Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening 2014 |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | - |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-04-2016 | 22-10-2019 | art. 18 | 29-10-2015 Gemeenteblad, 07-04-2016 | 6 | |
01-01-2014 | 22-10-2019 | Nieuwe regeling | 03-12-2013 Verordening van Utrecht 2013, nr. 64 | Raadsvoorstel jaargang 2013, nr. 133 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
dat deze (ook) als doel hebben de aanvrager/subsidieontvanger financieel te ondersteunen;
Het college kan met inachtneming van de bedragen op de subsidiestaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze regeling voor iedere effectdoelstelling uit de Programmabegroting een subsidieplafond voor een bepaalde periode vaststellen zoals staat in artikel 4:22 en 4:25 van de Awb. Indien in het besluit waarbij het subsidieplafond is vastgesteld niet anders is bepaald, zal het beschikbare budget op basis van de criteria "bijdrage aan de doelstellingen" en de "prijs- kwaliteitsverhouding" verdeeld worden. Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit wijzigen. Het besluit tot vaststelling of wijziging van de subsidieplafonds wordt op de gebruikelijke wijze door het college bekendgemaakt.
Artikel 5 Begrotingsvoorbehoud
Subsidies die zullen worden bekostigd ten laste van een begroting die nog niet door de gemeenteraad is vastgesteld, worden verleend onder de voorwaarde dat de begroting c.q. de begrotingswijziging die voor hun bekostiging noodzakelijk is, door de raad wordt vastgesteld.
Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag
Artikel 6 Algemene eisen die gelden voor de aanvrager en de activiteiten
De aanvraag van de subsidie wordt op de voorgeschreven wijze ingediend ter attentie van het college en gaat in ieder geval vergezeld van een:
een sluitende begroting, tenzij het college in beleidsregels aangeeft dat dit voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is; in de begroting staat per activiteit vermeld welke personele en materiele middelen nodig zijn met een heldere onderbouwing van de kosten en inkomsten met daarbij indien van toepassing een toerekening van algemene kosten aan activiteiten
Hoofdstuk 3 De subsidieverlening
Artikel 8 Besliscriteria subsidies
De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde
gevallen worden geweigerd als:
gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
de structuur en de bedrijfsvoering van de organisatie onvoldoende garanties biedt voor een goed bestuur, dan wel dat het voorkomen van belangenverstrengeling onvoldoende geborgd is; de beoordeling vindt plaats op basis van de gestelde eisen in de Governance Code en de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur.
De beschikking tot subsidieverlening bevat ten minste een zo concreet mogelijke omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, de periode waarvoor subsidie wordt verleend, het maximale bedrag van de subsidie per activiteit en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en de voorwaarden en/of verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn gebonden. In de beschikking kan het college afwijken van de in artikel 23 eerste en tweede lid opgenomen bepalingen over de vaststelling van de subsidie en de vorming van een egalisatiereserve.
Het college neemt een beslissing over een volledige aanvraag voor een subsidie op een zodanig tijdstip, dat dit besluit aan de aanvrager bekend wordt gemaakt vóór aanvang van de start van de activiteiten, waarop de subsidie betrekking heeft. Voorwaarde hiervoor is dat de aanvrager een volledige subsidieaanvraag tijdig heeft ingediend.
Hoofdstuk 4 Verplichtingen subsidieontvanger
Artikel 12 Toepasselijkheid artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Voor een subsidieontvanger die op jaarbasis EUR 50.000,00 of meer subsidie ontvangt is voor het verrichten van de in artikel 4:71 Awb lid 1 sub a, b, c, d, i en j genoemde handelingen toestemming van het college vereist. Bij de subsidieverlening kan voor andere subsidieontvangers worden bepaald dat voor deze handelingen eveneens toestemming van het college vereist is. Tevens kan bij de subsidieverlening worden bepaald, dat het in artikel 4:71 lid 1 sub e, f, g en h Awb van de geregelde vereiste van toestemming van overeenkomstige toepassing is.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 4:71, eerste lid, aanhef en onder c. van de Awb geldt dat de subsidieontvanger zonder winstoogmerk op de voorgeschreven wijze de toestemming van het college behoeft voor het vervreemden of het bezwaren van roerende zaken met een boekwaarde van meer dan EUR 25.000,00 indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden.
Artikel 13 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht
Als er in de verleningbeschikking geen uitzondering is bepaald, dan gelden de onderstaande bepalingen voor het zorgvuldig beheer en de verzekeringsplicht:
Artikel 14 Tegengaan vervreemdingen
Een object waar een subsidie voor is verleend, mag niet binnen een periode van tien jaar na realisering daarvan worden vervreemd, verhuurd, met hypotheek of andere zakelijke rechten worden bezwaard dan wel geheel of gedeeltelijk aan de in de aanvraag omschreven bestemming worden onttrokken, tenzij het college daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft verleend. In het laatste geval kan het college bepalen dat een vergoeding is verschuldigd, waarbij bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van het object.
Artikel 16 Andere inkomstenbronnen
Het college kan in het besluit tot subsidieverlening verplichtingen stellen met betrekking tot de hoogte en de wijze van vaststellen en innen van contributies, deelnemersbijdragen en eigen bijdragen door de subsidieontvanger.
Artikel 17 Vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel
Het college kan op een daartoe strekkend verzoek bepalen dat geen vergoeding is vereist, indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met gelijke of nagenoeg gelijke doelstellingen en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.
Artikel 18 Inlichtingen verplichtingen
De aanvrager en de subsidieontvanger, doen zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van (wijzigingen van) omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.
Een subsidieontvanger werkt mee aan, door of namens de gemeente Utrecht ingesteld onderzoek, waaronder een onderzoek door de Rekenkamer Utrecht, dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid dan wel de controle op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van subsidies.
Artikel 19 Nadere verplichtingen
De subsidieontvanger, uitgezonderd natuurlijke personen, dient te blijven voldoen aan de Governance Code van de eigen branche of indien deze niet aanwezig is aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur. Het college kan in een collegebesluit bepalen, dat subsidieontvangers onder een bepaald subsidiebedrag in plaats van aan de Governance Code mogen voldoen aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur. Het college kan voor een of meer jaren ontheffing verlenen voor het voldoen aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur en/ of de Governance Code.
De subsidieontvanger zorgt ervoor dat alle inwoners van Utrecht ongeacht hun beperking gebruik kunnen maken van de activiteiten, die worden aangeboden. Het college kan in beleidsregels hiervan afwijken. Het college kan op verzoek van de aanvrager in een verleningbesluit een ontheffing geven van deze verplichting voor een of meer jaren, mits de aanvrager aantoont dat het voldoen aan deze verplichting een onevenredige (financiële) inspanning vergt.
Hoofdstuk 5 De subsidievaststelling
Artikel 21 Bij vaststelling van een subsidie over te leggen gegevens
een activiteitenverslag , waarin de uitvoering van activiteiten waarvoor subsidie werd verleend worden verantwoord. In dit activiteitenverslag worden de gevolgde werkwijze en de aard en omvang van de activiteiten beschreven. Het activiteitenverslag maakt inzichtelijk in hoeverre de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden doelstellingen met een toelichting op de verschillen.
In de financiële verantwoording of de jaarrekening dient de voor de vaststelling relevante informatie op een vergelijkbare wijze te zijn opgenomen als in de aanvraag tot subsidieverlening en dusdanig dat het college de subsidie kan vaststellen conform het bepaalde in artikel 23. Bij een jaarlijkse subsidieverlening van meer dan EUR 400.000,00 dient in de jaarrekening alle gevraagde informatie te zijn opgenomen zoals gevraagd in het Controleprotocol Gemeente Utrecht.
In de balans met toelichting als onderdeel van de jaarrekening moet inzichtelijk zijn welk gedeelte van de reserves (waaronder eigen vermogen en bestemmingsreserves) zijn gevormd met subsidiegelden van de gemeente Utrecht. Dit gedeelte van de reserves wordt geacht de egalisatiereserve te vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.
In de financiële verantwoording of de jaarrekening dienen de activiteiten financieel te worden verantwoord in gesubsidieerde en gerealiseerde aantallen zoals vermeld in de verleningsbeschikking, waarbij inzichtelijk is of de activiteiten tegen meer of minder kosten dan de subsidie zijn gerealiseerd.
Artikel 22 Accountantsonderzoek
De jaarrekening en de balans met toelichting als bedoeld in artikel 21 dienen, behoudens het in het hierna in het derde lid genoemde geval, voorzien te zijn van een controleverklaring en rapportage van een accountant zoals aangegeven in het Controleprotocol Gemeente Utrecht. Artikelen 4:78 en 4:79 van de Awb zijn van overeenkomstige toepassing.
Bij het onderzoek betrekt de accountant tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, in overeenstemming met de door het college gegeven aanwijzingen, zoals in het Controleprotocol Gemeente Utrecht en de verleningbeschikking omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de door de accountant uit te oefenen controle.
Indien het totaal van de te verlenen subsidie aan een organisatie minder bedraagt dan EUR 50.000,00 per jaar dan zijn de voorgaande leden niet van toepassing. In de verleningbeschikking kan het college een controle opnemen die daarvoor in de plaats komt. Het college kan ook andere organisaties voor één of meer jaren ontheffen van de in dit artikel geformuleerde verplichting om een controleverklaring/rapportage van een accountant bij te voegen.
Hoofdstuk 6 Intrekken en wijzigen subsidieverlening en subsidievaststelling
Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering
Artikel 27 Bevoorschotting en verrekening
Indien een subsidie na intrekking of lagere vaststelling vanwege strijd met Europese regels inzake staatssteun wordt teruggevorderd, vordert het college ook de rente die de subsidieontvanger heeft verkregen gedurende de tijd dat de subsidiebedragen en voorschotten onder hem rustte, terug. De hoogte van de rente wordt bepaald met inachtneming van de Europese regels over de omvang van die rente.
Hoofdstuk 8 Gemeentegaranties en leningen
Artikel 29 Toepasselijkheid van de eisen die gelden voor de aanvrager
Voor een aanvraag voor een garantie of een lening van de gemeente Utrecht zijn de volgende artikelen onverkort van toepassing, waarbij voor subsidie wordt gelezen garantie of lening: artikelen 6 en 7, artikel 8 leden 1d, 1h,1l en 1m, artikelen 13 tot en met 18 en artikel 19 lid 1.
Artikel 30 Bij een aanvraag om verlening van een garantie of verstrekking van een lening over te leggen gegevens
twee offertes van geldverstrekkers als de hoofdsom van de af te sluiten lening meer bedraagt dan EUR 50.000,00. Als de aanvrager er niet in slaagt voldoende offertes van geldverstrekkers te laten zien, kan in plaats van een offerte ook de formele verklaring van één of meer geldverstrekkers worden overlegd waaruit blijkt dat deze(n) niet bereid is c.q. zijn een lening aan de aanvrager te verstrekken.
één offerte van een geldverstrekker als de hoofdsom van de af te sluiten lening niet meer dan EUR 50.000,00 bedraagt.
2.Als de aanvraag betrekking heeft op een garantie voor het beleidsveld sport, dan moet er bij de aanvraag ook een verklaring van de Stichting Waarborgfonds Sport zijn opgenomen. In deze verklaring moet staan dat de Stichting Waarborgfonds Sport bereid is de helft van het risico dat aan de lening is verbonden, te dragen.
Artikel 31 Reikwijdte en voorwaarden van het besluit tot verlenen van een garantie of verstrekken van een lening
Het verlenen van een garantie of het verstrekken van een lening kan alleen als blijkt dat dit een noodzakelijke interventie van het college is voor het realiseren van de financiering van een activiteit of een object die c.q. dat (mede) dienstbaar is aan het realiseren van een actuele gemeentelijke beleidsdoelstelling zoals vermeld in de programmabegroting.
Er wordt geen garantie verleend op een al verstrekte lening of als de aanvrager al een overeenkomst heeft gesloten met een geldverstrekker voor het krijgen van een geldlening. Het verlenen van een garantie of het verstrekken van een lening kan alleen als:
een geldnemer in staat is geheel of gedeeltelijk zekerheid te verschaffen op basis van een onderpand dat daartoe kan dienen. Als een aanvrager de beschikking heeft over een onroerende zaak moet deze eerst als onderpand worden verstrekt alvorens een garantie of lening bij het college wordt aangevraagd. Als na een taxatie blijkt dat de waarde van een onderpand niet toereikend is, kan voor het tekort een garantie van het college worden aangevraagd;
Artikel 33 Verplichting tot gegevensverstrekking
Een geldnemer en een geldverstrekker zijn te allen tijde verplicht om aan het gemeentelijke bestuursorgaan dat de garantie heeft verstrekt,desverlangd alle gevraagde gegevens te verstrekken. Het gaat dan om gegevens die het bestuursorgaan nodig heeft om toezicht te houden op de naleving van de aan de garantie of lening verbonden voorschriften. Het gaat ook om gegevens die het bestuursorgaan nodig heeft voor het beoordelen van het actuele risico dat de gemeente Utrecht loopt door de verstrekte garantie of lening.
Artikel 34 Intrekking verleende garanties of leningen
Een verleende garantie of een verstrekte lening kan worden ingetrokken:
BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2013, NR. 64
De gemeente Utrecht verleent subsidie aan organisaties om de doelstellingen in de programmabegroting te realiseren. Afhankelijk van de te bereiken doelen kan de subsidie worden verleend aan rechtspersonen zonder winstoogmerk, particulieren en rechtspersonen met winstoogmerk. Voor de gemeente is het bij de subsidieverstrekking vooral belangrijk wat wordt bereikt met de verleende subsidies, waarbij de activiteiten die worden gesubsidieerd een middel zijn en geen doel op zich. Bij de beoordeling van de aanvraag staat voorop wat de bijdrage aan de doelstellingen van de gemeente is, waarbij de prijs-kwaliteit verhouding van belang is. De te subsidiëren activiteiten dienen gericht te zijn op de te realiseren doelen en de aangevraagde subsidie moet passend zijn voor die activiteiten. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de aanvrager aan te tonen, dat hij zelf niet de middelen heeft om zonder subsidie de activiteiten uit te voeren. Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen vragen we aan de aanvrager om een inzichtelijke aanvraag in te dienen, zowel inhoudelijk als financieel. De gemeente beoordeelt naast de aanvraag ook de kwaliteit van de aanvrager, waarbij van belang is dat de gemeente erop kan vertrouwen dat de activiteiten daadwerkelijk worden uitgevoerd volgens de aanvraag.
De gemeente wil dat de activiteiten ten goede komen aan de inwoners van Utrecht, dat zij toegankelijk zijn voor iedereen. De inzet van de subsidiegelden dient verder niet alleen doeltreffend te zijn, maar de gemeente vraagt ook om waarborgen voor de rechtmatige besteding van de subsidie. Daartoe stelt de gemeente aanvullende voorwaarden en legt zij de subsidieontvanger aanvullende verplichtingen op. De intentie is om de administratieve lasten zo beperkt mogelijk te houden.
De Algemene Subsidieverordening is zoals de naam al zegt een algemene verordening. Daarom biedt de verordening de mogelijkheid om in beleidsregels nadere invulling te geven aan de verordening en waar mogelijk nadere invulling te geven aan de gestelde regels in de verordening. In de verleningsbeschikking kan nog een verdere verfijning worden aangebracht aan de verordening en de beleidsregels, waarbij wij er nadrukkelijk voor waken dat er geen willekeur ontstaat.
Bij het vaststellen van de subsidie richt de gemeente zich op hetgeen bereikt is met de subsidie. Waar mogelijk regelen we in beleidsregels dat de subsidie wordt verleend en vastgesteld op basis van te bereiken en bereikte resultaten. Waar dat niet haalbaar is, richten wij ons op de realisatie van de activiteiten. De gemeente wil efficiency stimuleren en daarom staan we in veel gevallen toe dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt als hij efficiënter heeft gewerkt dan verwacht. Deze middelen dienen wel alsnog voor de gesubsidieerde doelen te worden ingezet.
in dit artikel wordt een aantal gebruikte begrippen uitgelegd. in de verordening wordt voor de belanghebbende(n) bij subsidies het begrippenpaar 'aanvrager' en 'subsidieontvanger' gebruikt. De belanghebbende wordt tot aan het moment van subsidieverlening als aanvrager aangeduid en daarna als subsidieontvanger. Voor wat betreft het begrip 'subsidie' wordt verwezen naar de Algemene wet bestuursrecht. in artikel 4:21 van de Awb wordt onder een subsidie ook verstaan een 'geldelijke aanspraak'. Hierdoor vallen ook garanties en leningen onder dit begrip. Een geldelijke aanspraak brengt met zich mee dat feitelijk geldverkeer voor het bestaan van een subsidierelatie geen noodzakelijke voorwaarde is. Bij een garantie ontstaat er een aanspraak op geldelijke middelen, ook als deze aanspraak afhankelijk is van het in gebreke blijven van de debiteur.
Met de term verstrekken wordt gedoeld op het gehele proces van subsidiëren, dus (in de regel) verlenen en vaststellen.
Met dit artikel wil de gemeente een eenduidig juridisch regime creëren voor alle subsidies die door haar worden verstrekt. Dit is niet alleen van belang voor de gemeente zelf, ook voor aanvragers en subsidieontvangers zijn er voordelen verbonden aan een eenduidig subsidieregime. Als het gemeentelijke subsidiebeleid in één verordening is geregeld, is dit beter voor de herkenbaarheid. Daarnaast zijn er belanghebbenden die verschillende subsidies van de gemeente ontvangen uit verschillende budgetten. Voor hen zijn er voordelen aan verbonden dat deze zoveel mogelijk onder een eenduidig juridisch regime worden gebracht en dat ook aanvraag en vaststellingsprocedures zoveel mogelijk worden geharmoniseerd. In het artikel is sprake van subsidieverstrekking door bestuursorganen van de gemeente Utrecht. Dit betekent dat niet alleen het college van burgemeester en wethouders de verordening moeten toepassen maar ook commissies die subsidie verstrekken en ambtenaren die op basis van een mandaat bevoegdheden uitoefenen.
Voor de gevallen, omschreven in art. 4:23 lid 3 Awb, geldt de eis van een wettelijk voorschrift niet. Op die gevallen is de Algemene subsidieverordening niet van toepassing. Dat laat onverlet dat in het besluit tot subsidieverlening kan worden bepaald dat (een aantal artikelen uit) de Algemene subsidieverordening op de subsidieverstrekking van toepassing is.
Deze verordening geldt wel als een wettelijk voorschrift bepaalt dat een gemeentelijk bestuursorgaan een regeling moet vaststellen voor het verstrekken van bepaalde subsidies. De Algemene subsidieverordening fungeert in die gevallen zoveel mogelijk als kader. Artikel 4:23 van de Awb schrijft voor dat slechts subsidie wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift, dat regelt voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt. Het is toegestaan om in de subsidieverordening een globale omschrijving van de activiteiten te geven als deze in beleidsnota's, beleidsregels of plannen worden uitgewerkt in concrete activiteiten of doelstellingen.
In het kader van deze verordening worden diverse besluiten genomen: het betreft niet alleen het verlenen of (gedeeltelijk) weigeren van subsidies, maar ook besluiten zoals het toestaan van eigen vermogen. Het verlenen of weigeren e.d. van subsidies en garanties behoren, als geen subsidieverordening geldt, tot de autonome bevoegdheden van de gemeenteraad. De verordening geeft een kader voor de uitoefening van deze bestuursbevoegdheden. Daarnaast wordt via het systeem van subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud de koppeling gelegd met het budgetrecht van en de beleidsinhoudelijke sturing door de gemeenteraad. Het college van burgemeester en wethouders is originair bevoegd tot de uitvoering van deze verordening. Op grond van de Gemeentewet kan het college deze bevoegdheid overdragen aan een commissie (ex artikel 82 van de Gemeentewet). Ook kan het college bevoegdheden mandateren aan één of meer van zijn leden en/of aan een gemeenteambtenaar, bijvoorbeeld het hoofd van een gemeentelijke dienst. Het college bepaalt zelf of er tenminste één maal in de vijf jaar een verslag komt over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie volgens art. 4:24 Awb.
Het college besluit op basis van de Programmabegroting welk deel van de begroting wordt ingezet voor subsidies en legt dit besluit vast in de subsidiestaat. Bij de Voorjaarsnota stelt het college de subsidiestaat onder voorbehoud van de programmabegroting voorlopig vast voor het volgende subsidiejaar en tevens stelt het college de subsidiestaat bij voor het lopende jaar. Bij de het aanbieden van de Programmabegroting aan de gemeenteraad stelt het college de subsidiestaat voor het komende subsidiejaar bij. Na goedkeuring van de Programmabegroting door de gemeenteraad is de subsidiestaat definitief van kracht. Het college kan gedurende het jaar de subsidiestaat bijstellen. De actuele subsidiestaat wordt gepubliceerd op de website van de gemeente. In de subsidiestaat is per subsidiedoelstelling een subsidieplafond opgenomen.
Op grond van artikel 4:25 van de Awb wordt subsidie geweigerd als het subsidieplafond door het verstrekken van de subsidie wordt overschreden. Op grond van artikel 4:25 van de Awb kan een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld. Op basis van die grondslag voorziet deze bepaling, die rechtstreeks van toepassing is, op alle subsidies die op basis van deze verordening (kunnen) worden verleend. Een subsidieplafond kan er in de praktijk toe leiden dat aanvragers die wel aan de inhoudelijke criteria voldoen toch een afwijzende beschikking krijgen omdat er geen middelen (meer) beschikbaar zijn. In de gemeentelijke praktijk zal het echter vaker voorkomen dat er behoefte is om aanvragen tegen elkaar af te wegen en een keuze te maken voor de aanvraag die het meest op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen aansluit. Er is voor gekozen om de verdeling 'bijdrage aan de doelstellingen' en 'prijs- kwaliteitsverhouding' als standaardverdeling van de subsidieplafonds te gebruiken. Het college kan echter bij de bekendmaking van het subsidieplafond een andere wijze van verdeling vermelden. (artikel 4: 26 lid 2 van de Awb). De verdeling is nodig om te regelen hoe de beschikbare gelden worden verdeeld over de aanvragen die in beginsel voor toestemming in aanmerking komen. Daarbij kunnen inhoudelijke en procedurele verdelingsregels worden beschreven. De subsidieverordening merkt als subsidieplafond aan: het bedrag dat voor subsidieverlening beschikbaar is op de begrotingspost waaruit de subsidie wordt betaald. in de programmabegroting hebben de begrotingsposten niet meer de gedetailleerdheid die nodig is om uitvoering te geven aan deze bepaling. Daarom is in de bepaling geregeld dat de subsidieplafonds per afzonderlijk collegebesluit worden vastgesteld. De subsidieplafonds moeten volgens artikel 4:27 van de Algemene wet bestuursrecht bekend worden gemaakt vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor de subsidie is vastgesteld.
Als een subsidie wordt verleend voor een periode waarvoor nog een begroting moet worden vastgesteld, neemt de gemeente een financiële verplichting op zich voordat de gemeenteraad daarvoor de budgetten ter beschikking stelt. Dit is een probleem omdat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan het budgetrecht van de gemeenteraad. Artikel 4:34 van de Awb biedt de mogelijkheid subsidies ten laste van een nog niet vastgestelde en goedgekeurde begroting te verlenen onder de voorwaarde dat (bij die begroting) voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Dit voorbehoud wordt hier generiek gemaakt. Als de verstrekker hiervan gebruik wil maken, dan moet daarop binnen vier weken na vaststelling van de begroting een uitdrukkelijk beroep worden gedaan. De wetgever heeft deze regeling van het begrotingsvoorbehoud opgenomen om de rechtszekerheid van de subsidieverstrekker en de subsidieontvanger te vergroten. in de gemeentelijke meerjarenbegroting moet er natuurlijk wel voor worden gezorgd dat de structurele dekking aanwezig is, ook als er een begrotingsvoorbehoud wordt gemaakt.
Het college stelt subsidiebudgetten in eerste instantie vast met het oog op de daarmee te bereiken doelstellingen. Dit artikel stelt algemene eisen aan aanvragers en subsidieontvangers die (met gemeentelijke subsidie) deze doelstellingen (via hun activiteiten) moeten realiseren. Artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat er vanuit, dat subsidie wordt verstrekt op basis van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk. In de praktijk is een letterlijke toepassing van deze bepaling niet mogelijk omdat het vooraf vastleggen voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend in een gemeentelijke verordening, ertoe leidt dat er nog maar weinig flexibiliteit in het subsidiebeleid overblijft. Ook zou er dan bij aanvragen waarvoor vanuit beleidsinhoudelijke achtergronden de wens bestaat deze te honoreren maar die niet exact in een verordening zijn genoemd, een wijziging van de verordening moeten plaatsvinden. Aan de eis dat bekend moet zijn voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt, wordt ook op een goede wijze voldaan met een verwijzing naar de gemeentebegroting. In die begroting zijn bij de verschillende producten de gemeentelijke doelstellingen geformuleerd en wordt in de subsidiestaat aangeduid in welke gevallen deze met een gemeentelijke subsidie kunnen worden gerealiseerd door derden. Een belangrijk uitgangspunt is dat subsidie alleen kan worden verstrekt aan rechtspersonen. Hiermee wil men voorkomen dat er een vermenging plaatsvindt van subsidiemiddelen met de privé-middelen van natuurlijke personen. Een uitzondering op deze eis staat in lid 2. Het star vasthouden aan de eis van rechtspersoonlijkheid heeft namelijk het ongewenste neveneffect dat voor initiatieven een té hoge drempel wordt opgeworpen. Daarom is bepaald, dat subsidie verleend kan worden aan natuurlijke personen.
Dit artikel geeft aan welke gegevens met een aanvraag worden opgevraagd. Het college kan in beleidsregels hiervan afwijken of de gevraagde gegevens uitbreiden.
De weigeringgronden zijn essentieel om het proces waarbij de middelen die voor subsidieverstrekking ter beschikking worden gesteld, te kunnen sturen. De weigeringgronden moeten ertoe bijdragen dat subsidiemiddelen voor de juiste activiteiten worden verstrekt aan aanvragers waarvan kan worden verwacht dat zij deze kunnen realiseren. Uit artikel 4:25, tweede lid van de Awb vloeit al voort dat subsidie wordt geweigerd als het subsidieplafond door het verstrekken van de subsidie wordt overschreden. in dit artikel wordt dan ook naar deze weigeringgrond verwezen. Bij de Europese regelgeving wijzen wij in het bijzonder op de regelgeving aangaande staatssteun.
In artikel 4:30 van de Awb staat vermeldt dat er bij de beschikking tot subsidieverlening een omschrijving moet zitten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend. Voor een effectief subsidiebeleid waarvoor het duidelijk regelen van de rechten en verplichtingen van de gemeente en de subsidieontvanger een noodzaak is, is dit niet voldoende. De omschrijving is sterk afhankelijk van de aard van de subsidie. Daarnaast kan de mate van vrijheid die de gemeente aan een subsidieontvanger wil laten om zijn activiteiten in te vullen, een rol spelen. in geen geval mag er nonchalant worden omgegaan met het omschrijven van de activiteiten in de beschikking. Een consequentie van een te globale omschrijving is namelijk dat naderhand verschil van mening kan ontstaan over de vraag of de activiteiten wel of niet zijn verricht zoals de gemeente heeft bedoeld. De beschikking om subsidie te verlenen geeft een rechtsbetrekking aan. Subsidie (zie de definitie in artikel 1 van deze verordening) is immers een aanspraak op financiële middelen. De beschikking tot verlening moet daarom altijd een maximum bedrag aangeven (de hoogte van de aanspraak). in deze verordening worden geen eisen gesteld aan een beschikking waarbij een subsidieverzoek wordt afgewezen. De Algemene wet bestuursrecht schrijft namelijk voor dat elke beschikking aan de aanvrager moet berusten op een deugdelijke motivering.
Als er geen beslistermijnen in deze verordening staan, is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Volgens die wet geldt een 'redelijke termijn' die na acht weken verstreken is. Ook verdaging is (met een 'redelijke termijn') mogelijk. Binnen het kader van de gemeentelijke beleids- en beheerscyclus is dit onvoldoende om te komen tot binnen de begroting passende besluiten met betrekking tot subsidies.
De bedoeling van de subsidietitel in de Algemene wet bestuursrecht is het zo goed mogelijk regelen van de wederzijdse rechten en verplichtingen van de subsidiesubsidieontvanger en het bestuursorgaan dat subsidie verstrekt. Artikel 4:36 van de Awb geeft de mogelijkheid om een subsidieontvanger te verplichten om een uitvoeringsovereenkomst af te sluiten. Hierin wordt de verplichting opgenomen om de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, uit te voeren. Om de effectiviteit en de doelmatigheid van het subsidiebeleid te bevorderen, is er in dit artikel voor gekozen om zoveel mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 4:36 van de Awb biedt. Behalve de verplichting dat de activiteiten moeten worden uitgevoerd, kunnen ook (kwalitatieve) verplichtingen worden gesteld ten aanzien van de wijze waarop de activiteiten moeten worden uitgevoerd of ten aanzien van het te behalen resultaat.
In artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de toestemming van het bestuursorgaan vereist voor een aantal vermogensrechtelijke handelingen dat de subsidieontvanger kan verrichten. Deze bepaling is onder andere bedoeld om ervoor te zorgen dat subsidiegelden niet juist worden gebruikt en om financiële risico’s te voorkomen. Het vragen om toestemming door de subsidieontvanger kan door het informeren van de gemeente over de voorgenomen handeling. De gemeente heeft vervolgens vier weken de tijd om te besluiten over de toestemming met de mogelijkheid om het besluit vier weken te verdagen. In het geval de subsidieontvanger geen bericht ontvangt van de gemeente wordt de toestemming geacht stilzwijgend te zijn verleend. Het verlengen van bestaande overeenkomsten wordt in dit kader niet als een nieuwe overeenkomst beschouwd. Onder verwijzing naar artikel 4:71 Abw is de toestemming vereist voor het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon, het wijzigen van de statuten, handelingen aangaande registergoederen, het ontbinden van de rechtspersoon en handelingen aangaande faillissement en surseance van betaling.
In het algemeen wordt van een subsidieontvanger zorgvuldigheid verlangd (het deugdelijk afsluiten van gebouwen e.d.). Een brandschadeverzekering en een verzekering tegen aansprakelijkheid zijn verplicht. Uiteraard komen de kosten van zorgvuldig beheer en de verzekeringsplicht voor rekening van de subsidieontvanger. Het college kan in de verleningbeschikking bepalen dat (kleine) organisaties worden vrijgesteld van bepalingen in dit artikel als het college van mening is dat deze bepalingen te zwaar belastend zijn voor deze (kleine) organisatie.
Dit artikel moet ervoor zorgen dat subsidiegelden niet worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door een subsidieontvanger ergens anders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.
Dit artikel is bedoeld om getrapte subsidiëring te voorkomen. Een subsidieontvanger mag, zonder toestemming van het college, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren.
Deze bepaling is bedoeld om bij het beoordelen van een aanvraag ook mogelijke andere inkomstenbronnen van de subsidieontvanger te kunnen betrekken, zoals subsidiemogelijkheden bij het Rijk of de provincie, contributies van leden, e.d.
De bedoeling van dit artikel is dat, indien met subsidie verkregen eigendommen aan de doelstelling worden onttrokken, een evenredig deel van het vermogen dat met de subsidie is opgebouwd, terugvloeit naar de gemeente.
Op diverse plaatsen in deze verordening wordt aangegeven wat het college in verband met bepaalde omstandigheden moet/kan beslissen. Die omstandigheden zijn het college meestal bekend via gevraagd of ongevraagd gegeven informatie door een subsidieontvanger. Het ligt voor de hand dat de bereidheid van een subsidieontvanger om informatie te verstrekken afneemt naarmate de gevolgen daarvan minder gunstig zijn.
Daarom wordt in dit artikel bepaald dat informatieverstrekking verplicht (zo spoedig mogelijk en op de voorgeschreven wijze) is als het gaat om omstandigheden naar aanleiding waarvan het college moet/kan beslissen.
Toelichting artikel 18, tweede lid:
Medewerking aan gemeentelijk onderzoek is in het algemeen niet verplicht. Met deze bepaling wordt aangegeven dat subsidieontvangers niet de vrijheid hebben om zich aan die medewerking te onttrekken.
Toelichting artikel 18, derde en vierde lid:
Dit artikel maakt het mogelijk om aan een subsidieontvanger ook andere inlichtingen te vragen dan zij verplicht is te verlenen via de verslaglegging (artikel 21). De beperking is dat de informatie die gevraagd wordt van belang moet zijn met het oog op de subsidievaststelling. Het stellen van eisen met betrekking tot de administratie van een subsidieontvanger is vooral van belang met het oog op de subsidievaststelling die mede is gebaseerd op gegevens die aan deze administratie zijn ontleend. Deze moet daarom inzichtelijk en controleerbaar zijn.
Toelichting artikel 19, eerste lid:
De bedoeling van dit artikel is om een goed bestuur door de subsidieontvangers te waarborgen door te verplichten dat alle subsidieontvangers aan de Governance Code van de eigen branche moeten voldoen, als deze aanwezig is en anders aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur . Natuurlijke personen zijn hiervan uitgezonderd, omdat voor hen deze voorwaarde niet passend is. De gemeente Utrecht maakt in de Utrechtse Voorwaarden onderscheid naar subsidieontvangers, zodat de gestelde voorwaarden passend zijn.
Het voldoen aan de Governance Code van de eigen branche is niet altijd passend bij de grootte van de organisatie dan wel bij de hoogte van het subsidiebedrag. Het college heeft daarom de mogelijkheid om organisaties met een beperkte omvang en/of organisaties die beperkte subsidiebedragen ontvangen ontheffing te verlenen van de verplichting te voldoen aan de Governance Code.
De mogelijkheid voor het college om ontheffing te verlenen is verder bedoeld om de subsidieontvanger in staat te stellen om op termijn aan de gestelde voorwaarden te voldoen en om het mogelijk te maken om af te wijken als het niet verlenen van subsidie in voorkomende gevallen niet in het belang van de gemeente is.
In sommige gevallen is een Governance Code van een branche niet passend voor de subsidieontvangers.
Toelichting artikel 19, tweede lid:
De bedoeling van dit artikel is om verplichtingen te kunnen opleggen met betrekking tot de wijze waarop de activiteit wordt uitgevoerd. De verplichtingen zijn niet passend voor alle subsidies, dus het college moet gericht verplichtingen kunnen opleggen. Dit kan in beleidsregels dan wel in een besluit tot subsidieverlening.
In bepaalde gevallen zijn er voor de benodigde huisvesting van de activiteiten al accommodaties beschikbaar. Dit kunnen gemeentelijke accommodaties zijn maar ook accommodaties van andere organisaties die subsidie van de gemeente ontvangen. In deze gevallen kunnen nadere verplichtingen worden gesteld aangaande het gebruik van deze accommodaties voor de gesubsidieerde activiteiten.
De gemeente Utrecht streeft er naar om in 2010 voor 75% duurzaam in te kopen en in 2012 voor 100%. Utrecht houdt zich aan de methodiek van Agentschap NL op het gebied van duurzaam inkopen. Ook worden aan de hand hiervan de resultaten bepaald. Voor verschillende producten heeft Agentschap NL productcriteria vastgesteld. Deze criteria laten zien hoe een aanbesteding leidt tot duurzame inkoop. De gemeente Utrecht past deze productgroepcriteria bij aanbestedingen toe. Verder doet de gemeente Utrecht mee aan de benchmark van het ministerie van VROM. Deze vindt iedere twee jaar plaats.
Diversiteit betekent, dat mensen uit verschillende culturen betrokken worden bij de activiteiten, waarbij
het contact tussen de verschillende etnisch-culturele groepen en een open samenleving met respect voor elkaar bevorderd worden.
Bij Social Return gaat het erom dat een subsidie die de gemeente verleent, naast het 'gewone' rendement ook een concrete sociale winst (return) oplevert. Utrecht is een economisch sterke en bedrijvige stad, waar iedereen die kan werken ook een kans moet krijgen om aan de slag te gaan. Met Social Return levert u daar als subsidieontvanger een bijdrage aan.
Toelichting artikel 19, derde lid:
De gemeente legt de verplichting op, dat alle gesubsidieerde activiteiten toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Deze verplichting is niet altijd relevant voor de activiteiten en daarom kan in beleidsregels van deze verplichting worden afgeweken, al dan niet met een overgangsregeling. Het college heeft de mogelijkheid om in een verleningbesluit op verzoek van de aanvrager een ontheffing te verlenen, als het redelijkerwijs niet mogelijk is om aan de eis van toegankelijkheid te voldoen. Het college beoordeelt bij het verzoek of het voldoen aan de verplichting onevenredige inspanningen vraagt van de kant van de aanvrager, financieel of anderszins. De ontheffing kan worden gecombineerd met een overgangsregeling om de organisatie de tijd te geven om maatregelen te nemen om dit te realiseren. Bij een overgangsregeling is een langere periode van meerdere jaren mogelijk om de maatregelen financieel mogelijk te maken.
Dit artikel geeft aan over welke stukken het college tenminste moet beschikken in verband met de (definitieve) vaststelling van subsidies. Met het toepassen van het zevende en achtste lid kan het college één en ander zo nodig uitbreiden of beperken. Het college sluit aan bij dat wat binnen de gemeentelijke organisatie gebruikelijk is: integrale verslaglegging. De verantwoording moet dusdanig zijn, dat alle gestelde verplichtingen aan de subsidieverlening kunnen worden gecontroleerd. In het achtste lid is de verantwoordingsplicht voor de ontvangers van kleine subsidies tot een minimum beperkt. Deze verantwoording De gemeente Utrecht streeft er naar om in 2010 voor 75% duurzaam in te kopen en in 2012 voor 100%. Utrecht houdt zich aan de methodiek van Agentschap NL op het gebied van duurzaam inkopen. Ook worden aan de hand hiervan de resultaten bepaald. Voor verschillende producten heeft Agentschap NL productcriteria vastgesteld. Deze criteria laten zien hoe een aanbesteding leidt tot duurzame inkoop. De gemeente Utrecht past deze productgroepcriteria bij aanbestedingen toe. Verder doet de gemeente Utrecht mee aan de benchmark van het ministerie van VROM. Deze vindt iedere twee jaar plaats.
Diversiteit betekent, dat mensen uit verschillende culturen betrokken worden bij de activiteiten, waarbij
het contact tussen de verschillende etnisch-culturele groepen en een open samenleving met respect voor elkaar bevorderd worden.
Bij Social Return gaat het erom dat een subsidie die de gemeente verleent, naast het 'gewone' rendement ook een concrete sociale winst (return) oplevert. Utrecht is een economisch sterke en bedrijvige stad, waar iedereen die kan werken ook een kans moet krijgen om aan de slag te gaan. Met Social Return levert u daar als subsidieontvanger een bijdrage aan.
Toelichting artikel 19, derde lid:
De gemeente legt de verplichting op, dat alle gesubsidieerde activiteiten toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Deze verplichting is niet altijd relevant voor de activiteiten en daarom kan in beleidsregels van deze verplichting worden afgeweken, al dan niet met een overgangsregeling. Het college heeft de mogelijkheid om in een verleningbesluit op verzoek van de aanvrager een ontheffing te verlenen, als het redelijkerwijs niet mogelijk is om aan de eis van toegankelijkheid te voldoen. Het college beoordeelt bij het verzoek of het voldoen aan de verplichting onevenredige inspanningen vraagt van de kant van de aanvrager, financieel of anderszins. De ontheffing kan worden gecombineerd met een overgangsregeling om de organisatie de tijd te geven om maatregelen te nemen om dit te realiseren. Bij een overgangsregeling is een langere periode van meerdere jaren mogelijk om de maatregelen financieel mogelijk te maken.
Dit artikel geeft aan over welke stukken het college tenminste moet beschikken in verband met de (definitieve) vaststelling van subsidies. Met het toepassen van het zevende en achtste lid kan het college één en ander zo nodig uitbreiden of beperken. Het college sluit aan bij dat wat binnen de gemeentelijke organisatie gebruikelijk is: integrale verslaglegging. De verantwoording moet dusdanig zijn, dat alle gestelde verplichtingen aan de subsidieverlening kunnen worden gecontroleerd. In het achtste lid is de verantwoordingsplicht voor de ontvangers van kleine subsidies tot een minimum beperkt. Deze verantwoording kan bestaan uit slechts een korte samenvatting van de gemaakte kosten. Steekproefsgewijs kan in deze categorie gesubsidieerden een controle met meer diepgang worden verricht.
Voorop wordt gesteld dat geen twijfel mag bestaan aan de deugdelijkheid van financiële verslagen c.a. Daarom geldt als regel dat deze vergezeld moeten gaan van een controleverklaring van een accountant. De invulling van deze controleverklaring wordt beschreven in het controleprotocol. Als een subsidie een grensbedrag niet te boven gaat, kan daarvan worden afgeweken en bepaalt het college op welke andere wijze de controle wordt uitgevoerd. Hierbij kan worden gedacht aan controle door ambtenaren van de gemeentelijke dienst die bij de subsidieverstrekking betrokken is. Tevens is er de mogelijkheid om organisaties -die de administratie en de jaarrekening op orde hebben- voor één of meer jaren te ontheffen van de verplichting om een controleverklaring/ rapportage van de accountant bij te voegen. Uiteraard komen de kosten van de accountant voor rekening van de subsidieontvanger.
In dit artikel worden heldere regels gesteld die worden gehanteerd bij de vaststelling van de subsidie. De regels zijn bedoeld als basisregeling, omdat voor alle subsidieregelingen het vaststellen op basis van gerealiseerde activiteiten mogelijk is. In beleidsregels dan wel in de verleningsbeschikking kan het college andere regels voor vaststelling bepalen. De gemeente wil voor subsidieregelingen, waarbij vaststellen op basis van gerealiseerde resultaten geheel of gedeeltelijk haalbaar is, een andere wijze van vaststellen kunnen opnemen in beleidsregels. Afwijken in een verleningbesluit is mogelijk, omdat maatwerk mogelijk dient te zijn bij de subsidieverlening. In voorkomende gevallen kan het college ten gunste van de bepalingen afwijken, als een onverkorte toepassing niet redelijk is.
Conform de Algemene Wet Bestuursrecht wordt uitgegaan van een evenredigheidsbeginsel bij de verlaging van de subsidie bij minder gerealiseerde activiteiten dan wel resultaten.
Dit artikel geeft de maximale termijnen aan waarbinnen het college moet beslissen. Dit betekent niet dat daarvan in de praktijk ook steeds volledig gebruik wordt gemaakt. Minder gecompliceerde zaken worden uiteraard ruim voor het verstrijken van de termijn afgedaan.
Bevoorschotting is gebruikelijk. Met dit artikel wordt dit gebaseerd op de verordening. Het is zinvol daarbij ook vast te leggen hoe met de voorschotten wordt omgegaan bij de subsidievaststelling en wat er moet gebeuren als de vaststelling lager uitvalt dan de bevoorschotting. Bevoorschotting aan een subsidieontvanger waarvan het voortbestaan onzeker wordt, kan worden gestopt. Bevoorschotting kan worden gestaakt als er zich omstandigheden voordoen, die aanleiding kunnen geven tot het intrekken of wijzigen van de subsidie, bijvoorbeeld het niet voldoen aan subsidieverplichtingen. Artikel 4:56 van de Awb regelt dat de plicht om voorschotten te betalen wordt opgeschort vanaf de dag waarop het bestuursorgaan de subsidieontvanger op de voorgeschreven wijze in kennis stelt van het ernstige vermoeden dat er reden is om de subsidie op grond van artikel 4:48 of 4:49 van de Awb in te trekken of te wijzigen.
Op grond van artikel 14, tweede lid, van Verordening (EG) 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 EG [thans artikel 108 VWEU] (PB 1999, L 83, blz. 1) dient de te terug te vorderen steun tevens de genoten rente te omvatten welke wordt genoten vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de subsidieontvanger beschikbaar was tot de datum van daadwerkelijke terugbetaling van de steun. De rente wordt berekend overeenkomstig de methode zoals beschreven in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 794/2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 (PB 2004, L 140, blz. 1)
Bij een aanvraag tot het verstrekken van een garantie of een lening zijn grotendeels dezelfde eisen van toepassing als bij de subsidieverlening. De relevante artikelen worden daarom expliciet van toepassing verklaard op garanties en leningen.
Bij een aanvraag tot het verstrekken van een garantie of lening zijn deels dezelfde gegevens relevant als bij de beoordeling van een subsidieaanvraag. Bij een garantie of lening moeten echter ook de financieringsbehoefte van de geldnemer en de offerte(s) van de geldverstrekkers worden beoordeeld.
Voor een goed toezicht op de naleving van de aan een garantie of lening verbonden voorschrift is het noodzakelijk om te kunnen beschikken over de benodigde gegevens. Het is ook nodig dat de gemeente kan beschikken over de nodige andere gegevens (bijvoorbeeld gegevens over de bedrijfsvoering en activiteiten van de geldnemer) om te kunnen beoordelen hoe het risico dat de gemeente op zich neemt, zich ontwikkelt. Deze informatie is nodig om te boordelen of de beleidsproducten en de eventuele voorzieningen die de gemeente aanhoudt, zich op het juiste peil bevinden.
in artikel 4:48 van de Awb is bepaald onder welke omstandigheden een verleende subsidie wordt ingetrokken. Deze regeling geldt waar mogelijk op verleende garanties of verstrekte leningen. Daarnaast zijn enkele gronden toegevoegd voor het intrekken van verleende subsidie. Die gronden gaan specifiek over garanties. Het betreft het niet binnen drie maanden tot stand komen van de onderliggende overeenkomst of het niet storten en opnemen van de hoofdsom conform het stortings- en aflossingsschema. Er bestaan ook intrekkinggronden die een ruimere formulering hebben, bijvoorbeeld als door toedoen of het nalaten van de geldnemer het risico dat de gemeente loopt significant wordt gewijzigd. Hierbij kan worden gedacht aan het gaan uitvoeren van activiteiten die grotere financiële risico's met zich meebrengen of het niet treffen van maatregelen om vermogensverlies te voorkomen zoals het afsluiten van verzekeringen en wanbeheer.
BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2013, NR. 64
Relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Alle artikelen van de Algemene Wet Bestuursrecht kunt u vinden op www.wetten.overheid.nl.
Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
Als een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaar nadat het in werking is getreden. Dit gaat niet op als er vóór dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.
Als een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Dit geldt niet als een wettelijk voorschrift anders bepaald.
Als niet tijdig over het verstrekken van de subsidie wordt beslist, via bezwaar of beroep of omdat er een rechterlijke uitspraak ligt, dan geldt de verplichting van het tweede lid alleen als zij ook gold op het tijdstip waarop de beslissing in eerste instantie werd genomen of had moeten worden genomen.
[Bekendmaking subsidieplafond]
Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.
Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.
Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.
Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:
De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.
De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.
Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
[Intrekking of wijziging subsidieverlening]
[Intrekking of wijziging subsidievaststelling]
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd als er vijf jaar is verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt of sinds de dag (bedoeld in het eerste lid onderdeel c.) waarop de handeling in strijd is met de verplichting die is verricht of de dag waarop aan de verplichting moest worden voldaan.
[Intrekking of wijziging subsidieverlening | Vergoeding schade]
Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.
Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
De verplichting tot het betalen van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort vanaf de dag waarop het bestuursorgaan de subsidieontvanger schriftelijk in kennis stelt van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49. Dit geldt tot en met de dag waarop de beschikking met betrekking tot het intrekken of wijzigen is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.
Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.
De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.
Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.
Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidieontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.
De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.
Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.
Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidiever
Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.