Organisatie | Waterschap Scheldestromen |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Retributieverordening zoetwatervoorziening Tholen en Sint Philipsland |
Citeertitel | Retributieverordening zoetwatervoorzieningTholen en Sint Philipsland |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Kaart zoetwatervoorziening Tholen en St.Philipsland |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2013 | 31-12-2018 | nieuwe regeling | 12-12-2013 PZC, 20 december 2013 | 2013025870 |
De algemene vergadering van waterschap Scheldestromen;
gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 13 november 2013, kenmerk 2013025870;
gelet op de artikelen 113 en 115, eerste lid onder a van de Waterschapswet;
vast te stellen de volgende Retributieverordening zoetwatervoorziening Tholen en Sint Philipsland
Onder de naam gebruiksretributie wordt een recht geheven in het gebied ter zake het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde bezittingen van het waterschap of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij het waterschap in beheer of in onderhoud zijn.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 12 december 2013 van de algemene vergadering van waterschap Scheldestromen.
mr.drs. J.A. de Visser, mr.drs. A.J.G. Poppelaars,
secretaris-algemeen directeur dijkgraaf
Toelichting Retributieverordening zoetwatervoorziening Tholen en Sint Philipsland
De beschikbaarheid van voldoende zoet water van de juiste kwaliteit is voor Nederland van groot belang, luidt de openingszin in het “Advies zoetwatervoorziening” van de Adviescommissie Water (AcW) van 11 maart 2013.
De commissie was door de toenmalige staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu inzake het Deltaprogramma Zoetwater gevraagd advies uit te brengen onder andere met betrekking tot de vragen:
· in hoeverre is de zoetwatervoorziening een publieke of private taak;
· wat is het schaalniveau voor de sturing van zoet water: regionaal, nationaal of internationaal?
· welke grondslag kiest Nederland voor de financiering: het solidariteits- of het profijtbeginsel?
De AcW is vervolgens, gezien de grote belangen, van mening dat overheden en sectoren er voor moeten zorgen dat er zo min mogelijk gebrek aan zoet water ontstaat. De Commissie adviseert dan voor een adequate zoetwatervoorziening te sturen op alle schaalniveaus, tot en met lokale gebruikersgroepen. Zij ziet de verdeling van het zoete water over het land en over de water- gebruikers primair als een publieke taak met een aanvullende rol voor private partijen.
Met betrekking tot de financiering merkt de AcW op dat de huidige wijze van financieren deels is geënt op solidariteit. Voor een ander deel benadert zij het profijtbeginsel door middel van de belastingheffing door de waterschappen op basis van de omvang van het grondeigendom en de waarde van onroerend goed. Voor het onttrekken van grond- en oppervlaktewater voor de landbouw en industrie wordt echter niet betaald (met uitzondering van leges voor een vergunning).
De AcW acht in de toekomst een ruimere toepassing van het profijtbeginsel en een verschuiving in de kostendragers billijk. De Commissie ondersteunt daarom initiatieven voor onderzoek naar de meer expliciete toepassing van dit beginsel.
Met name wijst de AcW op de zoetwatervoorziening ten behoeve van de landbouw op Tholen, hetgeen de Commissie een goed voorbeeld vindt van een voorziening die is te realiseren volgens het profijtbeginsel. Daarbij plaatst de Commissie de kanttekening dat het Nederlandse watersysteem complex is en de watervoorziening daarom niet vaak eenduidig is toe te rekenen aan een bepaald gebruik. Het zal dan, aldus de AcW, nodig zijn om de (landbouw)gronden op basis van profijt te classificeren.
Bij brief nr. IENM/BSK-2013/70174 (16 april 2013) heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu instemmend op het Advies zoetwatervoorziening gereageerd.
De ZLTO afdeling Tholen (die is aan te merken als een lokale gebruikersgroep) verzoekt het dagelijks bestuur van het waterschap bij brief van 19 maart 2013 een beprijzingssyteem voor de aanvoer van zoetwater, in de vorm van een belastingverordening, uit te voeren.
De mogelijkheden daartoe door middel van belastingheffing zijn evenwel beperkt. De watersysteemheffing voor ongebouwde onroerende zaken kent geen differentiatiemogelijkheid voor een financiering van een zoetwatervoorziening. Teneinde toch een systeem van financiering op basis van profijt te realiseren is aansluiting gezocht bij artikel 115 van de Waterschapswet. En dan met name bij het recht als bedoeld in het eerste lid onder a. In wezen komt het neer op een hedendaagse uitwerking van het van oudsher bestaande stuwrecht.
De in de verordening opgenomen uitgangspunten zijn afgestemd met de ZLTO afdeling Tholen.
Omdat het uitgangspunt is een gebruiksretributie te heffen is omschreven wat onder gebruik wordt verstaan en wie de gebruiker is. De heffing van de gebruiksretributie is beperkt tot op de bij de verordening behorende kaart aangegeven ongebouwde agrarische onroerende zaken.
Aangezien er sprake is van een onderscheid in gebruiksvorm is, door middel van een zonering, een classificatie op basis van profijt opgenomen.
Niet het zoetwater is voorwerp van het gebruiksrecht, maar het ten behoeve van de aan- en doorvoer van zoetwater door het waterschap bekostigde, gerealiseerde en in stand te houden geheel van voorzieningen (de zoetwatervoorziening). Het gebruiksrecht impliceert wel de bevoegdheid gebruik te maken van het aangevoerde zoetwater.
Het profijt van het gebruik betreft de eigenaar, de pachter of degene die anderszins het genot heeft van de in het gebied gelegen agrarische gronden.
Net als bij de watersysteemheffing is het tarief gerelateerd aan de oppervlaktemaatstaf. Het opbrengend vermogen per hectare landbouwgrond heeft profijt van het gebruik.
Met het oog op verschil in ligging van betrokken landbouwgronden is er sprake van een verschil in gebruik van de zoetwatervoorziening.
De praktijk heeft uitgewezen tot welke indeling en onderverdeling van het gebruiksnut diende te worden gekomen. Het gemaakte onderscheid is derhalve geen statische weergave, maar kan in de loop van de tijd wijzigen.
Het bijkomstige gebruik in het grijze deel van het gebied is niet meer dan het gelegen zijn in het hydrologisch doorstroomgebied. Voor het roze deel geldt hetzelfde plus het ondervinden van minder last van zout kwelwater als gevolg van de doorspoeling. Bovendien kan de gebruiker door inzet van eigen middelen meer profijt genereren. In de afweging in welke mate van profijt het roze deel geclassificeerd diende te worden, kwam naar voren dat een aandeel van meer dan de helft redelijk werd bevonden.
Een volledig profijt van het geheel van voorzieningen ten behoeve van de aanvoer van zoetwater treft het groene deel. Bovendien kan op een vrij eenvoudige wijze beschikt worden over het aangevoerde zoetwater.
De tarieven worden berekend met behulp van een excel-formule en op basis van de vaste ‘grootheden’: het totaal aantal hectares aan landbouwgronden, de jaarlijkse kosten en de procentuele indeling in gebruikszones.
De redactie van het artikel spreekt voor zich.
Het tweede lid van artikel 115 van de Waterschapswet vermeldt dat de in het eerste lid bedoelde rechten worden aangemerkt als waterschapsbelastingen. De heffing bij wege van aanslag kan dan als hoofdregel worden beschouwd.
Omdat er in feite sprake is van een voortdurend gebruiksrecht kan het verschuldigd zijn aan het begin van het belastingjaar worden voorgeschreven.
Voor het invorderen van het recht zijn dezelfde betaaltermijnen gesteld als die voor de invordering van de watersysteemheffing van toepassing zijn.
Met verwijzing naar het derde lid van artikel 144 van de Waterschapswet is uitdrukkelijk bepaald dat van het recht geen kwijtschelding wordt verleend.
Overigens is op grond van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen het dagelijks bestuur bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard.
De bepaling is opgenomen om er geen misverstand over te laten bestaan dat er op het gebied van heffen en invorderen van het recht ook op andere plaatsen dan in de verordening zelf relevante regels kunnen zijn opgenomen. Bijvoorbeeld regels met betrekking tot invorderingsrente.
De bevoegdheid van het dagelijks bestuur om nadere regels te stellen strekt zich uit tot de bevoegdheden die in de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s Rijksbelastingen en de directeur zijn toegekend.
Met gebruikmaking van de in artikel 74 van de Waterschapswet geboden mogelijkheid is bepaald dat de verordening in werking treedt met ingang van de dag na de bekendmaking.
Omtrent de bekendmaking is verder hetgeen in artikel 73 van de Waterschapswet is bepaald van belang. Bekendmaking van de verordening is essentieel, want zonder de bekendmaking heeft de verordening immers geen verbindende kracht.