Organisatie | De Ronde Venen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid De Ronde Venen 2014 |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid De Ronde Venen 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 29-12-2018 | nieuwe regeling | 17-12-2013 Het Witte Weekblad, 26-12-2013 | Onbekend |
Burgemeester en Wethouders van gemeente De Ronde Venen;
Overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor de uitvoering van de Wet werk en bijstand en het gemeentelijk minimabeleid;
gelet op de bepalingen in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, en artikel 5 onder d, artikel 7 eerste lid onder b en artikel 35 van de WWB.
Mede gelet op het raadsbesluit van 31 januari 2013, betreffende de vaststelling van de uitgangspunten van het Minimabeleid.
Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid DE RONDE VENEN 2014
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Bijzonder noodzakelijke kosten
De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten, waarbij als uitgangspunt geldt dat, wanneer terzake van bepaalde kosten meerdere (adequate) mogelijkheden bestaan, voor de goedkoopste oplossing bijstand wordt verleend.
Hoofdstuk 2 Bijzondere bijstand
De draagkrachtperiode is in beginsel een jaar, beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere kosten zijn/ worden gemaakt. Eventuele stijgingen in het inkomen lopende het draagkrachtjaar leiden niet tot een nieuwe vaststelling. Pas na afloop van het draagkrachtjaar vindt een nieuwe vaststelling plaats.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen ter vergadering van
Burgemeester en wethouders van De Ronde Venen,
de secretaris, de burgemeester
mr. A.S. Meijer, M. Divendal
Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid De Ronde Venen 2014
Het begrip gemeentelijk minimabeleid wordt gebruikt voor het samenstel van alle regelingen en voorzieningen binnen en buiten de WWB die minima helpen om rond te komen.
Het gemeentelijk minimabeleid kan meerdere regelingen omvatten, te weten;
binnen de WWB; bijzondere bijstand en categoriale verstrekkingen van bijzondere bijstand .
buiten de WWB; maatschappelijke participatie en; niet categoriale regelingen die niet onder de bijzondere bijstand vallen, bijvoorbeeld op grond van de Gemeentewet kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en schuldhulpverlening.
Deze beleidsregels beperken zich tot de vergoedingen en tegemoetkomingen voor minima; bijzondere bijstand en categoriale regelingen. Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en schuldhulpverlening maken hier geen onderdeel van uit.
Het is de gemeenteraad niet toegestaan om bij verordening regels inzake bijzondere bijstandsverlening vast te stellen. De individuele uitvoering van de bijzondere bijstand laat onverlet dat gemeenten daarvoor beleidsregels kunnen opstellen. Beleidsregels kunnen bijdragen aan de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid en zijn mede van belang voor de doelmatigheid van de uitvoering. In deze beleidsregels wordt het bestaand beleid van de gemeente De Ronde Venen ter invulling van de in artikel 7, lid 1, sub b WWB toegekende discretionaire bevoegdheid verwoord.
Het huidige Minimabeleid dateert van 2010 en is opgebouwd uit regelingen voor verschillende doelgroepen. In 2010/11 heeft de rekenkamercommissie een onderzoek uitgevoerd naar het Minimabeleid. De conclusie was dat het Minimabeleid niet is gebaseerd is op een duidelijke visie en uitgangspunten. Aan de hand van de aanbevelingen van de commissie zijn in januari 2013 de uitgangspunten door de gemeenteraad vastgesteld voor een nieuw te formuleren Minimabeleid. In de vergadering is toegezegd de beleidsregels voor input aan de raadscommissie voor te leggen alvorens ze naar het college gaan voor vaststelling.
Vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn wetswijzigingen voor de Wet werk en bijstand aangekondigd.
De beleidsregels gaan uit van de volgende uitgangspunten die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in januari 2013;
6. Vereenvoudiging van het aanbod van regelingen, de aanvraagprocedures en werkprocessen verhoogt de toegankelijkheid.
7.Het initiatief voor aanvragen ligt bij de inwoner.
Relatie beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid en handboek WWB Schulinck
Het beleid voor bijzondere bijstandsverlening en minimabeleid is vastgelegd in het handboek Schulinck. Het handboek bevat zowel algemene richtlijnen als het lokale beleid, werkinstructies, toelichting en adviezen voor de uitvoering. De beleidsregels vormen een helder kader om aanvragen te toetsen.
In artikel 4:82 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat ter motivering van een besluit slechts kan worden volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel. Daarom is het wenselijk beleidsregels vast te stellen die vervolgens als gemeentelijke bijlage worden opgenomen in het handboek Schulinck.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen. Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB niet afzonderlijk te definiëren in de beleidsregels. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de beleidsregels moeten worden gewijzigd.
Artikel 2 Bijzonder noodzakelijke kosten
De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten, waarbij als uitgangspunt geldt dat, wanneer ter zake van bepaalde kosten meerdere (adequate) mogelijkheden bestaan, voor de goedkoopste oplossing bijstand wordt verleend.
Ook al staat vast dat er een noodzaak bestaat tot het maken van bepaalde kosten, wil dat nog niet zeggen dat de gemeente voor deze kosten, ongeacht de hoogte ervan, bijzondere bijstand moet/ zal verlenen. In beginsel komen alleen de bijzonder noodzakelijke kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking. Kiest de belanghebbende voor een relatief duurdere voorziening, dan leidt dit ertoe dat de kosten in het geheel niet als noodzakelijk in de zin van artikel 35 WWB kunnen worden aangemerkt. Indien het verschil redelijk en relatief klein is (de belanghebbende heeft bijvoorbeeld een laminaatvloer aangeschaft in plaats van linoleum) dan kan het college er uiteraard ook voor kiezen om bijzondere bijstand te verlenen ter hoogte van de bijzonder noodzakelijke kosten. Het verschil met de duurdere voorziening komt dan volledig voor rekening van de belanghebbende.
Voor reis- of vervoerskosten betekent dit in het algemeen dat vergoeding op basis van het goedkoopste openbaar vervoer toereikend is. Bij de verlening van bijzondere bijstand voor bijzondere kosten is vaak behoefte aan richtprijzen voor het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand. De Nibud prijzengids kan als uitgangspunt dienen voor de vaststelling van de noodzakelijke hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand.
NB Het zonder meer vaststellen of maximeren van de hoogte van de te verstrekken bijzonder bijstand op de toepasselijke richtprijzen is echter niet altijd toegestaan. Volgens de CRvB mag het college er namelijk niet zonder meer van uitgaan dat de noodzakelijke kosten in een individuele situatie overeenkomen met de richtprijzen.
Bij de aanvraag worden de meest recente gegevens verstrekt en beoordeeld.
Het inkomen is gelijk aan (de som van) alle netto inkomensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Hoofdregel is dat alle middelen meetellen voor de beantwoording van de vraag of er recht op algemene bijstand bestaat en tot welk bedrag. De WWB geeft een opsomming van de middelen die bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van de algemene bijstand worden vrijgelaten. De lijst met vrij te laten middelen is in beginsel niet van toepassing bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van de bijzondere bijstand. Het college kan echter van deze regel afwijken door in de draagkrachtregels te bepalen dat een of meer van de middelen ook in het kader van de bijzondere bijstand worden vrijgelaten.
Een periodieke uitkering particuliere oudedagsvoorziening kan niet (gedeeltelijk) buiten beschouwing worden gelaten. Deze geldt van wetswege alleen voor algemene bijstand. De middelen als bedoeld in artikel 31 lid 2 worden alleen voor personen onder de 27 vrijgelaten als dit ook op basis van de WWB gebeurt.
De gemeente heeft op basis van de bijzondere bijstand vrijheid in de vaststelling van de draagkracht op grond van het vermogen van belanghebbende. Bij het vaststellen van het vermogen wordt aangesloten bij de vermogensvaststelling zoals bepaald in artikel 24 WWB. Het vermogen wordt vastgesteld door de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten late komende kinderen of het gezien beschikt of redelijkerwijs kan beschikken te verminderen met de aanwezige schulden. De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering.
Er wordt rekening gehouden met het gehele aanwezige vermogen indien een aanvraag om bijstand wordt ingediend voor kosten waarvoor men geacht wordt te reserveren (hetzij vooraf, hetzij achteraf, middels een lening). Het gaat hierbij bijvoorbeeld om bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen, verhuis- en inrichtingskosten en dergelijke. Hierbij is uitgezonderd een bedrag van € 1.500,- voor de betaling van lopende verplichtingen (uitgaande van het vermogen dat aanwezig is per de eerste van de maand waarin de aanvraag is ingediend). Vermogen boven het bedrag van € 1.500,- dient te worden aangewend voor de betaling van duurzame gebruiksgoederen, verhuis- en inrichtingskosten en dergelijke.
Hoofdstuk 2 Bijzondere Bijstand
In beginsel verbiedt artikel 44, eerste lid WWB bijstandsverlening vanaf een eerdere datum dan de datum waarop belanghebbende zich heeft gemeld voor de aanvraag. Uitgangspunt is dat een aanvraag om bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten zijn gemaakt. Immers voordat de kosten zijn gemaakt, moet worden vastgesteld of de kosten noodzakelijk zijn.
Onder omstandigheden is bijstandsverlening met terugwerkende kracht wel mogelijk. In de aard van de bijzondere omstandigheden, waardoor het recht op bijzondere bijstand kan zijn ontstaan, kan immers besloten liggen dat een aanvraag indienen voordat de kosten zijn gemaakt niet (goed) mogelijk is.
Dit geldt ook voor kosten waarvoor de zorgverzekering een vergoeding verstrekt. Het is praktischer om een aanvraag in te dienenals de vergoeding van de zorgverzekeraar bekend is. Bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand moet immers rekening worden gehouden met het bedrag dat de zorgverzekeraar vergoedt (voorliggende voorziening).
Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen. Uit de wetsgeschiedenis komt naar voren dat in beginsel de draagkracht over een periode van een jaar in aanmerking wordt genomen. Dat wil zeggen, de periode van 12 maanden volgende op de aanvraag voor verlening van bijzondere bijstand. In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor de periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast. Achterliggende gedachte is dat bij een inkomen boven de bijstandsnorm, reserves geleidelijk aan opgebouwd worden.
Artikel 7 Collectieve ziektekosten
De gemeente biedt een collectieve ziektekostenverzekering aan inwoners met een inkomen lager dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De gemeente betaalt een bijdrage per klant voor de aanvullende verzekering.