Organisatie | Wijk bij Duurstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeentelijk Rioleringsplan Wijk bij Duurstede 2014-2018 |
Citeertitel | Gemeentelijk Rioleringsplan Wijk bij Duurstede 2014-2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Waterwet en Wet milieubeheer
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-11-2013 | Onbekend | 19-11-2013 De Wijkse Courant d.d. 04-12-2013, www.wijkbijduurstede.nl | Onbekend |
3.6.2 Omgang met grondwaterproblematiek bij bestaande bebouwing – invulling door de gemeente 25
3.6.3 Omgang met grondwaterproblematiek bij nieuwbouw – invulling door de gemeente 26
4.3.1 Aangesloten bestaande bebouwing 29
4.3.2 Afvoer en behandeling van stedelijk afvalwater 29
4.3.3 Toestand van de voorzieningen 29
4.3.4 Functioneren van de voorzieningen 31
4.3.6 Klachten en meldingen 33
4.4.1 Inzameling en verwerking van hemelwater 33
4.4.2 Toestand van de voorzieningen 34
4.4.3 Functioneren van de voorzieningen 34
4.5.1 Overzicht aanwezige voorzieningen 34
4.5.2 Inzicht in grondwaterstanden 34
4.5.3 Klachten en meldingen 35
5.2.1 Aanleg bij bestaande bebouwing 37
6.1.1 Raming op basis van kengetallen 47
6.1.3 Samenwerking binnen de afvalwaterketen 48
6.2.4 Heffingsgrondslag en –maatstaf 51
6.2.6 Inkomsten anders dan rioolheffing 51
Uitgangspunten kostendekkingberekening
Beslisschema directe afvoer hemelwater
Tabellen kostendekkingberekening
Reactie van bevoegde instanties
In het GRP staat de rioleringszorg van de gemeente Wijk bij Duurstede beschreven. Alle thema’s die relevant zijn voor de rioleringszorg in de gemeente Wijk bij Duurstede worden hiern benoemd. Met het aflopen van de planperiode van het GRP III werd het nodig een nieuw GRP op te stellen. Het opstellen van dit nieuwe GRP is uitgevoerd door een projectgroep met vertegenwoordigers uit de gemeentelijke organisatie, een deelnemer vanuit Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en Grontmij. Om een richting te kunnen bepalen zijn er door de projectgroep drie scenario’s opgesteld, reikend van een laag tot een hoog ambitieniveau. Tijdens een informatiebijeenkomst op 17 september 2013 heeft de gemeenteraad een voorkeur voor het middelste scenario aangegeven.
De afgelopen planperiode zijn bijna alle in het GRP voorgenomen onderzoeken en maatregelen uitgevoerd. Alle onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd, onderdelen van het drukrioleringsstelsel zijn vernieuwd, verschillende waterkwaliteitmaatregelen zijn uitgevoerd en de overstorten zijn voorzien van meetapparatuur.
Een aantal rioolvervangings- en afkoppelprojecten zijn vertraagd, doordat ze worden gecombineerd met herstructureringen en de gehele projecten vertraging hebben opgelopen. Verder is de subsidieregeling voor afkoppelen niet van de grond gekomen, doordat hier minder prioriteit aan is gegeven. Grondwateronderzoek is om dezelfde reden nooit uitgevoerd.
Financieel verliep de afgelopen planperiode anders dan verwacht. De rioolheffing is een keer niet verhoogd (de inflatiecorrectie is toen wel toegepast), een keer niet geïndexeerd en een keer verlaagd. Hierdoor is het verschil tussen de benodigde rioolheffing en de werkelijke rioolheffing groter geworden. De rioleringsvoorziening is inmiddels lager dan voorzien was in het GRP III.
Tabel 0-A Ontwikkeling rioolheffing
* Voor de prijspeil-berekening is uitgegaan van 2,6% inflatie, omdat dit gebruikelijk is binnen de gemeente.
De doelen voor de komende periode zijn:
Enkele aandachtspunten voor de komende periode zijn klimaatverandering, omgang met hemelwater en omgang met grondwater. Door hier extra aandacht aan te geven wordt het mogelijk om beter onderbouwde beslissingen te nemen.
De gemeente Wijk bij Duurstede beheert 104,9 kilometer vrijvervalriolering, 17 gemalen, 6 bergbezinkvoorzieningen en 448 drukrioleringunits. Dit uitgebreide areaal wordt structureel onderhouden.
Er zijn enkele locaties waar wateroverlast kan optreden. In het basisrioleringsplan is hier onderzoek naar gedaan. Voor een aantal locaties zijn verbeterplannen opgesteld. Uit het basisrioleringsplan blijkt dat wordt voldaan aan de milieutechnische vereisten. De basisinspanning is behaald.
Er bestaat geen inzicht in de grondwatersituatie. Op een aantal locaties is ooit drainage aangelegd, maar de precieze ligging is onbekend. Uit de klachtenregistratie blijkt dat er overlastmeldingen afkomstig zijn uit de wijk de Horden (Wijk bij Duurstede) en Langbroek.
Voor de komende planperiode zijn de hoofdlijnen van de uit te voeren werkzaamheden opgesteld. In jaarplannen wordt uitgewerkt wat precies wordt uitgevoerd per jaar. Enkele belangrijke taken voor komende jaren zijn:
Op basis van kengetallen is een raming opgesteld van het aantal fte dat nodig is voor het uitvoeren van de geplande werkzaamheden; dit is ongeveer 2,3 fte. Op dit moment is ongeveer 2 fte beschikbaar voor het uitvoeren van alle rioleringswerkzaamheden. Dit betekent dat er een klein personeelstekort is.
Het beschikbare personeelsbestand is kwetsbaar. Kennis en kunde zijn aanwezig bij slechts enkele personen, er is geen goede vervanging beschikbaar. Mogelijk kan samenwerking binnen de afvalwaterketen de kwetsbaarheid doen verminderen.
Over een periode van 60 jaar is een bedrag van bijna 150 miljoen euro nodig voor het uitvoeren van alle rioleringswerkzaamheden. Hiermee worden onder andere het onderhoud, onderzoek en de vervanging gefinancierd.
Het berekende kostendekkende tarief bij directe invoering bedraagt € 259,-. Het is echter ook mogelijk om met behulp van een stijgingsscenario toe te groeien naar een kostendekkend tarief. Er zijn vier stijgingsscenario’s opgesteld om deze mogelijkheden te laten zien:
In Figuur 0-A is aangegeven hoe het kostendekkend tarief zich ontwikkelt tot en met 2030. Op langere termijn moet het kostendekkend tarief nog iets stijgen om te voorkomen dat de rioleringsvoorziening negatief wordt, want dit laatste is niet toegestaan volgens de boekhoudregels. Na verloop van tijd kan de rioolheffing weer naar een lager niveau.
Figuur 0-A Kostendekkend tarief t/m 2030
In verband met de beperkte kostenstijging die dit veroorzaakt voor de inwoners kiest de gemeente voor scenario A.
De gemeente Wijk bij Duurstede beheert 104,9 kilometer vrijvervalriolering, 17 gemalen, en 448 drukrioleringunits en een groot aantal andere rioleringsvoorzieningen. Riolering is nodig voor de bescherming van de volksgezondheid, het milieu en het tegengaan van wateroverlast in de gemeente.
In de Waterwet en Wet milieubeheer zijn drie zorgplichten opgenomen voor gemeenten:
Zorgplicht voor het grondwater. De zorgplicht grondwater is in de wet als volgt geformuleerd: het in het openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort.
Het opstellen van een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is ook een wettelijke verplichting (Wet milieubeheer, artikel 4.22). Met het aflopen van het vorige GRP is het noodzakelijk dit nieuwe GRP op te stellen. Hiermee bestaat er een actueel overzicht van de stand van het rioolstelsel, het beleid dat de komende jaren wordt uitgevoerd en de middelen die nodig zijn om het beleid uit te voeren.
Dit GRP geeft aan hoe de gemeente Wijk bij Duurstede met de drie zorgplichten omgaat.
Het maken van goede beleidsafwegingen op het terrein van beheer openbare ruimte, bescherming van bodem en waterkwaliteit, en de zorg voor het totale watersysteem worden steeds belangrijker. Ook het financiële beleid, de inzet van middelen en gevolgen van de economische crisis voor de gemeente zijn belangrijke aandachtspunten.
Riolering is meer dan het stelsel van ondergronds buizen dat gebruikt wordt om rioolwater af te voeren. Zo is voor het goed functioneren van het rioolstelsel belangrijk wat er in het riool stroomt en hoe dit hierin terechtkomt. Ook belangrijk is waar het rioolwater terechtkomt: in de RWZI of in oppervlaktewateren? Het GRP gaat daarom niet alleen in op het stelsel van ondergrondse buizen, maar zegt bijvoorbeeld ook iets over het schoonhouden van straten, de waterkwaliteit in oppervlaktewateren en het tijdelijk opslaan van water tussen stoepranden.
Een bijzonder onderwerp is grondwater. Het komt voor dat grondwater via lekke buizen het rioolstelsel binnenloopt, ook komt het voor dat grondwater via een drainagestelsel wordt opgevangen en afgevoerd via het rioolstelsel (dit laatste is overigens niet gewenst). Hiermee bestaat er veel samenhang tussen het afvoeren van afvalwater, hemelwater en grondwater.
De reikwijdte van dit plan is daarmee te omschrijven als alle thema’s die relevant zijn voor de rioleringszorg in de gemeente Wijk bij Duurstede. De kern van het plan ligt bij de ondergrondse buizen, maar waar nodig worden ook andere relevante thema’s besproken.
In dit plan zijn de verschillende thema’s gecategoriseerd in de drie zorgplichten die de gemeente heeft op het gebied van stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater. Zo is duidelijk welke invulling de gemeente geeft aan de zorgplichten.
De gemeente stelt zelf de geldigheidsduur van dit plan vast. De geldigheidsduur van dit GRP is vijf jaar: 2014 t/m 2018. De peildatum is 1 januari 2014 en alle genoemde bedragen zijn op prijspeil 1 januari 2013. Evaluatie van de voortgang en eventuele bijstelling moet bij grote veranderingen plaatsvinden.
Dit GRP is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de gemeente Wijk bij Duurstede, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en Grontmij. Om tot een goede keuze te komen zijn drie scenario’s opgesteld voor het GRP, variërend van een minimale tot een maximale invulling. Binnen de projectgroep die dit GRP heeft opgesteld is gediscussieerd over deze scenario’s, waarna de drie mogelijkheden zijn voorgelegd aan het college van B&W en de gemeenteraad. Tijdens de raadsvergadering van 17 september 2013 is een voorkeur uitgesproken door de gemeenteraad. Dit voorkeursscenario is vervolgens gebruikt als richtlijn voor het opstellen van dit GRP.
Vóór vaststelling door de gemeenteraad is het ontwerp-GRP officieel voor commentaar gezonden aan Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Volgens de Wet Milieubeheer zou ook de provincie Utrecht een reactie kunnen geven (Wm 4.23). De provincie heeft echter aangegeven GRP’n niet meer te toetsen, dit in afwachting van een wetswijziging die deze taak van haar weghaalt.
In bijlage 7 is de reactie van bovenstaande instantie opgenomen. Na de formele vaststelling door de gemeenteraad wordt het vastgestelde plan toegezonden aan de bovenvermelde instanties. Bovendien moet de vaststelling van het GRP in ten minste één dag- of nieuwsblad worden gepubliceerd waarna burgers kennis kunnen nemen van de inhoud van het vastgestelde GRP.
Dit GRP is de uitwerking van een memo aan de gemeenteraad waarin drie scenario’s zijn voorgesteld. Op 17 september 2013 is tijdens een informerende raadsvergadering deze memo besproken. De scenario’s waren gebaseerd op de veronderstelling dat keuzes altijd aan elkaar verbonden zijn en er vanwege de bezuinigingsopgave goed moest worden gekeken naar de ambitieniveaus. De scenario’s liepen daarom van een laag tot een hoog ambitieniveau.
Tijdens de raadsvergadering is gekozen voor het middelste scenario. Deze keuze is uitgewerkt in dit GRP. Dit betekent dat er consequent wordt gekozen voor een goed onderbouwde, gematigde ambitie.
Dit GRP is een gemeentelijk plan, waar de gemeenteraad zich over moet uitspreken. Het is echter niet alleen voor de politiek geschreven, maar ook voor afstemming en overleg met de in de Wm genoemde instanties (zie paragraaf 1.3). Dit heeft tot gevolg dat in dit GRP vaktaal wordt gebruikt. Er is daarom een uitgebreide verklarende woordenlijst opgenomen in bijlage 1.
Dit GRP is conform de aanbevelingen in de Leidraad Riolering opgezet en bestaat uit de volgende onderdelen:
Hoofdstuk 1 is de inleiding, met de aanleiding, de geldigheidsduur en een leeswijzer.
In hoofdstuk 2 komt de evaluatie van het gevoerde rioleringsbeleid tot en met 2013 aan de orde, dit gebeurt aan de hand van het GRP III. De uitkomsten vormen de beginsituatie voor het GRP IV.
In hoofdstuk 3 'Gewenste situatie’ wordt allereerst de vraag ‘Waarom rioleringszorg’ beantwoord. Het gaat hierbij om de rioleringszorg in brede zin: stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwatermaatregelen. Voor de komende planperiode (en de periode daarna) wordt het gemeentelijk beleid weergegeven en de hieruit voortkomende doelen en functionele eisen. Dit geeft een toetsingskader waarmee onder meer de gevolgen voor het milieu (Wm artikel 4.22 lid 2d) worden aangegeven.
In hoofdstuk 4 'Toetsing huidige situatie' is getoetst in hoeverre nu al aan de eisen wordt voldaan. Ook geeft dit hoofdstuk het in de wet gevraagde overzicht van de aanwezige voorzieningen (Wm, artikel 4.22 lid 2a).
In hoofdstuk 5 'De opgave' worden in hoofdlijnen de maatregelen weergegeven die nodig zijn om de gestelde doelen te kunnen realiseren. Daarmee wordt invulling gegeven aan lid 2b en 2c van artikel 4.22 van de Wet milieubeheer.
In hoofdstuk 6 'Organisatie en financiën' wordt de in hoofdstuk 5 weergegeven opgave vertaald naar benodigde personele en financiële middelen voor de planperiode én de lange termijn. Ook wordt de wijze van kostendekking aangegeven (Wm, artikel 4.22 lid e).
De afgelopen jaren is in Wijk bij Duurstede hard gewerkt aan het goed laten functioneren van de riolering. Hiervoor is veel werk verricht, zowel onderzoeken als maatregelen. Aan de start van een nieuwe planperiode wordt teruggekeken om te bezien welke taken goed verliepen en welke taken de komende jaren meer aandacht nodig hebben.
Het GRP III had een looptijd van 2009 tot en met 2013. Deze evaluatie is opgesteld halverwege 2013, daarom is niet de volledige planperiode beschouwd.
Het GRP III heeft een belangrijke rol gehad in de uitvoering van de rioleringszorg. Kaders voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater zijn er in benoemd. Door de planningen en overzichten die opgenomen zijn in het GRP vormt het een leidraad.
Een aandachtspunt was dat niet alle gegevens altijd even goed vindbaar waren en de leesbaarheid vergroot kan worden. Afbeeldingen kunnen helpen bij het vergroten van de leesbaarheid.
Op nieuwbouwlocaties is riolering aangelegd. Voor 2010 was nieuwbouw van 119 woningen voorzien, voor 2011 was nieuwbouw van 259 woningen voorzien, voor de jaren daarna was voor elk jaar nieuwbouw van 184 woningen voorzien.
In werkelijkheid werden minder woningen gebouwd. Er was de bouw van 746 woningen voorzien, dit werd 422 (een verschil van 333 woningen). In Tabel 2-A staat de uitvoering van de woningbouwplanning in de afgelopen jaren weergegeven. Bij alle nieuwbouwwoningen is gescheiden riolering aangelegd die voldoet aan het beleid zoals benoemd in het GRP.
De meeste onderzoeken zijn uitgevoerd (zie Tabel 2-B). Zo is meer inzicht ontstaan in de toestand van de vrijvervalriolering, is het basisrioleringsplan (BRP) geactualiseerd (één deel in 2011 en één deel in 2012) en is het digitale beheerbestand actueel gehouden. De grondwaterinventarisatie is nog niet uitgevoerd, omdat er onvoldoende tijd beschikbaar was voor begeleiding en uitvoering van de werkzaamheden.
De meeste voorgenomen maatregelen zijn uitgevoerd (zie Tabel 2-C). Sommige maatregelen bleken na inspectie niet (direct) noodzakelijk, deze maatregelen zijn uitgesteld. Een aantal maatregelen konden worden gecombineerd met andere werkzaamheden in de omgeving; daarom is hiervoor een later moment gekozen. Ook door onvoldoende personele capaciteit zijn een aantal maatregelen niet uitgevoerd.
De subsidieregeling voor afkoppelen is niet opgezet, door onvoldoende personele capaciteit bij de gemeente en minder draagvlak voor dit onderwerp bij het waterschap (de subsidieregeling zou gezamenlijk worden opgezet). Verschillende rioolvervangingsprojecten zijn uitgesteld, omdat ze zouden worden gecombineerd met wegvervanging en herstructurering van woonwijken en de gehele projecten zijn uitgesteld. Deze rioolvervangingsprojecten zouden worden gecombineerd met het ontvlechten van waterstromen, waardoor ook het ontvlechten niet volgens plan is uitgevoerd. De beschikbare gelden zijn – vanwege deze vertraging – gebruikt om in een ander gebied het verhard oppervlak af te koppelen van de riolering (plan de Engk).
Een extra maatregel was om signalering aan te aanbrengen op de drukrioleringunits. Dit is nog niet geheel uitgevoerd, omdat de gemeente eerst het onderzoek naar regionale telemetrie binnen WINNET wilde afwachten. Medio 2013 zijn de resultaten van dit onderzoek bekend geworden en is verder gegaan met het aanbrengen van signalering.
De financiën verliepen anders dan in het GRP III was opgenomen. De formulering van de categorie ‘eigenaren’ die een rioolheffing hoort te ontvangen is in 2009 aangepast. Hierdoor is het aantal ‘eigenaren’ dat een rioolheffing ontvangt uitgebreid, waardoor zowel perceeleigenaren met een drinkwater- en rioolaansluiting als ook perceeleigenaren zonder drinkwater- en rioolaansluiting (bijvoorbeeld garages en schuren) een heffing ontvangen. Een andere wijziging was dat in de kostendekkingberekening in het GRP was gerekend met rentetoevoeging aan de rioleringsvoorziening, terwijl dit in de praktijk nooit is gebeurd.
In de daaropvolgende jaren is enkele malen de heffing niet verhoogd, of is geen inflatiecorrectie toegepast. De rioolheffing is in 2013 verlaagd. Door deze wijzigingen verloopt de rioolheffing anders dan voorzien in het GRP III (zie Tabel 2-D).
Tabel 2-D Ontwikkeling rioolheffing
* Voor de prijspeil-berekening is uitgegaan van 2,6% inflatie, omdat dit gebruikelijk is binnen de gemeente.
De rioleringsvoorziening is in het begin van de afgelopen planperiode harder gestegen dan verwacht, onder andere doordat maatregelen later zijn uitgevoerd dan gepland. Doordat de rioolheffing in 2012 is verlaagd, kwamen er minder inkomsten binnen dan verwacht, hierdoor is de voorziening vanaf dat jaar gedaald (zie Figuur 2-A).
De afgelopen planperiode stond de personele capaciteit onder druk. Volgens de berekening van het GRP III zou 2,2 fte beschikbaar moeten zijn, maar in de praktijk is dit ongeveer 2 fte. Door het wegvallen van de wegbeheerder kreeg de rioolbeheerder meer werkzaamheden om uit te voeren; hier was geen rekening mee gehouden in de tijdsraming. Toch heeft dit uiteindelijk niet geleid tot (veel) vertraging voor rioleringsprojecten.
De kwetsbaarheid van de personele capaciteit van de rioleringszorg is vrij hoog. Binnen de organisatie zijn slechts enkele personen die het merendeel van de werkzaamheden uitvoeren. Als zij wegvallen, is er geen goede vervanging beschikbaar.
Samenwerking in de afvalwaterketen
De 14 gemeenten en het hoogheemraadschap die samen de afvalwaterketen beheren in de provincie Utrecht werken samen binnen het verband WINNET (Water INNovatie NETwerk). De gemeente Wijk bij Duurstede is hiervan ook een deelnemer. Eind 2012 is een officiële samenwerkingsovereenkomst getekend. Hierin zijn de ‘spelregels’ voor de samenwerking opgenomen en staan plannen voor de toekomst benoemd.
De laatste jaren zijn er al verschillende projecten geweest waar de gemeente in heeft geparticipeerd. Zo is er een gezamenlijk incidentenplan opgesteld en is de monitoring van overstorten gezamenlijk aanbesteed. Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van regionaal afvalwaterketenbeleid, een gezamenlijk bestek voor reiniging van kolken en het opzetten van een regionaal telemetriesysteem.
In 2010 is de benchmark rioleringszorg uitgevoerd: een vergelijking van de rioleringszorg door Nederlandse gemeenten. Peiljaar was 2009. De uitkomsten zijn door de gemeente gebruikt om te kijken naar het eigen presteren en mogelijke verbeterpunten.
Wijk bij Duurstede komt naar voren als een gemeente die tegen gemiddelde kosten en met een relatief kleine personeelsformatie relatief goede prestaties bereikt. Er zijn minder gemaalstoringen en verstoppingen dan gemiddeld, er is veel ingezet op afkoppelen/ontvlechten en de beheerkosten per kilometer rioolbuis zijn relatief laag. Er zijn geen verbeterpunten naar voren gekomen.
In 2013 is wederom een benchmark uitgevoerd. De uitkomsten hiervan worden eind 2013 bekend gemaakt.
De riolering van de gemeente Wijk bij Duurstede is de afgelopen jaren grotendeels volgens plan onderhouden. Door planmatig te werken is meer inzicht ontstaan in het rioolstelsel en zijn maatregelen doelgericht uitgevoerd. De rioleringszorg is adequaat ingevuld.
De rioleringsfinanciën verliepen niet volgens plan. Zowel de inkomsten als de uitgaven waren anders dan voorzien. De hoogte van de rioolheffing is anders dan in de kostendekkingberekening uit het GRP III, net zoals de stand van de rioleringsvoorziening lager is.
De beperkte personele capaciteit heeft nog geen problemen opgeleverd, maar wordt wel als een duidelijk risico gezien. Met een personele capaciteit die minder was volgens het GRP benodigd, is het toch gelukt om de meeste werkzaamheden uit te voeren. Het legt echter veel druk op een beperkt aantal medewerkers. De kwetsbaarheid is groot.
Door samen te werken met andere afvalwaterketenpartners is geld bespaard en kennis opgedaan. Er zijn spelregels vastgelegd voor de toekomst, zodat het makkelijker wordt om meer projecten bij het samenwerkingsverband onder te brengen.
Met de rioleringszorg wordt gewerkt naar een ‘gewenste situatie’, waarin de rioleringszorg er uitziet zoals de gemeente dat graag wilt. Zo’n gewenste situatie is gebaseerd op een mix van ‘grote’ ontwikkelingen in de maatschappij en de omstandigheden in de gemeente Wijk bij Duurstede. Het begint altijd bij de vraag waarom rioleringszorg nodig is. Vervolgens wordt bekeken wat er gaande is op het gebied van rioleringszorg. Daarna wordt de gewenste situatie beschreven.
Van oudsher was de bescherming van de volksgezondheid de belangrijkste functie van de riolering. Door verschillende deskundigen in binnen- en buitenland wordt de aanleg van riolering zelfs gezien als de grootste bijdrage aan de volksgezondheid van de afgelopen eeuw. In de loop der jaren zijn de aspecten van ont- en afwatering van het stedelijk gebied en de bescherming van het milieu daarbij gekomen. Doel van de riolering is om:
Binnen de rioleringszorg zijn veel ontwikkelingen gaande. Deze ontwikkelingen hoeven niet allemaal te leiden tot veranderingen voor de rioleringszorg binnen de gemeente, wel is het belangrijk om te weten dat deze ontwikkelingen gaande zijn en dat er wellicht al op kan worden ingespeeld. Een aantal belangrijke ontwikkelingen wordt hieronder genoemd.
Ons klimaat lijkt te gaan veranderen. Nut en noodzaak om het klimaatvraagstuk aan te pakken staan politiek eigenlijk niet meer te discussie, alleen de wijze waarop dit moet gebeuren is nog open. Het KNMI heeft in 2006 vier klimaatscenario’s gepresenteerd. In elk van deze scenario’s is een aantal gemeenschappelijke kenmerken te zien:
De capaciteit van de ondergrondse leidingsystemen is beperkt. Tijdelijke opvang van extreme neerslag vraagt om oplossingen in de openbare ruimte en in het watersysteem. Dit proces wordt adaptatie aan klimaatverandering genoemd. Vragen die hierbij spelen zijn:
De kijk op afvalwater is aan het veranderen. Tot voor kort werd al het afvalwater gezien als afvalstof die we, met het oog op de volksgezondheid, snel uit onze directe leefomgeving moeten verwijderen. Dit beeld verandert, maar leidt overigens op korte termijn niet tot ingrijpende wijzigingen. In afvalwater zitten nuttige grondstoffen en energie die kunnen worden gebruikt. Zo wordt er onderzoek gedaan naar de RWZI als ‘Energiefabriek’. Rioolwaterzuiveringen (RWZI’s) ontvangen grote hoeveelheden afvalwater, waar veel energie in zit. Deze energie kan eruit worden gehaald en worden gebruikt voor de zuiveringsprocessen en andere zaken. Het waterschap kan zo in zijn eigen energiebehoefte voorzien en nog overhouden voor energielevering.
Gescheiden sanitatie wordt onderzocht in pilotprojecten, waarbij fosfaat uit urine wordt teruggewonnen en bijvoorbeeld verwerkt in kunstmest. Ook zijn er projecten waarbij met warmtewisselaars in de riolering thermische energie uit afvalwater wordt gehaald.
Opkomst samenwerking (in de afvalwaterketen)
Vanuit de rijksoverheid wordt steeds sterker aangegeven dat overheidsorganisaties een bepaalde omvang moeten hebben om zelfstandig goed werk te kunnen leveren tegen redelijke kosten. Samenwerking tussen overheden, binnen vakdisciplines, wordt sterk gepromoot. Het idee is dat zo met een lagere inzet een hogere kwaliteit kan worden bereikt. Binnen de afvalwaterketen is deze samenwerking uitgewerkt in de verschillende bestuursakkoorden water. Hierin is aangegeven dat gemeenten en waterschappen een besparing op de verwachte uitgaven in 2020 willen bereiken (‘minder meer’), de kwaliteit van de afvalwaterketen willen verbeteren en de kwetsbaarheid van de rioleringszorg willen verminderen door meer te gaan samenwerken.
Integrale kijk op de afvalwaterketen
De afvalwaterketen is de laatste jaren complexer geworden. Bijvoorbeeld grondwater en hemelwater zijn nadrukkelijker een rol gaan spelen. Het aantal afvoersystemen is uitgebreid, waardoor er naast de gemengde riolen o.a. ook DWA-riolen, HWA-riolen, wadi’s en watergangen zijn die nodig zijn voor het functioneren van het gehele systeem. Over al deze systemen is informatie beschikbaar.
Ondertussen is er de wens om werkzaamheden integraal uit te voeren, dus er moet regelmatig overleg zijn met andere disciplines binnen de eigen organisatie en binnen de afvalwaterketen. Steeds vaker worden rioleringswerkzaamheden in samenhang met weg- en wijkvernieuwing uitgevoerd. Bij verbouwing of vernieuwing van de RWZI wordt gekeken naar het functioneren van alle omliggende rioolstelsels om tot een goede afweging te komen.
Gewenste situatie stedelijk afvalwater
Stedelijk afvalwater is huishoudelijk afvalwater of een mengsel van huishoudelijk afvalwater met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. De gemeente Wijk bij Duurstede draagt zorg voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij percelen binnen de gemeente. De zorgplicht voor stedelijk afvalwater is vanuit de Wet milieubeheer (art. 10.33) een resultaatsverplichting. Hoe deze resultaatsverplichting wordt ingevuld is een keuze van de gemeente. Zo kunnen verschillende voorzieningen worden gekozen voor de bebouwde kom en het buitengebied. In plaats van een openbaar vuilwaterriool zijn andere systemen toegestaan mits daarmee minstens eenzelfde graad van milieubescherming wordt bereikt (een voorbeeld hiervan is een systeem voor Individuele Behandeling Afvalwater (IBA)). De effecten op het milieu en de kosten van de maatregel zijn bepalend voor deze afweging.
Aansluiting op (druk)riolering
Vanuit milieuoogpunt wil en moet de gemeente alle lozende percelen aansluiten op (druk) riolering of op een voorziening die een vergelijkbaar milieurendement biedt (IBA). Aangezien alle bestaande bebouwing al is aangesloten op (druk)riolering of een IBA, hoeft het bestaande stelsel alleen in stand te worden gehouden. Er is wel aandacht nodig voor de nieuw te bebouwen percelen. Hiervoor worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Bij kleinschalige nieuwbouw wordt aangesloten op het al aanwezige stelsel. Hierbij moeten de eigenaren hun afvalwater gescheiden aanleveren op de perceelgrens, zodat bij toekomstige veranderingen van het rioolstelsel in dit gebied hun leidingen gemakkelijk kunnen worden aangesloten op een gescheiden stelsel.
Waterkwaliteit oppervlaktewateren
Wanneer er water via hemelwateruitlaten en overstorten in sloten, vijvers en andere wateren terechtkomt, wordt de kwaliteit van het oppervlaktewater vaak negatief beïnvloed. Dit negatieve effect is niet gewenst. Hieronder staat beschreven hoe de gemeente omgaat met hemelwateruitlaten vanuit het (verbeterd) gescheiden stelsel en overstorten vanuit het gemengde stelsel.
De hemelwateruitlaten zijn de locaties waar de hemelwaterriolen het water lozen op een oppervlaktewater. Bij de aanleg van hemelwaterriolen wordt goed gekeken naar de vervuiling die voorkomt op het verhard oppervlak dat wordt afgekoppeld/ niet wordt aangesloten, hierdoor zou het hemelwater dat wordt geloosd schoon moeten zijn. Indien blijkt dat dit niet het geval is, zoekt de gemeente een oplossing. Voordat de oplossing wordt toegepast wordt een afweging gemaakt tussen de kosten en de verwachte verbetering van de waterkwaliteit.
Overstortingen op oppervlaktewater vinden plaats als de riolering al het hemelwater en vuile water niet kan bergen en afvoeren. Op een aantal locaties in het rioolstelsel zijn overstorten aangelegd, waardoor het teveel aan water op zo’n moment in het oppervlaktewater kan stromen. Hierdoor wordt de riolering ontlast en komt het water niet via toiletten en straatkolken naar buiten. Overstorten hebben hiermee een belangrijke functie voor de volksgezondheid.
Overstortingen hebben wel een negatief effect op het milieu, daarom wil de gemeente het aantal zoveel mogelijk verminderen. Indien het zonder nadelige effect op de volksgezondheid mogelijk is om een overstort dicht te zetten, dan zal de betreffende overstort worden verwijderd. Indien het mogelijk is om een overstort te saneren door aanpassingen te treffen aan het rioolstelsel (bijvoorbeeld de aanleg van extra berging), dan zal een afweging worden gemaakt tussen de invloed van de overstorting op de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater en de kosten van de aanpassingen.
Wij beoordelen altijd in nauwe samenspraak met de beheerder van het oppervlaktewater of en hoe overstorten worden aangepast, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden wordt dus betrokken. In de afweging wordt meegenomen wat het beleid van het waterschap, de provincie, Rijkswaterstaat, de rijksoverheid en de EU is.
Duurzame sanitatie en decentrale zuivering
Duurzaamheid en de veranderende kijk op afvalwater (afvalwater wordt steeds meer gezien als bron van grondstoffen en energie) hebben geleid tot nieuwe ideeën over de afvalwaterketen.
De technieken voor decentrale zuivering en duurzame sanitatie bestaan al enige tijd, maar worden nog niet op grote schaal toegepast. Dit heeft verschillende redenen, waaronder enige terughoudendheid tot toepassing van nieuwe technieken zolang ze niet bewezen zijn. Een andere reden is dat het pas nuttig wordt om aanpassingen te doen aan het gemeentelijke rioolstelsel als het waterschap op de RWZI een techniek beschikbaar heeft om grondstoffen terug te winnen. Investeringen in een andere vorm van inzameling van stedelijk afvalwater hebben alleen nut als er op de zuivering ook veranderingen plaatsvinden.
De technieken voor het terugwinnen van zijn verder ontwikkeld dan die voor decentrale zuivering en duurzame sanitatie. Op veel RWZI’s wordt al biogas afgevangen, zodat dit kan worden omgezet in elektriciteit. De laatste tijd wordt nadrukkelijker gekeken naar de energie die uit de riolering kan worden gehaald. Rioolwater is vaak warm, de warmte kan worden afgevangen en ergens anders voor worden gebruikt. Het warmteverschil groot genoeg zijn om de benodigde investering te kunnen terugverdienen. Binnen de gemeente Wijk bij Duurstede zijn een aantal locaties hiervoor mogelijk geschikt.
De gemeente Wijk bij Duurstede staat positief tegenover al deze ontwikkelingen, maar ziet voor zichzelf geen leidende rol weggelegd bij de verdere uitwerking van deze technieken en concepten. De gemeente ziet duurzame sanitatie en decentrale zuivering als onderwerpen die regionaal moeten worden opgepakt, bijvoorbeeld binnen WINNET. Op dit moment is er namelijk nog weinig ervaring met deze technieken; ook is onbekend hoe ze het beste kunnen worden aangelegd. Door samen te bepalen hoe de technieken het beste kunnen worden ingezet, kunnen kennis en informatie het beste worden benut. Ook worden risico’s op deze manier breder gedragen en ontstaat er op dit vlak een goede afstemming tussen hoogheemraadschap en gemeenten.
Het terugwinnen van energie uit afvalwater biedt voor de gemeente meer potentie. Er zijn een aantal locaties mogelijk geschikt voor warmteterugwinning. Als het mogelijk is om energie terug te winnen gaat het om locatiespecifieke maatregelen, dit pakken we binnen de gemeente op in samenwerking met het hoogheemraadschap.
Gewenste situatie afvloeiend hemelwater
De zorgplicht voor hemelwater heeft het karakter van een inspanningsverplichting. Dit houdt in dat de gemeente zorg dient te dragen voor een doelmatige inzameling en verwerking van hemelwater (Waterwet art. 3.5). Dit geldt niet in situaties waarin de particulier redelijkerwijs kan worden gevraagd zelf het afvloeiende hemelwater in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen.
Voorzieningen voor inzameling en verwerking van hemelwater
De gemeente heeft een verplichting om zich in te spannen om afvloeiend hemelwater in te nemen en te verwerken, zolang de perceeleigenaar redelijkerwijs niet zelf het hemelwater kan verwerken. Aan deze inspanningsverplichting wordt binnen de bebouwde kom voldaan door particulieren een voorziening te bieden om het hemelwater in te lozen. Welke voorziening dit is maakt voor de zorgplicht niet uit, wel is in de wet een voorkeur aangegeven voor gescheiden rioleren.
Op dit moment hebben alle percelen binnen de bebouwde kom de mogelijkheid om hun hemelwater te lozen op de riolering. De voorzieningen die hiervoor bestaan moeten worden onderhouden. Buiten de bebouwde kom wordt van perceeleigenaren verwacht dat zij zelf de inzameling en verwerking van hemelwater regelen, omdat daar meer ruimte is om hier voorzieningen voor aan te leggen.
Bij nieuwbouw, vervanging of aanpassing van het rioolstelsel wordt bekeken welke voorziening het beste kan worden aangelegd op de betreffende locatie. De gemeente hanteert hierbij de voorkeursvolgorde die in de Wet milieubeheer (art. 10.29a) is vastgelegd. Het gaat om de volgorde afgebeeld in Figuur 3-A.
Hemelwaterbeleid bij bestaande bebouwing
Het hemelwater binnen de bebouwde kom wordt afgevoerd door gemengde of HWA-riolen. De gemeente streeft ernaar het verhard oppervlak dat afvoert door gemengde riolen terug te brengen door meer HWA-riolen aan te leggen (afkoppelen van verhard oppervlak). Dit heeft voor de gemeente twee redenen:
Afkoppelen vergroot de duurzaamheid. Schoon hemelwater wordt niet meer gemengd met ‘vies’ huishoudelijk afvalwater, waardoor de totale hoeveelheid water op de RWZI vermindert. Ook komen minder overstortingen voor, waardoor er minder vuil in het oppervlaktewater terecht komt. Belangrijk is ook dat de hoeveelheid te verpompen water vermindert, waardoor minder energie nodig is.
Afkoppelen is een voorbereiding op klimaatverandering. Door klimaatverandering zal waarschijnlijk het aantal hevige buien toenemen. Tijdens zo’n hevige bui is meer afvoercapaciteit nodig dan gebruikelijk. Het is mogelijk om de bestaande rioolbuizen te vergroten, maar dan zal het gehele rioolstelsel tot aan de RWZI moeten worden vergroot om de hevige buien te kunnen verwerken. Wanneer er echter een apart HWA-riool ligt hoeft maar een relatief klein stuk riool - van de kolk tot het oppervlaktewater – groter te worden aangelegd.
Gezien het belang van de twee genoemde redenen voor de gemeente Wijk bij Duurstede, streeft de gemeente ernaar om nog 30% van het verhard oppervlak af te koppelen. Hiermee vergroot de gemeente de duurzaamheid en wordt een belangrijke stap gezet in voorbereiding op klimaatverandering. Het percentage zal echter meebewegen met de inzichten die er bestaan over duurzaamheid, afkoppelen en klimaatverandering.
In het GRP III was opgenomen dat tot 80% van het verhard oppervlak zou worden afgekoppeld. Door het opstellen van nieuwe basisrioleringsplannen werd duidelijk dat al wordt voldaan aan de geldende milieueisen (basisinspanning) en dat het afkoppelen van nog eens 30% van het verhard oppervlak voldoende is om de kans op wateroverlast indien de neerslagintensiteit met 25% toeneemt kleiner te maken dan in de huidige situatie.
Een groot deel van het rioolstelsel van Wijk bij Duurstede is een gemengd stelsel; bovendien is er veel oppervlaktewater in de omgeving. Dit betekent dat er veel kansen bestaan voor het afkoppelen van verhard oppervlak. Het afkoppelen van verhard oppervlak is echter kostbaar en meestal alleen doelmatig als het gecombineerd wordt met de vervanging van oude rioolbuizen. Afkoppelwerkzaamheden worden daarom alleen uitgevoerd als het zal worden gecombineerd met de vervanging van vrijvervalriolen, ook wordt rekening gehouden met andere werkzaamheden in de omgeving zoals een herstructurering van een gehele woonwijk. Een mooi voorbeeld hiervan is de wijk de Engk, daar wordt in het kader van de herstructurering een watergang aangelegd om afgekoppeld hemelwater te kunnen afvoeren.
Figuur 3-C Streetpainting van watergang de Engk
Hemelwaterbeleid bij nieuwbouw
Nieuwbouw dient altijd te voldoen aan alle wettelijke eisen en verwachtingen. Er moet worden geprobeerd om te voorkomen dat hemelwater in de toekomst problemen gaat opleveren. Bij alle plannen en in de uitwerking dient rekening te worden gehouden met het beleid van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (zie o.a. Bijlage 4);ook dient regelmatig overleg te zijn met het hoogheemraadschap. In het hemelwaterbeleid maken we onderscheid tussen:
Voor nieuwbouw binnen nieuw stedelijk gebied dient conform de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht altijd een waterparagraaf opgesteld te worden. In deze paragraaf wordt onder andere beschreven hoe hemelwater een rol krijgt in het nieuwbouwplan. Voordat het nieuwbouwplan verder wordt uitgewerkt, worden een programma van eisen, randvoorwaarden en ontwerpgrondslagen voor het waterhuishoudkundig systeem opgesteld. Dit programma wordt meegegeven aan alle partijen die het plan verder uitwerken.
Wanneer nodig worden specifieke onderdelen verder uitgewerkt in overleg met de gemeente en het hoogheemraadschap. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vorm en dimensionering van de voorzieningen. Dit vindt plaats tijdens de planfase, door middel van de watertoets. Op deze manier kan per project maatwerk worden geleverd.
Bij nieuwbouw binnen bestaand stedelijk gebied is vaak al een bestaand (gemengd) vrijvervalriool aanwezig. Uit doelmatigheidsoogpunt is het de bedoeling dat het afvoeren van afvalwater vanaf de nieuwbouw mogelijk moet zijn binnen het bestaande rioolstelsel. Bij een te grote toevoer van hemelwater dient de perceeleigenaar daarom maatregelen te nemen op eigen terrein. Onafhankelijk van de aan te voeren hoeveelheid water moet hemelwater gescheiden van het overig afvalwater worden aangeleverd aan de perceelgrens.
Bij nieuwbouw binnen niet-stedelijk gebied is vaak al drukriolering aanwezig. Drukriolering is niet berekend op het afvoeren van hemelwater, daarom is de lozing van hemelwater op de drukriolering verboden. In principe mag alleen huishoudelijk afvalwater worden geloosd op drukriolering.
De naleving van de regels wordt door de gemeente gecontroleerd. De afdeling Dienstverlening toetst bouwplannen op het voldoen aan de regelgeving. Deze afdeling controleert ook de toepassing van de regels in de praktijk.
Goede afstemming tussen de betrokken medewerkers is nodig om ervoor te zorgen dat de inwoners van Wijk bij Duurstede een eenduidige naleving van de regels krijgen uitgelegd.
Verantwoordelijkheid perceeleigenaren
Perceeleigenaren hebben een belangrijke rol in de verwerking van hemelwater. Een groot deel van het stedelijk grondgebied is particulier bezit, wat betekent dat een groot deel van de neerslag valt op particulier terrein. Toenemende ‘verstening’ van tuinen en het aansluiten van regenpijpen op het riool zorgen voor veel hemelwater in het rioolstelsel. Door klimaatverandering zullen naar verwachting zwaardere buien gaan vallen, waardoor de piekbelasting groter wordt.
Het is daarom logisch dat een deel van de hemelwatermaatregelen op particulier terrein moet plaatsvinden. Van percelen die direct aan oppervlaktewater liggen, wordt daarom verwacht dat zij hun hemelwater lozen op dit oppervlaktewater. Dit geldt bij nieuwbouw en bij grootschalige verbouwingen.
Hevige regenbuien hebben nu al een grote invloed op het functioneren van het rioolstelsel en dit zal door klimaatverandering alleen maar sterker worden. Op dit moment komt het al voor dat het rioolstelsel zware buien niet aankan, de verwachting is dat dit vaker gaat gebeuren.
Figuur 3-D Voorbeeld water op straat (Hordenweg, nabij winkelcentrum)
Het is niet mogelijk om een rioolstelsel aan te leggen dat alle buien aankan. Om de verwachte toename van hevige buien aan te kunnen, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Een landelijk geaccepteerde ontwerpmaatstaf is dat een bui die theoretisch maximaal eenmaal in de twee jaar voorkomt, verwerkt moet kunnen worden (gemiddeld maximaal één keer per twee jaar ‘water op straat’) door het rioolstelsel. Deze ontwerpmaatstaf geldt in de gemeente Wijk bij Duurstede bij de aanleg van nieuwe riolering.
Gewenste situatie overtollig grondwater
De zorgplicht grondwater is in de wet (Ww art. 3.6) als volgt geformuleerd: ‘het in het openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het Waterschap of de provincie behoort’.
De zorgplicht heeft het karakter van een inspanningsverplichting, waarbij er beleidvrijheid bestaat om bij de uitvoering van de taak een aanpak te kiezen die, gelet op de lokale omstandigheden, doelmatig is. De gemeentelijke taken liggen voornamelijk in de openbare ruimte en bij coördinatie en onderzoek. De zorgplicht werkt niet met terugwerkende kracht en leidt niet tot aansprakelijkheid voor schades uit het verleden.
De aanpak van grondwateroverlast is een samenspel van de perceeleigenaar, gemeente, waterschap en provincie; de wet wijst hierbij uitdrukkelijk niet één van de overheden aan die zorgt voor een grondwaterstand. Er dient dus altijd overleg te zijn over grondwateroverlast; hierbij heeft elke partij zijn eigen verantwoordelijkheid. Hieronder staan de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen beschreven.
De perceeleigenaar is verantwoordelijk voor de aanpak van grondwateroverlast op eigen terrein. Wanneer het mogelijk is om grondwateroverlast zelf te verhelpen, dan dient de perceeleigenaar dit te doen. Bouwregelgeving verplicht tot het waterdicht maken van de buitenwanden van een bouwwerk (indien het de aangrenzende muren van een verblijfsruimte zijn), hieruit volgt dat ook de onderkant van een pand waterdicht dient te zijn.
De gemeente dient alle meldingen van grondwateroverlast (of –onderlast) in ontvangst te nemen en een regierol op zich te nemen bij het vervolgtraject. Particulieren worden geholpen bij het onderzoek naar de mogelijke oorzaak van de overlast en de mogelijk te nemen maatregelen ertegen. Indien nodig wordt de particulier in contact gebracht met andere relevante overheden.
Wanneer er sprake is van structurele overlast die niet door de perceeleigenaar kan worden verholpen en waarbij geen andere partij een verplichting heeft om actie te nemen, dan dient de gemeente doelmatige maatregelen te treffen. Hoe hier invulling aan wordt gegeven staat hierna uitgelegd.
Overigens, als eigenaar van verschillende percelen heeft de gemeente Wijk bij Duurstede dezelfde verantwoordelijkheid als andere perceeleigenaren. Dit betekent dat zij in ieder geval maatregelen dient te treffen voor het eigen grondgebied, waarbij de maatregelen altijd doelmatig moeten zijn.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het hoogheemraadschap beheert oppervlaktewateren en de kwaliteit van het oppervlaktewater. Grond- en oppervlaktewater beïnvloeden elkaar, op deze manier kan het hoogheemraadschap een rol spelen bij grondwaterproblemen. Het hoogheemraadschap adviseert bij nieuwbouwplannen van de gemeente; hierbij wordt onder andere gekeken naar verwachte grondwaterstanden. Ook op deze manier heeft het waterschap een rol bij grondwaterproblematiek.
Op basis van de Waterwet verleent het hoogheemraadschap vergunningen voor kleine grondwateronttrekkingen (minder dan 150.000 m3 per jaar). Dit kan invloed hebben op de grondwaterstanden in de omgeving van een onttrekking.
De provincie stelt het strategisch grondwaterbeleid op en legt regels op voor grondwaterkwaliteit. Grondwaterbeschermingszones worden ingesteld door de provincie, ook meer specifieke regels kunnen worden opgelegd door de provincie. De provincie coördineert gemeentegrensoverstijgende bouwplannen; hierbij is grondwater één van de aandachtspunten.
Op basis van de Waterwet verleent de provincie vergunningen voor grote grondwateronttrekkingen (vanaf 150.000 m3 per jaar), grondwateronttrekkingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening en grondwateronttrekkingen die gebruikt worden voor een bodemenergiesysteem. Grondwateronttrekkingen kunnen invloed hebben op de grondwaterstanden in de omgeving van de onttrekking.
Omgang met grondwaterproblematiek bij bestaande bebouwing – invulling door de gemeente
De gemeente dient maatregelen te nemen om grondwaterproblematiek te verminderen of te verhelpen als er sprake is van structurele overlast, indien er geen andere partij maatregelen moet nemen. De gemeente hoeft dit alleen te doen als de te nemen maatregelen doelmatig zijn.
Er bestaat een aantal uitzonderingen op de grondwaterzorgplicht van de gemeente. Een uitzondering betekent dat de regiefunctie van de gemeente blijft bestaan, maar dat er geen verplichting bestaat voor het nemen van maatregelen. Het gaat om de volgende uitzonderingen:
Naast de wettelijke verplichtingen bestaat er enige beleidsvrijheid voor de gemeente om een eigen invulling aan te grondwaterzorgplicht te geven. De termen overlast, structureel en doelmatig zijn hiervoor belangrijk. Hieronder wordt uitgelegd hoe de gemeente deze termen zal invullen.
Overlast door grondwater is sprake als het grondwaterpeil leidt tot economische schade en/of schade aan de volksgezondheid.
Structurele overlast is sprake als gedurende langere tijd sprake is van overlast. Als richtlijn voor de duur van structurele overlast wordt voorlopig gehanteerd dat de overlastsituatie zich minimaal drie maanden per jaar moet voordoen, waarbij het niet uitmaakt of dit in een aaneengesloten periode gebeurt of in afzonderlijke periodes. Dit is een richtlijn, wat betekent dat hier beargumenteerd van kan worden afgeweken. Na afloop van deze planperiode wordt geëvalueerd of dit een goede en terechte richtlijn is.
De gemeente zorgt ervoor dat er voldoende inzicht in de grondwaterstanden is om te kunnen beoordelen of de overlast - waarschijnlijk - structureel is. Indien de gemeente hier geen oordeel over kan geven wordt een onderzoek gestart om dit inzicht te krijgen.
Doelmatige maatregelen zijn aanpassingen van de bestaande situatie die qua kosten en overlast voor de omgeving in verhouding staan tot de baten van degenen die structurele overlast ervaren. De perceeleigenaar heeft altijd een eigen verantwoordelijkheid in het nemen van maatregelen; daarom vindt de gemeente het redelijk als degenen die baat hebben bij de maatregelen in ieder geval een deel van de kosten op zich nemen. (Voorbeeld: bij grondwateroverlast kan de gemeente een voorziening aanbieden om grondwater af te voeren, van de perceeleigenaar wordt dan verwacht dat deze drainage aanlegt op eigen terrein op eigen kosten.)
Indien er een melding van grondwateroverlast binnenkomt bij de gemeente worden de volgende stappen doorlopen:
Specifiek onderzoek naar grondwaterprobleem en mogelijke oplossingen. Er wordt onderzoek uitgevoerd naar het grondwaterprobleem, met als doel te bekijken wat de oorzaak van het probleem is en welke oplossingen hiertegen mogelijk zijn. De melder wordt periodiek op de hoogte gebracht van de voortgang van het onderzoek.
Onderzoek naar doelmatigheid maatregelen. De in stap 3 benoemde maatregelen worden beoordeeld op hun doelmatigheid. Zover mogelijk wordt beargumenteerd welke maatregelen meer of minder doelmatig zijn. Hierbij wordt in elk geval gekeken naar de verhouding tussen de kosten en het aantal personen/ percelen dat overlast ervaart.
Omgang met grondwaterproblematiek bij nieuwbouw – invulling door de gemeente
Het heeft de voorkeur om overlast te voorkomen, zodat het niet nodig is om later - relatief dure – aanpassingen uit te voeren. Bij nieuwbouw bestaat deze mogelijkheid. In de omgang met grondwater bij nieuwbouw wordt onderscheid gemaakt tussen twee fases: de bestemmingsfase en de uitvoeringsfase.
In de bestemmingsfase zal grondwater één van de factoren zijn die bepalen waar gebouwd kan worden en hoe gebouwd kan worden. Hiervoor wordt gekeken naar de huidige grondwaterstanden: hoe hoger de grondwaterstand, des te meer voorzorgsmaatregelen (drainage, afwatering, ophoging terrein) er moeten worden genomen. Deze toetsing vindt plaats door middel van de watertoets en het inrichtingsplan.
In de bestemmingsfase worden bepaalde maatregelen voorgeschreven aan perceeleigenaren, ook kunnen er ten laste van de grondexploitatie maatregelen worden genomen. Zo kan er via het programma van eisen aan perceeleigenaren worden gevraagd om drainage aan te leggen op eigen terrein. Ten laste van de grondexploitatie kan vervolgens een leiding worden aangelegd die dit grondwater afvoert.
Om de komende jaren inzicht te hebben in het bereiken van de gewenste situatie is er een toetsingskader opgesteld. Dit toetsingskader bestaat uit doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden, waarmee de gewenste situatie concreet wordt gemaakt. De doelen zijn hetzelfde als in voorgaand GRP, namelijk:
De functionele eisen, maatstaven en meetmethoden staan in bijlage 1.
Naast de doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden zijn er een aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan om het werk goed uit te kunnen voeren. Dit zijn ‘basis’ - voorwaarden. Zonder hieraan te voldoen kunnen de doelen niet worden bereikt. Deze voorwaarden zijn ook opgenomen in bijlage 1.
Totaal overzicht voorzieningen
De gemeente Wijk bij Duurstede beheert 104,9 kilometer vrijvervalriolering, 17 gemalen, 6 bergbezinkvoorzieningen en 448 drukrioleringunits. Een totaal overzicht van alle aanwezige voorzieningen is gegeven in Tabel 4-A.
Tabel 4-A Totaaloverzicht voorzieningen
* Inclusief 7 tussengemalen in het drukrioleringsstelsel.
Het grootste deel van de vrijvervalriolering is aangelegd in de periode 1971 tot en met 1980. Tussen 1960 en 1990 werd nog voornamelijk gemengde riolering aangelegd, daarna werd steeds meer gescheiden riolering toegepast. In Figuur 4-A staat de leeftijdsopbouw van de riolering in de gemeente aangegeven.
Figuur 4-A Aanlegperiode vrijvervalriolering
Gegevens over de riolering worden digitaal opgeslagen in het beheerpakket van de gemeente. Dit beheerpakket is recent bijgewerkt en bevat nu een actueel overzicht van de gegevens. Als er wijzigingen worden uitgevoerd aan het rioolstelsel wordt dit binnen korte tijd na afloop van het project aangepast in het beheerpakket.
Om inzicht te krijgen in de toestand van het rioolstelsel worden inspecties uitgevoerd. De wijze waarop dit gebeurt verschilt per onderdeel van het rioolstelsel.
Door middel van camera-inspecties wordt inzicht verkregen in de toestand van de vrijvervalriolen. Een ingehuurd bedrijf rijdt met een mobiele videocamera door de rioolbuizen. De videobeelden worden bekeken om te kunnen oordelen over de toestand van de rioolbuizen, elke waarneming wordt als ‘ toestandsaspect’ genoteerd. Hierbij wordt gewerkt volgens de NEN 3399 norm.
Niet elk toestandsaspect is even ernstig. Er zijn in totaal 18 toestandsaspecten (zoals lekkage, zand- en vuilophoping en aantasting van het beton), deze kunnen in drie groepen worden geclusterd: waterdichtheid, stabiliteit en afstroming. Elk toestandsaspect wordt opgedeeld in 5 klassen, die aangeven in welke mate er sprake is van een probleem (klasse 1 betekent dat er geen sprake is van een probleem, klasse 5 betekent dat er sprake is van een groot probleem).
Vanaf 1993 worden er inspecties uitgevoerd in het vrijvervalstelsel van Wijk bij Duurstede. Sindsdien is het gehele vrijvervalstelsel minimaal één keer geïnspecteerd. De meest recente inspecties zijn afkomstig uit de periode 2004-2013, in deze periode is 52% van de gemengde en DWA-riolen geïnspecteerd. Er zijn toen in totaal 354 ingrijpmaatstaven waargenomen (dit zijn waargenomen toestandsaspecten die binnen enkele jaren moeten worden aangepakt) en 1.403 waarschuwingsmaatstaven (dit zijn waargenomen toestandsaspecten waarvan de ontwikkeling dient te worden gevolgd). Vaak komen er meerdere maatstaven per riool voor, wat betekent dat het betreffende aantal riolen beperkt is. De maatstaven zijn redelijk gelijkmatig verdeeld over de drie categorieën maatstaven, zie ook Figuur 4-C.
Figuur 4-C Ingrijp- en waarschuwingsmaatstaven gemengde en DWA riolen
De drukrioleringunits en gemalen worden 1x per jaar gereinigd en geïnspecteerd door een ingehuurd bedrijf. Hierbij wordt gekeken of ze voldoende functioneren, worden kleine reparaties direct uitgevoerd en worden grotere reparaties genoteerd en later uitgevoerd. De grotere gemalen worden hiernaast nog 4 maal per jaar gereinigd.
Uit de inspecties blijkt dat de drukrioleringunits en gemalen over het algemeen in een goede staat verkeren. De oudere units en gemalen vertonen meer mankementen dan de nieuwere units en gemalen, dit komt vooral door slijtage van onderdelen en is een normaal gegeven.
Alle gemalen zijn voorzien van telemetrie, of worden er binnenkort van voorzien (ongeveer 70% is reeds aangesloten). Hiermee worden storingen automatisch doorgegeven aan een hoofdpost. De drukrioleringunits zijn voorzien van een rode lamp, als deze brand moeten bewoners contact opnemen met de gemeente. De technische dienst van de gemeente reageert op de storingsmeldingen.
Drukrioleringleidingen en persleiding
De drukrioleringleidingen en persleidingen worden reactief onderhouden. Zodra er aanleiding toe is, wordt bekeken of ze nog in goede staat verkeren. De afgelopen planperiode is er geen aanleiding geweest om de toestand te controleren.
Ook de bergbezinkbassins worden reactief onderhouden. In de bergbezinkbassins zijn pompen aanwezig die gelijktijdig met de gemalen worden onderhouden. In Tabel 4-B is een overzicht opgenomen van de aanwezige bergbezinkvoorzieningen.
Tabel 4-B Overzicht bergbezinkvoorzieningen
Figuur 4-D Bergbezinkbassin aan de Molenvliet
Er zijn twee IBA’s binnen Wijk bij Duurstede aanwezig. Deze zijn eigendom van de gemeente, maar worden onderhouden via het hoogheemraadschap. Er is een onderhoudscontract afgesloten met een gespecialiseerd bedrijf dat ook de IBA’s voor het hoogheemraadschap verzorgd.
Functioneren van de voorzieningen
Voor het functioneren van de voorzieningen worden alle voorzieningen die stedelijk afvalwater afvoeren bekeken. Het functioneren van deze voorzieningen wordt voor een groot deel bepaald door de piekmomenten in waterafvoer, deze pieken vinden plaats tijdens hevige regenbuien. Het functioneren van deze voorzieningen kan op drie manieren worden bekeken:
Naar aanleiding van de in 2001 opgestelde BRP’n zijn verschillende maatregelen uitgevoerd om het milieutechnisch functioneren te verbeteren. Uitgangspunt was dat aan de basisinspanning moet worden voldaan: de uitstoot vanuit de riolering op oppervlaktewateren moest worden verminderd. Er zijn daarom bergbezinkvoorzieningen gebouwd en overstorten dichtgezet. Uit de BRP’n van 2011 en 2012 blijkt dat inmiddels aan de basisinspanning wordt voldaan.
Bij hevige neerslag zijn er een aantal locaties waar water op straat kan blijven staan, zo blijkt uit het BRP (zie Figuur 4-F, voor deze kaart is uitgegaan van neerslag die circa 1x per 100 jaar voorkomt). Dit heeft verschillende oorzaken, waaronder onvoldoende afvoercapaciteit en onder afschot aangelegd verhard oppervlak. Het hydraulisch functioneren is op deze locaties onvoldoende om de toevoer van water te kunnen verwerken.
Figuur 4-F Accumulatie water op straat in Wijk bij Duurstede bij extreme neerslag op basis van Wodan2D analyse
Er zijn slechts enkele locaties waar bij hevige regenval meldingen van overlast over binnenkomen (zie Figuur 4-G). Deze locaties zijn nader onderzocht om de reden van de wateroverlast te achterhalen. De redenen blijken divers te zijn: soms zijn er illegale en foutieve rioolaansluitingen gemaakt, soms is de afvoercapaciteit onvoldoende en soms is het wegdek/stoep zo aangelegd dat regenwater een gebouw binnenstroomt in plaats van in de riolering terechtkomt. Waar nodig zijn inmiddels maatregelen genomen.
Figuur 4-G Locaties met meldingen van wateroverlast in Wijk bij Duurstede
Rioolvreemd water zorgt voor onnodige belasting van het rioolstelsel, persleidingen, gemalen en de RWZI. Het bestaat uit alle soorten water die in de riolering worden aangetroffen, maar waar de riolering eigenlijk niet voor is aangelegd. Voorbeelden zijn geïnfiltreerd grondwater, drainageleidingen die zijn aangesloten op het riool en permanente bronneringen.
In het BRP is gekeken in welke mate sprake is van rioolvreemd water en van welke bronnen het rioolvreemde water afkomstig kan zijn. Uitkomst van dit onderzoek is dat rioolvreemd water in beperkte mate voorkomt. De precieze bronnen zijn niet bekend, maar voor Wijk bij Duurstede lijken vooral intredend grondwater en oppervlaktewater dat via te lage overstortdrempels in het riool stroomt relevant. Er is in het BRP geconcludeerd dat de hoeveelheid rioolvreemd water een beperkte omvang heeft en daarom geen aandachtspunt is. Wel wordt geadviseerd de komen meer en/of betere informatie te registeren en controles uit te voeren bij bouwwerkzaamheden op bronneringswater.
Inzameling en verwerking van hemelwater
Hemelwater wordt via een stelsel van straat- en trottoirkolken ingezameld, waarna het wordt afgevoerd via een stelsel van gemengde en HWA-riolen. De gemengde riolen voeren het af naar de RWZI Wijk bij Duurstede, de HWA-riolen voeren het af naar nabijgelegen oppervlaktewater.
Op enkele locaties wordt hemelwater opgevangen in wadi’s, waarna het in de bodem kan infiltreren. Ook is er één locatie met infiltratieriool: de wijk Veilingpark in de kern Wijk bij Duurstede.
De HWA-vrijvervalriolen worden gelijktijdig met de gemengde en DWA vrijvervalriolen onderhouden; ook hiervoor geldt dat het gehele stelsel minimaal één keer is geïnspecteerd. Vanaf 2004 is 43% van de nu aanwezige HWA-riolen geïnspecteerd, dit zijn de meest recente inspecties. Doordat de HWA-riolen nog relatief nieuw zijn, ligt het aantal ingrijp- en waarschuwingsmaatstaven lager dan bij de vrijvervalriolen die worden gebruikt om stedelijk afvalwater af te voeren. Er zijn 7 ingrijpmaatstaven geconstateerd en 88 waarschuwingsmaatstaven, deze zijn gelijk verdeeld over de drie categorieën (zie ook Figuur 4-H).
Figuur 4-H Ingrijp en waarschuwingsmaatstaven HWA-riolen
De HWA-gemalen worden gelijktijdig met de overige gemalen onderhouden. Hier komen geen bijzonderheden uit naar voren.
De wadi’s worden tweemaal per jaar gemaaid om ervoor te zorgen dat er voldoende water in kan staan. Er zijn geen problemen bekend met de toestand van de wadi’s.
De kolken worden 1x per jaar gereinigd. Er zijn geen problemen bekend met de toestand van de kolken.
Functioneren van de voorzieningen
De hemelwatervoorzieningen functioneren over het algemeen naar behoren. Uit het BRP 2012 blijkt dat er slechts 1 locatie is waar hemelwateroverlast voorkomt bij een gescheiden stelsel; dit is aan de Broekweg. Hier is de afvoercapaciteit van het RWA-stelsel onvoldoende om het regenwater te verwerken.
Naast de locatie aan de Broekweg zijn er geen locaties bekend waar zich hemelwateroverlast voordoet.
Met de inwerkingtreding van de Waterwet in 2009 is de verplichting tot een Wvo-vergunning voor overstorten vervallen, indien een overzicht van deze overstorten is opgenomen in het GRP. In Bijlage 5 is daarom een overzicht opgenomen van de aanwezige overstorten.
Een andere wijziging die voortkomt uit de Waterwet is dat de gemeente verantwoordelijk is geworden voor de toetsing en handhaving op alle lozingen op de riolering. Een risico- en omgevingsanalyse heeft uitgewezen welke bedrijven jaarlijks moeten worden gecontroleerd. De overige bedrijven worden gecontroleerd als hier een aanleiding toe bestaat, bijvoorbeeld overlastklachten vanuit de omgeving. Verder is er een actie geweest om de vetvangers van horecabedrijven regelmatig te controleren, omdat bij steekproeven bleek dat deze niet goed werden onderhouden en hierdoor vet in de riolering terechtkwam. Deze actie is inmiddels afgerond.
Bij controlerende medewerkers bestaat het beeld dat bedrijven zich over het algemeen aan de regels houden. Aandachtspunt is het onderhoud van vetvangers bij horecabedrijven, omdat het lijkt alsof de economische situatie ertoe heeft geleid dat de aandacht voor structurele reiniging ervan is verminderd. Ook zijn er enkele specifieke lozers waar extra aandacht aan moet worden besteedt, omdat het vermoeden bestaat dat zij niet voldoen aan alle voorwaarden.
Samenwerking in de afvalwaterketen
De gemeente Wijk bij Duurstede werkt de laatste jaren nauw samen met Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Een belangrijke stap in deze samenwerking was het opzetten en uitwerken van een Optimalisatiestudie AfvalwaterSysteem (OAS) . Hiervoor zijn eerst alle digitale gegevensbestanden van gemeente en HDSR geactualiseerd en bijgewerkt, waarna er is gekeken of de afvalwaterketen voldoet aan de gestelde eisen en waar verbeteringen kunnen worden aangebracht. Het is de bedoeling dat de maatregelen die hieruit voortvloeien in een afvalwaterakkoord worden vastgelegd.
Een bredere samenwerking met partners in de afvalwaterketen vindt plaats binnen WINNET. Hierin participeren gemeenten uit de provincie Utrecht en HDSR. WINNET pakt onderwerpen op en werkt ze gezamenlijk uit. Iedereen kan hier een initiatief lanceren, waarna WINNET bepaalt wie meedoet en hoe het initiatief wordt uitgewerkt. De laatste jaren zijn op deze manier verschillende onderwerpen opgepakt.
Het rioolstelsel van de gemeente Wijk bij Duurstede functioneert over het algemeen goed en er zijn weinig overlastlocaties binnen de gemeente. De locaties die gevoelig zijn voor wateroverlast zijn bekend; hiervoor wordt naar oplossingen gezocht om de gevoeligheid te beperken of weg te nemen. Aan bijna alle functionele eisen die in het vorig GRP zijn gesteld wordt voldaan. Er zijn twee aandachtspunten: het aantal ingrijpmaatstaven en het beperkte inzicht in de grondwatersituatie.
De waterdichtheid en afstroming van riolen zijn belangrijk om het stelsel goed te laten functioneren. Door o.a. ouderdom en slijtage zullen zich gebreken voordoen aan de riolen. Dit wordt gesignaleerd bij inspecties en er zijn ingrijpmaatstaven aangegeven. Volgens de – strenge - functionele eisen mag dit niet voorkomen. Dit is daarom een aandachtspunt.
Het andere aandachtspunt is het beperkte inzicht in de grondwatersituatie. Er zou een grondwaterregime in stand moeten worden gehouden, maar er bestaat geen inzicht in het grondwaterregime. Ook zou er geen grondwateroverlast mogen optreden waar voorafgaand aan nieuwbouw onderzoek naar is gedaan. Doordat er geen grondwatermeetnet is kan ook hier geen uitspraak over worden gedaan.
Bij de rioleringszorg horen veel werkzaamheden. Reiniging, inspectie en reparaties zijn nodig om het aanwezige rioolstelsel in een goede staat te houden. Door uitbreiding van het rioolstelsel neme deze werkzaamheden de komende jaren toe. Waar nodig wordt het rioolstelsel aangepast, om zo de werking te verbeteren. Ondertussen moeten werkzaamheden omtrent vergunningen en klachtenafhandeling doorgaan. Al deze werkzaamheden vormen tezamen ‘de opgave’ voor de komende jaren.
In dit hoofdstuk worden de werkzaamheden voor de komende jaren beschreven. Hierbij worden aanleg, onderzoeken en maatregelen onderscheden.
Bedragen die worden genoemd zijn op prijspeil 2013 en exclusief btw.
Bij nieuwbouw worden percelen aangesloten op (druk)riolering of een IBA. Hierbij wordt rekening gehouden met het beleid van het hoogheemraadschap. Bij kleinschalige bouwprojecten wordt aangesloten op de al aanwezige riolering, bij grootschalige bouwprojecten wordt in principe gescheiden riolering aangelegd. Nieuwbouw in het buitengebied wordt aangesloten op drukriolering.
Nieuwe aanleg van riolering wordt in principe bekostigd uit de grondexploitatie. Deze kosten zijn in dit GRP buiten beschouwing gelaten, wel is rekening gehouden met de kosten die horen bij het beheer van deze nieuwe voorzieningen. De kosten voor de huisaansluiting op de riolering komen ten laste van de aanvrager van de aansluiting.
In het digitale beheerpakket van de gemeente is informatie opgenomen over de leidingen, putten en gemalen in het rioolstelsel. Bij onder meer onderzoeken, uitvoering van grondwerkzaamheden en afhandeling van klachten wordt deze informatie gebruikt. Het is dus belangrijk dat de gegevens in het digitale beheerpakket altijd volledig en actueel zijn.
Om het digitale beheerpakket volledig en actueel te houden moeten de volgende werkzaamheden worden verricht:
Een extra taak is het digitaliseren van huisaansluitleidingen en locaties met drainage. Deze zijn in het verleden niet altijd digitaal vastgelegd. Wanneer informatie bekend wordt over de ligging, materialen en diepte, dan worden deze gegevens vastgelegd in het digitale beheerpakket.
O2) Inspectie en beoordeling vrijvervalriolering
Rioolinspecties worden uitgevoerd om de kwaliteit van de vrijvervalriolen in beeld te brengen. Met behulp van een rijdende videocamera worden beelden gemaakt van de binnenkant van de rioolbuizen, deze beelden worden beoordeeld door een inspecteur. Op basis van deze rioolinspecties worden toestandsaspecten vastgelegd, volgens de NEN-EN-13508-2.
De vrijvervalriolen worden 1 keer in de 10 jaar geïnspecteerd. Voorafgaand aan de inspectie worden de riolen gereinigd, om ervoor te zorgen dat de videocamera een goed zicht heeft.
Het hydraulisch en milieutechnisch functioneren van de riolering wordt onderzocht als hier aanleiding voor is. Dit gebeurt meestal door het uitvoeren van berekeningen, om zo te voorspellen wat er gebeurt na wijzigingen in het stelsel. De komende jaren worden enkele van deze deelberekeningen uitgevoerd.
Eén keer per 10 jaar wordt het gehele stelsel doorgerekend. Dit is voor het laatst in 2011-2012 gebeurd, daarom is dit de komende planperiode niet opnieuw nodig.
Binnen WINNET-verband worden riooloverstorten en de verpompte hoeveelheden afvalwater bemeten in de gemeente Wijk bij Duurstede. Op verschillende locaties in het rioolstelsel zit meetapparatuur die deze gegevens automatisch verstuurt naar het waterschap. Hier zit een data-analist die voor het samenwerkingsverband deze gegevens monitort.
Tijdens de komende planperiode wordt een grondwatermeetnet aangelegd. De gegevens van dit meetnet moeten ook worden gemonitord.
O5) Onderzoek energie uit afvalwater
In afvalwater zit veel energie. De laatste jaren zijn verschillende technieken ontwikkeld die het mogelijk maken om een deel van deze energie uit het afvalwater te winnen. Een voorbeeld hiervan is riothermie, waarbij warmte van de riolering wordt gebruikt voor andere toepassingen. Om meer inzicht te krijgen in dit onderwerp wordt in 2014 een onderzoek uitgevoerd naar methoden die kunnen worden toegepast binnen de gemeente om energie uit afvalwater te winnen. Het hoogheemraadschap zal bij dit onderzoek worden betrokken.
Dit GRP heeft een looptijd van 2014 t/m 2018. Dit betekent dat in 2018 moet worden begonnen aan het opstellen van een nieuw GRP. Deze werkzaamheden worden deels uitbesteed.
O7) Opstellen inspectie- en reinigingsplan
De frequentie van inspectie en reiniging van vrijvervalriolen, gemalen en drukrioleringunits vindt nu nog plaats op basis van kengetallen en ervaring. Zo wordt een soort norm opgesteld, dit bijvoorbeeld zegt dat vrijvervalriolen eens in de 10 jaar moeten worden geïnspecteerd. De rioleringsmedewerkers hebben het idee dat dit niet altijd nodig is. Sommige onderdelen van het vrijvervalstelsel moeten vaker worden geïnspecteerd dan andere, vanwege locatiespecifieke omstandigheden.
Door een inspectie- en reinigingsplan op te stellen wordt vastgelegd welke vrijvervalriolen, gemalen en drukrioleringunits in een bepaalde frequentie moeten worden geïnspecteerd en gereinigd. Dit plan zorgt ervoor dat inspecties en reiniging directer wordt gerelateerd aan wat er nodig is. Het opstellen van dit plan gebeurt binnen de gemeente.
Tijdens de komende planperiode worden 6 onderzoekstaken uitgevoerd. De kosten voor deze onderzoeken zijn benoemd in Tabel 5-B en opgenomen in Bijlage 6.
M1) Onderhoud vrijvervalriolering
Om de vrijvervalriolen te onderhouden worden ze periodiek gereinigd (dit gebeurt 1x in de 10 jaar - voorafgaand aan de inspecties - zie 5.3) en worden op basis van de inspectiebeelden reparaties uitgevoerd. Sommige riolen worden vaker gereinigd, dit gebeurt op basis van klachten, ervaringen en verstoppingen.
De reparaties worden verspreid over de komende jaren uitgevoerd, rekening houdend met de ernst van de gebreken. Er is een bedrag van € 303.00,- geraamd om de reparaties uit te voeren in de periode 2014-2018.
M2) Straatvegen en onderhoud straat- en trottoirkolken
Vuildeeltjes op straten worden meegevoerd met neerslag en spoelen via de straat- en trottoirkolken het rioolstelsel in. In het rioolstelsel zorgen ze voor extra vervuiling, soms ook voor verstoppingen. Om dit te voorkomen worden straten regelmatig geveegd. De kosten voor straatvegen worden voor 50% toegerekend aan de riolering.
De straat- en trottoirkolken worden 1x per jaar gereinigd. Dit is nodig om te zorgen voor een goede afstroming van hemelwater. Wanneer een kolk is verstopt, leidt dit tot waterplassen op straat.
M3) Onderhoud gemalen en drukriolering
De gemalen en drukriolering worden periodiek onderhouden. Bij een onderhoudsbeurt worden ze gereinigd, wordt de werking gecontroleerd en worden indien nodig kleine reparaties uitgevoerd. Deze werkzaamheden worden uitbesteed.
In het geval van een storingsmelding van gemalen of drukriolering wordt de eerste reactie door de gemeente verzorgd. Wanneer de buitendienstmedewerkers het probleem niet kunnen oplossen, wordt het onderhoudsbedrijf ingeschakeld.
M4) Vervangen of renoveren drukriolering
Door goed onderhoud kan een drukrioleringsgemaal een lange levensduur behalen. Naar verloop van tijd neemt het aantal storingen toe, ook lopen de onderhoudskosten steeds hoger op. Het drukrioleringsgemaal is dan aan vervanging toe. Vervanging vindt altijd plaats op basis van inspectie van het gemaal en de omliggende gemalen, in dit GRP wordt gerekend met het waarschijnlijke moment van vervanging.
Om het waarschijnlijke moment van vervanging te bepalen wordt een ‘technische levensduur’ bepaald, voor zowel het bouwkundige gedeelte als de mechanische en elektrische delen. In het GRP III werd voor de mechanische en elektrische delen van de drukrioleringsgemalen nog een technische levensduur van 15 jaar gehanteerd, maar ervaring leert dat deze kan worden opgehoogd naar 20 jaar. Veel drukrioleringsgemalen van 15 jaar oud zijn niet aan vervanging toe en functioneren voor hun leeftijd nog goed. De verhoging van de technische levensduur levert naar verwachting geen problemen op.
Op basis van de technische levensduren is een vervangingsplanning opgezet. Hieruit blijkt dat in de planperiode de mechanische en elektrische delen van 135 gemalen en twee tussengemalen moeten worden vervangen. Hier is in de planperiode een bedrag van € 930.600,- voor gereserveerd. Er is geen vervanging nodig van de bouwkundige onderdelen van de drukriolering.
Om de werkdruk te spreiden worden de benodigde investeringsbedragen uitgesmeerd over 10 jaar. Dit betekent dat de totale benodigde investeringen in de vervanging van de mechanische en elektrische delen van drukriolering over een periode van 10 jaar worden gedeeld door 10. Hierdoor komt er een jaarlijks budget beschikbaar, waarmee de rioolbeheerder naar eigen inzicht kan bepalen welk deel van het benodigde werk wordt gedaan.
M5) Vervangen of renoverengemalen
Ook voor de grotere gemalen geldt dat goed onderhoud ervoor kan zorgen dat vervanging wordt uitgesteld, net zoals bij drukriolering. Op basis van ervaring en landelijke kengetallen wordt een technische levensduur bepaald, deze is gebruikt voor het opstellen van een vervangingsplanning. Deze vervangingsplanning geeft het waarschijnlijke moment van vervangen, het daadwerkelijke moment van vervangen wordt bepaald aan de hand van inspecties en andere factoren.
Uit de opgestelde vervangingsplanning blijkt dat tijdens de planperiode van twee gemalen de mechanische en elektrische delen moeten worden vervangen, van één gemaal dienen de bouwkundige delen te worden vervangen. Hier is € 29.000,- voor gereserveerd en de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd in 2014 en 2017.
M6) Vervangen of renoveren signalering/telemetrie
Alle drukriolering en gemalen zijn door middel van telemetrie verbonden met een hoofdpost. Wanneer een onderdeel niet goed functioneert, wordt dit gesignaleerd en via dit systeem doorgegeven. De benodigde apparatuur en automatisering veroudert snel. Voor het opstellen van een vervangingsplanning is uitgegaan van een technische levensduur van 10 jaar.
De telemetrie wordt per gebied vervangen. Ervaring leert dat dit binnen de gemeente in ruwweg drie rondes plaatsvindt. Er is daarom voor de jaren 2015, 2018 en 2021 ieder een bedrag van € 100.000,- gereserveerd. Hiermee kunnen per vervangingsronde ongeveer 157 telemetriesystemen worden vervangen.
M7) Vervangen of renoveren persleidingen
Voor de komende planperiode staat geen vervanging of renovatie van persleidingen gepland.
M8) Vervangen of renoveren vrijvervalriolen
Goed onderhoud zorgt voor een langere levensduur van de vrijvervalriolen. Na verloop van tijd neemt het aantal gebreken echter toe en wordt de kans op instortingen van het riool groter. Als de kans op instorting te groot wordt geacht, moet het riool worden gerenoveerd of vervangen.
Renoveren gebeurt meestal door middel van relinen, dit is een techniek waarbij een flexibele buis in de bestaande buis wordt gebracht waarna deze met UV-verlichting, stoom of water wordt uitgehard. Vervangen gebeurt door de weg open te breken, de bestaande buis te verwijderen, een nieuwe buis aan te leggen en vervolgens een nieuw wegdek aan te leggen. Renoveren heeft als voordeel dat het in veel gevallen goedkoper is dan vervangen, ook geeft het minder overlast. Bij ernstiger schades van de bestaande rioolbuis is relinen echter niet mogelijk, ook kan het beter zijn om riolering te vervangen als het kan worden gecombineerd met vervanging van het bovenliggende wegdek.
Op basis van landelijke kengetallen en ervaring is de technische levensduur van vrijvervalriolen op 60 jaar bepaald, hiermee is een vervangingsplanning opgesteld. Om het daadwerkelijke moment van vervangen te bepalen moeten altijd rioolinspecties worden uitgevoerd, dit kan niet op basis van de technische levensduur.
In de vervangingsplanning is uitgegaan van een verhouding van 30% relinen – 70% vervangen. Deze verhouding is gebaseerd op een inschatting van de mogelijkheden om relinen toe te passen binnen de gemeente Wijk bij Duurstede. Een relining zal door slijtage na verloop van tijd moeten worden vervangen, daarom is aan de relining een technische levensduur van 40 jaar toegekend. Om de prijs van het relinen te ramen is uitgegaan van 40% van de prijs van vervangen. De vervanging van de relining is ook meegenomen in de kostendekkingberekening.
Uitkomsten vervangingsplanning
Uit de vervangingsplanning blijkt dat de komende planperiode 8,1 kilometer riolering moet worden vervangen of gerenoveerd. Hiervan is 6,6 kilometer gemengd riool, 0,9 kilometer DWA-riool en 0,6 kilometer HWA-riool. Tijdens de planperiode wordt 7,8% van de totale aanwezige vrijvervalriolering gerenoveerd of vervangen. Er is een bedrag van 3,4 miljoen euro gereserveerd voor alle vervangingswerkzaamheden in de planperiode, voor de reliningwerkzaamheden is 0,6 miljoen euro gereserveerd.
Figuur 5-C Strategische vervangingsplanning: onderdeel vervangen
Figuur 5-D Strategische vervangingsplanning: onderdeel relinen
Het afkoppelen van verhard oppervlak wordt gelijktijdig uitgevoerd met de vervanging van vrijvervalriolen. Om deze reden is het meegenomen in de vervangingsplanning voor vrijvervalriolen. Uitgangspunt is dat 30% van het nog niet afgekoppelde verhard oppervlak wordt afgekoppeld. Voor de kosten van het afkoppelen is een eenheidsprijs van € 346,- per m1 gemengd riool bepaald, gebaseerd op het aantal vierkante meter verhard oppervlak dat aangesloten is op het gemengde stelsel en uitgaande van een kostprijs van € 25,- voor het afkoppelen van een vierkante meter verhard oppervlak. De exacte afkoppellocaties zijn afhankelijk van de mogelijkheden tot afkoppelen, (bouw)plannen in de omgeving en het te bereiken effect met het afkoppelen.
In de periode 2014-2018 wordt uitgegaan van het afkoppelen van 2 kilometer vrijvervalriool, gelijktijdig met de vervanging van het al aanwezige riool. Voor het afkoppelen is een bedrag van 0,7 miljoen euro gereserveerd.
Figuur 5-E Strategische vervangingsplanning: onderdeel afkoppelen
M9) Verbeteren hydraulisch en milieutechnisch functioneren
Op verschillende locaties bestaan kansen om het hydraulisch en milieutechnisch functioneren te verbeteren. Dit zijn kleine verbeteringen in het huidige stelsel die soms een groot effect kunnen hebben op het functioneren, bijvoorbeeld het verhogen van een overstortdrempel of het anders afstellen van een gemaal. Ook kan het aantal meetpunten worden uitgebreid en kunnen andere soorten metingen worden verricht, zo ontstaat een beter inzicht in het functioneren van het stelsel.
Vanuit het BRP dienen nog enkele maatregelen te worden uitgevoerd. Het gaat om een kleine aanpassing in het vrijvervalstelsel van de Broekweg en het verhogen van overstortdrempel 1011-OP1. Hiermee wordt het functioneren van het stelsel verbeterd. De overige maatregelen zijn nog niet bekend. Binnen het samenwerkingsverband WINNET worden waarschijnlijk enkele projecten opgezet die zich hiermee bezig houden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het opzetten van een meetnetwerk voor oppervlaktewaterkwaliteit en/of het opstellen van een plan voor het verminderen van de invloed van de afvalwaterketen op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Indien mogelijk participeren we in deze projecten.
Er is gedurende de planperiode een jaarlijks bedrag van € 10.000,- gereserveerd voor deze projecten.
M10) Oprichten grondwatermeetnet en overige grondwatermaatregelen
Om inzicht te krijgen in grondwaterstanden wordt een grondwatermeetnet opgericht. Dit meetnet krijgt een ‘globale’ dekking, dit wil zeggen dat het in eerste instantie slechts een redelijk beeld van de grondwaterstanden binnen de gemeente hoeft te geven. Er zullen 15 tot 20 peilbuizen worden geplaatst.
Wanneer het grondwatermeetnet 1 tot 2 jaar functioneert, wordt zal een inventarisatie worden gemaakt van de aanwezige en benodigde informatie, op basis van de klachtenregistratie en meetgegevens. De meetgegevens moeten inzicht geven in de grondwatersituatie op de locaties waar overlast wordt ervaren. Wanneer dit inzicht onvoldoende is moet het grondwatermeetnet worden uitgebreid.
In tweede instantie wordt het grondwatermeetnet aangepast op basis van de uitgevoerde inventarisatie. Op locaties waar meer inzicht in het grondwatermeetnet gewenst is, worden extra peilbuizen geplaatst.
Nadat onderzoek is uitgevoerd kan blijken dat de gemeente maatregelen dient te nemen om grondwateroverlast te voorkomen of te verminderen.
Er is gedurende de planperiode een jaarlijks bedrag van € 10.000,- gereserveerd voor de verschillende werkzaamheden rondom grondwater. Voor 2014 is een extra bedrag van € 20.000,- voor het opzetten van een grondwatermeetnet.
Alle maatregelen tijdens de komende planperiode zijn geclusterd in 10 groepen. De kosten voor deze maatregelen zijn benoemd in Tabel 5-C en opgenomen in Bijlage 6.
W1)Vergunningverlening, toezicht en handhaving
De gemeente verleent vergunningen voor verschillende werkzaamheden die te maken hebben met riolering. Om een vergunning te verlenen moeten verschillende werkzaamheden worden verricht, waardoor veel tijd nodig kan zijn om de vergunningverlening goed te organiseren. De komende jaren worden deze werkzaamheden doorgezet.
Een belangrijk type vergunning voor de riolering is de omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In de omgevingsvergunning worden verschillende zaken geregeld rondom (ver)bouwwerkzaamheden, riolering/water vormt één van deze zaken. De gemeente is vergunningverlenende instantie, maar heeft de verplichting om andere relevante overheden te betrekken in het traject. Voor het verlenen van een omgevingvergunning is daarom vaak overleg nodig met het hoogheemraadschap.
Het hoogheemraadschap geeft speciale belangstelling aan bronneringen. Bij een bronnering wordt grondwater opgepompt en tijdelijk geloosd, vaak op riolering. Dit zorgt ervoor dat gemalen, persleidingen en RWZI tijdelijk extra water te verwerken krijgen. Vaak krijgt de gemeente melding hiervan (vanwege de bouwwerkzaamheden), terwijl vooral het hoogheemraadschap de gevolgen ondervindt (vanwege de toegenomen aanvoer van water). In oktober 2010 is een samenwerkingsovereenkomst getekend (genaamd Wabo-SOK) waarin staat geregeld hoe de gemeente Wijk bij Duurstede en het hoogheemraadschap hier in de praktijk mee omgaan.
In overleg met de Omgevingsdienst wordt bekeken waar het toezicht zich de komende jaren op richt. Er dient extra aandacht uit te gaan naar enkele lozers waarvan het vermoeden bestaat dat zij niet voldoen aan de gestelde voorwaarden.
W2) Afhandeling klachten/meldingen
Regelmatig komen klachten/meldingen binnen. Het gaat dan bijvoorbeeld om situaties waarin afvalwater, hemelwater of grondwater niet goed wegloopt, stankoverlast of werkzaamheden die overlast veroorzaken. Na ontvangst wordt een onderzoek(je) gestart, waarna er wordt beoordeeld in hoeverre de gemeente moet en kan zorgen voor een oplossing. Binnen 24 uur wordt contact opgenomen met de klager/melder om een toelichting te geven.
Communicatie met inwoners is de laatste jaren steeds belangrijker geworden. Aan inwoners moet bijvoorbeeld worden uitgelegd hoe zij het rioolstelsel moeten gebruiken: ze moeten geen vet en doekjes door het riool spoelen, ook moeten ze opletten waar ze hun auto wassen als het water op straat wegloopt naar een dichtbijgelegen sloot. Hierbij gaat het vooral om communicatie richting de inwoners.
Bij de uitvoering van aanpassingen aan het rioolstelsel is meer sprake van communicatie in twee richtingen. Inwoners worden betrokken bij het project, waardoor zij waardevolle informatie kunnen leveren en nut en noodzaak van het project sterker onderschrijven. Regelmatig overleg met omwonenden is nodig om deze projecten goed uit te voeren.
W4) Samenwerking in de afvalwaterketen: WINNET
Het belangrijkste verband waarbinnen de gemeente Wijk bij Duurstede samenwerkt met partners in de afvalwaterketen is WINNET. Er staan verschillende projecten gepland om binnen WINNET-verband uit te werken, hier zal de komende jaren extra tijd aan worden besteed.
Er is ook samenwerking mogelijk met buurgemeenten, het hoogheemraadschap en andere partijen. Dit valt buiten WINNET, maar is nog steeds samenwerking in de afvalwaterketen. Incidenteel kunnen op deze wijze projecten worden uitgevoerd.
W5) Opstellen afvalwaterakkoord
De laatste jaren zijn nieuwe BRP’n opgesteld en is een OAS uitgevoerd. Hieruit zijn verschillende mogelijke verbetermaatregelen naar voren gekomen, zowel voor de gemeente Wijk bij Duurstede als het hoogheemraadschap. In een afvalwaterakkoord tussen gemeente en hoogheemraadschap zal worden vastgelegd welke maatregelen er worden uitgevoerd en hoe de kostenverdeling van deze maatregelen zal plaatsvinden.
Werkzaamheden 1 tot en met 4 moeten elk jaar worden uitgevoerd, W5 zal in 2014-2015 worden uitgevoerd. De kosten zijn opgenomen in de exploitatie (zie Bijlage 6).
Om de beschreven werkzaamheden uit te voeren is personele capaciteit nodig: er zijn mensen nodig die het werk uitvoeren. Deze personele capaciteit moet deels bij de gemeente zelf aanwezig zijn, deels kan het werk worden uitbesteed. Om het gehele takenpakket goed in beeld te krijgen worden alle werkzaamheden ingedeeld in vijf deeltaken.
De module ‘personele aspecten van de rioleringszorg’ (D2000) uit de Leidraad Riolering is gebruikt voor het bepalen van de benodigde personele capaciteit. De kengetallen uit deze module zijn gecombineerd met de urenoverzichten van de gemeente en ervaringen van medewerkers.
Belangrijk om op te merken is dat de situatie in de gemeente Wijk bij Duurstede op een aantal punten afwijkt van kengetallen uit de Leidraad Riolering; een lokale toespitsing is daarmee nodig. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld kenmerken van het rioolstelsel, omgevingsfactoren maar ook om de organisatie binnen de gemeente. De hierna beschreven raming is bedoeld als globale opzet van de benodigde personele capaciteit die in de praktijk anders kan worden ingevuld. Hierbij is het belangrijk dat een afweging wordt gemaakt tussen werkzaamheden zelf doen of uitbesteden.
Raming op basis van kengetallen
Bij de omrekening van te besteden dagen naar full time equivalents (fte) is ervan uitgegaan dat het aantal aan de taak besteedbare netto dagen 175 per jaar bedraagt (1.400 uur, Leidraad Riolering). Dit zijn de netto besteedbare dagen dus exclusief ziekte, studie, verlof en andere indirecte activiteiten. De te besteden dagen voor de taken planvorming, onderzoek en facilitair zijn afhankelijk van de omvang van de gemeente, de taak onderhoud is afhankelijk van het areaal en de taak Maatregelen is afhankelijk van het investeringsniveau.
Voor een eerste inschatting is uitgegaan van twee scenario’s: zoveel mogelijk uitbesteden van werkzaamheden (tot 90% van de taak wordt uitbesteed) en zo min mogelijk uitbesteden van werkzaamheden. Dit geeft de bandbreedte aan waarbinnen de personele inzet zal liggen.
Uit de raming blijkt dat er op jaarbasis tussen de 2,3 fte en 7,4 fte eigen personeel nodig is voor de uitvoering van de rioleringstaken (Tabel 6-A). Bij maximaal uitbesteden (en dus minimaal zelf doen) is nog altijd 2,3 fte benodigd, onder meer voor het begeleiden van werkzaamheden van anderen en contacten met inwoners. Als alle werkzaamheden door de gemeente zelf worden uitgevoerd (dus minimaal uitbesteden) zal 7,4 fte nodig zijn.
In de huidige situatie is 2 fte beschikbaar voor uitvoering van rioleringswerkzaamheden. Dit is onvoldoende voor de geplande werkzaamheden. Er is een uitbreiding met 0,3 fte nodig om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Dit zou in principe kunnen worden bekostigd uit het budget voor voorbereiding & toezicht dat is meegenomen bij de investeringen.
Er wordt een hoge kwetsbaarheid ervaren, doordat slechts één medewerker zorgt voor de uitvoering van de meeste rioleringswerkzaamheden. Er is geen goede vervanger beschikbaar. Wanneer deze medewerker uitvalt of vertrekt, gaat veel kennis en ervaring verloren. Om hier enigszins op voor te bereiden is ingezet op goed databeheer, zodat zoveel mogelijk gegevens worden vastgelegd. Dit is echter geen oplossing, maar zal wel de omvang van het probleem verminderen. Samenwerking met andere gemeenten/ het waterschap zou mogelijk kunnen zorgen voor structurele vermindering van de kwetsbaarheid.
Samenwerking binnen de afvalwaterketen
Eén van de doelen van het samenwerkingverband WINNET is het verminderen van de kwetsbaarheid. Door binnen het samenwerkingsverband een aantal taken op te pakken, hoeven de individuele deelnemers hier geen tijd meer voor vrij te maken. Tot op heden was het aantal taken dat WINNET uitvoert beperkt, maar er is een lijn uitgezet om het aantal taken te doen toenemen. Tijdens de komende planperiode zal hier meer duidelijkheid over ontstaan.
Om de samenwerking vorm te geven zal elke deelnemer tijd moeten investeren. Er moeten afspraken worden gemaakt over de werkzaamheden die worden uitgevoerd en de kostenverdeling. Om op termijn de kwetsbaarheid te kunnen verminderen zal dus eerst een extra tijdsinspanning moeten worden geleverd. Deze extra tijdsinspanning komt bovenop de 2,3 FTE die nodig is voor de ‘gewone’ rioleringswerkzaamheden.
Om de geplande werkzaamheden uit te voeren is extra personele capaciteit nodig. Deze beperkte uitbreiding kan worden gefinancierd uit het budget wat is meegenomen bij de investeringen.
Een aandachtspunt is de kwetsbare personele bezetting van de rioleringszorg. Het aantal personen dat betrokken is bij de rioleringszorg is beperkt, waardoor er bij uitval (bijvoorbeeld door ziekte of het vertrek naar een andere werkgever) onvoldoende mensen beschikbaar zijn om werkzaamheden over te nemen. Hier bestaat nog geen goede oplossing voor. Mogelijk kan de samenwerking binnen WINNET uitkomst bieden.
In hoofdstuk 5 is beschreven welke onderzoeken, maatregelen en overige werkzaamheden de komende jaren worden uitgevoerd. Er is geld nodig om dit te kunnen doen. Bij het berekenen van de benodigde financiële middelen is gekeken naar de lange termijn (60 jaar), zodat de vervangingskosten van alle onderdelen van de riolering minstens één keer zijn meegenomen in de berekening.
Alle genoemde bedragen zijn op prijspeil 2013. Het berekende kostendekkende tarief moet daarom jaarlijks worden geïndexeerd met de optredende inflatie.
Het totaal van de uitgaven voor de komende 60 jaar is samengevat weergegeven in Figuur 6-A. Er is een opvallende piek te zien in 2052, dit komt door de vervanging van de bouwkundige delen van de drukriolering.
Figuur 6-A Overzicht uitgaven over periode van 60 jaar
Over de gehele periode van 60 jaar is een bedrag van € 146.334.000,- nodig voor de uitvoering van de rioleringszorg. Hoe dit bedrag verdeeld is over verschillende posten is weergegeven in Tabel 6-B.
Om het kostendekkend tarief te bepalen is de contante-waardemethode gebruikt. Met deze methode worden de uitgaven en inkomsten ‘contant’ gemaakt, door ze om te rekenen naar prijspeil 2013. Vervolgens wordt berekend hoeveel heffingseenheden er zijn en wordt zo bepaald hoe hoog het kostendekkend tarief zou moeten zijn. Op basis van deze berekening worden varianten berekend, waarbij wordt gekeken wat er gebeurt als een stijging of daling anders verloopt ten opzichte van de eerder gemaakte berekening.
Alle uitgaven die toe te schrijven zijn aan de riolering zijn meegenomen in deze berekening. De aanleg van riolering in nieuwe bestemmingsplannen wordt bekostigd uit de exploitatieopzet van deze plannen. In de rioolheffing worden de kosten van het beheer van deze riolering meegenomen. Investeringen worden annuïtair afgeschreven over een periode gelijk aan de technische levensduur. De kapitaallasten beginnen één jaar na de investering en de kapitaallaten die doorlopen buiten de beschouwde periode zijn niet meegenomen in de berekening.
Bij de berekening is uitgegaan van een inflatie van 2,6%, een rente van 4% voor de kapitaallasten en geen rentetoevoeging op de rioleringsvoorziening. Dit laatste is een wijziging ten opzichte van de vorige kostendekkingberekening. Toen werd de rente op de rioleringsvoorziening nog wel toegerekend een de rioleringsvoorziening.
De compensabele btw wordt volledig meegenomen in de kostendekkingberekening. Het deel van de btw dat afkomstig is van investeringen wordt meegenomen in de kapitaallasten.
Voor de berekening van het kostendekkend tarief zijn verschillende uitgangspunten gehanteerd en na verloop van tijd kan blijken dat deze uitgangspunten onjuist zijn. In dit geval verdient het aanbeveling om de kostendekkingberekening te herzien. Een voorbeeld hiervan is de inflatie, hiervoor is 2,6% aangenomen omdat dit het langjarig gemiddelde is. Indien de inflatie de komende jaren structureel hoger/lager ligt dan 2,6%, veranderen de uitkomsten van de kostendekkingberekening.
Indien de inkomsten, uitgaven of toerekening van kosten zich de komende jaren anders ontwikkelen dan in deze kostendekkingberekening is aangenomen, is het raadzaam de kostendekkingberekening te actualiseren.
Heffingsgrondslag en –maatstaf
De rioolheffing van 2013 is vastgelegd in het document ‘Rioolheffing verordening 2013’. De rioolheffing wordt geheven van de eigenaar van een perceel en bedraagt in 2013 € 190,15 per perceel. De rioolheffing voor 2014 is begroot op € 204,85.
Percelen die niet direct of indirect zijn aangesloten op het drinkwaterstelsel en geen water afvoeren via het rioleringstelsel betalen een aangepast tarief van € 62,49.
In de kostendekkingberekening is uitgegaan van 9.938 heffingseenheden die het volledige tarief betalen en 306 heffingseenheden die het aangepaste tarief betalen. Om de berekening uit te kunnen voeren is dit omgerekend naar heffingseenheden die het volledige tarief betalen, zo komt er het fictieve aantal heffingseenheden van 10.039.
De heffingseenheden stijgen in de daaropvolgende jaren mee met de woningbouwprogrammering.
Om op de beschreven manier de genoemde uitgaven te dekken is een rioolheffingtarief van € 259,- nodig. Hiermee is de rioolheffing over 60 jaar kostendekkend. Het berekende kostendekkend tarief moet jaar op jaar worden geïndexeerd met de optredende inflatie.
Van de totale inkomsten over 60 jaar wordt meer dan de helft uitgegeven aan de vervanging en verbetering van het huidige rioolstelsel. Minder dan 1% wordt uitgegeven aan onderzoek, hetzelfde geldt voor milieumaatregelen. In Figuur 6-B staat aangegeven hoe de kosten zijn opgebouwd.
Figuur 6-B Opbouw totale kosten per heffingseenheid
Bij de invoering van dit tarief is de rioleringsvoorziening negatief vanaf 2052, dit is volgens de boekhoudregels niet toegestaan. Daarom zal er kort voor 2052 tijdelijk een stijging moeten plaatsvinden van de rioolheffing, waarna in de laatste jaren juist een korting kan worden gegeven op de berekende kostendekkende heffing. Dit verloop is weergegeven in een tabel in bijlage 6. Deze stijging met latere daling geldt ook bij andere stijgingsscenario’s.
Gezien de lange termijn waarop dit plaats zou gaan vinden heeft onzekerheid een relatief grote invloed op dit deel van de berekening. Er is daarom voor gekozen om pas enkele jaren voordat er een probleem ontstaat (2052) het tarief te gaan verhogen. In de berekening verloopt het kostendekkende tarief daarom onregelmatig vanaf het jaar 2040.
Het kostendekkend tarief kan op verschillende manieren worden bereikt. Een directe invoering is mogelijk, maar er kan bijvoorbeeld ook voor worden gekozen om meer gelijkmatig de rioolheffing te laten stijgen. De volgende stijgingsscenario’s zijn opgesteld:
Scenario A Stijging met 2% per jaar, tot het bereiken van het kostendekkende tarief.
Scenario B Stijging met 5% per jaar, tot het bereiken van het kostendekkende tarief.
Scenario C Stijging met 5% vanaf 2018, tot het bereiken van het kostendekkend tarief.
Scenario D Trapgewijze stijging (wisselende stijging op wisselende momenten).
De ontwikkeling van het berekende kostendekkende tarief gedurende de planperiode is weergegeven in Tabel 6-C.
Tabel 6-C Ontwikkeling kostendekkend tarief gedurende planperiode
Op middellange termijn moet de rioolheffing stijgen tot een bedrag tussen de € 260,- en € 263,- per heffingseenheid om kostendekkend te zijn, afhankelijk van het gekozen stijgingsscenario (zie Figuur 6-C).
Figuur 6-C Ontwikkeling kostendekkend tarief t/m 2030
Vanaf 2040 moet bij elk stijgingsscenario een verhoging worden doorgevoerd van € 12,50 per heffingseenheid om de voorziening niet negatief te laten lopen. Dit betekent dat vanaf dat moment de rioolheffing tussen de € 272,- en € 276,- per heffingseenheid ligt. Vanaf 2060 daalt de rioolheffing geleidelijk dalen, de grootte van de daling zal bij alle scenario’s gelijk zijn (zie Figuur 6-D).
Figuur 6-D Ontwikkeling kostendekkend tarief t/m 2073
De woorden en verklaringen in deze lijst zijn (voor een groot deel) afkomstig uit de NEN 3300 Buitenriolering Termen en definities en de publicatie ‘Ontwatering in stedelijk gebied’.
AMvB Algemene Maatregel van Bestuur
GRP gemeentelijk rioleringsplan
IBA installatie voor individuele behandeling van afvalwater
NPR Nederlandse praktijkrichtlijn
RWZI rioolwaterzuiveringinrichting
TERMEN EN DEFINITIES stedelijk afvalwater en hemelwater
TERMEN EN DEFINITIES grondwater
Uitgangspunten kostendekkingberekening
In deze bijlage zijn de uitgangspunten voor de kostendekkingsberekening weergegeven.
Voor toekomstige investeringen wordt in de contante-waardebenadering geen specifieke wijze van afschrijving of financiering verondersteld. De diverse afschrijvingsmethoden (lineair, afschrijving op annuïteitsbasis) verschillen onderling wel door een andere (boekhoudkundige) verdeling van lasten in de tijd, maar de contante waarde van de jaarlijkse lasten is in deze methoden steeds gelijk aan de contante waarde van de investeringen.
Het inflatie- en rentepercentage worden gebruikt voor het contant maken van de toekomstige uitgaven en inkomsten. Dit gebeurt op de volgende wijze:
Uj = uitgave in jaar (j) op prijspeil startjaar
i = inflatie (in decimalen, bijvoorbeeld 0,02)
r = rente (in decimalen, bijvoorbeeld 0,04)
cwf = contante-waardefactor { = (1+i) / (1+r) }
CWx(Uj) = contante waarde in jaar x van investering U in het jaar j
2.Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)
Bij het opstellen van het kostendekkingsplan wordt rekening gehouden met de richtlijnen uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
In de notitie riolering (juli 2007) van de commissie Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is een aantal richtlijnen geformuleerd op het terrein van de gemeentelijke rioleringstaak. Samengevat zijn de richtlijnen als volgt beschreven in de notitie:
Ook wanneer ‘idealiter’ de jaarlijkse spaarbedragen precies gelijk zijn aan de jaarlijkse vervangingsinvesteringen moeten vanwege de wettelijke regels de ‘spaarbedragen’ als last worden geboekt en wordt vervolgens de daarmee gevormde voorziening afgeboekt op de geactiveerde vervangingsinvesteringen.
Als een boekwaarde overblijft hoeft hierop niet te worden afgeschreven maar kunnen de spaarbedragen voor toekomstige vervangingsinvesteringen die in latere begrotingsjaren ontvangen worden gebruikt worden om de boekwaarde af te boeken. De gemeente kan er ook voor kiezen om de kapitaallasten in het tarief op te nemen.
Na inwerkingtreding van de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken is de mogelijkheid vervallen om op basis van artikel 229b een kostendekkende retributie in rekening te brengen. Dan kan op basis van artikel 228a Gemeentewet een maximaal kostendekkende rioolbelasting worden geheven. De mogelijkheid van de specifieke spaarconstructie blijft bestaan.
Bij de berekening van het rioolrecht is uitgegaan van een planningshorizon van 80 jaar: 2014 t/m 2073. Deze termijn is gekoppeld aan de technische levensduur van de rioleringsobjecten in Wijk bij Duurstede. Binnen een periode van 60 jaar zijn alle objecten minimaal één maal vervangen. Het startjaar is 2014. Het prijspeil is vastgesteld op 1 januari 2013.
Deze prijsindex is gebaseerd op de prijsontwikkeling van de lonen, materiaal en materieel die nodig zijn voor het aanleggen van een riolering binnen de bebouwde kom. Voor het kostendekkingsplan wordt uitgegaan van een inflatie van 2,6%.
Er is een rentevoet van 4% gehanteerd. Dit betreft de rente voor kapitaalleningen. De rente voor het bedrag in de tariefegalisatiereserve wordt niet toegerekend aan de rioleringen. Sterke wijziging van de rente in de komende jaren, kan aanleiding zijn de berekeningen te herzien.
Alle in het GRP genoemde bedragen zijn op prijspeil 1 januari 2013, inclusief van toepassing zijnde bijkomende kosten uitvoering, winst en risico, voorbereiding, honorarium en toezicht en exclusief BTW.
Voor de berekening van de investeringskosten van de overige rioleringsobjecten is gebruik gemaakt van de module ‘Kostenkengetallen rioleringszorg’ (D1100), van de Leidraad Riolering. Bij vervanging van de riolering komen alle kosten voor het opbreken en het opnieuw aanbrengen van de wegverharding ten laste van de rioleringszorg.
Voor de staartkosten zijn de volgende waarden gehanteerd (conform Leidraad Riolering module D1100): uitvoeringskosten 10% (inrichting werkterrein, uitzetwerkzaamheden), algemene kosten, winst en risico 12%, voorbereiding, honorarium en toezicht 15%.
Het berekende rioolrecht moet 100% kostendekkend zijn.
Volgens artikel 228a van de Gemeentewet kan de gemeente kiezen voor één heffing voor de totale kosten van de zorgplichten of twee aparte heffingen: één voor de kosten van de afvalwaterzorgplicht en één heffing voor de zorgplichten voor hemel- en grondwater. In het kostendekkingsplan wordt één tarief berekend voor de totale kosten voor de rioleringszorg.
Het in het kostendekkingsplan berekende tarief moet jaarlijks met de optredende inflatie worden geïndexeerd. Dit wordt jaarlijks bij de vaststelling van de begroting afgehandeld.
Voor afschrijving wordt de annuïtaire methode toegepast.
Onderscheid wordt gemaakt in de technische en de economische afschrijvingstermijn. De technische afschrijvingstermijn (levensduur) heeft grote invloed op de hoogte van de rioolheffing. De economische afschrijvingstermijn is van invloed op het verloop van de lasten in de tijd, maar niet op de hoogte van het kostendekkend tarief.
De technische en economische afschrijvingstermijnen mogen afwijken. Volgens de richtlijnen uit de BBV, moeten de afschrijving en de afschrijvingstermijn zo goed mogelijk aansluiten op de feitelijke waardedaling van de vrijvervalriolering. Het voorzichtigheidsbeginsel leidt ertoe dat, indien de economische levensduur korter is dan de technische levensduur, afgeschreven moet worden op basis van de economische levensduur.
De in de berekening gehanteerde afschrijvingstermijnen zijn weergegeven in onderstaande tabel B1. De hierin vermelde technische levensduur is de gemiddelde levensduur van de rioleringsobjecten in Wijk bij Duurstede.
Tabel B1 Overzicht gehanteerde afschrijvingstermijnen (jaar)
13.Tariefegalisatievoorziening/reserve
In overeenstemming met de BBV wordt gebruik gemaakt van een tariefsegalisatievoorziening, om ongewenste schommelingen in het rioolrecht te voorkomen (art. 43, lid 1b). De reserve wordt gevormd voor kosten die in een volgend begrotingsjaar worden gemaakt. Dit leidt tot een gelijkmatige verdeling van de lasten voor de burger, over een aantal begrotingsjaren.
Artikel 45 van het BBV bepaalt dat rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn toegestaan, mits deze zijn gewaardeerd tegen contante waarde. In Wijk bij Duurstede rekenen we desondanks geen rente toe aan de tariefsegalisatievoorziening.
14.Doorlopende kapitaallasten ná 2073
In de berekening van de rioolheffing is geen rekening gehouden met het doorlopen van de kapitaallasten na 2073.
De geraamde BTW op zowel goederen als diensten en investeringen mogen in het riooltarief worden meegenomen. Het product riolering is BTW-compensabel, BTW kan volledig worden gecompenseerd. In dit GRP zijn alle bedragen exclusief BTW weergegeven. Het uiteindelijke tarief is inclusief alle compensabele BTW. De BTW is over de kapitaallasten berekend.
16.Nieuwe investeringen voor nieuwbouw
Nieuwe investeringen voor nieuwbouw mogen niet worden verrekend via de rioolheffing maar via de grondexploitatie. Herinvesteringen komen wel ten laste van de rioolexploitatie.
De kosten van straatvegen worden in de gemeente Wijk bij Duurstede voor 50% toegerekend aan de rioolheffing. De meerkosten voor duurzame onkruidbestrijding worden voor een vast bedrag per jaar toegerekend aan de rioolheffing.
Beslisschema directe afvoer hemelwater
Tabellen kostendekkingberekening
Er zijn vier verschillende scenario’s opgesteld:
Scenario A Stijging met 2% per jaar, tot het bereiken van het kostendekkende tarief.
Scenario B Stijging met 5% per jaar, tot het bereiken van het kostendekkende tarief.
Scenario C Stijging met 5% vanaf 2018, tot het bereiken van het kostendekkend tarief.
Scenario D Trapgewijze stijging (wisselende stijging op wisselende momenten).
De tabellen behorend bij elk scenario zijn in bovenstaande volgorde opgenomen.