Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Brabantse Delta

Treasurystatuut 2014 voor waterschap Brabantse Delta

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Brabantse Delta
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingTreasurystatuut 2014 voor waterschap Brabantse Delta
CiteertitelTreasurystatuut van waterschap Brabantse Delta
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 108
  2. Waterschapswet, art. 109
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-12-201306-08-2019nieuwe regeling

11-12-2013

Waterschapsblad

13IT030589

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut 2014 voor waterschap Brabantse Delta

 

 

HOOFDSTUK 1. INLEIDING

De regelgeving over de financiën van waterschappen is in 2009 in lijn gebracht met de aangepaste Waterschapswet. In dit treasurystatuut wordt het beleidskader vastgelegd met betrekking tot de treasuryfunctie.

 

In de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FIDO) zijn kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De belangrijkste doelstellingen van deze wet zijn: het bevorderen van een solide financiering en kredietwaardigheid van de decentrale overheden, het beheersen van renterisico’s en het vergroten van transparantie.

 

Het treasurybeleid kent een tweetal kwalitatieve randvoorwaarden waaruit volgt dat zogenaamd bankieren door decentrale overheden, niet is toegestaan. De eerste voorwaarde is dat het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen alsmede het verlenen van garanties, alleen zijn toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. De tweede houdt in dat uitzettingen en het gebruik van derivaten een prudent karakter dienen te hebben en niet gericht behoren te zijn op het genereren van inkomen in combinatie met het lopen van risico’s.

 

In verband met de vereisten van de Wet FIDO (zie bijlage 2) zijn er twee instrumenten op het gebied van treasury; allereerst het onderhavige treasurystatuut. In dit treasurystatuut is de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut wordt er jaarlijks een treasuryparagraaf in zowel de begroting als in de jaarrekening opgenomen. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens en de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken. Verder dient in de managementletters (voorzienbare) afwijkingen ten opzichte van deze voornemens aangegeven te worden.

 

Inmiddels is besloten dat in 2013 de decentrale overheden verplicht moeten schatkistbankieren zonder leenfaciliteit. Dit betekent dat overschotten van liquide middelen alleen bij het rijk kunnen worden uitgezet.

 

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van het waterschap geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, financiering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces te beheersen.

Met de vaststelling van dit treasurystatuut wordt voldaan aan de verplichting zoals die is opgenomen in artikel 108 en 109 van de Waterschapswet.

HOOFDSTUK 2. BEGRIPPENKADER

PARAGRAAF 2.1 ALGEMENE BEGRIPPEN

Ten behoeve van de leesbaarheid van het treasurystatuut is het aantal technische termen in dit statuut beperkt.

 

Derivaten:

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen, obligaties of deposito’s zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om risico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren .

EU/EER lidstaat:

Een lidstaat is een staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Dit zijn de EU-landen plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

Financiering:

Het aantrekken van benodigde financiële middelen. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

Kasgeldlimiet:

Een bedrag ter grootte van, een percentage, genoemd in de Wet FIDO, van het totaal van de jaarbegroting van het waterschap bij aanvang van het jaar. Dit percentage is in de “Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden” voor waterschappen vastgesteld op 23%. Het gaat bij het kasgeldlimiet om het beperken van de renterisico’s op de korte schuld.

Kredietrisico:

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie.

Liquiditeitenprognose:

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid. Dit ter bepaling van het moment om een lening aan te trekken dan wel overtollige middelen uit te zetten.

Netto-vlottende schuld:

Het gezamenlijk bedrag van:

-de opgenomen gelden met een oorspronkelijk rentetypische looptijd korter dan 1 jaar;

-de schuld in rekening-courant;

-de voor een termijn van korter dan 1 jaar ter bewaking in kas gestorte gelden van derden.

Rating:

Een indicatie van het kredietwaardigheidrisico ofwel de mate waarin de onderneming aan haar verplichtingen kan voldoen.

Renterisico:

Het gevaar van onvoorziene veranderingen van de (financiële) resultaten van het waterschap door rentewijzigingen.

Renterisiconorm:

Een bedrag ter grootte van, een percentage van het begrotingstotaal, genoemd in de “Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden” is dit percentage voor waterschappen vastgesteld op 30%. De renterisiconorm is opgesteld met als doel de rentegevoeligheid van de portefeuille van langlopende leningen te beperken.

Rentevisie:

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

Toezichthouder:

De provincie Noord-Brabant die op grond van het reglement van het waterschap is belast met het toezicht op de begroting.

Treasurybeheer:

Dit omvat de daadwerkelijke uitvoering van het treasurybeleid, binnen de kaders van het treasurystatuut.

Treasurybeleid:

Dit beleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en voorwaarden, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

Treasuryfunctie:

Alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Uitzetting gelden:

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Vaste schuld:

Het gezamenlijk bedrag van de schuld uit hoofde van de geldleningen met een looptijd van 1 jaar of langer, en de voor een termijn van 1 jaar of langer ontvangen waarborgsommen.

Vermogenswaarde:

De in geld uitgedrukte waarde van de bezittingen aan goederen en vorderingen.

Vermogensbehoefte:

Een overzicht van de behoefte aan middelen op lange termijn ter financiering van de investeringen. Ook wel kapitaalbehoefte genoemd.

HOOFDSTUK 3. DOEL VAN HET TREASURYSTATUUT

PARAGRAAF 3.1 DOEL

Het treasurystatuut (hierna: statuut) heeft tot doel een formeel kader te scheppen waar binnen de financiering- en beleggingsactiviteiten van waterschap Brabantse Delta dienen plaats te vinden. In het statuut moeten de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang, duidelijkheid en transparantie garanderen.

PARAGRAAF 3.2 ALGEMENE MISSIE VOOR TREASURY

De Algemene missie voor treasury van waterschap Brabantse Delta is het zo optimaal mogelijk uitvoeren van haar publieke taken. In algemene zin zal het financieel beleid dienen bij te dragen aan en ondersteuning te bieden voor het uitvoeren van deze missie. Meer specifiek zal de financiële continuïteit op korte en lange termijn gewaarborgd dienen te worden.

PARAGRAAF 3.3 HET TREASURYBELEID

Het treasurybeleid is erop gericht toegang te verkrijgen en te behouden tot de geld- en kapitaalmarkt om zo, binnen de financiële mogelijkheden van het waterschap, een optimaal rendement te verkrijgen dan wel de lasten zo veel mogelijk te reduceren.

Investeringen, deelnemingen en beleggingen die worden gedaan in het kader van de publieke taak, waarbij bewust risico’s worden aanvaard vallen buiten de kaders van dit statuut. In de voorkomende gevallen dient hiervoor steeds afzonderlijke besluitvorming plaats te vinden.

 

Meer gedetailleerd zijn de doelstellingen van het treasurybeleid:

  • ·

    het verkrijgen en handhaven van toegang tot de geld- en kapitaalmarkten tegen de scherpst mogelijke condities;

  • ·

    het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico’s, zoals rente- , koers,- liquiditeits -, valuta- en kredietrisico’s;

  • ·

    het minimaliseren van de interne (verwerkingskosten) en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities;

  • ·

    het realiseren van een efficiënte en controleerbare treasuryfunctie binnen de organisatie;

  • ·

    het tijdig beschikbaar hebben van betrouwbare informatie aangaande de treasury;

  • ·

    het continu voldoen aan de wettelijke vereisten aangaande treasury, zoals onder meer opgenomen in de Wet FIDO en RUDDO de daarbij behorende uitvoeringsregelingen.

PARAGRAAF 3.4 RISICO-ATTITUDE

De attitude van het waterschap Brabantse Delta ten aanzien van financieel risico is risicomijdend.

 

Risicomijdend houdt in ieder geval in:

  • ·

    Het beleid ten aanzien van financieringen is erop gericht een spreiding van toekomstige renterisico’s te bevorderen zodat voldaan wordt aan de renterisiconorm conform de eisen uit de Wet FIDO en er geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt.

  • ·

    Het beleid ten aanzien van beleggingen is zodanig dat alleen beleggingen kunnen worden gedaan van tijdelijke overschotten en gericht op de beheersing en vermindering van daaraan verbonden risico’s.

  • ·

    Het gebruik van derivaten is alleen toegestaan indien dit leidt tot het handhaven, verminderen of het afdekken van financiële risico’s en vraagt expliciete besluitvorming door het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 4. DE ORGANISATIE VAN DE TREASURYFUNCTIE

PARAGRAAF 4.1 TREASURY-ORGANISATIE

  • ·

    Na vaststelling van het Statuut delegeert het algemeen bestuur middels een delegatiebesluit jaarlijks bij de begroting het dagelijks bestuur voor de uitvoering van het treasurybeleid, c.q. concrete treasury-activiteiten zoals aantrekken van geldleningen en uitzetten van gelden.

  • ·

    De praktische uitvoering van het beleid wordt verzorgd door de afdeling Financiën

  • ·

    Een beleidsvoorstel wordt, na behandeling door het dagelijks bestuur, ter vaststelling voorgelegd aan het algemeen bestuur.

PARAGRAAF 4.2 PROCEDURES

  • *

    In de beschrijving van de Administratieve Organisatie zijn procedures opgenomen die betrekking hebben op de treasuryfunctie. In deze procedures zijn verantwoordelijkheden, activiteiten en functiescheidingen vastgelegd.

  • *

    In het kader van dit treasurystatuut is een procedure opgesteld, welke als bijlage bij dit statuut is opgenomen. De procedure is: “Aangaan van leningen”.

PARAGRAAF 4.3 FUNCTIESCHEIDING

Door functiescheiding te creëren tussen besluitvormende, registrerende en controlerende functies wordt misbruik zoveel als mogelijk voorkomen. Naast de externe controle door de accountant aan het einde van het proces vindt ook tijdens de processen controle plaats naar de juistheid en legitimiteit. De controle van de accountant vindt plaats in het kader van de controle op de jaarrekening. Hiermee strekt de controle van de accountant zich uit over het gehele uitvoeringstraject. De invulling hiervan is in de verordeningen en artikel 109 Waterschapswet (verordening op de controle van het financieel beleid en beheer) neergelegd.

HOOFDSTUK 5. INSTRUMENTEN, RICHTLIJNEN EN VOORWAARDEN

PARAGRAAF 5.1 INSTRUMENTEN

Voor het uitvoeren van transacties zijn in het kader van de treasury de volgende instrumenten beschikbaar:

  • ·

    Rekening-courant faciliteiten

  • ·

    Kasgeldleningen

  • ·

    Vaste geldleningen

Voor het gebruik van andere instrumenten dient vooraf een apart mandaat te zijn afgegeven door het algemeen bestuur.

PARAGRAAF 5.2 RICHTLIJNEN

Bij het gebruik van de voorgaande instrumenten moet men in ieder geval voldoen aan de onderstaande richtlijnen:

SUBPARAGRAAF 5.2.1 ALGEMEEN

  • ·

    Geld wordt uitsluitend uitgezet of opgenomen op basis van een recente liquiditeitsprognose en een actuele rentevisie.

  • ·

    De rentevisie / rentescenario’s van het waterschap Brabantse Delta zijn gebaseerd op informatie van gezaghebbende instanties.

  • ·

    De rentevisie krijgt een plaats in de begroting en kadernota.

SUBPARAGRAAF 5.2.2 OPNEMEN

  • ·

    Renterisico’s op de netto vlottende schuld zijn begrensd tot de normen van de kasgeldlimiet van de Wet FIDO.

  • ·

    Renterisico’s op de vaste schuld zijn begrensd tot de normen van de renterisico norm van de Wet FIDO.

  • ·

    Het gebruik van specifieke instrumenten dient te geschieden conform de ministeriële regeling uit hoofde van de Wet FIDO en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden”.

  • ·

    Het aantrekken van leningen geschiedt conform de procedure “aangaan van leningen” zoals opgenomen in bijlage 1.

SUBPARAGRAAF 5.2.3 UITZETTEN

Inmiddels is besloten dat vanaf december 2013 de decentrale overheden verplicht moeten schatkistbankieren. Dit betekent dat overschotten van liquide middelen bij het rijk kunnen worden uitgezet. Het herziene wetsvoorstel (Wet FIDO) is uitgebreid met de mogelijkheid dat een overheid ook kan uitlenen aan medeoverheden.

 

Schatkistbankieren

De deelnemende instellingen houden hun publieke middelen aan op de eigen rekening-courant bij het ministerie van Financiën en ontvangen hiervoor van het ministerie van Financiën een rentevergoeding. De Staat handelt zelfstandig op de geld- en kapitaalmarkt. Zij handelt over het algemeen tegen betere condities dan die voor een instelling normaal gesproken gelden. Deze betere voorwaarden kunnen zelfs van toepassing zijn op het afsluiten van deposito's. Een tweede voordeel voor de instellingen is dat zij ook een risicoloos kasbeheer voeren.

 

Deelnemende instellingen regelen het betalingsverkeer via de eigen bank(en). Aan het einde van een werkdag wordt een eventueel negatief saldo op hun bankrekening(en) aangezuiverd vanaf de rekening-courant die de instelling heeft bij het ministerie van Financiën. Andersom wordt een positief saldo op deze bankrekening aan het einde van de dag juist afgeroomd ten gunste van de rekening-courant van de instelling bij het ministerie van Financiën. Met behulp van de internetfaciliteit schatkistbankieren kunnen houders van een rekening-courant actuele standen en mutaties raadplegen.

HOOFDSTUK 6. VOORBEREIDING EN VASTSTELLING VAN HET BELEID

PARAGRAAF 6.1 ALGEMEEN

*Voor de uitvoering van het treasurybeleid is operationele informatie nodig. De verschillende operationele informatiestromen zijn als volgt:

 

Operationele informatie

Frequentie

Bron

Verstrekker

Ontvanger

Saldobepaling

Dagelijks

Elektronisch bankiersysteem en financiële administratie

Medewerker financiële administratie

Senior adviseur financiële administratie

Liquiditeitsprognose lange termijn

Minimaal per kwartaal of bij behoefte

Liquiditeitsoverzicht

Medewerker financiële administratie

Afdelingshoofd Financiën + Senior adviseur financiële administratie

Analyse leningen- en beleggingsportefeuille

Minimaal per kwartaal of bij behoefte

Leningenadministratie

Senior. adviseur financiële administratie

Afdelingshoofd Financiën/directielid bedrijfsvoering en controller

Rentevisie lange en korte termijn

Per kwartaal

Financiële publicaties/bankrelaties

Senior adviseur financiële administratie

Afdelingshoofd Financiën/directielid bedrijfsvoering en controller

PARAGRAAF 6.2 MANDATEN

De aan het dagelijks bestuur gedelegeerde bevoegdheid tot het aangaan van geldleningen te mandateren aan de Senior adviseur financiële administratie en overigens onder de verplichting voor het aangaan van een geldlening goedkeuring te vragen aan het hoofd Financiën en de voorzitter van de voorbereidingscommissie financiële jaarstukken.

PARAGRAAF 6.3 TUSSENTIJDSE BIJSTELLING VAN HET BELEID

Tussentijdse bijstelling van het mandaat van het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur, vindt plaats indien daar gebaseerd op de conclusies uit de managementletters, aanleiding toe is. Het bijgestelde mandaat wordt in het algemeen bestuur vastgesteld.

HOOFDSTUK 7. UITVOERING VAN HET BELEID

De Senior adviseur financiële administratie kan op basis van een door het dagelijks bestuur afgegeven mandaat financiële verplichtingen (geldleningen) namens het Waterschap Brabantse Delta aangaan. De Senior adviseur financiële administratie gaat deze verplichtingen aan in overleg met het hoofd Financiën, de portefeuillehouder en een medewerker van de afdeling Financiën.

HOOFDSTUK 8. TOETSING EN CONTROLE

PARAGRAAF 8.1 VERSLAGLEGGING

Essentieel onderdeel van de planning- en controlcyclus is, dat zowel tijdens als na uitvoering van het beleid verantwoording afgelegd wordt middels verantwoordingsinformatie.

PARAGRAAF 8.2 INTERNE CONTROLE

Controle op de uitvoering van het beleid vindt plaats middels de procedures van de administratieve organisatie (onderdeel van de financiële beheersverordening zoals bedoeld in artikel 108 lid 1 en 2 van de Waterschapswet) en de P&C-rapportage cyclus zoals eerder beschreven in 8.1.

 

De uitvoering van het beleid wordt getoetst en verantwoord in de treasuryparagraaf van de jaarrekening.

 

Bij het opstellen van de managementletters vindt bewaking en evaluatie van de treasuryparagraaf plaats.

 

De afdeling Financiën zal de uitvoering van het treasurybeleid volledig digitaal documenteren.

 

Om een correcte wijze van interne controle zeker te stellen, zullen de medewerkers, welke belast zijn met de controle-activiteiten, niet betrokken zijn bij het feitelijk administratief vastleggen van transacties en posities.

PARAGRAAF 8.3 EXTERNE CONTROLE

Het Waterschap Brabantse Delta zal alle maatregelen treffen die noodzakelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van een effectieve externe controle, door een registeraccountant (artikel 109 lid 2 van de Waterschapswet).

De toetsing van de rechtmatigheid van de uitvoering van het treasurybeleid is object van de reguliere controle van de accountant.

 

Daarnaast zal het Waterschap Brabantse Delta de volgende informatie beschikbaar stellen aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

 

Driemaandelijks wordt een opgave verstrekt van de stand van het EMU-saldo op een voor het Centraal Bureau voor de Statistiek te bepalen wijze, zodat zij de informatie aan het Ministerie van Financiën kan presenteren. Deze informatie zal door de afdeling Financiën worden verzorgd.

HOOFDSTUK 9. BESTUURLIJKE VASTSTELLING

Artikel 108 en artikel 109 van de Waterschapswet bepalen dat het Algemene Bestuur het treasurystatuut vast stelt.

 

Uiterlijk 14 dagen na vaststelling dient het treasurystatuut toegezonden te worden aan de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.

HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALING

Dit statuut treedt in werking met ingang van de eerste dag na vaststelling door het Algemeen Bestuur. Hierbij komt het oude treasurystatuut te vervallen.

Dit statuut kan worden aangehaald als ‘Treasurystatuut van Waterschap Brabantse Delta’.

BIJLAGE 1: Procedure ‘aangaan van leningen’.

In zijn algemeenheid geldt dat binnen het Waterschap Brabantse Delta bij het aangaan van geldleningen het 4-ogen principe gehanteerd wordt. Vanwege de snelheid waarmee de tarieven wijzigen zal het offerte traject en het aangaan van de lening ongeveer 1 uur in beslag nemen.

De procedurestappen zijn als volgt:

 

Activiteit/procedurestap

Afdeling/Functionaris

Omschrijving

Signaleren noodzaak aangaan geldlening

Senior adviseur financiële administratie

Op basis van de liquiditeitenprognose wordt de noodzaak van extra liquide middelen beoordeeld en indien noodzakelijk wordt de omvang van de aan te trekken lening bepaald.

Bepalen randvoorwaarden/Opstellen voorstel lening

Afdelingshoofd financiën/Portefeuillehouder

Rekening houdend met bovengenoemde informatie en het bepaalde in het treasurystatuut van het Waterschap Brabantse Delta, wordt een inventarisatie gedaan van de marktontwikkelingen teneinde te komen tot de randvoorwaarden. Hierna wordt in afstemming met de portefeuillehouder een voorstel geformuleerd met hierin de omvang, de gewenste looptijd en het te verwachten rente percentage van de af te sluiten lening.

Opvragen en beoordelen offertes.

In gezamenlijkheid door de Senior adviseur financiële administratie en een Medewerker financiële administratie belast met liquiditeitsbeheer.

Telefonisch wordt bij minimaal 3 banken (waaronder de huisbankier) en/of geldmakelaars een offerte opgevraagd voor de lening. Op grond van de ontvangen offertes wordt bepaald bij welke instantie de lening wordt aangegaan. De lening met de beste condities qua rente en kosten wordt gekozen.

Afsluiten lening

Senior adviseur financiële administratie met toestemming van Afdelingshoofd Financiën en Portefeuillehouder

Nadat is bepaald bij wie de lening wordt aangegaan wordt er telefonisch akkoord gegeven aan de betreffende instantie. Deze instantie stuurt vervolgens een schriftelijke bevestiging met de voorwaarden.

Ondertekenen overeenkomst

Afdelingshoofd financiën

Binnen enkele dagen zal de lening worden geformaliseerd door ondertekening van de lening overeenkomst welke vervolgens wordt geretourneerd aan de betreffende instantie.

Afleggen verantwoording

Senior adviseur financiële administratie

In het portefeuillehouderoverleg en bij de eerstvolgende gelegenheid wordt via een mededeling aan het dagelijks bestuur terugmelding gedaan van de aangegane lening met melding van de voorwaarden. In de treasuryparagraaf van de jaarrekening wordt verantwoording afgelegd over het totale treasurybeheer in het betreffende jaar.

Toetsen procedure

Intern: Medewerker AO/IC

Extern: Accountant

De medewerker AO/IC toetst of de vooraf vastgestelde procedure op een juiste wijze is gevolgd en vastgelegd. Toetsen procedure is onderdeel van reguliere accountantscontrole.

Informeren

Senior adviseur financiële administratie

De voorbereidingscommissie financiële jaarstukken wordt op de hoogte gebracht van de aangetrokken geldleningen.

BIJLAGE 2: BELANGRIJKE BEPALINGEN UIT DE WET FIDO

Art. 2, lid 1:

Openbare lichamen gaan leningen aan, zetten middelen uit of verlenen garanties uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

Art. 2, lid 2:

Openbare lichamen kunnen derivaten hanteren of, in afwijking van het eerste lid, middelen uitzetten anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen of derivaten een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Hiervoor zijn bij ministeriële regeling nadere regels gesteld in de Regeling Uitzetting Derivaten Decentrale Overheden.

Art. 2, lid 3:

Openbare lichamen kunnen geldleningen slechts aangaan en verstrekken, dan wel de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van betaling van rente en aflossing slechts garanderen, indien de geldleningen voldoen aan de daarvoor bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels. Deze zijn vastgelegd in het bij de Wet FIDO behorende Besluit Leningsvoorwaarden Decentrale Overheden.

Art. 4, lid 1:

De gemiddelde vlottende schuld per kwartaal van een openbaar lichaam overschrijdt de kasgeldlimiet niet.

Art. 4, lid 2:

Indien een openbaar lichaam voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, stelt het daarvan de toezichthouder op de hoogte, en legt het de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder.

Art. 6, lid 1:

Het renterisico op de vaste schuld van een openbaar lichaam overschrijdt de renterisiconorm niet.