Organisatie | Roermond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening WIJ |
Citeertitel | Afstemmingsverordening WIJ |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Sociale Zaken |
Deze regeling is van rechtswege vervallen door de intrekking van de Wet investeren in jongeren.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-11-2009 | 01-10-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 22-10-2009 Trompetter, 03-11-2009 | 2009/84/2 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 3 Berekeningsgrondslag
De verlaging, als bedoeld in artikel 2, wordt opgelegd op de voor de jongere toepasselijke WIJ-norm.
Artikel 4 Het besluit tot verlaging van de inkomensvoorziening
In het besluit tot opleggen van een verlaging wordt vermeld de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden waarom een hogere of lagere verlaging wordt toegepast.
Artikel 5 Afzien van verlaging van de inkomensvoorziening
Het college ziet af van verlaging indien:
de gedraging meer dan 1 jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van 5 jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 2 Niet nakomen van verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod (artikel 45 WIJ)
Hoofdstuk 4 Zeer ernstige misdragingen (artikel 41 WIJ)
Artikel 11 Zeer ernstige misdragingen
Aldus besloten door de raad van de gemeente Roermond in zijn openbare vergadering van 22 oktober 2009
De griffier
J.Vervuurt
De voorzitter
H.M.J.M. van Beers
Toelichting bij de Afstemmingsverordening WIJ
Het recht op een inkomensvoorziening in het kader van de WIJ is altijd verbonden aan de plicht van de jongere om zich in te zetten om onafhankelijk van deze inkomensvoorziening te worden, het verstrekken van alle relevante inlichtingen en het nakomen van voorwaarden en afspraken. Dit betekent dat de vaststelling van de hoogte van de inkomensvoorziening in het kader van de WIJ niet alleen afhangt van de toepasselijke WIJ-norm, inkomsten en het vermogen van de jongere, maar ook van de mate waarin door de jongere de opgelegde verplichtingen worden nagekomen.
Daartoe dient de gemeente bij aanvang van de inkomensvoorziening aan de jongere mede te delen welke de verplichtingen zijn en welke de directe gevolgen zijn voor de inkomensvoorziening indien hij deze verplichtingen niet nakomt. Het niet nakomen van deze verplichtingen heeft meestal een tijdelijke verlaging van de inkomensvoorziening tot gevolg. De afstemming of verlaging is een wettelijke verplichting op grond van artikel 41 eerste lid van de WIJ.
Het vaststellen van de hoogte en duur van deze verlaging is een bevoegdheid van de gemeente. Artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de WIJ schrijft voor dat de gemeenteraad in een verordening nadere regels stelt met betrekking tot de hoogte en duur van de verlaging.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Voor de begrippen die in de verordening worden gebruikt is aansluiting gezocht bij de begripsomschrijvingen in de Wet investeren in jongeren (WIJ).
Artikel 2 Het verlagen van de inkomensvoorziening
In de verordening zijn voor allerlei gedragingen standaardverlagingen vastgesteld in de vorm van een vaste (procentuele) verlaging van de WIJ-norm. In dit tweede lid is de hoofdregel neergelegd: de verlaging afstemmen op de ernst van het feit dat zich heeft voorgedaan, de afweging in hoeverre de betrokken persoon hiervoor verantwoordelijk is en de eventuele individuele bijzondere omstandigheden die van belang kunnen zijn in verband met de gevolgen van de tijdelijke verlaging voor de persoon of het gezin. Afwijking van de standaardverlaging kan zowel tot een verzwaring als een matiging van de hoogte en/of de duur van de verlaging leiden.
Matiging van de verlaging kan bijvoorbeeld aan de orde komen bij:
Artikel 3 Berekeningsgrondslag
In dit lid is het uitgangspunt vastgelegd dat een verlaging wordt toegepast op de WIJ-norm. Onder de WIJ-norm wordt verstaan de wettelijke inkomensvoorziening, inclusief gemeentelijke toeslag of verlaging en inclusief vakantiegeld reservering.
Artikel 4 Het besluit tot verlaging van de inkomensvoorziening
Het verlagen van de WIJ-norm wegens het niet voldoen aan een of meerdere op grond van de WWB opgelegde verplichtingen, vindt plaats door middel van een besluit. Deze eis vloeit rechtstreeks voort uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met name dient aandacht besteed te worden aan het zorgvuldigheidsbeginsel, het beginsel van proportionaliteit en het motiveringsbeginsel.
Artikel 5 Afzien van verlaging van de inkomensvoorziening
Het afzien van een verlaging ‘indien elke vorm van verwijtbaarheid’ ontbreekt, is geregeld in artikel 41, tweede lid, WIJ, maar wordt hier nogmaals benadrukt.
Een andere reden om af te zien van een verlaging is dat de gedraging te lang geleden heeft plaatsgevonden (verjaring). Omwille van de effectiviteit (‘lik op stuk’) is het nodig dat een verlaging spoedig nadat de gedraging heeft plaatsgehad, wordt toegepast. Om deze reden wordt onder b. geregeld dat het college geen verlagingen toepast bij gedragingen die langer dan één jaar geleden hebben plaatsgevonden.
Voor gedragingen die een schending van de inlichtingenverplichting inhouden en als gevolg waarvan ten onrechte inkomensvoorziening is verleend of een te hoog bedrag aan inkomensvoorziening is verleend, geldt een verjaringstermijn van vijf jaar, omdat dit ook aansluit bij andere verjaringstermijnen, zoals bijvoorbeeld in het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 6 Ingangsdatum, tijdvak en recidive
De verlaging wordt naar de toekomst toegepast, tenzij de inkomensvoorziening nog niet is uitbetaald. De verlaging dient na constatering in beginsel zo spoedig mogelijk geëffectueerd te worden zodat oorzaak en gevolg maximaal aan elkaar worden gekoppeld.
In de leden 3 tot en met 5 is de systematiek geregeld indien sprake is van herhaling van de verwijtbare gedraging. Indien binnen één jaar na een eerste verwijtbare gedraging opnieuw sprake is van een verwijtbare gedraging, wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verdubbeling van de duur van de verlaging.
Er is geen sprake van recidive als is afgezien van een afstemming omdat de verwijtbaarheid geheel heeft ontbroken.
Met eerste verwijtbare gedraging wordt de eerste gedraging bedoeld die aanleiding is geweest tot een verlaging, ook indien de verlaging wegens zeer bijzondere omstandigheden niet is geëffectueerd.
In de situatie, dat de jongere in een korte periode steeds herhalend verwijtbaar gedrag blijft vertonen (de derde en mogelijke volgende verwijtbare gedragingen) kan het college besluiten na afweging van alle belangen om de gegeven percentages van de hoofdstukken 2 tot en met 4 te verzwaren. Tevens kan de duur telkens worden verlengd met een maand. Zo is sprake van een evenwichtige en systematische opbouw van verlagingen van de inkomensvoorziening, indien sprake is van steeds terugkerend verwijtbaar gedrag van de jongere.
In lid 6 is bepaald dat de start van de termijn van 12 maanden voor herhaald gedrag, geldt vanaf het tijdstip waarop het besluit (waarin de verlaging is medegedeeld), bekend is gemaakt (verzenddatum beschikking).
Artikel 7 Samenloop van gedragingen
Als sprake is van een gedraging die meerdere schendingen van verplichtingen als gevolg heeft, dan dient voor het toepassen van de verlaging worden uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging van toepassing is. Het gaat hierbij om de samenhang in het verwijtbare gedrag dat tot twee verlagingen zou leiden. In dat geval geldt het hoogste percentage. De regeling geldt niet voor een bepaalde gedraging die geheel verschillende schendingen van verplichtingen met zich meebrengt op verschillende momenten achter elkaar.
Verlaging op grond van de WIJ kan alleen plaatsvinden als de belanghebbende zich niet houdt aan de verplichtingen die zijn verbonden aan het werkleeraanbod in het kader van de WIJ. Dat betekent dat de inkomensvoorziening alleen kan worden verlaagd als belanghebbende een inburgeringsprogramma volgt dat volgens het college tevens deel uitmaakt van het werkleeraanbod .
Hoofdstuk 2 Niet nakomen van verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod (artikel 45 WIJ)
De relatie tussen werken/leren en een inkomensvoorziening is zwaarder aangezet dan in de WWB, waarbij werk boven uitkering gaat, maar het recht op bijstand tevens bestaat als afgeleide van de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een ‘paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’, in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangspunt ‘eerst een werken en/of leren en alleen zo nodig een inkomensvoorziening’.
In de WIJ staat de duurzame arbeidsparticipatie van de jongere, en daarmee het werkleeraanbod voorop met als afgeleide een inkomensvoorziening.
Aanvaardt de jongere het werkleeraanbod en is het inkomen toereikend, dan bestaat in beginsel geen recht op een inkomensvoorziening.
Ook wanneer de jongere het werkleeraanbod geaccepteerd heeft maar uit de houding en het gedrag van de jongere echter ondubbelzinnig blijkt dat hij niet echt wil meewerken aan het werkleeraanbod kan het college het recht op werkleeraanbod en inkomensvoorziening intrekken. Dit is geregeld in artikel 21 en 42 lid 1 onderdeel f van de WIJ.
Natuurlijk kan ook blijken dat de jongere in mindere mate aan zijn verplichtingen voldoet zonder dat er sprake is van een expliciete weigering van het werkleeraanbod. Deze gedragingen worden benoemd in artikel 45 van de WIJ.
Het college heeft dan het instrument van verlaging in handen om een verandering van houding en gedrag te bewerkstelligen bij de jongere.
In deze verordening zijn aan de schending van de verplichtingen maatregelen van uiteenlopende hoogte verbonden. Hierbij is gebruik gemaakt van een categorie-indeling. In dit artikel worden de verplichtingen genoemd waaraan de jongere moet voldoen in het kader van het werkleeraanbod. De WIJ hanteert een specifieke terminologie die afwijkt van de begrippen uit de aan de aan de WIJ verwante bijstandswet. Deze terminologie is overgenomen in deze verordening.
Artikel 8 lid 1 onder a betreft het meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling oftewel het werkleeraanbod. Er is dan geen sprake van een expliciete weigering van het werkleeraanbod maar uit houding en gedrag van de jongere blijkt dat hij het tot stand komen van het werkleeraanbod wil frusteren.
Ook wanneer het college vastgesteld heeft door middel van een onafhankelijk arbeidskundig onderzoek dat een medische of psychologische behandeling noodzakelijk is voor de arbeidsmarktinschakeling kan de inkomensvoorziening verlaagd worden (Artikel 8 lid 1 onder b).
Artikel 8 lid 2 onder a: de jongere moet niet zodanige eisen aan de arbeid stellen dat hierdoor het krijgen of behouden van die arbeid wordt belemmerd. De jongere kan verder door afwijkend gedrag, het stellen van irreële eisen of door ongebruikelijke werktijden een bemiddelingspoging belemmeren. De jongere dient zich zo op te stellen dat hij algemeen geaccepteerde arbeid kan en wil aanvaarden.
Verder moet de jongere meewerken aan het behoud of het bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid en aan activiteiten en werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling en deze naar beste vermogen verrichten (artikel 8 lid 2 b,c en d).
Dit betekent dat de jongere zich coöperatief moet opstellen met betrekking tot de door het college opgelegde verplichtingen en opgedragen trajecten en voorzieningen.
Hieronder wordt ook begrepen het in voldoende mate voldoen aan de sollicitatieverplichting wanneer dat gedurende een training van een jongere verwacht wordt.
Artikel 9 De hoogte en duur van de verlaging
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Hoofdstuk 3 Inlichtingenplicht (artikel 44 WIJ)
Artikel 10 Schending inlichtingenplicht
Indien de jongere de voor de verlening van de inkomensvoorziening van belang zijnde gegevens niet direct zelf (onverwijld) of desgevraagd niet op tijd verstrekt, wordt de inkomensvoorziening voortgezet en wordt de WIJ-norm gedurende 1 maand worden verlaagd voor zover dit de gemeente heeft benadeeld.
Onder ‘onverwijld uit eigen beweging’ mededeling doen in artikel 44, eerste lid WIJ wordt verstaan:
direct mondeling (eventueel telefonisch) informatie geven of indien dit niet mogelijk is,
op de periodieke verklaring van de maand waarin het feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan of, als dit niet mogelijk is,
vóór de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan.
Hoofdstuk 4 Zeer ernstige misdragingen (artikel 41 WIJ)
Artikel 11 Zeer ernstige misdragingen
In artikel 41, eerste lid, wordt gesproken over ‘het zich jegens het college zeer ernstig misdragen’. In de verordening worden in verband met de leesbaarheid niet steeds de woorden zeer ernstig misdragen gebruikt, terwijl het wel om hetzelfde wettelijke begrip gaat.
Dit betekent voorts dat alleen (zeer) agressief gedrag tegenover leden van het college en ambtenaren aanleiding kan zijn voor een verlaging. Een verlaging is dus niet mogelijk als een klant zich agressief heeft gedragen tegenover een medewerker van een andere organisatie die (indirect) belast is met de uitvoering van de wet (bijvoorbeeld een reïntegratiebedrijf).
Opgemerkt wordt dat landelijk, maar ook in de gemeente Roermond incidenten tegen medewerkers tijdens hun werk frequenter en ernstiger zijn geworden. Dit is een maatschappelijk verschijnsel dat in brede kring als zeer ernstig wordt ervaren en afgekeurd. In de gemeente Roermond neemt het college elke misdraging in welke vorm dan ook tegen medewerkers van de gemeente Roermond of het college zeer hoog op en accepteert dit dan ook onder geen enkele voorwaarde.
In deze afstemmingsverordening is getracht om een genuanceerde en systematische invulling te geven die recht doet aan deze ernstige problematiek. Om deze reden wordt ook anders omgegaan met recidive dan in artikel 6 van deze verordening (hoger percentage en/of verlenging termijn van de verlaging) en een langere termijn wanneer herhaling van het gedrag aangemerkt wordt als recidive (24 maanden in plaats van 12 maanden).
Wat betreft het vaststellen van de ernst van de gedraging, kunnen de volgende vormen van agressief gedrag in een oplopende reeks (steeds ernstiger) worden onderscheiden:
Voor het bepalen van verwijtbaarheid van de misdraging zal gekeken moeten worden naar de soort gedraging, de mate waarin de gedraging te verwijten valt en de omstandigheden waaronder de misdraging heeft plaatsgehad.
In dit verband kan in het algemeen een onderscheid gemaakt worden tussen instrumenteel geweld en frustratiegeweld. Van instrumenteel geweld is sprake als iemand het toepassen van geweld bewust gebruikt om een bepaald doel te bereiken (bijvoorbeeld het verkrijgen van een uitkering). Agressie die ontstaat door onmacht, ontevredenheid, onduidelijkheid en dergelijke kan worden aangeduid met frustratieagressie. Het zal duidelijk zijn dat de mate van verwijtbaarheid bij instrumenteel geweld in beginsel groter is dan bij frustratiegeweld.
In lid 2 is en lid 3 is tevens onderscheid gemaakt tussen fysiek en niet fysiek geweld.
Daarbij wordt fysiek geweld in welke vorm dan ook als een ernstiger incident beschouwd dan wanneer dit niet heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is sprake van een steeds zwaardere afstemming (verlaging) van de inkomensvoorziening naarmate deze vergelijkbare incidenten door dezelfde persoon vaker voorkomen.
Hierdoor ontstaat een meer gedifferentieerd uitgewerkt en gestructureerd systeem waarbij meer recht wordt gedaan aan een stapsgewijze progressieve reactie op onacceptabele incidenten.
Het toepassen van een verlaging staat overigens geheel los van het doen van aangifte bij de politie. Voor de afdeling Sociale Zaken is er een intern agressieprotocol opgesteld met instructies hoe te handelen bij agressie.
Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding
De WIJ treedt in werking per 1 oktober 2009, zodat deze Afstemmingsverordening WIJ ook aan deze datum is gekoppeld.