Organisatie | Epe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag WWB 2013 |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag WWB 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, art.8 lid 1d en art. 36
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-03-2014 | 01-01-2015 | Onbekend | 13-03-2014 Gemeenteblad, 20 maart 2014, Nr. 15274 | 2014-03776 | |
01-01-2014 | 21-03-2014 | Onbekend | 12-12-2013 Veluws Nieuws, 31-12-2013 | 2013-39616 |
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 november 2013;
gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand;
overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over het verstrekken van langdurigheidtoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar;
Vast te stellen de Verordening Langdurigheidstoeslag WWB 2013.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien;
Hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidstoeslag
Artikel 3 Langdurig, laag inkomen en inkomensverbetering
Niet voor de langdurigheidtoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt in de zin van de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000, of de jongere die op grond van de wet een plan van aanpak heeft, voor zover dit plan van aanpak uit scholing bestaat. Een uitzondering wordt in deze gemaakt voor alleenstaande ouders met een tegemoetkoming op grond van de WSF 2000.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening indien toepassing leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 6 Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Artikel 7 Citeertitel en inwerkingtreding
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidtoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidtoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt.
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis alsin de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening.
Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1-1-2009) voorschreef, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar een inkomen op het sociaal minimum hebben gehad is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van 3 jaar aangehouden. Ook het Nibud is van mening dat na drie jaar de reserveringsmogelijkheden minimaal worden. Deze termijn sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De wetgever heeft de minimumleeftijd van de rechthebbende teruggebracht van 23 naar 21 jaar. De referteperiode begint te lopen op het moment dat een belanghebbende de leeftijd van 18 jaar heeft.
De peildatum is de datum waarop de belanghebbende aan de voorwaarden voldoet zoals in deze verordening en in artikel 36 WWB is verwoord.
Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is aansluiting gezocht bij de definities binnen de WWB. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1-1-2009).
Het begrip ‘laag’ inkomen wordt gedefinieerd als een inkomen niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van deze 100%-grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a).
Hieronder moet worden verstaan: het gegeven dat het netto-inkomen in enig jaar, als gevolg van belastingheffing en/of vakantietoeslag, enige euro’s hoger uitvalt dan de in dat jaar van toepassing zijnde bijstandnorm staat de toekenning van de langdurigheidtoeslag niet in de weg.
Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidtoeslag ook toe te kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau. Van deze bevoegdheid wordt om een tweetal redenen
Ten eerste is de gedachte achter de langdurigheidtoeslag juist dat mensen die langdurig een inkomen op een sociaal minimum hebben geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. Ten tweede brengt een verhoging van de inkomensgrens extra kosten met zich mee waarvoor geen financiële ruimte beschikbaar is binnen de door het rijk beschikbaar gestelde middelen.
Voor het begrip ‘langdurig’ wordt aangesloten bij de referteperiode. Ofwel onder ‘langdurig’ wordt 3 jaar verstaan.
In artikel 36 (eerste lid) WWB is bepaald dat een persoon “geen uitzicht mag hebben op inkomensverbetering”. Met deze bepaling is beoogd te voorkomen dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief recht hebben op langdurigheidtoeslag. Dit zou de arbeidsinschakeling in de weg staan. Er is echter geen formele uitsluitingsgrond in de wettekst opgenomen. Wel geeft de wetgever aan dat bij de invulling van de bepaling gedacht moet worden aan studenten. Om te voorkomen dat elke aanvraag individueel hierop getoetst wordt is er voor gekozen deze uitsluiting expliciet in de verordening op te nemen.
In deze verordening is bepaald dat een persoon die een opleiding volgt in de zin van de WSF 2000 of de WTOS wordt uitgesloten van een langdurigheidtoeslag. Dit geldt ook voor de personen die op basis van de Wet investeren in jongeren een leerwerkaanbod krijgen of hebben gekregen. Wel wordt een uitzondering gemaakt voor alleenstaande ouders met een tegemoetkoming op grond van de WSF 2000. Alleenstaande ouders die studeren hebben vaak niet de mogelijkheid om naast hun studie en zorg voor hun kinderen nog een parttime baan te accepteren.
De hoogte van de langdurigheidtoeslag is gebaseerd op de hoogte van de langdurigheidtoeslag zoals genoemd in artikel 36 WWB van vóór 1 januari 2009.
Immers een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidtoeslag. De langdurigheidtoeslag is bedoeld voor mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben en geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.
Tevens staat het overgangsrecht voor een bepaalde groep mensen een verlaging van de langdurigheidtoeslag in 2009 niet toe. Daarnaast vindt in verband met de beschikbare middelen geen indexering van de bedragen plaats.
De persoonlijke situatie op de peildatum is bepalend voor de hoogte van de langdurigheidtoeslag.
Bij wet is bepaald dat de langdurigheidtoeslag met ingang van 1 januari 2009 als een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand geldt. Gemeenten zijn per die datum verplicht om het gemeentelijk beleid ten aanzien van de langdurigheidtoeslag in een verordening vast te leggen.