Organisatie | Noordenveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Noordenveld 2013 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Noordenveld 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
art. 36 van de Wet Werk en Bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 20-11-2013 Roder Journaal, 4-12-2013 | Onbekend |
De raad van de gemeente Noordenveld,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 oktober 2013;
gelet op de artikelen 139 e.v., van de Gemeentewet en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
De uitvoering van deze verordening berust bij het bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier.
Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 110 % van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.
Artikel 4 Hoogte van de toeslag
(de genoemde bedragen gelden per 1 januari 2012 en jaarlijkse indexering vindt plaats per 1 januari)
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt. In deze verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen. Voorts is gekozen voor een invulling die zo veel mogelijk ongewenste armoedevaleffecten voorkomt.
Verder is aan het bestuur overgelaten om te bepalen onder welke omstandigheden sprake is van uitzicht op inkomensverbetering. Hoewel dit niet in artikel 8 WWB is bepaald, dient dit volgens de regering in de verordening te worden vastgelegd (Memorie van Antwoord, EK 2008 -2009, 31441, nr. C, p. 1).
In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.
Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt. De ISD benadert betrokkenen ook actief.
In artikel 36, lid 5 van de Wet werk en bijstand stond tot 1 juli 2013 vemeld, dat ten aanzien van de langdurigheidstoeslag (onder meer) artikel 44 van de Wwb niet van toepassing was.
In lid 1 van dit laatste artikel staat vermeld dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop het recht op bijstand is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
De wijziging van artikel 36, lid 5, van de Wwb bij Verzamelwet SZW 2013 voorziet erin, dat artikel 44 van de Wwb als hoofdregel voortaan ook geldt voor de verlening van de langdurigheidstoeslag, net als voor de overige vormen van categoriale bijzondere bijstand. Hiermee kan de peildatum niet meer voor de aanvraagdatum zijn gelegen.
Het huidige artikel 36, lid 4, van de Wwb is door het van toepassing verklaren van artikel 44 van de Wwb bij de verlening van langdurigheidstoeslag per 1 juli 2013 overbodig geworden. Dit artikellid komt dan ook te vervallen onder vernummering van het huidige lid 5 en het huidige lid 6 tot lid 4 en lid 5.
Met deze wetswijziging is het per 1 juli 2013 niet meer mogelijk een langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht aan te vragen over voorgaande jaren. De verordening is daarom per 1 juli 2013 aangepast.
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB voor 2009 voorschreef wordt in de praktijk als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimuminkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Deze periode van drie jaar wordt bevestigd in onderzoeken verricht door het NIBUD. Daarom wordt hier een periode van 3 jaar aangehouden.
Het begrip “langdurig, laag inkomen” wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 110% van de bijstandsnorm. Het hanteren van een hogere norm dan de bijstandsnorm maakt het mogelijk dat ook inwoners met een vergelijkbaar inkomen, een beroep kunnen doen op de langdurigheidstoeslag. Deze inkomensgrens is gelijk aan het nieuw in de wet genoemde maximum van 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Studenten worden expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. In de toelichting in de nota van wijziging geeft de Staatssecretaris aan dat door de zinsnede "geen uitzicht heeft op inkomensverbetering" in het voorgestelde artikel 36 WWB wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief, zoals studenten, niet in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag.
In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de hoogte zoals die gold op 1 januari 2012. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met het wettelijke indexeringspercentage.
In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van de partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge de artikelen 11 of artikel 13 lid 1 WWB.
NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een van de gehuwden sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien een van de partners niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide gehuwden geen recht op de langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt beide gehuwden immers gezamenlijk toe. Iedereen moet daarom ook, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, aan de voorwaarden voldoen.
Dit artikel behoeft geen toelichting.