DB en dat voor het overige aan het AB alle bevoegdheden toekomen die niet aan het DB zijn opgedragen. In de Wgr wordt verwezen naar de tekst van de Gemeentewet zoals die luidde voor de inwerkingtreding van de Wet dualisering Gemeentebestuur. Dit brengt met zich mee dat veel bevoegdheden die aan het samenwerkingsverband zijn overgedragen bij het AB liggen en niet bij het DB. Natuurlijk kunnen veel bevoegdheden worden gedelegeerd aan het DB, dus is het van belang dat een goede bepaling hierover is opgenomen. Voor wat betreft deze delegatie van bevoegdheden van het AB aan het DB is het bepaalde in de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. In de Wgr is ten aanzien van het delegatievraagstuk geen specifieke regeling opgenomen. Het AB kan dus desgewenst een delegatiebesluit vaststellen. Indien de behoefte bestaat om deze mogelijkheid nader te reguleren of te beperken, bestaat er uiteraard wel aanleiding om in de regeling hierover duidelijkheid te verschaffen.
Artikel 22 en 23 van de Wgr stellen bepaalde minimumeisen aan het houden van vergaderingen en de orde tijdens die vergaderingen. In artikel 22 van de Wgr wordt als uitgangspunt het openbaar vergaderen door het AB voorop gesteld.
In dit artikel wordt de wijze van besluitvorming toegelicht. Vooral de wijze waarop de gewogen stem bepaald wordt is specifiek voor deze regeling. Ieder jaar dient de ‘waarde’ van de stem van een deelnemende gemeente te worden bepaald. De hieraan verbonden voorwaarde is dat uitgegaan wordt van het inwoneraantal van iedere gemeente van 1 jaar eerder op 1 januari. Hierbij wordt uitgegaan van het aantal inwoners volgens het CBS. Dus voor het bepalen van de waarde van de stem van een deelnemer in 2014 geldt het inwoneraantal per 1 januari 2013 etc. Het inwoneraantal gedeeld door het totale inwoneraantal van de deelnemende gemeenten uitgedrukt in procenten geeft de waarde van iedere stem weer. Vervolgens wordt deze waarde opgewaardeerd met 2 % voor de gemeenten Velsen, 1 % voor de gemeenten Beverwijk en Heemskerk en afgewaardeerd met 4 % voor de gemeente Uitgeest.
Op deze wijze wordt een waarde gegeven aan het verschil in financiële bijdrage van de deelnemers. Een in verhouding hogere bijdrage wordt op deze wijze ‘beloond’ met meer stemrecht. Doordat de procentuele verhouding wordt bepaald op twee cijfers achter de komma is de kans dat de stemmen staken praktisch nul. In het geval zich dit toch voordoet volgt opnieuw overleg in een volgende vergadering.
Niet alle besluiten kunnen worden genomen via stemming. Afhankelijk van het onderwerp worden er soorten besluiten genoemd waarbij unanimiteit vereist is.
Artikel 12 Commissie van advies
De betreffende bepalingen in de Wgr zijn verwant aan het bepaalde in de artikelen 82, en met name 83 en 87 van de Gemeentewet over binnengemeentelijke decentralisatie. Door de mogelijkheid van instelling van commissies kunnen meer lokale bestuurders en/of externe deskundigen bij het verlengd lokaal bestuur op regionaal niveau betrokken worden. De Wgr eist bepaalde waarborgen met betrekking tot toezicht en verantwoording. De wet opent de mogelijkheid om twee soorten commissies in te stellen. Ten aanzien van beide vormen van commissies bepaalt de wet onder meer dat het AB de bevoegdheden en de samenstelling ervan regelt. Bij de vaststelling van een commissieverordening zou aansluiting gezocht kunnen worden bij de verordeningen met betrekking tot gemeentelijke commissies ingevolge artikel 82 e.v. Gemeentewet. (Art. 24 Wgr)
Het AB kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. De Wgr eist dat de deelnemende gemeenten bij het aangaan van de regeling expliciet besluiten deze mogelijkheid te kunnen openen door deze in de regeling op te nemen. Bovendien eist de wet in het tweede lid van artikel 25 nog aanvullend dat het AB niet tot het instellen overgaat, dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de colleges van elk van de deelnemende gemeenten. Aan een bestuurscommissie kunnen bevoegdheden van het AB en van het DB worden toegekend. (Art. 25 Wgr)
Artikel 14 Verantwoording en artikel 15 Advies en informatie
Het AB heeft een inlichtingenplicht aan alle colleges van de deelnemende gemeenten. Elk AB-lid heeft tevens een inlichtingenplicht aan het eigen college. Het college informeert vervolgens de gemeenteraad op de geëigende wijze. Een AB-lid kan ook door het eigen college om informatie worden gevraagd.
Omdat de samenstelling van het AB en het DB identiek is, hoeft er geen verantwoording door een lid van het DB aan het AB te worden afgelegd.
De regeling moet volgens de Wgr bepalen uit hoeveel leden het DB zal bestaan.
Daarbij geldt een minimumvereiste van drie leden, inclusief de voorzitter. Ook mogen DB-leden niet allen afkomstig zijn uit dezelfde gemeente. Ook voor DB-leden is een regeling opgenomen inzake de samenstelling en zittingsduur. Deze eindigt in principe op het moment van aftreden van het AB (geldt voor alle leden van het DB). Het aanwijzen van een plaatsvervangend voorzitter is ook mogelijk zonder expliciete bepaling. (Art. 14 Wgr)
Dit artikel geeft richting aan de werkwijze van het DB. Expliciet is vermeld dat de vergaderingen van het DB niet openbaar zijn. De stemverhouding in het DB is gelijk aan die in het AB. Dit is mogelijk omdat in artikel 17 is bepaald dat de samenstelling van het DB gelijk is aan de samenstelling van het AB.
Gezien de wijze waarop de waarde van de stem van de leden bepaald wordt is de kans op het staken der stemmen te verwaarlozen. Daar is dan ook geen bepaling voor opgenomen.
De taken van het DB richten zich voornamelijk op de beheersmatige kant van de regeling. Daarnaast heeft het DB een rol in de voorbereiding van de besluitvorming in het AB. Het AB kan wel specifieke taken aan het DB overdragen via mandatering of delegatie.
De voorzitter wordt volgens de Wgr door en uit het AB aangewezen. Voor hem gelden dezelfde regels als voor de overige leden ten aanzien van aftreden, tussentijds ontslag etcetera.
Het AB benoemt een directeur die aan het hoofd van de uitvoeringsorganisatie staat. Er wordt een instructie voor de directeur vastgesteld door het AB. Met het vaststellen van deze instructie wordt de Velsense systematiek gevolgd. Er is immers ook een instructie voor de gemeentesecretaris. Het volgen van deze systematiek ligt tevens in lijn met het volgen van de Velsense rechtspositieregeling en het volgen van de Velsense systematiek van functiewaardering door IJW!
Aangezien de directeur de eerste adviseur van het AB is, is het van belang dat het mogelijk is hem tijdelijk te vervangen bij afwezigheid. Dit is geregeld in lid 5.
In lid 8 is opgenomen dat het AB voor de functie van directeur de regels vaststelt voor het beoordelen van het functioneren van de directeur. Specifiek voor deze functie kan dit alleen door het AB gedaan worden. Hierbij kan bijvoorbeeld aangesloten worden bij de uitgangspunten voor ‘good governance’. Het beoordelen van het personeel van IJW! is vervolgens weer voorbehouden aan de directeur.
Artikel 21 Dienstbetrekking werknemers
Een regeling kan alleen personeel aanstellen of al dan niet via een overeenkomst van opdracht inhuren, als er sprake is van rechtspersoonlijkheid en dus van een openbaar lichaam. Hoewel de Wgr ter zake geen eisen stelt, verdient het aanbeveling om in een gemeenschappelijke regeling te regelen of een samenwerkingsverband al dan niet personeel in dienst kan nemen. Via dit artikel is dat vastgelegd. Is dit het geval, dan dienen ten aanzien van de personele aspecten bepalingen opgenomen te worden (bepalingen in verband met rechtspositie, bezoldiging, benoeming, ontslag e.d.) Ook dat is in de GR opgenomen.
Voor al het ambtelijk personeel geldt de Car/Var dat wil zeggen de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling en de Velsense Arbeidsvoorwaarden Regeling. Deze laatste bevat op bepaalde punten een uitwerking van de Car. In de begrippenlijst van de GR is het begrip ambtelijk medewerker toegelicht.
Een sociaal statuut wordt in overleg met de vakbondsvertegenwoordigers opgesteld en geldt voor het personeel van het samenwerkingsverband.
Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht is ook van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Dit betekent dat het samenwerkingsverband moet regelen hoe omgegaan wordt met klachten, bestuursorganen van het samenwerkingsverband betreffende, dan wel hoe om te gaan met klachten, medewerkers (personeel) van het samenwerkingsverband betreffende.
Voor wat de bepalingen van titel 9.2 van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht
betreft (het externe klachtrecht aangaande) kan de gemeenschappelijke regeling kiezen.
Ofwel de regeling kiest voor aansluiting bij de Nationale ombudsman, ofwel de regeling
kiest voor een ombudsman of een ombudscommissie van één van de deelnemers aan de
gemeenschappelijke regeling. De gemeenschappelijke regeling mag dus géén eigen ombudsvoorziening in het leven roepen.
HOOFDSTUK 9 FINANCIELE BEPALINGEN
Deze artikelen betreffen de begroting, de rekening, de administratie en de controle.
De financiële regelingen en nadere regels op grond van artikel 212 en 213 Gemeentewet bepalen de uitgangspunten voor het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie, interne controle en accountantscontrole, waardoor aan de eisen van de rechtmatigheid, verantwoording en controle kan worden voldaan.
De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) is eveneens van toepassing op gemeenschappelijke regelingen die bevoegd zijn tot het aangaan, garanderen en verstrekken van geldleningen. De Wet fido schrijft voor dergelijke regelingen een treasurystatuut voor. Het AB stelt dit treasurystatuut vast.
Artikel 25 Bijdrage deelnemende gemeenten
De gemeenten ontvangen van het Rijk een bijdrage voor de uitvoering van de Wsw en de re-integratietaken in het kader van de WWB. Deze bijdrage wordt op het moment dat deze bij de gemeenten binnenkomt (het betreft bevoorschotting; er wordt later met het Rijk afgerekend na verantwoording) 1 op 1 over aan IJmond Werkt!
Artikel 26 Begrotingsprocedure
Ten aanzien van financiële aspecten stelt de Wgr een aantal regels.
De artikelen 34 en 35 van de Wgr bevatten een regeling met betrekking tot de vaststelling van de begroting. Deze is van overeenkomstige toepassing.
In de regeling is opgenomen dat de deelnemende gemeenten begrotingsrichtlijnen voor het samenwerkingsverband in gezamenlijkheid kunnen vaststellen. Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld een maximum norm voor aanpassing van prijsgevoelige onderdelen.
De begrotingscyclus wordt afgestemd op de begrotingscycli van de deelnemende gemeenten.
Ook is expliciet vermeld dat in de begroting prestatieafspraken worden opgenomen. Deze prestatieafspraken worden in overleg met de gemeenten gemaakt en dienen om te kunnen sturen op de te leveren kwaliteit van de uitvoeringstaken.
Artikel 27 Rekening en verantwoording
De Wgr bevat een regeling met betrekking tot vaststelling van de jaarrekening. De wet bepaalt, dat de vaststelling van de jaarrekening door het AB geschiedt in het jaar volgend op dat waarop deze betrekking heeft, en dat het DB de rekening binnen twee weken na vaststelling, doch uiterlijk 15 juli naar Gedeputeerde Staten stuurt.
In artikel 27 is er voor gekozen gedetailleerd op te nemen wat er wordt verwacht van de uitvoeringsorganisatie.
Met het vaststellen van de tussenrapportages wordt de financiële informatievoorziening over het lopende boekjaar ondersteund.
Artikel 29 Verrekening via verdeelsleutel
Verrekening van financiële resultaten kan plaatsvinden door middel van een verrekeningsmodel. Dit model is in dit artikel opgenomen.
De gemeenten zijn de drager van het financiële risico. Vandaar de maximering van het weerstandsvermogen en het vastleggen van de wijze waarop tekorten of overschotten worden verrekend. Het samenwerkingsverband houdt de beschikking over een kleine buffer om onverhoedse tegenvallers in de bedrijfsvoering op te kunnen vangen. Bij het samenwerkingsverband dient de algemene reserve als buffer voor risico’s. Bij gemeente bestaat het weerstandsvermogen ook nog uit onbenutte belastingcapaciteit en uit de stille reserves.
HOOFDSTUK 10 INFORMATIEVOORZIENING
Artikel 31 Informatievoorziening
Via deze afspraken wordt de informatievoorziening aan de ‘voorkant’ verbeterd. De informatievoorziening is bedoeld voor ambtelijke organisatie en heeft tot doel heeft de ambtelijke advisering aan de portefeuillehouders goed vorm te kunnen geven. Er is geen sprake van direct advies aan leden van het AB omdat dit de verantwoordelijkheid is van de directeur.
In dit artikel is er bewust voor gekozen om in detail weer te geven op welke wijze het beleidsmedewerkers en het controllersoverleg wordt vormgegeven. Door de gemeenten wordt groot belang gehecht aan informatievoorziening op deze wijze zodat het mogelijk is om voor elke AB vergadering de portefeuillehouders ambtelijk te adviseren met inachtneming van de gemeentelijke context. Deze advisering is niet mogelijk op een kwalitatief aanvaardbaar niveau als niet eerst inhoudelijk overleg heeft plaatsgevonden.
HOOFDSTUK 11 ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN
Via dit artikel wordt voldaan aan de eisen in de archiefwet.
HOOFDSTUK 12 WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING
Artikel 9 van de Wgr bepaalt, dat regelingen, voor onbepaalde tijd aangegaan, bepalingen inhouden over wijziging, opheffing, toetreding en uittreding. Ingevolge artikel 1 van de Wgr zijn de gemeentelijke bestuursorganen, die een regeling treffen ook bevoegd te besluiten over wijziging, toetreding en uittreding. Algemeen wordt er vanuit gegaan dat dit ook geldt voor het opheffen van een regeling. De artikelen van de regeling (toe- en uittreding, wijziging en opheffing) gaan hier dan ook van uit.
Er is opgenomen dat de regeling kan worden gewijzigd of opgeheven bij daartoe strekkend besluit van de besturen van alle deelnemende gemeenten.
In de tekst is tot uitdrukking gebracht dat het de gemeenten zijn die beslissen over wijziging. Het AB kan dan ook een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging geven via een daartoe strekkend voorstel. Het DB zendt dit voorstel toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten.
Artikel 34 en 35 Toetreding en uittreding
Het besluit voor toe- of uittreding dient te worden toegestuurd naar Gedeputeerde Staten. De Wgr bevat geen bijzondere regeling voor uittreden. Het besluit tot het stellen van (financiële) voorwaarden behoeft formeel geen goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
In de regeling is opgenomen dat het AB vastlegt welke gevolgen voor de (deelnemende) gemeenten verbonden zijn aan toe- of uittreding. Het AB houdt daarbij rekening met de volgende uitgangspunten:
a. personele consequenties (salarissen, wachtgelden);
b. consequenties ten aanzien van gepleegde investeringen (gebouwen, materiaal etc.);
c. andere financiële consequenties (verdeelsleutel; extra financiële bijdragen; aangegane verplichtingen, onder meer in het kader van een eventuele dienstverleningsovereenkomst, of voortvloeiend uit leveringscontracten e.d.);
d. de bij uittreding voor de overblijvende gemeenten opkomende voordelen, doordat minder kosten hoeven te worden gemaakt en uiteindelijk bij liquidatie minder gemeenten aanspraak maken op een batig saldo.
In de door het AB vast te stellen gevolgen wordt de wijze bepaald waarop een eventuele uittreedvergoeding moet worden vastgesteld.
De gemeenten hebben afspraken gemaakt om gezamenlijk taken uit te laten voeren en de daarbij behorende budgetten over te hevelen. Het kan zijn dat een gemeente niet wil uittreden maar toch besluit bepaalde taken zelf uit te voeren. In dat geval heeft dat consequenties voor de overige deelnemers. Dit wordt dan ook beschouwd als uittreden en overeenkomstig behandeld.
Artikel 36 Opheffing en liquidatie
De colleges van deelnemende gemeenten kunnen uiteraard ook een voorstel tot opheffing en liquidatie doen.
Indien er sprake is van een geschil is het van belang dat er duidelijkheid is over de te volgend procedure. Nadruk ligt op het oplossen van het geschil vandaar dat er niet direct een besluit van Gedeputeerde Staten kan worden gevraagd.
Artikel 38 Toezending aan Gedeputeerde Staten
Artikel 40 Duur van de regeling
In de praktijk worden gemeenschappelijke regelingen voor onbepaalde tijd gesloten.
De in het verleden door het algemeen bestuur van De Tunnel vastgestelde verordeningen die op dit moment nog geldig zijn, dienen bij het vaststellen van de nieuwe verordeningen door de raden ingetrokken te worden. Dit kan niet meer via het algemeen bestuur van de Tunnel plaatsvinden omdat de gemeenschappelijke regeling De Tunnel (die de voorloper was van de gemeenschappelijke regeling de Meergroep) niet meer bestaat. Vandaar dat deze verordeningen in voorkomende gevallen van rechtswege vervallen. Dit artikel is derhalve niet gewijzigd.
De inwerkingtreding van een gemeenschappelijke regeling vindt pas plaats nadat alle bestuursorganen van de deelnemende gemeenten het besluit tot aangaan of wijziging hebben vastgesteld. Dit doet recht aan de individuele bevoegdheden van deze organen.
De citeertitel van de regeling bepaald de naam die in het dagelijks verkeer wordt gebruikt.