Organisatie | Steenbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemeen uitvoeringsbesluit APV |
Citeertitel | Algemeen uitvoeringsbesluit APV |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-07-2013 | 05-02-2016 | nieuwe regeling | 20-06-2013 Steenbergse Bode | BM1301836 |
Algemeen uitvoeringsbesluit APV
Burgemeester en wethouders van Steenbergen en de burgemeester van Steenbergen, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
dat op 20 juni 2013 de Algemene plaatselijke verordening 2013 is vastgesteld;
dat zij met het oog op de uitvoering van deze verordening nadere regels en aanwijzingen dienen vast te stellen;
gelet op artikel 6:4 van de Algemene plaatselijke verordening 2013, hierna te noemen ‘APV’;
vast te stellen het volgende Algemeen uitvoeringsbesluit APV
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Indiening aanvraag
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 1:3, lid 2, van de APV wordt een vergunningaanvraag als bedoeld in artikel 2:25 (evenementenvergunning) en artikel 5:23 (snuffelmarktvergunning) van de APV, die wordt ingediend minder dan twaalf weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft, niet behandeld.
Artikel 2.1 Beperking aanbieden en dergelijke van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:6, lid 1, van de APV zijn geen openbare plaatsen aangewezen.
Artikel 2.2.1 Voorwerpen op openbare plaatsen (terrassen)
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:10, lid 3 onder a, en lid 5, van de APV is de volgende nadere regelgeving met betrekking tot terrassen van toepassing. In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Terras: Een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Door of namens het bestuursorgaan gegeven aanwijzingen in het kader van het algemene belang, de openbare orde of veiligheid dienen strikt te worden opgevolgd. Deze aanwijzingen kunnen onder ander betrekking hebben op het geheel of gedeeltelijk verplaatsen dan wel verwijderen van het terras en/of daarop aanwezige voorwerpen (zoals bijvoorbeeld glaswerk) zonder dat de exploitant aanspraak kan maken op schadevergoeding.
Artikel 2.2.2 Voorwerpen op of aan de weg (uitstallingen)
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:10, lid 3 onder b, en lid 5, van de APV is de volgende nadere regelgeving met betrekking tot uitstallingen van toepassing. In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Uitstalling: Een los voorwerp geplaatst voor een pand op een openbare plaats, dat een onmiskenbare relatie heeft met de bedrijfsactiviteiten van de in dat pand gevestigde onderneming, waaronder tevens wordt verstaan:
Artikel 2.2.3 Voorwerpen op of aan de weg (bouwobjecten)
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:10, lid 3 onder c, en lid 5, van de APV is de volgende nadere regelgeving met betrekking tot bouwobjecten van toepassing. In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Bouwobjecten: Voorwerpen, zoals bouwmaterialen, steigers, puinbakken, containers, keetcontainers, verhuisliften, eco-toiletten etc.
Door of namens het bestuursorgaan gegeven aanwijzingen in het kader van het algemene belang, de openbare orde of veiligheid dienen strikt te worden opgevolgd. Deze aanwijzingen kunnen onder andere betrekking hebben op het geheel of gedeeltelijk verplaatsen dan wel verwijderen van de geplaatste objecten zonder dat de initiatiefnemer aanspraak kan maken op schadevergoeding.
Artikel 2.2.4 Voorwerpen op of aan de weg (reclameborden, plantenbakken en banken)
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:10, lid 3, onder d en e, en lid 5, van de APV is de volgende nadere regelgeving met betrekking tot reclameborden, plantenbakken en banken van toepassing. In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Reclamebord: Een reclame-uiting geplaatst voor een pand op een openbare plaats, dat een onmiskenbare relatie heeft met de bedrijfsactiviteiten van de in dat pand gevestigde onderneming.
Plantenbakken en banken: Hetgeen hieronder in het dagelijks verkeer wordt verstaan.
Reclameborden, plantenbakken en banken mogen niet worden geplaatst indien deze een belemmering vormen voor op de locatie van de reclameborden, plantenbakken en banken te verrichten (onderhouds)werkzaamheden, evenementen, markten, kermissen, andere festiviteiten en/of gebeurtenissen van algemeen belang.
Door of namens het bestuursorgaan gegeven aanwijzingen in het kader van het algemene belang, de openbare orde of veiligheid dienen strikt te worden opgevolgd. Deze aanwijzingen kunnen onder ander betrekking hebben op het geheel of gedeeltelijk verplaatsen dan wel verwijderen van de geplaatste objecten zonder dat de initiatiefnemer aanspraak kan maken op schadevergoeding.
Artikel 2.2.5 Voorwerpen op of aan de weg (verkiezingsborden)
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:10, lid 3, onder f en lid 5, van de APV is de volgende nadere regelgeving met betrekking tot verkiezingsborden van toepassing. In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Verkiezingsbord: Een los voorwerp (een beplakte kartonnen plaat, bevestigd aan een paal), geplaatst op een openbare plaats, dat een onmiskenbare relatie heeft met de verkiezingen als bedoeld in afdeling II en V van de Kieswet, die in hetzelfde kalenderjaar gaan plaatsvinden. Het is toegestaan verkiezingsborden te plaatsen in de periode dat campagnes van de verschillende aan de verkiezingen deelnemende politieke partijen plaatsvinden tot en met de betreffende verkiezingsdag. Er moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
Artikel 2.3 Maken of veranderen van een uitweg
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:12, lid 2, van de APV zijn geen categorieën van uitwegen aangewezen.
Artikel 2.4 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:15, lid 2, van de APV is de volgende nadere regelgeving met betrekking tot de veiligheid op de weg van toepassing.
Van belemmering, hinder en/of gevaar voor het wegverkeer en/of voor de instandhouding en bruikbaarheid van een openbare plaats als gevolg van overhangende beplanting, is in ieder geval sprake indien:
de beplanting tijdens het groeiseizoen van 1 mei tot en met 30 september gemeten vanaf de erfafscheiding boven een openbaar voet- of fietspad, een openbare rijweg, een parkeerterrein, een rabatstrook verder uitsteekt dan dertig centimeter en buiten het groeiseizoen verder dan de erfafscheiding zelf;
Artikel 2.5 Rookverbod in bossen en op natuurterreinen
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:18, lid 1, van de APV is het in de periode van 1 april tot 1 november verboden te roken in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden binnen een afstand van dertig meter daarvan.
Artikel 2.6.1 Evenement (gebiedsaanwijzing)
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:25, lid 5, van de APV zijn geen gebieden aangewezen.
Artikel 2.6.2 Evenement (meerjarige vergunningen)
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:25, lid 9, van de APV is geen nadere regelgeving van toepassing.
Artikel 2.7 Gebruik van glas- en vaatwerk / verboden drankgebruik
Ter uitvoering van het bepaalde in de artikel 2:33a, lid 1, en artikel 2:48, lid 1, van de APV is het op openbare plaatsen in de bebouwde kommen van de gemeente Steenbergen verboden om alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank alsmede al dan niet leeg glaswerk, bij zich te hebben.
Tijdens de carnavalsperiode, te beginnen op de vrijdag voorafgaande aan de officiële carnavalsperiode om 10.00 uur en eindigende op aswoensdag om 04.00 uur, is het gebruik van kunststof of karton glaswerk in de gehele gemeente verplicht in alle horecabedrijven tijdens aldaar te houden carnavalsactiviteiten.
Artikel 2.8 Verschaffing gegevens nachtregister
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:38, van de APV worden ambtenaren bij separaat besluit aangewezen.
Artikel 2.10 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:52, van de APV zijn geen uren of plaatsen aangewezen.
Artikel 2.11 Overlast en verontreiniging door honden
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:58, lid 6, van de APV is het een eigenaar/geleider van een hond naast openbare plaatsen buiten de bebouwde kom ook toegestaan om zich met die hond te bevinden op de volgende, binnen de bebouwde kom gelegen plaatsen, zonder dat deze hond is aangelijnd:
De onder a. en b. genoemde plaatsen zijn weergegeven op de bij het aanwijzingsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte tekeningen.
Artikel 2.12 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:60, lid 1, van de APV zijn geen plaatsen en dieren aangewezen.
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:65, van de APV zijn geen gebieden op of aan de weg aangewezen.
Artikel 2.14 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2:73, lid 1, van de APV zijn de volgende plaatsen aangewezen waar het in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast verboden is consumentenvuurwerk te gebruiken.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE EN DERGELIJKE
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Artikel 4.1 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4:2, lid 1 en lid 2, van de APV worden collectieve festiviteiten jaarlijks bij separaat besluit aangewezen (voor zover daaraan behoefte bestaat).
Artikel 4.2.1 Overige geluidhinder (geluidswagens)
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4:6, lid 5, van de APV is de volgende nadere regelgeving met betrekking tot geluidswagens van toepassing.
Het is toegestaan een geluidswagen in te zetten indien wordt voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
Artikel 4.2.2 Overige geluidhinder (knalapparatuur)
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4:6, lid 5, van de APV is de volgende nadere regelgeving met betrekking tot het gebruiken van knalapparatuur voor het verjagen van vogels of wild van toepassing.
Het verjagen (verontrusten) van vogels of wild dient overeenkomstig het bepaalde in en krachtens de Flora- en faunawet te gebeuren (informatie over de eventueel noodzakelijke ontheffingen op grond van de Flora- en faunawet kan worden verkregen bij de Faunabeheereenheid Noord-Brabant, Postbus 100, 5201 AV ’s-Hertogenbosch, telefoon (073) 217 36 40).
Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door een knalapparaat bedraagt niet meer dan 50 dB(A) voor de periode tussen 07.00 uur en 19.00 uur en niet meer dan 45 dB(A) voor de periode tussen 19.00 uur en 21.00 uur, gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen van derden op een hoogte van anderhalve meter.
Artikel 4.3 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enzovoorts
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4:13, lid 1, van de APV is het gehele grondgebied van de gemeente aangewezen als gebied, waar het verboden is buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen de onder artikel 4:13, lid 1 onder a, b, c, d en e van de APV genoemde stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE
Artikel 5.1 Te koop aanbieden van voertuigen
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5:3, lid 1, van de APV zijn de wegen in de bebouwde kommen van de gemeente Steenbergen, alle carpoolplaatsen (parkeerterreinen die qua ligging en ontsluiting geschikt zijn voor het in- en uitstappen in het kader van het deelgebruik van een auto, en die als zodanig herkenbaar zijn) en direct naar een bebouwde kom leidende of uit een bebouwde kom komende wegen aangewezen als gebieden waar het verboden is een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
Artikel 5.2 Kampeermiddelen, aanhangwagens en andere
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5:6, lid 1, onder a, van de APV zijn de wegen in de bebouwde kommen van de gemeente Steenbergen aangewezen als wegen waar het langer dan op drie achtereenvolgende dagen plaatsen of hebben van een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt niet is toegestaan. Een langer gebruik van de weg voor stalling van dergelijke voertuigen, is buitensporig met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte en voorts schadelijk voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5.3 Parkeren van grote voertuigen
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5:8, lid 1, van de APV zijn alle wegen in de bebouwde kommen van de gemeente Steenbergen aangewezen als wegen waar het verboden is om een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan zes meter of een hoogte van meer dan twee meter en veertig centimeter te parkeren. Het parkeren van voertuigen die in één of beide richtingen groter zijn, is schadelijk voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5.4 Overlast van fiets of bromfiets
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5:12, van de APV zijn geen plaatsen aangewezen.
Artikel 5.5 Vrijheid van meningsuiting
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5:16, lid 2, onder a en b, van de APV zijn geen openbare plaatsen of bepaalde dagen en uren aangewezen.
Artikel 5.6.1 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen (aangewezen gedeelten)
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5:25, lid 1, van de APV is het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op de volgende gedeelten van openbaar water:
de haven en het havenkanaal te Steenbergen, behoudens voor een tweetal ligplaatsen voor woonschepen, zoals aangeduid op de plankaart van het bestemmingsplan ‘Stadsreconstructie Vesting Noord’ en zoals vermeld op het ligplaatsenoverzicht behorend bij de Woonschepenverordening 1997, behoudens de in de haven aanwezige ligplaatsen voor de pleziervaart en voor degenen die kunnen aantonen van de gemeente of een andere (semi-)overheidsinstantie een vergunning te hebben gekregen om een (roei-)boot te mogen afmeren in het havenkanaal.
Artikel 5.6.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen (nadere regels of beperkingen)
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5:25, lid 2, van de APV zijn geen nadere regels of beperkingen gesteld.
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5:32, lid 2, van de APV zijn geen terreinen aangewezen en geen nadere regels gesteld.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 6:2, van de APV worden toezichthouders door het daartoe bevoegde bestuursorgaan bij separaat besluit aangewezen.
Toelichting behorende bij het Algemeen uitvoeringsbesluit APV
De gemeenteraad heeft bij besluit van 20 juni 2013, nummer BM1301016 de Algemene plaatselijke verordening 2013 (APV) vastgesteld.
Daarbij heeft de raad het college de bevoegdheid gegeven om voor een aantal activiteiten nadere regels te stellen. Ook zijn in de APV verboden opgenomen die uitsluitend van toepassing zijn in bepaalde - door het college of de burgemeester aan te wijzen - delen of gebieden van de gemeente. Dit zijn de zogenaamde aanwijzingsbesluiten.
In de APV zijn de regels op hoofdlijnen gegeven. Het is aan het college en aan de burgemeester om deze regels nader uit te werken. Ter wille van de overzichtelijkheid zijn de door deze bestuursorganen vastgestelde nadere regels en de aanwijzingsbesluiten opgenomen in dit Algemeen uitvoeringsbesluit APV.
Overtreding van dit APV-uitvoeringsbesluit is geregeld in artikel 6.1 van de APV.
3. artikelsgewijze toelichting
Niet bij alle deelbesluiten is een toelichting bepaald. Hieronder zij opgenomen de toelichtingen zoals die zijn vastgesteld ten tijde van de vaststelling van de separate deelbesluiten.
In de APV zijn verschillende artikelen opgenomen waarmee activiteiten met (consumenten)vuurwerk zijn te reguleren:
Dit besluit is genomen in het kader van het voorkomen van gevaar, schade of overlast door het gebruik van consumentenvuurwerk op openbare plaatsen. Het gaat om bescherming van deze algemene belangen in een min of meer bijzondere omgeving, in een specifieke situatie of in een bijzondere omstandigheid, die daar net iets nadrukkelijker om vragen. De locaties zij zodanig benoemd en beschreven dat het besluit in de praktijk zo flexibel mogelijk als preventief en gedragscorrigerend instrument kan worden toegepast.
aanwijzen verboden vuurwerklocaties
Het college kan op grond van artikel 2:73 plaatsen aanwijzen waar geen consumentenvuurwerk mag worden gebruikt. Dit kunnen plaatsen zijn die gevoelig zijn voor geluid, zoals bijvoorbeeld verzorgingshuizen of dierenasiels, maar ook plaatsen waar het gebruiken van consumentenvuurwerk is toegestaan, behalve wanneer daar zich al dan niet bewust mensen hebben verzameld (bijvoorbeeld om te winkelen, te recreëren, gezellig te verblijven of anderszins) of waar zij ter plaatse bijeen zijn in het kader van een bijzondere gelegenheid, zoals een weekmarkt, een manifestatie, een evenement of daarmee vergelijkbare activiteiten. Dergelijke al dan niet bewust gekozen samenloop van mensen wordt in dit besluit ‘volksverzamelingen’ genoemd. Het volstaat niet om uitsluitend dit artikel in de APV op te nemen. Het college moet tevens een aanwijzingsbesluit nemen, waarin de plaatsen zijn vermeld, zoals bedoeld in het eerste lid, van artikel 2:73. Zonder een dergelijk aanwijzingsbesluit is het een loos artikel.
Natuur- en stiltegebieden zijn van belang voor de in de natuur rustzoekende recreant en het in stand houden van de flora en fauna en de biodiversiteit. Activiteiten die de geluidsbelasting en beleving van de natuurwaarden negatief beïnvloeden, en die niet gebiedseigen zijn (zoals landbouwactiviteiten), moeten worden geweerd. Lokaal kan daar onder meer aan worden bijgedragen door aanwijzing van deze gebieden waar het gebruik van consumentenvuurwerk niet is toegestaan om de kans op gevaar, schade en overlast hierdoor in een dergelijk kwetsbaar en waardevol gebied te voorkomen.
De aanwijzing van deze plaatsen worden ingegeven ter voorkoming van gevaar, schade of overlast en wel specifiek als volgt:
toezicht en handhaving; beperking gevaar/schade/overlast
Door het nemen van het aanwijzingsbesluit kan zowel preventief (bij overlastdreiging) en verscherpt (in corrigerende zin op het moment dat concrete overlast zich voordoet) worden toegezien op de vuurwerkproblematiek, met name in de dagen rond de jaarwisseling. Zie ook onder het kopje ‘achtergrond’.
Het telen van fruit en overige agrarische activiteiten vormen voor diverse ondernemers in Steenbergen een belangrijke bron van inkomsten. Inherent hieraan is het treffen van maatregelen ter beperking van opbrengstschade (ruim dertig procent van de provinciale opbrengstschade vindt plaats op het grondgebied van Steenbergen). Het gebruik van een knalapparaat ter beperking van vogel- en wildschade kan daarbij een hulpmiddel zijn. De ondernemers staan echter ook andere hulpmiddelen ter beschikking, die deze schade kunnen beperken.
Wanneer het voorkomen van iedere vorm van hinder door knalapparaten als uitgangspunt wordt genomen, is het gebruik van deze apparaten in Steenbergen vrijwel uitgesloten. Wonen in (het buitengebied van) Steenbergen c.q. aan de rand van de bebouwde kom betekent samenleven met de agrarische bedrijfstak en fruitteeltsector. Deze bedrijvigheden hebben hun lusten en hun lasten. Dat laatste is niet onoverkomelijk, mits deze zijn begrensd. Een zekere mate van hinder ten gevolge van het gebruik van knalapparaten is in dit verband toelaatbaar, voor zover de mate en de tijdsperiode waarin de hinder kan worden ondervonden beperkt is.
Indien de regulier gebruikelijke geluidnormen worden verlaten moet het uitdrukkelijk gaan om een bedrijfsvoering in uitzonderlijke omstandigheden: het voorkomen c.q. beperken van ernstige vraatschade. Deze uitzonderlijke omstandigheden kunnen zich voordoen wanneer rijpende gewassen worden aangevreten of (pas) ingeplante of ingezaaide akkers regelmatig worden bezocht door vogels. Dit beperkt zich over het algemeen tot de periode april tot en met september.
Het gebruik van knalapparatuur is beperkt tot het tijdvak van 07.00 uur tot 21.00 uur (of zoveel korter). Hoewel vraat ook buiten deze tijdsperiode zal optreden, is afwijking van de reguliere geluidnormen buiten deze uren niet toelaatbaar.
Het optreden van schrikeffecten ten gevolge van een enkelvoudige knal bij bewoners of gebruikers van geluidgevoelige objecten is in het algemeen ongewenst. Hieruit volgt dat in de periode tussen 07.00 en 21.00 uur een niveau hoger dan zeventig dB(A, imp) ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige objecten van derden in het algemeen niet toelaatbaar is.
Overschrijding van een niveau van vijfenzeventig dB(A, imp) is - gelet op het gestelde in de circulaire schietlawaai van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer - onaanvaardbaar. Dit is tevens in lijn met de maximale grenswaarde van vijfenzeventig dB(A) voor piekwaarden (Lmax), die in het kader van de Wet milieubeheer wordt gehanteerd.
De effecten die samenhangen met een overschrijding van het achtergrondniveau met meer dan tien dB(A) door herhaald hoorbare knallen worden eveneens ontoelaatbaar geacht. Hieruit volgt dat in de periode tussen 07.00 en 21.00 uur een niveau hoger dan vijftig dB(A) ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige objecten van derden niet toelaatbaar is (vanwege de avondrust bedraagt niveau vanaf 19.00 uur ten hoogste vijfenveertig dB(A)).
Cumulatie van de geluidbelasting door tegelijkertijd functionerende knalapparaten is ongewenst. Wanneer een tweede knalapparaat nabij een reeds opgesteld apparaat wordt geplaatst, dan neemt de geluidbelasting toe. Het is om die reden dat een minimale afstand gewenst is tussen twee knalapparaten. Staan meerdere knalapparaten op minder dan driehonderd meter van een geluidsgevoelig object opgesteld dan geldt samen het maximum van zes respectievelijk vier knallen per uur.
Op grond van bovengenoemde uitgangspunten zijn nadere regels te formuleren. Deze zijn geformuleerd vanuit de gedachte dat niet in iedere situatie geluidmetingen verricht moeten worden om te beoordelen of voldaan wordt aan het in en krachtens artikel 4:6 van de APV gestelde. Wanneer er wordt voldaan aan deze nadere regels en uitgangspunten is er sprake van een situatie waarbij niet die mate van hinder wordt veroorzaakt als bedoeld in dat artikel 4.6 en waarbij het gebruik van een knalapparaat is verboden.
Omdat er in werkelijkheid verschillen bestaan tussen knalapparaten is noodzakelijkerwijs uitgegaan van een gangbaar knalapparaat.
eigen verantwoordelijkheid inzake Flora- en Faunawet (Ffw) en andere regelgeving
Het gebruik van knalapparatuur is in de APV geregeld in artikel 4:6 Overige geluidhinder. Dit artikel valt onder de afdeling ‘geluidhinder en verlichting’ van Hoofdstuk 4 ‘Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente’. Het motief is het regelen van de geluidsoverlast. Middels deze nadere regels wordt dat wat knalapparatuur betreft genoegzaam gedaan. Binnen deze nadere regels is een artikel 4:6-ontheffing voor het gebruik van knalapparatuur mogelijk.
Dit geeft gebruikers daarvan echter geen vrijbrief om vrijelijk een knalapparaat in te zetten. Het verjagen (verontrusten) van vogels of wild dient altijd overeenkomstig het bepaalde in en krachtens de Ffw te gebeuren. Informatie over de eventueel noodzakelijke ontheffingen op grond van de Ffw kan worden verkregen bij de Faunabeheereenheid Noord-Brabant, Postbus 100, 5201 AV ’s-Hertogenbosch, telefoon (073) 217 36 40.
Terecht is geoordeeld dat het belang, ter bescherming waarvan de Ffw is vastgesteld, te weten de bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten, zich niet tegen het vaststellen door de gemeenteraad van regels, die tot doel hebben het tegengaan van geluidhinder in de openlucht en het voorkomen van geluidhinder bij omwonenden, verzet. Voorts is met juistheid het door het college bij toepassing van artikel 4:6a, eerste lid, van de APV gevoerde beleid niet strijdig met de Ffw of anderszins onrechtmatig geacht (ABRS, 201104314/1/A3).
Eventuele strijdigheid van de kap met de in de Ffw opgenomen verbodsbepalingen is, gelet op het toetsingskader, geen weigeringsgrond voor de kapvergunning. Verweerder heeft op grond van artikel 2 Ffw, zoals eenieder, in zijn besluitvorming wel een zorgplicht in acht te nemen en heeft daaraan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de kapvergunning voldoende inhoud gegeven door daarin de voorwaarde op te nemen dat, alvorens er wordt gekapt, moet worden gecontroleerd of er beschermde vogels of andere dieren aanwezig zijn, Er mag pas worden gekapt als eventueel aanwezige nesten of verblijfplaatsen verlaten zijn. Dat geldt ook voor het spechtengat dat blijkens de Bomen Effect Rapportage is aangetroffen in één van de te kappen eiken. De kapvergunning is dan ook niet in strijd met de Ffw (RB Utrecht SBR 11/4350 en 11/4359).
Artikel 4:13 van de APV - en daarmee het aanwijzingsbesluit - ziet niet toe op handelingen die plaatsvinden op de “weg” in de zin van de wegenverkeerswetgeving of in een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Daartegen kan worden opgetreden op basis van andere in de APV opgenomen voorschriften en/of de milieuvoorschriften.
De noodzaak tot het aanwijzen van heel het grondgebied is gelegen in het feit dat dit besluit mede behelst het voorkomen van schade aan de openbare gezondheid. Er zijn geen locaties denkbaar waarin dezelfde mate van opslag minder risico’s voor de openbare gezondheid met zich mee zou brengen. Het aantal mensen dat dat risico zou lopen mag immers nooit het uitgangspunt zijn. Eenieder heeft recht op dezelfde gezondheidsbescherming.
Mestopslag op een agrarisch perceel, akker- of weiland kan worden toegestaan binnen de contouren van het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer. Milieuhygiënisch is dat verantwoord en handhavingtechnisch uitvoerbaar vanwege het alle gevallen van toepassing zijn van deze uniforme landelijke regels.
Dit aanwijzingsbesluit heeft betrekking op het voorkomen van excessief parkeren door het te koop aanbieden of verhandelen van voertuigen. In de Wegenverkeerswet of in de Algemene plaatselijke verordening wordt nergens aangegeven wat het begrip “parkeerexces” precies inhoudt. Daarom zal bij het aanwijzen van gebieden waar dit te koop aanbieden of verhandelen verboden zou moeten worden tevoren moeten worden vastgelegd wat dit begrip omvat.
Mede omdat dit aspect van het verkeer aan een voortschrijdende ontwikkeling onderhevig is, is van het begrip “parkeerexces” bezwaarlijk een voldoende concrete definitie te geven. Uit jurisprudentie blijkt dat onder het begrip “parkeerexces” ieder excessief parkeren op de weg worden begrepen. Daarvan is sprake in de volgende gevallen:
wanneer het gebruik van de weg als parkeerplaats op zich zelf niet ongeoorloofd is te achten, maar wel dat de aard van het voertuig, het met het parkeren beoogde doel of het aantal te parkeren voertuigen relatief gezien een te grote ruimte opeist in vergelijking met de behoefte aan parkeerruimte van anderen; alsook
Voor het motief van dit aanwijzingsbesluit wordt aansluiting gezocht bij het onder a. en c. bepaalde.