De raad der gemeente Appingedam;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders
d.d. 26 november 2013;
gelet op artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;
B E S L U I T
:
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing
20
1
4
.
Artikel 1 Aard van de belasting en belastbaar feit
- 1
Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven
als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
- 2
De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar
afzonderlijke grondslagen geheven terzake van het feitelijke gebruik van een
perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en artikel 10.22 van de
Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke
afvalstoffen geldt.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk
gebruikmaakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en
artikel 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van
huishoudelijke afvalstoffen geldt.
- 2
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aan
gemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeelt al dan niet krachtens
eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk
gebruik maakt van het perceel;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan:
degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
Artikel 3 Maatstaf van heffing en belastingtarief
3.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 200,00
3.2 De belasting als bedoeld in onderdeel 3.1 wordt:
3.2.1 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of,
indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht,
wordt gebruikt door één persoon vermeerderd met € 46,60
3.2.2 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar
of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij
aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door
twee of meer personen vermeerderd met € 71,80
Artikel 4 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 5 Wijze van heffing
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of,
zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt,
is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang
van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van
de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het
einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een
ander perceel feitelijk in gebruik neemt.
Artikel 7 Termijnen van betaling/automatische incasso.
- 1.
De aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke
termijnenwaarvan de eerste vervalt op de laatste dag
van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens
een maand later.
- 2.
Ingeval het totaalbedrag van het aanslagbiljet waarop de aanslagen
staan vermeld € 4.000 of meer bedraagt, moet dit bedrag,
in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald op
de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
- 3.
De belastingschuldige kan machtiging tot automatische incasso
verlenen indien het totale bedrag van het gecombineerde
aanslagbiljet gemeentelijke belastingen minder dan €
4.000bedraagt.
Het minimum termijnbedrag bedraagt € 10. Ingeval een machtiging
tot automatische incasso is verleend, wordt het aantal termijnen bepaald
door het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke
belastingen te delen door het minimum termijnbedrag, met dien verstande dat
het aantal termijnen niet meer dan tien bedraagt. De eerste termijn vervalt
op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van
het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een
maand later.
- 4.
De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso
wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen
niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening
van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één
maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de
betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
- 5.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de
voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.
Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De Verordening afvalstoffenheffing 2013 van 20 december 2012, wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening
afvalstoffenheffing 2014.
Aldus besloten in de openbare
vergadering d.d. 19 december 2013.
, voorzitter. , griffier.
(H.K. Pot) (E.P. Faber-van Brug)