Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoetermeer

Verordening Wet inburgering gemeente Zoetermeer 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoetermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering gemeente Zoetermeer 2013
CiteertitelVerordening Wet inburgering gemeente Zoetermeer 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

de artikelen 8, 19, vijfde en zesde lid, 23, derde lid, 24 e, 24f en 35 van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012 en artikel X van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering (2012, 430)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-11-2013Nieuwe regeling

28-10-2013

Zoetermeer Dichtbij, 7 november 2013

2013-000641

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Zoetermeer 2013

 

 

Paragraaf 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

De raad der gemeente Zoetermeer;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 juli 2013, nr. 2013-000641, inzake ‘Verordening Wet inburgering gemeente Zoetermeer 2013’;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde en zesde lid, 23, derde lid, 24 e, 24f en 35 van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012 en artikel X van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering (2012, 430);

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

overwegende dat als gevolg van de wijziging van de Wet inburgering de taken van gemeenten op het terrein van inburgering op termijn beëindigd zullen worden;

overwegende dat gedurende een overgangsperiode gemeenten nog een aantal taken op het terrein van inburgering zullen uitoefenen;

overwegende dat daarom de onder de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012 opgestelde verordening dient te worden gewijzigd;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening Wet inburgering gemeente Zoetermeer 2013

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012;

    • c.

      de wetswijziging: de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb.2012, 430);

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet, de wetswijziging en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen;

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het loket van de gemeente bij het Publieksplein;

    • b.

      voorlichting via de gemeentelijke website;

  • 3.

    Het college beoordeelt tenminste eens in de 2 jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Paragraaf 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Het college biedt een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige te weten:

  • a.

    de houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 en voor zover deze uiterlijk tot 31 december 2012 is afgegeven;

  • b.

    de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van de wet, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de wet, voor zover deze uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig is geworden.

Artikel 4 Samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige;

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd;

  • 3.

    Aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a biedt het college maatschappelijke begeleiding aan.

Artikel 5 Inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in rekening gebracht na afronding van het inburgeringexamen. In overleg kan de inburgeraar de eigen bijdrage in termijnen betalen;

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Verstrekking van een premie

  • 1.

    De inburgeringsplichtige die binnen de wettelijk voorgeschreven, dan wel overeengekomen termijn het inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal met goed gevolg heeft afgelegd, ontvangt van het college een premie ter hoogte van de eigen bijdrage. Ook de inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige die gebruik heeft gemaakt van een taalkennisvoorziening en die het examen voor een MBO-opleiding op niveau 1 of 2 met goed gevolg heeft afgelegd, ontvangt van het college een premie ter hoogte van de eigen bijdrage;

  • 2.

    Het bepaalde van het eerste lid van dit artikel heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het tijdig melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    het meewerken aan een onderzoek naar de gegrondheid van het verzuim als bedoeld in sub e van dit artikel.

Paragraaf 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 8 Procedure van het doen van een aanbod

Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 1.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden;

  • 2.

    De inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 2 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt. Indien de inburgeringsplichtige een voorstel doet tot een andere invulling van het aanbod, dan zal de gemeente dit in overweging nemen en bij acceptatie een aangepast aanbod doen;

  • 3.

    Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 2 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 9 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Het college kan op verzoek van de inburgeringsplichtige een persoonlijk inburgeringsbudget vaststellen, indien bijzondere omstandigheden naar het oordeel van het college een speciale voorziening vereisen. Het verzoek moet schriftelijk bij het college worden ingediend.

  • 2.

    Van bijzondere omstandigheden is in ieder geval sprake indien een gemeentelijke voorziening als bedoeld in artikel 4 niet geschikt is omdat de inburgeringsplichtige hoogopgeleid is of zodanige fysieke of psychische belemmeringen heeft dat een daarop aangepaste voorziening noodzakelijk is.

  • 3.

    Het college wijst het verzoek om een persoonlijk inburgeringsbudget af, indien er naar het oordeel van het college geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Is er wel sprake van dergelijke omstandigheden, dan volgt het college de in artikel 10 beschreven procedure.

Artikel 10 Voorbereiding en vaststelling persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 9, stellen het college en de inburgeringsplichtige een trajectplan op. Hieraan voorafgaand legt de inburgeringsplichtige een daartoe bestemde toets af bij een door het college aan te wijzen deskundige.

  • 2.

    Op basis van het trajectplan worden er offertes opgevraagd bij twee inburgeringsbedrijven. Het moet daarbij gaan om bedrijven die zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en die bovendien zowel over een KCE-certificering als het Keurmerk Blik op Werk (Inburgeren) beschikken.

  • 3.

    Na ontvangst van de offertes doet de inburgeringsplichtige het college een voorstel voor het volgen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 4.

    Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien het programma naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

  • 5.

    Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een MBO-opleiding op niveau 1 of 2.

  • 6.

    Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college en de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf dat een programma heeft geoffreerd met de beste prijs-kwaliteitverhouding.

Artikel 11 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de hoogte van de eigen bijdrage in gevallen waarin het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening heeft vastgesteld;

  • e.

    wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Paragraaf 4. De bestuurlijke boete

Artikel 12 Hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 85 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet;

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 170 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening;

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 340 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 13 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 12, eerste lid, bedraagt € 170 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding;

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 12, eerste lid, bedraagt € 340 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding;

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 680 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn zijn inburgeringsexamen heeft behaald;

  • 4.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 680 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 14 Overgangsbepaling

De verordening zoals deze gold op 31 december 2012 blijft van toepassing op personen aan wie reeds een inburgeringsvoorziening is toegekend.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking twee weken na bekendmaking daarvan. Tenzij over deze verordening een inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gedaan. Deze verordening werkt terug tot 1 januari 2013.

Artikel 16 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Zoetermeer 2013.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raad op 25 november 2013

de griffier, de voorzitter,

mw. drs. K.Bolt Ch.B. Aptroot

 

Algemene toelichting

 

Verordeningplicht

De wet draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. In artikel 3 van deze verordening is het inburgeringaanbod vastgelegd. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • ·

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a van de wet). Dit is vastgelegd in artikel 8 van de verordening;

  • ·

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a van de wet). Dit is geregeld in artikel 3 en 4 van deze verordening;

  • ·

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b van de wet). Dit is geregeld in artikel 4 en 8 van de verordening;

  • ·

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, van de wet). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet inburgering gewijzigd.

In de wet zoals die gold tot 31 december 2012 was aan gemeenten een aantal belangrijke taken toebedeeld. Door de gewijzigde wet vervallen de taken van de gemeenten. Wel blijven de gemeenten op grond van het overgangsrecht de eerste jaren na inwerkingtreding van de wetswijziging een aantal taken uitvoeren. Het betreft m.n. het bieden van de mogelijkheid aan inburgeraars die al met een traject zijn gestart om het inburgeringstraject af te ronden. Daarnaast blijven de gemeenten de ‘oude’ inburgeraars handhaven.

De voor de gemeenten belangrijkste wijzigingen zijn:

  • ·

    De doelgroep van de Wet inburgering wordt beperkt tot vreemdelingen die op of na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel rechtmatig verblijf verkrijgen voor verblijf in Nederland en (direct of in een later stadium) een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd krijgen voor een niet-tijdelijk doel (asiel of gezinsvorming/hereniging) of als geestelijke bedienaar;

  • ·

    De verantwoordelijkheid voor inburgering wordt bij de inburgeringsplichtige gelegd.

Dit betekent dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige behoort om te bepalen hoe hij aan zijn inburgeringsplicht voldoet en dat hij daarvoor zelf de kosten draagt. Daarmee vervalt de plicht van gemeenten om voor inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen te zorgen. De taken die de gemeente heeft ten aanzien van het oproepen van inburgeringsplichtigen en het doen van een onderzoek (intake) vervallen daarmee eveneens;

  • ·

    De mogelijkheid voor gemeenten om vrijwillige inburgeraars (EU-onderdanen en genaturaliseerde Nederlanders) op grond van de Wet inburgering een inburgeringsvoorziening aan te bieden vervalt. Vrijwillige inburgeraars kunnen net als iedere andere burger via het reguliere onderwijs de noodzakelijke (taal)vaardigheid en kennis verwerven om volledig deel te kunnen nemen aan de samenleving;

  • ·

    Het vervallen van bovengenoemde bevoegdheden (zoals genoemd onder de voorgaande bullets) van gemeenten en het verschuiven van de resterende bevoegdheden van gemeenten naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK);

  • ·

    Een overgangsregeling, die erin voorziet:

    • -

      dat gemeenten diegenen die al een aanbod hebben gehad en zich momenteel voorbereiden op het inburgeringsexamen in staat stellen dit voort te zetten en het examen af te leggen;

    • -

      dat gemeenten handhaven dat inburgeraars die vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden aan hun inburgeringsplicht voldoen;

    • -

      dat gemeenten een aanbod doen aan asielgerechtigden en geestelijke bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden maar nog geen aanbod hebben gehad voor die datum. Daarbij blijft ongewijzigd dat voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid van de wet) bestaat.

De verordening Wet inburgering 2013 gemeente Zoetermeer is aangepast aan de gewijzigde wet. De mogelijkheid die de oude wet bood om inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen wordt gedaan, vervalt per 1 januari 2013. De gemeente maakte gebruik van dit vaststellingsstelsel. De verordening moest op dit punt worden aangepast. In deze verordening wordt het aanbodstelsel gehanteerd.

Dit stelsel houdt in dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening vaststelt overeenkomstig het aanbod als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard.

Na 1 januari 2013 kan de gemeente alleen een aanbod doen aan asielgerechtigden en geestelijk bedienaren, die uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn geworden en nog geen voorziening hebben aangeboden gekregen. Aan anderen kunnen gemeenten nog wel voorzieningen aanbieden maar niet meer op grond van de Wet inburgering.

Gemeenten blijven de opdracht houden om de inburgeringsplichtigen in de gemeente die onder het overgangsrecht vallen goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven die onder het overgangsrecht vallen. Dit betreft inburgeringsplichtigen die voor 1 januari hun inburgeringsplicht opgelegd hebben gekregen en voor die datum een gemeentelijk aanbod hebben gekregen.

Omdat na 1 januari 2013 zich nog geschillen kunnen voordoen tussen gemeenten en degenen die op grond van de wet zoals die gold tot en met 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn werken deze handhavingsbepalingen ook door na 1 januari 2013.

In verband met deze taken draagt de wetswijziging gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 van de wet);

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorziening en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, van de wet);

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 van de wet).

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 van de wet bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen. De gemeente Zoetermeer heeft de informatieverstrekking in artikel 2 lid 2 van deze verordening geregeld.

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen.

Onder het overgangsrecht zijn gemeenten verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren (artikel 19, tweede lid van de wet) die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden en nog geen voorziening hebben aangeboden gekregen. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, van de wet).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 van de wet draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

 

Artikelsgewijze toelichting

NB: In de Wet inburgering worden de begrippen “inburgeringsvoorziening” en “taalkennisvoorziening” gebruikt. In de hieronder staande toelichting worden beide begrippen waar mogelijk afzonderlijk genoemd. In een enkel geval wordt uit overweging van leesbaarheid het woord “voorziening” gehanteerd, waarmee zowel inburgeringsvoorziening als taalkennisvoorziening wordt aangeduid.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 van de wet dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Bij de informatieverstrekking maakt de gemeente gebruik van het loket van de gemeente bij het Publieksplein, voorlichtingsmateriaal van de gemeentelijke website. In het kader van de algemene voorlichting wordt waar mogelijk ook beroep gedaan op zelforganisaties.

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen. Dit zal door middel van jaarrekening en managementrapportage gebeuren.

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Vanaf 1 januari 2013 is het college alleen verplicht een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor de asielgerechtigde inburgeringsplichtige, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de geschiktheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • ·

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;

  • ·

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid en/of het opvoeden van kinderen;

  • ·

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

Het tweede lid heeft betrekking op het aanbieden van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. In geval van uitkeringsgerechtigden inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid van de wet). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid van de wet). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigen risicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 van de wet).

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid van de wet). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid van de wet).

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid van de wet). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid van de wet).

In dit artikel wordt geregeld dat de inburgeringsplichtigen de eigen bijdrage in een aantal termijnen kunnen betalen. Artikel 24 eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen, die algemene bijstand hebben of een andere door de gemeente te verstrekken sociale zekerheidsuitkering ontvangen, mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college op deze wijze wil verrekenen, dan moet dat worden opgenomen in de beschikking waarmee de inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld.

Betaling van de eigen bijdrage is een wettelijke verplichting. In gevallen waarin de betaling van de eigen bijdrage een drempel vormt voor deelname aan een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, kan de bijdrage in maximaal achttien (maandelijkse) termijnen worden voldaan.

Artikel 6 Verstrekken van een premie

De gemeente wil het afleggen/behalen van het examen verbonden aan een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening stimuleren. In het eerste lid van dit artikel is beschreven onder welke voorwaarden deelnemers aan een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening in aanmerking komen voor een premie ter hoogte van de eigen bijdrage. In het tweede lid van dit artikel is opgenomen dat het bepaalde in het eerste lid terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 2008. Als gevolg hiervan kan ook de inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige die in de periode van 1 januari 2008 tot de datum van inwerkingtreding van deze verordening aan de in het eerste lid beschreven voorwaarden voldeed, aanspraak maakt op de premie.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid van de wet dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Artikel 9 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

De gemeente kan op schriftelijk verzoek van een inburgeringsplichtige een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden inburgeringsbudget voorstellen. Er dient dan wel, naar het oordeel van het college, sprake te zijn van bijzondere omstandigheden. Het is aan het college om te bepalen wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat kan liggen in persoonsgebonden omstandigheden zoals hoogopgeleid zijn of zodanige fysieke of psychische belemmeringen hebbend dat een daarop aangepaste voorziening noodzakelijk is. Omdat het aantal inburgeraars dat gebruik maakt van een gemeentevoorziening steeds verder zal dalen, kan het college dat ook als een bijzondere omstandigheid aanmerken en er voor kiezen om alleen nog gebruik te maken van het instrument persoongebonden inburgeringsbudget t.b.v. een inburgerings- of taalkennisvoorziening.

Artikel 10 Voorbereiding en vaststelling persoonlijk inburgeringsbudget

Voor de bepalingen met betrekking tot de voorbereiding en de vaststelling van het persoonsgebonden inburgeringsbudget wordt een trajectplan opgesteld door het college en de inburgeringsplichtige (artikel 10, lid 1). Tevens dient de desbetreffende persoon voorafgaand aan het opstellen van een trajectplan een daartoe bestemde toets af te leggen bij een door het college aan te wijzen deskundige (artikel 10, lid 2).

De bedrijven waarbij de offertes opgevraagd kunnen worden moeten aan bepaalde eisen voldoen (artikel 10 lid 2). Tenslotte worden er eisen gesteld aan het proces tot vaststelling van het persoonsgebonden inburgeringsbudget (artikel 10, lid 1 tot en met 6). Voor deze werkwijze is gekozen omdat de Wet Inburgering eist dat het te volgen traject toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. Het is daarom belangrijk dat het college het voorstel van de inburgeraar keurt om er zeker van te zijn of deze toe leidt naar bovenstaande examens.

Artikel 11 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden opgenomen.

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, van de wet). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige aan de inburgeringsplicht moet hebben voldaan, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, van de wet). In de beschikking wordt van deze termijn melding gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Artikel 12 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 van de wet draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

De gemeente Zoetermeer heeft ervoor gekozen niet de maximumbedragen te hanteren, maar lagere bedragen vast te stellen.

In het kader van de uitvoering van gecombineerde re-integratie en inburgeringsvoorzieningen kan het voorkomen dat dezelfde gedraging zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als het verlagen van de bijstand door opleggen van een boete of maatregel op grond van sociale zekerheidswetgeving. Artikel 37 van de wet bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dit geval geen bestuurlijke boete kan opleggen maar gebruik maakt van de maatregelmogelijkheid op basis van de WWB.

Artikel 13 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Artikel 12 van deze verordening biedt de mogelijkheid om bij herhaling van de gedraging een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 12 mogelijk is.

Artikel 14 Overgangsbepaling

In dit artikel wordt bepaald dat voor de inburgeraars aan wie reeds een inburgeringsvoorziening is aangeboden de oude verordening van toepassing blijft.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.