Organisatie | Vught |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing 2014 |
Citeertitel | Verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2018 | 01-01-2020 | Wijziging artt. 6 en 14 | 13-12-2018 | Documentnummer: BW/18 - 274284 | |
01-01-2018 | 22-12-2018 | artt. 2, 3, 6, 10, 14 | 14-12-2017 | BW/17-219123 | |
01-01-2017 | 01-01-2018 | art. 6 lid 1 en art. 14, lid 3 | 22-12-2016 | GRIFW/16 - 166664 | |
01-01-2016 | 01-01-2017 | art. 6 lid 1 en lid 2 en art. 14, lid 3 | 17-12-2015 | wijziging verordening | |
01-01-2014 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 19-12-2013 Het Klaverblad, 31-12-2013 | Onbekend |
Artikel 2. Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht
De rioolheffing wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering of watergangen wordt afgevoerd, dan wel die belang heeft bij de nakoming van de gemeentelijke zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemel- en grondwater zoals genoemd in artikel 3.5 en 3.6 van de Waterwet.
Artikel 4. Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5. Maatstaf van heffing
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing door de gemeente plaatsvindt, de verbruiksperiode van afrekening van Brabant Water N.V. zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt. In geval van een tijdelijke lozing van water ten behoeve van bronbemaling dan wel bodem- of grondwatersanering is het belastingtijdvak, in afwijking van eerste lid, gelijk aan de duur van het plan c.q. werk.
De belasting wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden opgenomen op de afrekening van Brabant Water N.V. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de jaarnota van Brabant Water N.V. of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.
Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting, bedoeld in artikel 3, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting, bedoeld in artikel 3, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10. Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 wordt het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag betaald tegelijk met, en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. wordt betaald.
De bij wege van aanslag opgelegde bedragen moeten in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
In afwijking van het tweede lid geldt, indien is gekozen voor automatische incasso en zolang de verschuldigde bedragen kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De belasting, bedoeld in artikel 3, wordt niet geheven indien door of in opdracht van de gemeente ten behoeve van bronbemaling dan wel bodem- of grondwatersanering in de openbare ruimte water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
Kwijtschelding wordt verleend op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde kwijtscheldingsregeling.
Artikel 13. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 14. Inwerkingtreding en citeerartikel
De verordening tot wijziging van de 'Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2012' wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Indien het belastingtijdvak een verbruiksperiode is, en deze niet gelijk is aan het kalenderjaar, vangt in afwijking in zoverre van artikel 7, eerste lid, het eerste belastingtijdvak waarvoor deze verordening geldt aan op 1 januari 2014, en eindigt dat belastingtijdvak op het moment dat de op 1 januari 2014 lopende gebruiksperiode eindigt.