Organisatie | Voorschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening betreffende de volgorde van afvloeiing van het onderwijzend personeel van de openbare scholen voor basisonderwijs |
Citeertitel | Afvloeiingsregeling openbaar basisonderwijs |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | regels omtrent de volgorde van afvloeiing van onderwijzend personeel van openbare scholen voor basisonderwijs |
Geen
Wet op het basisonderwijs
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-07-2011 | 20-07-2012 | intrekking | 05-07-2012 Groot Voorschoten, 19-07-2012 | 2002 | |
20-05-2011 | 01-08-1985 | nieuwe regeling | 04-07-1985 Onbekend. | 92-1. |
De raad van de gemeente Voorschoten;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 28 juni 1985, nr. 92;
gelezen het resultaat van het gevoerde overleg met de daarvoor in aanmerking komende organisaties van onderwijzend personeel;
gehoord de betrokken medezeggenschapsraden en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad;
gelet op de bepalingen van de Wet op het basisonderwijs;
I.vast te stellen de navolgende ‘Verordening betreffende de volgorde van afvloeiing van het onderwijzend personeel van de openbare scholen voor basisonderwijs’.
Deze verordening verstaat onder:
afvloeiing: tussentijds ontslag uit een tijdelijk dienstverband dan wel ontslag uit een vast dienstverband van belanghebbende op grond van opheffing van de school of van een betrekking aan de school of wegens zodanige veranderingen in de inrichting van het onderwijs, dat de werk-zaamheden van een of meer belanghebbenden overbodig worden;
protocol: een voor de desbetreffende basisschool opgestelde lijst die de onderlinge afvloeiingsvolgorde aangeeft van de belanghebbenden die op 1 augustus 1985 als groepsleraar in vaste dienst aan die basisschool zijn verbonden en die op 31 juli 1985 aan een openbare kleuter- of lagere school binnen de gemeente waren verbonden.
De belanghebbende die op grond van de eerste twee leden van dit artikel voor afvloeiing in aanmerking komt en die de laatste aan de basisschool verbonden groepsleraar is in het bezit van de akte leidster of hoofdleidster bij het kleuteronderwijs of een hiermee gelijkgestelde akte, wordt tot 31 juli 1990 voor ontslag overgeslagen.
Afvloeiing vindt overeenkomstig de in artikel 2 genoemde volgorde voor de volgende categorieën afzonderlijk plaats:
Voor elke basisschool wordt van de belanghebbenden die daar op 1 augustus 1985 als groepsleraar in vaste dienst zijn aangesteld en die op 31 juli 1985 aan een openbare kleuter- of lagere school
binnen de gemeente waren aangesteld:
voor de overige op de onder a respectievelijk b bedoelde lijst te vermelden groepsleraren is per lijst voor de daarop te vermelden groepsleraren de diensttijd bepalend voor hun onderlinge volgorde met dien verstande dat de groepsleraar met de meeste diensttijd direct na de ex-hoofdleidster(s) respectievelijk ex-hoofd(de ex-hoofden) bovenaan de lijst wordt geplaatst en vervolgens aflopend naar de groepsleraar met de kortste diensttijd die onderaan de lijst komt, terwijl in geval van gelijke diensttijd de jongste in leeftijd lager in volgorde wordt geplaatst.
De in het protocol neer te leggen afvloeiingsvolgorde van de in lid 2 genoemde groepsleraren wordt als volgt bepaald:
de groepsleraar die op 31 juli 1985 schoolleider was en die op 1 augustus 1985 geen directeur is, vloeit als laatste van de groepsleraren af; indien het om meer dan een groepsleraar gaat, is hun diensttijd bepalend voor hun onderlinge volgorde en in geval van gelijke diensttijd wordt de jongste in leeftijd lager in volgorde geplaatst;
vervolgens de groepsleraar van de andere lijst met de kortste diensttijd - en in geval van gelijke diensttijd komt dejongste in leeftijd het eerst in aanmerking - en vervolgens om en om, met dien verstande dat wanneer een groepsleraar van lijst I aan de beurt is, die meer diensttijd heeft van de volgende(n) van lijst III, deze laatste(n) voorgaat(n).
Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of als het belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 bepaalde volgorde worden afgeweken, met dien verstande dat, indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daar toe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan belanghebbenden kenbaar gemaakt plan.
Aan het bepaalde in het vorige lid wordt voor zover het omvangrijke afwijkingen betreft slechts uitvoering gegeven na overleg met belanghebbenden en na de daarvoor in aanmerking komende organisaties van onderwijzend personeel en de medezeggenschapsraad (gemeentelijke medezeggenschapsraad) te hebben gehoord.
Artikel 6 Wijziging verordening
Burgemeester en wethouders leggen elk wijzigingsvoorstel van deze verordening voor overleg voor aan de daarvoor in aanmerking komende organisaties van onderwijzend personeel en ter kennisneming aan de betrokken medezeggenschapsraad dan wel gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, alvorens zij dit voorstel ter vaststelling aan de gemeenteraad voorleggen.
Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat een exemplaar van deze verordening in elke openbare school voor basisonderwijs steeds op een voor belanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage ligt. Tevens dragen burgemeester en wethouders er zorg voor dat een exemplaar van het protocol dat eventueel op de basisschool van toepassing is steeds op en voor belanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage ligt. In te trekken met ingang van I augustus 1985 de ‘Verordening betreffende de volgorde van afvloeiing van het onderwijzend personeel van de gemeentelijke scholen voor kleuter-, gewoon lager onderwijs vastgesteld bij raadsbesluit van 25 oktober 1984, nr. 133.