Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening openbaar vaarwater 2006 |
Citeertitel | Verordening openbaar vaarwater 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Openbaar vaarwater |
Externe bijlagen | Artikel 1 Begripsbepalingen Toelichting op de verordening openbaar vaarwater 2006 Toelichting per hoofdstuk |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-08-2017 | 22-10-2020 | art. 21 | 31-05-2017 | 6236128 | |
25-12-2013 | 08-08-2017 | art. 1, 3, 3a, 11, 18, 21a | 18-12-2013 Gemeenteblad, 2013, 154 | GR 13.4032756 | |
01-11-2012 | 25-12-2013 | art. 3 | 02-10-2012 Gemeenteblad, 2012, 96 | RO 12.3220542 | |
24-12-2010 | 01-11-2012 | art. 3 | 16-11-2010 Gemeenteblad, 2010, 106 | RO 10.2426637 | |
14-12-2006 | 22-10-2020 | nieuwe regeling | 29-11-2006 Gemeenteblad, 2006, 78 | Rv 125 |
DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;
Gelet op artikel 149 en artikel 156, 3e lid van de Gemeentewet, en artikel 88 van de Huisvestingswet;
overwegende, dat het wenselijk is om voor het gebruik van het openbaar vaarwater in de gemeente Groningen regels te stellen:
Deze verordening is van toepassing op al het openbare vaarwater binnen de grenzen van de gemeente Groningen, in ieder geval voor zover het gaat om de specifieke belangen die deze Verordening beoogt te beschermen (ordelijk gebruik, gezondheid, veiligheid, milieu-aspecten en aanzien van de gemeente).
In afwijking van artikel 3 houden burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om ligplaatsvergunning of –ontheffing aan indien er geen grond is om de vergunning of ontheffing te weigeren en voor het gebied, waarin het schip zal worden afgemeerd, vóór de dag van ontvangst van de aanvraag een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, een bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd, een bestemmingsplan is vastgesteld, dan wel een bestemmingsplan na vaststelling is bekendgemaakt.
In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de ligplaatsvergunning of –ontheffing verlenen indien het schip waarmee ligplaats zal worden ingenomen niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanvraag om ligplaatsvergunning of -ontheffing overeenkomstig artikel 3.
In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de ligplaatsvergunning of -ontheffing verlenen indien het schip waarmee ligplaats zal worden ingenomen niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan of met de in voorbereiding zijnde herziening daarvan dan wel met het provinciaal en nationaal ruimtelijk beleid. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanvraag om ligplaatsvergunning of –ontheffing overeenkomstig artikel 3.
In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de ligplaatsvergunning of
ontheffing eveneens verlenen indien het beoogde schip in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan of met de in voorbereiding zijnde herziening daarvan, mits de ontwerpligplaats-vergunning of -ontheffing is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vergunning of ontheffing geen bezwaar hebben. Het besluit tot vergunning- of ontheffingverlening bevat een beschrijving van het betrokken bouwplan, de ruimtelijke onderbouwing en de afwegingen die aan het verlenen van vergunning of ontheffing ten grondslag liggen. Op de voorbereiding van het besluit omtrent vergunning- of ontheffingverlening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder. Indien geen verklaring van geen bezwaar is vereist, beslissen burgemeester en wethouders in afwijking van artikel 3:18, eerste en tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken. Artikel 19a, eerste en vijfde tot en met elfde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is van overeenkomstige toepassing. Het besluit houdende verlening van de verklaring van geen bezwaar wordt geacht voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht deel uit te maken van de beschikking waarop het betrekking heeft.
In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de ligplaatsvergunning of -ontheffing eveneens verlenen indien het beoogde schip in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan of met de in voorbereiding zijnde herziening daarvan en het betreft een geval als bedoeld in artikel 19, tweede of derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Na het verstrijken van de aanhoudingsduur, bedoeld in het tweede lid, na de bekendmaking van de verklaring van geen bezwaar, bedoeld in het vijfde lid, of na de terinzageligging overeenkomstig het zevende lid, beslissen burgemeester en wethouders omtrent de aanvraag om ligplaatsvergunning of -ontheffing overeenkomstig artikel 3, zulks in afwijking van artikel 3:18, eerste, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met, dan wel voor een schip nadere regels stellen met het oog op de openbare orde, de volksgezondheid, de veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente. Onder de te stellen nadere regels valt in ieder geval het aanwijzen van kanaalvakken als liggebied voor de verschillende typen schepen, en het aanwijzen van kanaalvakken waar alleen met niet-kwetsbare schepen ligplaats mag worden ingenomen.
Het is verboden met een schip een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een schip beschikbaar te stellen buiten de door burgemeester en wethouders bij nadere regels voor de diverse in deze verordening genoemde typen schepen (te weten woonschepen, bedrijfsschepen, recreatieschepen, beroepsschepen, schepen voor bijzondere of representatieve doeleinden, charterschepen) aangewezen kanaalvakken, behoudens het bepaalde in artikel 21.
Artikel 7 Maatvoeringsbepalingen met betrekking tot woon- en bedrijfsschepen
Als standaardbepaling worden, met inachtneming van de definities en mits de nautische situatie ter plaatse een en ander mogelijk maakt, de volgende maten gehanteerd:
de maximale hoogte mag 3.50 meter boven de waterlijn bedragen, met dien verstande dat:
1º - het hoogste punt van (de hoofdmassa van) een schip niet meer dan 1.50 meter boven de aanliggende kade of oever mag uitsteken, gemeten bij het gemiddelde waterpeil in het kanaalvak. Burgemeester en wethouders kunnen van deze maatvoeringsbepaling ontheffing verlenen in geval de feitelijke omstandigheden het onmogelijk maken om ter plaatse ligplaats in te nemen;
2º - voor maximaal 25 % van het totaal aanwezige horizontale oppervlak van het schip, kajuiten en andere ondergeschikte dakopbouwen tot een hoogte van maximaal 5 meter boven de waterlijn zijn toegestaan.
Uitzondering op de toepassing van de standaardbepalingen:
voor authentieke woon- of bedrijfsschepen en schepen als bedoeld in het tweede lid van artikel 20 van deze verordening geldt dat - met ontheffing van burgemeester en wethouders - de maximale breedte 6 meter en de maximale lengte 38,5 meter mag bedragen, mits de nautische situatie ter plaatse deze maten toelaat;
De in het eerste en tweede lid aangegeven maatvoeringsbepalingen zijn niet van toepassing voor de woonschepen in de Noorderhaven (vrijhaven), de schepen in het Oude Winschoterdiep ten oosten van de Antwerpenbrug (strafhaven), en evenmin voor bedrijfsschepen in de Zweedse en Finse haven (insteekhavens).
Artikel 8 Vergunningplicht woonschepen
Bij een woonschip waarvoor een vergunning als bedoeld in het tweede lid is verleend, is uitsluitend één bij het schip behorende bijboot òf opduwer, niet zijnde een recreatieschip, tot een maximum van 10 m² toegestaan, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders daartegen bezwaren bestaan die verband houden met de belangen die de verordening beoogt te beschermen.
Artikel 9 Ontheffing voor bedrijfsschepen
Bij een bedrijfsschip waarvoor een ontheffing als bedoeld in het tweede lid is verleend, is uitsluitend één bij het schip behorende bijboot of opduwer, niet zijnde een recreatieschip, tot een maximum van 10 m² toegestaan, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders daartegen bezwaren bestaan die verband houden met de belangen die de verordening beoogt te beschermen.
Artikel 10 Weigeringsgronden vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd indien:
1º - indien verzocht wordt toepassing te geven aan artikel 12 (overdraagbaarheid) , eerste lid, maar de aanvrager niet kan aantonen dat voor het (te vervangen) schip waarvoor de ligplaatsvergunning of -ontheffing geldt, een andere vergunning of ontheffingkan worden verkregen danwel het schip blijvend buiten het openbaar vaarwater wordt gebracht;
2º - hetzij verzocht wordt om toepassing te geven aan artikel 12, derde lid, maar de aanvrager, zijnde de koper van het schip waarvoor de ligplaatsvergunning of -ontheffing geldt, niet middels overlegging van een koopovereenkomst kan aantonen dat hij de nieuwe eigenaar van het schip is;
Artikel 11 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd in het belang of de belangen van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne of het aanzien van de gemeente;
Artikel 13 Inzage vergunning of ontheffing
De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van één of meer bepalingen van deze verordening, ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.
Artikel 14 Wachtlijst woonschepen
Op een wachtlijst worden door burgemeester en wethouders uitsluitend geplaatst:
zij die in aanmerking wensen te komen voor een ligplaats met een woonschip in de gemeente Groningen in een daarvoor aangewezen gedeelte van het openbaar vaarwater, met dien verstande dat uitsluitend een natuurlijk persoon van tenminste 18 jaar in aanmerking komt voor plaatsing op de wachtlijst, voor zover aan hem of haar al niet vergunning voor een ligplaats is verleend;
De aanbieding van ligplaatsen geschiedt aan de hand van de volgorde van inschrijving, met dien verstande dat een dergelijk aanbod eerst gedaan wordt aan degenen op de wachtlijst die reeds in het bezit zijn van een vergunning voor een ligplaats met een woonschip in een van de daarvoor aangewezen kanaalvakken, of kunnen aantonen dat zij drie achtereenvolgende jaren in de Noorderhaven een ligplaats hebben ingenomen, maar voorkeur hebben voor een andere ligplaats binnen deze kanaalvakken en daarna aan hen die aan deze criteria niet voldoen.
Indien het vasthouden aan de wachtlijst of de volgorde op de wachtlijst onevenredige gevolgen met zich meebrengt zodat daaraan in redelijkheid niet kan worden vastgehouden, dan wel met het oog op de belangen die de verordening beoogt te beschermen, kunnen burgemeester en wethouders daarvan afwijken.
Artikel 17 Bijzondere bepalingen voor schippers en gezagvoerders in de beroepsvaart
Het is verboden zand, aarde, grint, graan, steenkolen, los turfstrooisel, kunstmest of soortgelijke onverpakte stoffen in of uit een in de haven liggend schip te laden of te lossen anders dan zo dicht mogelijk met dat schip aan een kade of anders dan met gebruikmaking van zodanige middelen dat daardoor bij het laden of lossen het morsen in de haven wordt voorkomen.
HOOFDSTUK 4 DE ORDE, VEILIGHEID, BESCHERMING EN HET AANZIEN VAN DE GEMEENTE MET BETREKKING TOT DE SCHEEPVAART IN HET ALGEMEEN EN VAN WERKEN, OEVERS EN KADEMUREN
Artikel 21 Ligplaats Noorderhaven
In afwijking van het bepaalde in de artikelen 6 lid 1, 8 lid 1 en 19 lid 1 kan in de Noorderhaven na voorafgaande schriftelijke instemming door de Havenmeester met3niet-kwetsbare varende woonschepen, bewoond door de eigenaar, en zeilcharters die als zodanig staan geregistreerd bij 'Register Holland', dan wel onder SI-keur vallend, ligplaats ingenomen worden met die beperking dat te allen tijde een doorvaartbreedte van minimaal 10 meter aanwezig moet zijn.
Artikel 22 Meldingsplicht na aankomst
De schipper moet, binnen 24 uur na aankomst van zijn schip binnen de gemeentegrenzen, daarvan melding doen aan een door het college aan te wijzen ambtenaar, indien met dat schip langer dan vier uur een ligplaats ingenomen gaat worden en de schipper niet beschikt over een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening om een ligplaats in te nemen.
Artikel 23 Het nakomen van aanwijzingen
Ieder is verplicht terstond te gehoorzamen aan de mondelinge aanwijzingen, gegeven door een ambtenaar door het college van burgemeester en wethouders belast met de uitvoering van deze verordening.
Artikel 26 Verwaarloosde schepen
Het is in het belang van het aanzien van de gemeente verboden om een ligplaats in te nemen of ingenomen te houden met een schip dat in verwaarloosde toestand verkeert. Onder een verwaarloosd schip wordt verstaan een schip zoals omschreven in artikel 1 onder o.
Artikel 27 Voorwerpen op, in of boven openbaar vaarwater
Het is verboden op, in of boven het openbaar vaarwater voorwerpen als bedoeld in het tweede lid te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar vaarwater of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar vaarwater.
Artikel 28 Het onbevoegd losmaken van schepen
Het is verboden, zonder daartoe bevoegd te zijn, enig schip los te maken, te verleggen of te verhalen, daarvan trossen te kappen of los te gooien of zich daartoe op of in een vaartuig te bevinden.
Ter bescherming van werken of kunstwerken in eigendom, beheer of onderhoud van de gemeente en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die werken, gelden de daarop betrekking hebbende voorschriften van het Kanalenreglement Groningen van de provincie Groningen.
Artikel 30 Beschadiging van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kanalen, trekpaden, kades, beschoeiingen, oeverbegroeiingen, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 32 Het openen van bruggen
Het is aan een ieder, behalve door daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen, verboden bruggen te openen of te sluiten.
Indien, ter beoordeling van door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren, boven het dek uitstekende voorwerpen zonder veel moeite zover weggenomen kunnen worden, dat het vaartuig onder een gesloten brug kan doorvaren, is de schipper verplicht op eerste aanzegging van deze ambtenaren, deze voorwerpen te strijken en/of weg te nemen, als hij deze brug wenst te passeren.
Overtreding van een ge- of verbodsbepaling, bij of krachtens deze verordening gesteld, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie
Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het betreden van en/of binnentreden in een schip zonder toestemming van de bewoner/gebruiker.
Artikel 39 Overgangsbepalingen
Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de in het vorige artikel genoemde Verordening openbaar vaarwater 2002 blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht en worden vanaf de inwerkingtreding van deze verordening geacht te zijn vergunningen en ontheffingen verleend krachtens deze verordening.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Verordening openbaar vaarwater 2002 blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden geacht voorschriften en beperkingen te zijn opgelegd krachtens deze verordening.
Ligplaatsen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening ingenomen zijn door woonschepen of bedrijfsschepen, waarvoor geen vergunning of ontheffing is verleend krachtens de Verordening openbaar vaarwater 2002 en het innemen van deze ligplaatsen gedurende meer dan een jaar nadrukkelijk is gedoogd door burgemeester en wethouders, worden nog gedurende maximaal zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening gedoogd.
In afwijking van het in het vierde lid bepaalde, blijft de gedoogtoestemming van kracht, totdat is beslist op een aanvraag voor een, krachtens deze verordening, vereiste vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag tenminste dertig dagen voor afloop van de in het vierde lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De eigenaren/schippers van woonschepen die, ten tijde van de inwerkingtreding van de laatste herziening van de Verordening openbaar vaarwater 1994 (15 januari 1996), met een gedoogtoestemming van de provincie ligplaats hebben ingenomen in het Hoendiep (U.T. Delfiaweg), worden in de gelegenheid gesteld om op grond van de in de verordening genoemde wachtlijst een andere ligplaats te verwerven.
Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 29 november 2006.
De griffier, De voorzitter,
D.H. Vrieling. J. Wallage.