Organisatie | Weert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Erfgoedverordening 2012 gemeente Weert |
Citeertitel | Erfgoedverordening 2012 gemeente Weert |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Monumenten |
Artikel 27 bevat een overgangsrecht.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2014 | 01-03-2014 | intrekking | 12-02-2014 | RAD-000927 | |
16-02-2012 | 01-03-2014 | Nieuwe regeling | 08-02-2012 | RAD-000582 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
commissie cultuurhistorie: de mede op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie, mede op basis van de specifieke bepalingen met betrekking tot de adviescommissie cultuurhistorie van het reglement op de adviescommissies aan burgemeester en wethouders, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, met uitzondering van artikel 11 lid 2 van deze wet, alsmede over de verordening en het monumentenbeleid;
monumenten-welstandscommissie: de mede op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over aanvragen zoals bedoeld in artikel 11, lid 2 van de Monumentenwet 1988, bestaande uit de reguliere welstandscommissie, e.e.a. zoals aangegeven in art. 9.2. lid 1 van de bouwverordening van de gemeente Weert, uitgebreid met één extra lid, deskundig op het gebied van monumentenzorg;
stads- en dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken en terreinen die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich al dan niet één of meer monumenten bevinden;
Artikel 2 Het gebruik van het monument
Bij de toepassing van de verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument, respectievelijk met onroerende zaken gelegen in een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht en respectievelijk met terreinen gelegen in een archeologisch verwachtingsgebied.
Paragraaf 1. De aanwijzing tot gemeentelijk monument
Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de commissie cultuurhistorie. Deze adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders. Bij overschrijding van deze termijn wordt de commissie geacht te hebben geadviseerd.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument het ontwerpbesluit tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 5 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 7 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing (voorbescherming).
Artikel 4 Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.
Paragraaf 2. Instandhouding van gemeentelijke monumenten
Artikel 7 Instandhoudingsbepaling
Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Artikel 8 De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 7 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Paragraaf 3. Aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een aangewezen stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht kunnen burgemeester en wethouders een termijn noemen waarbinnen zij een ontwerp bestemmingsplan ter inzage leggen.
Paragraaf 4. Aanwijzing van terreinen en plaatsing op de gemeentelijke archeologische waardekaart.
Paragraaf 5. Vergunning voor graaf- of andere werkzaamheden waarbij de grond geroerd wordt bij een gemeentelijk archeologische verwachtingsgebied
Artikel 15 Instandhoudingbepaling
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2 lid 2 Wabo van het bevoegd gezag in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder 1, sub b of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder 13, de bodem dieper dan 40 cm onder de oppervlakte te verstoren.
Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien:
het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt in:
In gebieden met meerdere verwachtingszones (hoog, middel-hoog en laag) gelden als uitgangspunt de voorwaarden behorend bij de hoogste waarde.
in een wijzigingsplan, een uitwerkingsplan of nadere eisen als bedoeld in de artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dan wel als er sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12 eerste en tweede lid van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voorschiften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.
het college van burgemeester en wethouders nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardekaart of de gemeentelijke beleidskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan, de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;
Het bevoegd gezag kan aan de verlening van de vergunning voorschriften verbinden. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op:
Het bevoegd gezag kan de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 15 weigeren, indien de archeologische waarden die in het geding zijn naar het oordeel van het bevoegd gezag in situ behouden dienen te blijven.
Artikel 19 Intrekken van de vergunning
De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:
Hoofdstuk 4 Schadevergoedingen
Het bevoegd gezag kent degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een hieronder onder a tot en met f genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
De indiener van de aanvraag is kosten verschuldigd zoals is aangegeven in lid 10 van dit artikel. Het bevoegd gezag wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en delen hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van het bevoegd gezag dan wel op de aangegeven plaats dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, verklaren zij de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Hoofdstuk 5 Strafbepalingen en toezicht
Degene, die handelt in strijd met de artikelen 7 lid 3 of 15, lid 2 onder d, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.