Organisatie | Lisse |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening afvalstoffenheffing 2014 |
Citeertitel | Verordening afvalstoffenheffing 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 20-12-2013 Witte Weekblad, 27-12-2013 | w42590 |
De raad van de gemeente Lisse;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 november 2013,
gelet op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;
De Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2014
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.
Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit
Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.
De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdelen a en b verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven, met dien verstande dat de belasting altijd voor ten minste drie kalendermaanden is verschuldigd. Een gedeelte van een kalendermaand wordt bij de toepassing van dit artikellid als een gehele kalendermaand gerekend.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle maanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat jaar verschuldigde belasting bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdelen a en b als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle maanden overblijven, minus de drie maanden die ingevolge het derde lid in ieder geval verschuldigd zijn.
Artikel 8 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen zijn geheven van natuurlijke personen en de verschuldigde bedragen door middel van een automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Bij de invordering van de afvalstoffenheffing bedoeld in artikel 4, tweede lid wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.
De “Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2013” van 20 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.