Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Utrecht

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 november 2013, nr. 80EEB26D, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Utrecht
Officiële naam regelingBesluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 november 2013, nr. 80EEB26D, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht.
CiteertitelUitvoeringsverordening Economic Board Utrecht
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpsubsidies, maatschappelijke participatie, economische zaken

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene subsidieverordening, art. 4
  2. Algemene subsidieverordening, art. 6
  3. Algemene subsidieverordening, art. 32, lid a
  4. Algemene subsidieverordening, art. 32, lid b

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Algemene subsidieverordening, art. 4

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-04-201501-01-201517-07-2015Art. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33

07-04-2015

Provinciaal blad, 2015, 2002

814D6D30
01-07-201417-04-2015Art. 2, 5

18-03-2014

Provinciaal blad, 2014, 1066

80F5AD5C
13-12-201301-07-2014nieuwe regeling

19-11-2013

Provinciaal blad, 2013, 52

80EEB26D

Tekst van de regeling

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 november 2013, nr. 80EEB26D, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Uitvoeringsverordening Economic Board Utrecht).

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op de artikelen 32, onderdeel a en b, 4 en 6 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (hierna: ASV);

Overwegende dat: - de provincie de stimulering van de regionale economie als haar kerntaak ziet die de provincie alleen kan uitvoeren in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere overheden; - de provincie deze samenwerking vorm heeft gegeven in de Economic Board Utrecht (hierna: EBU) waarin de verschillende partijen samenwerken om zo de economische concurrentiepositie van de regio Utrecht te verbeteren; - de EBU op 27 mei 2013 haar beleidsdoelen vastgelegd heeft in het document ‘Stepping Stones; Strategische Agenda 2013 – 2020 (hierna: Strategische Agenda EBU); - Provinciale Staten deze Strategische Agenda EBU op 30 september 2013 hebben vastgesteld als kader voor de besteding van de middelen uit de Reserve Cofinanciering voor de periode 2013-2020; - D e provincie haar middelen op de meest efficiënte manier wil inzetten door tevens gebruik te maken van revolverende financiële instrumenten zoals leningen of borgstellingen;

Besluiten de volgende uitvoeringsverordening vast te stellen:

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    adviesorganisatie: een organisatie die deskundigheid heeft op het gebied van een in deze regeling genoemde activiteit waarvoor de subsidie wordt gevraagd, en die als bedrijfsactiviteit adviesopdrachten uitvoert;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    ASV: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;

  • d.

    EBU: Economic Board Utrecht dat is opgezet als samenwerkingsverband van vertegenwoordigers uit het Utrechtse bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden, waaronder de provincie Utrecht, die zich op persoonlijke titel inzetten om een economische, duurzame ontwikkeling in de regio Utrecht te stimuleren zoals beschreven op www.economicboardutrecht.nl;

  • e.

    haalbaarheidsproject: een project dat bestaat uit een combinatie van een haalbaarheidsstudie en industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

  • f.

    haalbaarheidsstudie: studie als bedoeld in onderdeel 15, onder k, van de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2014, C 198/01);

  • g.

    innovatie: de toepassing van een nieuwe, creatieve of sterk verbeterde techniek, dienst, proces of organisatiemethode zoals dat niet eerder in Nederland of alleen op kleine schaal is toegepast, waarbij sprake is van toegevoegde waarde voor de economie;

  • h.

    innovatieadviesproject: een door een kennisinstelling of een onafhankelijke adviesorganisatie verrichte activiteit bestaande uit het, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, adviseren over een toepassingsgerichte kennisvraag van een MKB-ondernemer, uitgaande van voor de ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten, dan wel het adviseren van een ondernemer over de marktintroductie van een nieuw product of een nieuwe dienst;

  • i.

    innovatieprogramma’s topsectoren: de thema’s zoals omschreven in de innovatieprogramma’s voor de topsectoren water, agri&food, tuinbouw & uitgangsmaterialen, hightech systemen & materialen (incl. ICT), chemie (waaronder bio based economy), life science & health, energie, logistiek en creatieve industrieën zoals deze ter inzage liggen bij de provincie Utrecht (en www.rvo.nl);

  • j.

    fonds: een entiteit met als doel financiering in de vorm van risicokapitaal aan ondernemingen beschikbaar te stellen;

  • k.

    kennisinstelling:

    • a.

      onder a, b, c, g of h van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder j van de bijlage bij die wet bedoeld academisch ziekenhuis en Nyenrode Business Universiteit;

    • b.

      andere dan onder a bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;

    • c.

      geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:

      • i.

        openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld onder a,

      • ii.

        onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

    • d.

      rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder a, b of c direct of indirect:

      • i.

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft,

      • ii.

        volledig aansprakelijk vennoot is of

      • iii.

        overwegende zeggenschap heeft;

    • e.

      onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld onder a tot en met d;

  • l.

    MKB-onderneming: een onderneming met minder dan 250 personen in dienst en tevens een jaaromzet van minder dan € 50 miljoen of een balanstotaal van minder dan € 43 miljoen, zoals bepaald in bijlage I van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • m.

    programma: een samenhangend geheel van projecten;

  • n.

    project: een samenhangend geheel van activiteiten dat binnen een afgebakende periode in tijd wordt uitgevoerd en dat leidt tot concrete resultaten;

  • o.

    R&D: activiteiten die bestaan uit research and development;

  • p.

    samenwerkende partij: een organisatie die in samenwerking met de aanvrager van de subsidie een programma of een project uitvoert;

  • q.

    strategische Agenda EBU: de agenda waarin de prioriteiten van de EBU zijn vastgelegd en die door Provinciale Staten zijn vastgesteld voor de besteding uit de middelen cofinanciering voor de periode 2013 – 2020;

  • r.

    subsidie: onder ‘subsidie’ worden in deze verordening nadrukkelijk ook revolverende financiële instrumenten bedoeld zoals leningen of borgstellingen (zie artikel 3);

  • s.

    vestiging: een vestiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j van de Handelsregisterwet 2007. 

Artikel 2 Criteria

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten als bedoeld in artikel 32 van de ASV die gericht zijn op:

    • a.

      economische stimulering in het kader van cofinanciering van programma’s van het Rijk en de EU of

    • b.

      het stimuleren van kenniseconomie en innovatie.

  • 2 Subsidie als bedoeld in het eerste lid kan worden verstrekt voor een programma of project dat

  • 21 in samenwerking of in overleg met de EBU is ontwikkeld en

  • 22 bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen van de Strategische Agenda EBU, zijnde:

    • a.

      Gezond leven:

      • i.

        Zelfmanagement en langdurig thuis wonen:

      • slimme inzet van nieuwe diensten en producten die aan de behoefte bijdragen zo lang mogelijk thuis te blijven wonen en die tegelijk leiden tot meer kosteneffectiviteit in de zorg;

      • ii.

        One Health: preventie en bestrijding van infectieziekten, garanderen van voedselveiligheid:

      • het benutten van de in de regio aanwezige expertise om ziekten die overgaan van mens op dier te voorkomen en te bestrijden en om voedselveiligheid en zekerheid te garanderen;

      • iii.

        Voeding en gezondheid:

      • ondersteunen van de kennisopbouw en -toepassing bij de ontwikkeling, bewijsvoering en wereldwijde distributie van de gespecialiseerde voeding in het kader van ziektepreventie en gezondheidsbevordering;

      • iv.

        Versterken valorisatieketen life science:

      • ontwikkeling en inzet van de in de regio aanwezige excellente kennis voor nieuwe doelmatige en kosteneffectieve zorgproducten en behandelmethoden;

    • b.

      Groene economie:

      • i.

        Energiepositief wonen en werken:

      • ontwikkeling of uitrol van vernieuwende concepten in de overgang van consument van energie naar producent ervan;

      • ii.

        Duurzame herontwikkeling van stedelijk gebied:

      • ontwikkeling van integrale oplossingen voor energie, water en grondstofvraagstukken;

      • iii.

        circulaire economie:transitie van een producteconomie naar een diensteneconomie:

      • ontwikkeling van nieuwe diensten en productieconcepten die grondstoffen na gebruik herwaarderen;

    • c.

      Diensteninnovatie en slimme toepassing van technologie;

      • i.

        Versnellen van next generation (ICT) infra- en infostructuren;

      • ii.

        Ontwikkeling en opschaling (innovatieve) diensten;

      • iii.

        Versterking kennis en vaardigheden door publiek-private opleidingsmogelijkheden te creëren.

  • 3 Subsidie kan worden verstrekt als het programma of project, bedoeld in het tweede lid, voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het programma of project heeft een economisch effect in de provincie Utrecht doordat het onder meer leidt tot meer werkgelegenheid, meer private investeringen of tot versterking van de (internationale) concurrentiepositie van Utrechtse ondernemingen;

    • b.

      in het programma of project werken minstens twee organisaties daadwerkelijk samen; en

    • c.

      minstens één projectpartner is gevestigd in de provincie Utrecht.

  • 4 Voor subsidie als bedoeld in 2.2, onder a, sub iv (versterken valorisatieketen life science) geldt niet deze uitvoeringsverordening maar de Uitvoeringsverordening MKB-ers Life science Economic Board provincie Utrecht, als de aanvrager:

    • a.

      een MKB’er is, zijnde een onderneming met minder dan 250 personen in dienst en tevens een jaaromzet van minder dan € 50 miljoen of een balanstotaal van minder dan € 43 miljoen;

    • b.

      activiteiten verricht op het gebied van Public health (one-health, neuro, food&health), cardiovasculair, kanker, regeneratief geneeskundig onderzoek en stamcellen;

    • c.

      de onderzoeks- en economische activiteiten in Utrecht uitbreidt, d. als besloten vennootschap is vormgegeven; en

    • e.

      in één van de onderstaande ontwikkelingsfases verkeert:

      • i.

        zich nog niet op de markt begeeft, zich niet langer dan 7 jaar op de markt begeeft of voor de verdere ontwikkeling financiering nodig van minimaal 50% van de omzet van de afgelopen 5 jaren; of

      • ii.

        in een doorgroeifase verkeert waarbij de plannen voor het doorgroeien van de aanvrager al waren opgenomen in het aanvankelijke businessplan en de aanvrager geen andere aandeelhouders heeft gekregen vanaf de start van de onderneming. Deze bepaling geldt eveneens voor een aanvrager die zich langer dan 7 jaar op de markt begeeft.

  • 5 In afwijking van het vierde lid geldt deze uitvoeringsverordening wel als de cofinanciering, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringsverordening MKB-ers Life science Economic Board provincie Utrecht uitblijft

Artikel 3

Subsidie als bedoeld in artikel 2 kan tevens worden verstrekt voor de subsidiabele activiteiten zoals die zijn opgenomen in paragraaf 2 van deze verordening met inachtneming van het gestelde in paragraaf 2.

Artikel 4 Vorm

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt in verschillende vormen, zoals een subsidie onder een opschortende voorwaarde voor betaling, een lening of een borgstelling.

  • 2 De subsidie wordt verstrekt in de vorm die Gedeputeerde Staten, mede gezien de toelichting van de EBU bedoeld in artikel 5, vierde lid, het meest passend achten gelet op de meest effectieve inzet van provinciale middelen in verhouding tot het beoogde resultaat.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1 Aanvragen kunnen gedurende het gehele jaar worden ingediend.

  • 2   Vervallen

  • 3 Aanvragen worden ingediend met behulp van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager alle gegevens die in het aanvraagformulier zijn vermeld.

  • 4 Bij de aanvraag overlegt de aanvrager in ieder geval een schriftelijke toelichting van de EBU over de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd. Deze toelichting heeft in ieder geval betrekking op:

    • a.

      de mate waarin aan de subsidiecriteria van artikel 2 is voldaan;

    • b.

      de subsidievorm die gelet op artikel 4 het meest passend wordt geacht;

    • c.

      de verhouding tussen de hoogte van de subsidie tot de totale projectkosten en de door het project uitgelokte private investeringen;

    • d.

      de aanbevolen verplichtingen voor de ontvanger van de subsidie.

  • 5 De toelichting van de EBU is ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de EBU op basis van een formulier zoals dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en op grond van het reglement dat de EBU in overeenstemming met de provincie heeft vastgesteld.

  • 6 De toelichting van de EBU hoeft niet te worden overgelegd bij de aanvraag om subsidie zoals beschreven in paragraaf 2.

Artikel 6 Subsidieplafond

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 10 miljoen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid geldt:

    • a.

      voor de subsidies, bedoeld in de subparagrafen 2.1. en 2.2. een deelplafond van € 600.000;

    • b.

      voor de subsidies, bedoeld in de subparagraaf 2.3. een deelplafond van € 1.400.000;

    • c.

      voor de subsidies, bedoeld in de subparagraaf 2.4. een deelplafond van € 1 miljoen.

       

Artikel 7 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 1 De subsidie wordt bepaald op basis van het tekort aan financiering voor het project of programma zoals bepaald in artikel 12 ASV.

  • 2 D e hoogte van de subsidie wordt mede bepaald aan de hand van de toelichting van de EBU, met als uitgangspunt de meest effectieve inzet van provinciale middelen in verhouding tot het beoogde resultaat.

  • 3 D e hoogte van de subsidie wordt mede bepaald door de eventuele toepassing van de Europese regelgeving op het gebied van staatssteun.

  • 4 Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval, naast de vaste personeelslasten van de aanvrager zoals berekend op grond van artikel 12, vijfde lid, ASV, de volgende kosten voor zover deze samenhangen met de gesubsidieerde activiteit:

    • a.

      kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen;

    • b.

      kosten voor financiële transacties, financieel juridische diensten, patenten en bankkosten, met uitzondering van debetrente, boetes, financiële sancties en gerechtskosten;

    • c.

      reis- en verblijfskosten voor binnenlandse en buitenlandse reizen, voor zover deze niet inbegrepen zijn in het integrale uurtarief;

    • d.

      kosten voor promotie en publiciteit;

    • e.

      andere aan derden verschuldigde kosten.

Artikel 8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 10 van de ASV gelden de volgende weigeringsgronden:

  • 1)

    Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager of een samenwerkende partij in financiële moeilijkheden verkeert of er een bevel uitstaat voor terugvordering van de subsidie wegens staatssteun.

  • 2)

    Subsidie kan worden geweigerd:

    • a.

      als het bedrag van de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt;

    • b.

      voor zover de subsidie aan een project of programma meer dan 33,3% van de totale project- of programmakosten zou bedragen;

    • c.

      voor zover de subsidie aan een fonds meer dan 25% van de totale omvang van het fonds zou bedragen.

Artikel 9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 Subsidie, bijvoorbeeld als deze wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgstelling, kan worden verleend onder de voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie een overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking tot stand komt.

  • 2 I n de subsidiebeschikking en de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, kunnen afspraken worden gemaakt over betaling van rente of premie.

Artikel 10 Europese regelgeving

Voor zover subsidie wordt verstrekt aan een onderneming gebeurt dit met inachtneming van de Europese regelgeving op het gebied van staatssteun.

Paragraaf 2 Bijzondere bepalingen

Subparagraaf 2.1 Haalbaarheidsprojecten MKB-onderneming

Artikel 11 Criteria

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een haalbaarheidsproject als het haalbaarheidsproject:

  • a.

    voldoet aan de bepalingen van artikel 2. In afwijking van artikel 2, derde lid, onder b, is geen daadwerkelijke samenwerking nodig;

  • b.

    voor tenminste 60% bestaat uit een haalbaarheidsstudie en voor ten hoogste 40% uit experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek; en

  • c.

    past binnen de innovatieprogramma’s Topsectoren.

Artikel 12 Doelgroep   

Subsidie kan worden verstrekt aan een MKB-onderneming die in de provincie Utrecht is gevestigd.

Artikel 13 Aanvraag
  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid kan de aanvraag worden ingediend van 19 mei 2015 tot en met 1 september 2015.

  • 2 Onverminderd artikel 5 overlegt de aanvrager bij de aanvraag een verklaring waarin de aanvrager akkoord gaat met de publicatie van een openbare samenvatting van de subsidie.

  • 3 De aanvrager hoeft bij de aanvraag geen schriftelijke toelichting van de EBU te overleggen.

  • 4 De beslissing op de aanvraag vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Als datum van binnenkomst geldt de datum waarop een volledige datum is ingediend.

Artikel 14 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten
  • 1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de subsidie niet bepaald op basis van het tekort aan financiering.

  • 2 De subsidie wordt verstrekt op basis van artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. De subsidiabele kosten zijn de kosten, genoemd in artikel 25, derde en vierde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de kosten die aan het haalbaarheidsproject zijn verbonden tot een maximum van € 50.000.

Artikel 15 Weigeringsgronden

Subsidie kan worden geweigerd als:

  • a.

    de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft, in technische of financiële zin onvoldoende risicovol zijn om de haalbaarheidsstudie te rechtvaardigen;

  • b.

    het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief en de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop de haalbaarheidsstudie betrekking heeft;

  • c.

    de aanvrager op grond van deze verordening eerder subsidie heeft gekregen.

Artikel 16 Verplichtingen

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de subsidieontvanger start binnen vier maanden na de subsidieverlening met het haalbaarheidsproject;

  • b.

    de subsidieontvanger voert het haalbaarheidsproject uit binnen twaalf maanden na de start van het haalbaarheidsproject.

Subparagraaf 2.2 Innovatieadviesprojecten MKB

Artikel 17 Criteria en aanvraag

Subsidie wordt verstrekt als het innovatieadviesproject

  • a.

    voldoet aan de bepalingen van artikel 2. In afwijking van artikel 2, derde lid, onder b, is geen daadwerkelijke samenwerking nodig;

  • b.

    past binnen de innovatieprogramma’s Topsectoren.

Artikel 18 Doelgroep

Subsidie kan worden verstrekt aan een MKB-onderneming die in de provincie Utrecht is gevestigd.

Artikel 19 Aanvraag 
  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid kan de aanvraag worden ingediend van 19 mei 2015 tot en met 1 september 2015.

  • 2 Onverminderd artikel 5 overlegt de aanvrager bij de aanvraag in ieder geval de volgende documenten of bescheiden:

    • a.

      een beknopt plan met een beschrijving van de kennisvraag en de doelstelling van het innovatietraject;

    • b.

      de namen van de kennisinstelling of adviesorganisatie die het innovatieproject gaat uitvoeren, alsmede de offerte van de uitvoerder;

    • c.

      een de-minimisverklaring;

    • d.

      verklaring waaruit blijkt dat de adviesorganisatie die met de aanvrager het innovatieadviesproject gaat uitvoeren organisatorisch en financieel onafhankelijk van de aanvrager is;

    • e.

      een verklaring waarin de aanvrager akkoord gaat met publicatie van een openbare samenvatting van de subsidie.

  • 3 In afwijking van artikel 5 hoeft de aanvrager geen schriftelijke toelichting van de EBU te overleggen.

  • 4 De beslissing op de aanvraag vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Als datum van binnenkomst geldt de datum waarop een volledige datum is ingediend.

Artikel 20 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten 
  • 1 De subsidiabele kosten zijn de kosten, waaronder loonkosten, van het verstrekken van advies en procesbegeleiding van de kennisinstelling of de onafhankelijke adviesorganisatie.

  • 2 In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de subsidie niet bepaald op basis van het tekort aan financiering.

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000.

Artikel 21 Weigeringsgronden

Subsidie kan worden geweigerd als:

  • a.

    de aanvrager en de kennisinstelling of de onafhankelijke adviesorganisatie reeds voor de subsidieverlening verplichtingen met elkaar zijn aangegaan met betrekking tot het innovatieadviesproject;

  • b.

    de aanvrager de subsidie wil aanwenden voor een innovatieadviesproject waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een project of programma waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt;

  • c.

    de kennisvraag in het beknopte plan kennelijk niet, of onvoldoende, aansluit bij het in het beknopte plan beschreven innovatietraject;

  • d.

    de aanvrager op grond van deze verordening eerder subsidie heeft gekregen.

Artikel 22 Verplichtingen

Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd om de subsidiabele activiteiten binnen vier maanden na subsidieverlening te starten en binnen een jaar na ontvangst van de subsidie uit te voeren.

Subparagraaf 2.3 R&D Samenwerkingsproject

Artikel 23 Criteria

Subsidie kan worden verstrekte als het R&D-samenwerkingsproject:

  • a.

    voldoet aan de bepalingen van artikel 2;

  • b.

    past binnen de innovatieprogramma’s Topsectoren;

  • c.

    bestaat uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan;

  • d.

    wordt uitgevoerd in een daadwerkelijke samenwerking en voor gezamenlijke rekening en risico uitgevoerd door een R&D-samenwerkingsverband; en

  • e.

    meer dan 40% van de projectkosten worden gemaakt in de provincie Utrecht.

Artikel 24 Rangschikkingscriteria 
  • 1 In aanvulling op de criteria, genoemd in artikel 23, wordt aan een project waarvoor subsidie is aangevraagd, aan de hand van de volgende criteria een hoger aantal punten toegekend naarmate:

    • a.

      er meer technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, proces, of dienst wordt verwacht;

    • b.

      er meer economische waarde wordt gecreëerd voor de deelnemers in het R&D-samenwerkingsverband, voor de innovatieagenda topsectoren of de economie in de provincie Utrecht;

    • c.

      de kwaliteit van de R&D samenwerking hoger is, ten minste blijkend uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de capaciteiten van de deelnemers en de kwaliteit van de projectorganisatie;

    • d.

      er meer sprake is van sectoroverstijgende combinaties en van combinaties van de innovatieagenda topsectoren die niet conventioneel zijn.

  • 2 Voor de onderdelen a, b en c van het eerste lid worden ten minste één en ten hoogste dertig punten toegekend en voor onderdeel d van het eerste lid één en ten hoogste tien punten.

  • 3 De aanvragen worden na de uiterste indiendatum van aanvragen, genoemd in artikel 26, eerste lid, gerangschikt waarbij geldt dat:

    • a.

      moet zijn voldaan aan alle criteria van artikel 23; en

    • b.

      een aanvraag een hoger rangschikking krijgt naarmate op basis van de vorige leden in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.

  • 4 Het deelplafond genoemd in artikel 6, tweede lid onder b wordt verdeeld onder de aanvragen die het hoogste zijn gerangschikt.

Artikel 25 Doelgroep 
  • 1 Subsidie kan worden verstrekt aan een deelnemer in een R&D-samenwerkingsverband dat een R&D-samenwerkingsproject uitvoert.

  • 2 De aanvrager is de penvoerder die deelneemt aan het R&D-samenwerkingsverband.

  • 3 De aanvrager is gevestigd in de provincie Utrecht.

  • 4 Het R&D-samenwerkingsverband bezit geen rechtspersoonlijkheid en bestaat uit twee of meer niet in een groep verbonden MKB-ondernemingen.

  • 5 Het R&D-samenwerkingsverband is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een R&D-samenwerkingsproject.

Artikel 26 Aanvraag 
  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid kan de aanvraag worden ingediend van 19 mei 2015 tot en met 1 september 2015.

  • 2 Onverminderd artikel 5 overlegt de aanvrager bij de aanvraag in ieder geval een verklaring waarin de aanvrager akkoord gaat met publicatie van een openbare samenvatting van de subsidie.

  • 3 In afwijking van artikel 5 hoeft de aanvrager geen schriftelijke toelichting van de EBU te overleggen.

Artikel 27 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten 
  • 1 De subsidievoor een R&D-samenwerkingsproject bedraagt 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000 per R&D-samenwerkingsproject.

  • 2 Het subsidiebedrag bedraagt voor een MKB-deelnemer aan het R&D-samenwerkingsverband ten minste € 25.000 en ten hoogste € 100.000.

  • 3 De subsidiabele kosten zijn de kosten, genoemd in artikel 25, derde lid, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 4 In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de subsidie niet bepaald op basis van het tekort aan financiering.

Artikel 28 Weigeringsgronden

Subsidie kan worden geweigerd als:

  • a.

    een individuele deelnemer aan het R&D-samenwerkingsverband meer dan 70% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten van het R&D-samenwerkingsproject voor zijn rekening neemt.

  • b.

    het R&D samenwerkingsproject niet voldoende bijdraagt aan de vernieuwing van producten, processen of diensten of wezenlijke nieuwe toepassingen van bestaande producten, processen of diensten;

  • c.

    het R&D samenwerkingsverband niet voldoende bijdraagt aan het creëren van economische waarde voor de deelnemers in het samenwerkingsverband;

  • d.

    de kwaliteit van het R&D-samenwerkingsverband ontoereikend is om het R&D-samenwerkingsproject uit te voeren; of

  • e.

    de kwaliteit van het projectplan onvoldoende is;

  • f.

    de aanvrager op grond van deze verordening eerder subsidie heeft gekregen.

Artikel 29 Verplichtingen

Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd om met de uitvoering van het R&D-samenwerkingsproject te starten binnen zes maanden na het indienen van de subsidieaanvraag en het R&D-samenwerkingsproject uit te voeren binnen twee jaar na het moment van subsidieverstrekking.

Subparagraaf 2.4 Financiering MKB

Artikel 30 Criteria en vorm 

  • 1 Subsidie wordt verstrekt voor het aanvullen van private financiering van een MKB-onderneming.

  • 2 Subsidie kan worden verstrekt als voldaan is aan de volgende criteria:

    • a.

      de activiteiten van de subsidieaanvrager voldoen aan de bepalingen van artikel 2. In afwijking van artikel 2, derde lid, onder b, is geen daadwerkelijke samenwerking nodig;

    • b.

      de subsidieaanvrager een juridische verplichting is aangegaan met één of meerdere private financiers, niet zijnde publiekrechterlijke rechtspersonen en niet zijnde de ondernemer zelf, het bestuur, groot-aandeelhouder van de MKB-onderneming of familie van de ondernemer;

    • c.

      de private financier als bedoeld in het vorige onderdeel een vergunning heeft van de Autoriteit Financiële Markten of door de Autoriteit Financiële Markten nadrukkelijk en expliciet is vrijgesteld van een vergunning;

    • d.

      de financiering van de private financiers is verstrekt in de vorm van een lening, aandelenparticipatie of een vergelijkbaar financieel instrument waarbij het rendement afhankelijk is van de winst van de aanvrager en dat niet gedekt is bij wanbetaling; en

    • e.

      de financiering van de private financiers niet is bedoeld voor een overname.

  • 3 De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een lening.

Artikel 31 Doelgroep

Subsidie kan worden verstrekt aan een MKB-onderneming die in de provincie Utrecht is gevestigd.

Artikel 32 Hoogte van de subsidie 

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 25% van de inbreng van de private financiers zoals bedoeld in het eerste lid tot een maximum van € 100.000.

  • 2 Conform artikel 8 wordt de subsidie geweigerd als de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt.

Artikel 33 Verplichtingen 

  • 1 Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de subsidieontvanger lost de lening af na twee jaar na de datum van de subsidieverlening in vijf gelijke jaarlijkse termijnen. De subsidieontvanger kan een verzoek indienen de subsidie gedurende de looptijd direct volledig af te lossen;

    • b.

      de subsidieontvanger betaalt jaarlijks een rente bestaande uit een basispercentage van de 12-maands Euribor vermeerderd met een risico-opslag van 2%.

  • 2 Aan de subsidieontvanger kan de verplichting worden opgelegd om de ondernemer, bestuurder of groot aandeelhouder hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de terugbetaling van de lening en de rente. 

Artikel 34 Inwerkingtreding en looptijd

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst, en geldt tot en met 31 december 2020.

Artikel 35 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsverordening Economic Board Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 november 2013.

W.I.I. van Beek , voorzitter.

H. GOEDHART, secretaris.

Uitgegeven 12 december 2013

Gedeputeerde staten van Utrecht, namens hen

H. GOEDHAR T, secretaris. 

TOELICHTING

Algemeen De provincie ziet het als haar taak om de regionale economie zo goed als mogelijk te stimuleren. De provincie wil daarbij zorgen voor goede randvoorwaarden en het stimuleren van innovatie. Dit moet leiden tot een hogere economische groei in de provincie en meer werkgelegenheid. De provincie is zich echter bewust dat de provincie deze taak alleen kan uitvoeren in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere overheden. Deze partijen kennen de economie en weten wat er speelt. Het is niet aan de provincie om eenzijdig te bepalen wat goed is voor de economie.

Om de samenwerking vorm te geven is de Economic Board Utrecht opgericht. Deze staat bekend als de EBU. Dit is een samenwerkingsverband tussen vertegenwoordigers uit het Utrechtse bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden, waaronder de provincie Utrecht. Deze partijen zetten zich op persoonlijke titel in om een economische, duurzame ontwikkeling in de regio Utrecht te stimuleren. De taken van de EBU staan beschreven op www.economicboardutrecht.nl. De kracht van de EBU is dat deze de creativiteit van de samenleving stimuleert om programma’s en projecten te ontwikkelen die vooraf niet in te schatten zijn. De rol van de EBU is het verbinden en enthousiasmeren van bedrijven, kennisinstellingen en overheden rond innovatieve oplossingen voor grote maatschappelijke vraagstukken.

In de Strategische Agenda 2013-2020 van de EBU wordt het inhoudelijk kader geschetst voor de regeling. Uitgangspunten voor deze agenda zijn cross-sectoraal werken als basis en maatschappelijke behoeften als marktkans. Het cross-sectoraal werken heeft als achterliggende gedachte dat ondernemers juist over de sectorgrenzen heen kijken. Met de maatschappelijke behoefte als marktkans wordt gedoeld op afstemming tussen publieke en private agenda’s. De Strategische Agenda staat gepubliceerd op de website van de EBU.

De provincie heeft besloten middelen beschikbaar te stellen voor projecten en programma’s die passen binnen de Strategische Agenda van de EBU. Om de creativiteit optimaal te benutten kiest de provincie voor een financieringsrol die meer faciliterend van aard is. Dit betekent dat de provincie niet gaat sturen op vooropgestelde oplossingen, maar de creativiteit van de maatschappij wil uitlokken. Dit is een nieuwe rol die de provincie daarbij inneemt. De provincie stelt zich daarbij afhankelijk van het oordeel van de EBU. De EBU adviseert voor een zeer belangrijk deel waar de provinciale middelen het meest effectief ingezet kunnen worden. Op deze manier financiert de provincie juist die projecten die in de economie het grootste impact hebben en waar een ondersteuning van de provincie het grootste verschil uitmaakt.

De provincie wil daarbij wel een zakelijke rol innemen. Dit betekent dat de provincie alleen die projecten financiert die daadwerkelijk van de grond gaan komen en zullen bijdragen aan de realisatie van de Strategische Agenda van de EBU. Van de aanvragers wordt derhalve verwacht om goed onderbouwde businessplannen aan te leveren waaruit de haalbaarheid blijkt. De hoogte van de bijdrage van de provincie zal dan mede afhangen van de bijdrage die noodzakelijk is om het project of programma van de grond te krijgen. De bijdrage kan voor het ene project of programma lager uitvallen, omdat er in het oordeel van de provincie voldoende financiering van andere partijen mogelijk of nodig is. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om haar bijdrage in een andere vorm dan een subsidie beschikbaar te stellen, bijvoorbeeld als een lening of garantstelling. Op deze manier kunnen de provinciale middelen zo effectief mogelijk worden ingezet waarbij de provincie een zakelijke afweging maakt. De provincie kan daarbij ervoor kiezen een vergoeding in de vorm van een rente of premie te vragen (zie ook toelichting bij artikel 8).

Deze verordening is de juridische basis voor het verlenen van de provinciale bijdrage. De verordening is ruim van opzet waarbij voor elk project afzonderlijk bekeken zal worden of en in welke mate het project of programma bijdraagt aan de Strategische Agenda van de EBU en welke provinciale bijdrage hierbij het meest passend is.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

De EBU staat voor de Economic Board Utrecht dat is mede op initiatief van de provincie opgezet als een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers uit het Utrechtse bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden, waaronder de provincie Utrecht. De samenwerking tussen deze partijen (de zogenaamde ‘triple helix’) is cruciaal voor de stimulering van de regionale economie. Via de EBU heeft de provincie vorm gegeven aan de regionale triple helix samenwerking. Alle vertegenwoordigers die in de EBU zitten, zetten zich op persoonlijke titel in om de economische concurrentiepositie van de regio Utrecht te verbeteren. De EBU als netwerk verbindt mensen, organisaties en sectoren op thema’s waarin Utrecht in excelleert en waar kansen liggen voor een economisch duurzame ontwikkeling in de regio Utrecht: gezond leven, groene economie en diensteninnovatie. De EBU heeft een eigen website op www.economicboardutrecht.nl;

De definitie van innovatie is ontleend aan de Europese regels met betrekking tot staatssteun. Het moet gaan om de toepassing van nieuwe, creatieve of sterk verbeterde technieken, diensten, processen of organisatiemethodes. Indien de innovatie reeds een onderdeel is van een al bestaand proces zal de bijdrage niet worden toegekend, de realisering van de betreffende innovatie is dan immers niet van de overheidssteun afhankelijk en het proces is, ook zonder de overheidssteun, al in gang gezet. De gedachte is om de overheidssteun te koppelen aan innovatie die niet eerder in Nederland of alleen op kleine schaal is toegepast. De overheidssteun is dan bedoeld om de innovatie op te schalen zodat de economie in Utrecht wordt gestimuleerd.

Het fonds is omschreven als een entiteit die als doel heeft financiering in de vorm van risicokapitaal aan ondernemingen beschikbaar te stellen. Het fonds kan verschillende rechtsvormen hebben, zoals een stichting of een BV. De provincie kan nadere eisen stellen aan een fonds, bijvoorbeeld omtrent het beheer van een fonds of de doelondernemingen.

De bijdrage is mogelijk voor een programma of een project. Bij een programma gaat het om meerdere projecten die met elkaar samenhangen. Bij een project staat de uitvoering van activiteiten centraal. Een kenmerk van een project is dat het binnen een duidelijke afgebakende periode moet zijn uitgevoerd. Verder moet een project leiden tot concrete resultaten. Uit het voorstel moet blijken welke projecten en programma’s tot uitvoering komen. Er moet ook aannemelijk worden gemaakt dat de planning en uitvoering realistisch zijn.

Bij een programma of een project kunnen partijen met elkaar samenwerken. De samenwerking kan blijken uit een samenwerkingsovereenkomst. De definitie van een samenwerkende partij is een organisatie die in samenwerking met de aanvrager van de subsidie een programma of een project uitvoert. Met de term organisatie geeft de provincie aan dat alle rechtsvormen mogelijk zijn. Hieronder vallen bijvoorbeeld alle rechtspersonen, maar ook persoonsvennootschappen zoals een VOF of een CV. Natuurlijke personen kunnen echter niet tot een samenwerking behoren. Dit zijn immers geen organisaties.

De Strategische Agenda van de EBU vormt de inhoudelijke kern van de verordening. In deze Agenda staan alle prioriteiten van de EBU. De Strategische Agenda is door Provinciale Staten vastgesteld als kader voor de besteding van de middelen uit de bestemmingsreserve Cofinanciering voor de periode 2013 – 2020. De Strategische Agenda staat op de website van de EBU.

De provincie zal bij voorkeur steun verlenen in de vorm die een ‘revolverend’ karakter heeft. Dat wil zeggen dat de provincie haar middelen tijdelijk beschikbaar stelt in de vorm van een (achtergestelde) lening of borgstelling. Doordat deze middelen weer terug moeten worden betaald, eventueel met rente, kunnen ze opnieuw worden ingezet voor andere projecten. Daardoor wil de provincie meer effect bereiken met haar bijdrage.

Voor specifieke onderwerpen kan de provincie onder deze regeling, in overleg met de EBU, een tender uitschrijven. Dat wil zeggen dat de aanvragen over dit onderwerp vóór een bepaalde datum ingediend moeten worden. De provincie zal ze daarna onder elkaar vergelijken en rangschikken zodat de beste voorstelen in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de provincie.

Artikel 2 Criteria

In het eerste lid is een verwijzing opgenomen naar artikel 32 van de Algemene Subsidieverordening van de provincie Utrecht (ASV). Op grond van dit artikel kunnen Gedeputeerde Staten deze verordening vaststellen voor zover die gericht is op het stimuleren van kenniseconomie en innovatie of op economische stimulering in het kader van cofinanciering van programma’s van het Rijk en de Europese Commissie. Dit artikel is de basis van subsidie op grond van deze verordening.

In het tweede lid wordt de bepaling van het eerste lid ingekaderd. De bijdrage is alleen mogelijk voor een programma of project dat in samenwerking of in overleg met de EBU is ontwikkeld. Het doel van de provincie hierbij is om de EBU als het regionaal samenwerkingsverband en netwerkorganisatie optimaal te gebruiken om een economisch duurzame ontwikkeling in de regio Utrecht te stimuleren. De provincie heeft immers initiatief genomen tot de oprichting van de EBU om de regionale samenwerking van het bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden vorm te geven met als doel de economische concurrentiepositie van de regio Utrecht te verbeteren. De voorstellen moeten bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van de Strategische Agenda EBU, te vinden op: www.economicboardutrecht.nl. De Strategische Agenda vormt hiermee de inhoudelijke kern van deze verordening. De provincie laat zich door de EBU informeren over de bijdrage van het desbetreffende voorstel aan de Strategische Agenda, zoals dat is opgenomen in artikel 4 vierde lid.

Ter aanvulling op de criteria zoals in de vorige leden zijn opgenomen, is in het derde bepaald dat de provincie een programma of project aan additionele voorwaarden zal toetsten. Zo moet het project of programma een positief effect hebben op de economie in de provincie Utrecht. Dit is bijvoorbeeld het geval als het programma of het project leidt tot meer werkgelegenheid, meer investeringen of tot versterking van de (internationale) concurrentiepositie van Utrechtse ondernemingen. De aanvrager moet dit op verzoek van de provincie kunnen onderbouwen waarbij enkel een verklaring niet volstaat. De provincie kan de aanvrager verzoeken hiervoor objectief bewijs te leveren. Daarnaast is opgenomen dat er in het programma of project minstens twee organisaties daadwerkelijk met elkaar moeten samenwerken. De samenwerking kan blijken uit een samenwerkingsovereenkomst waarin de onderlinge prestaties zijn weergegeven. Verder staat er in dit lid dat er minstens één projectpartner moet zijn gevestigd in de provincie Utrecht. Als de provincie niet overtuigd is dat aan de voorwaarden uit dit lid is voldaan dan kan dat een reden voor de provincie zijn de aanvraag af te wijzen.

Artikel 3 Vorm

In het eerste lid is opgenomen dat de subsidie in verschillende vormen kan worden verstrekt waarbij een aantal vormen al is genoemd zoals een subsidie onder een opschortende voorwaarde voor betaling, een lening of een borgstelling. Zoals bij artikel 1 al is toegelicht, geeft de provincie voorkeur aan deze ‘revolverende’ financiële instrumenten om het beleidseffect van de inzet van provinciale middelen te maximaliseren. Bij een subsidie onder een opschortende voorwaarde keert de provincie de subsidie uit pas als zich een bepaald risico heeft voorgedaan. Daarmee is dit een vorm van een garantie. Voor de overige instrumenten sluit de provincie aan bij de systematiek van het burgerlijk wetboek en het privaatrecht. Op grond van artikel 17 van de ASV zal de provincie binnen twee weken na de vaststelling tot betaling overgaan. Bij een garantie is sprake van vaststelling nadat het risico zich voor heeft gedaan.

In deze verordening is bewust open gelaten in welke vorm subsidie wordt verstrekt. Dit is op voorhand namelijk niet te bepalen. De provincie zal, mede op basis van de toelichting van de EBU, per project of programma bepalen welke subsidievorm de provincie het meest passend acht. Voor de provincie is daarbij vooral van belang welke subsidievorm het meest effectief is in verhouding tot het beoogde resultaat. De provincie zal bijvoorbeeld kijken naar de hoogte van de onrendabele top en de mogelijkheden van terugverdienen.

Artikel 4 Aanvraag

Aanvragen kunnen gedurende het gehele jaar worden ingediend. In afwijking hiervan is in het tweede lid bepaald dat de provincie kan besluiten een ‘tender’ uit te schrijven. Dat is een procedure waarbij de aanvragen vóór een bepaalde datum ingediend moeten zijn, waarna ze onder elkaar vergeleken worden en gerangschikt op basis van hun kwaliteit zodat de beste voorstellen in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de overheid. Het doel van een tender is om het beste project of programma uit de markt te halen. De provincie zal dan een tender publiceren als een bijlage van deze verordening. Hierin komt te staan wat het onderwerp van de tender is, wat is het voor deze tender beschikbare budget (deelsubsidieplafond) en aan welke voorwaarden moet zijn voldaan zoals bepaald in de ASV.

De aanvragen moeten worden ingediend met behulp van een door de Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager alle gegevens die in het aanvraagformulier zijn vermeld.

Bij de aanvraag overlegt de aanvrager in ieder geval een toelichting van de EBU over de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd. De provincie wil dat de EBU op een aantal specifieke punten een toelichting geeft over elke aanvraag. Daarbij licht de EBU toe hoe het project of programma aan de realisatie van de doelstellingen van de Strategische Agenda van de EBU bijdraagt, welke subsidievorm het meest passend is en wat de verhouding is tussen de hoogte van de subsidie tot de totale projectkosten en tot de door het project uitgelokte private investeringen. De reden om de EBU de toelichting te laten geven is dat de EBU vanuit de praktijk het beste kan beoordelen welke programma’s of projecten het meest geschikt zijn om bijdrage te leveren aan de realisatie van de doelstellingen van de Strategische Agenda van de EBU.

De toelichting van de EBU is ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de EBU op basis van een adviesformulier zoals dat door de Gedeputeerde Staten is vastgesteld en op grond van het reglement dat de EBU in overeenstemming met de provincie heeft vastgesteld.

Bij een tender is geen toelichting van de EBU vereist voor elke afzonderlijke aanvraag omdat de aanvragen in dit geval vóór een bepaalde datum ingediend moeten zijn. De provincie wil in een dergelijke geen extra drempel opwerpen voor de aanvragers die al onder tijdsdruk staan. De tender zelf, dat wil zeggen de voorwaarden waarop de tender wordt uitgeschreven, zal de provincie wel met de EBU vooraf afstemmen. Ook kan de provincie besluiten de EBU als een adviserende instantie binnen de tender aanstellen.

Artikel 5 Subsidieplafond

Het subsidieplafond, dat is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak maximaal beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies, wordt (in principe) jaarlijks door de Gedeputeerde Staten bepaald. Gedeputeerde Staten kunnen een deelplafond vaststellen voor een bepaald onderwerp in het kader van een tender zoals bepaald in artikel 4 tweede lid.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

De hoogte van de bijdrage van de provincie wordt per aanvraag bepaald op basis van het tekort aan financiering voor het project of programma zoals bepaald in artikel 12 ASV. De hoogte van de subsidie zal aan de hand van de toelichting van de EBU worden bepaald, waarbij gekeken wordt naar de meest passende en effectieve inzet van provinciale middelen in verhouding tot het beoogde resultaat en de inbreng van de aanvragers en andere partijen. De hoogte van de subsidie kan ook mede bepaald worden door de beperkingen die de Europese regelgeving stelt aan de overheidssteun aan ondernemingen.

Artikel 7 Weigeringsgronden

In de verordening is een aantal weigeringsgronden opgenomen die ter aanvulling op artikel 10 van de ASV gelden. Zo wordt een subsidie geweigerd als blijkt dat de aanvrager of een samenwerkende partij in financiële moeilijkheden verkeert of er een uitstaand bevel is voor terugvordering van de subsidie wegens staatssteun. Dit volgt uit staatssteunregelgeving. Daarnaast kan de subsidie worden geweigerd als het bedrag van de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt. Daarnaast houdt de provincie de mogelijkheid open om een subsidie te weigeren als de provincie voor meer dan 33,3% van de totale projectkosten zou moeten bijdragen. De reden hiervoor kan zijn dat de provincie juist wil dat andere partijen eveneens mee gaan financieren. Voor een subsidie aan een fonds is opgenomen dat de provincie een subsidie kan weigeren als deze meer dan 25% bedraagt van de totale fondsomvang. Op deze manier wil de provincie een hefboom creëren op haar eigen middelen.

Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger

In dit artikel is opgenomen dat de provincie in een uitvoeringsovereenkomst nadere afspraken kan vastleggen. Deze kunnen eruit bestaan dat de aanvrager een rente of een premie moet betalen voor een lening respectievelijk een garantie. In overeenstemming met artikel 4:37-4:39 Awb moeten deze verplichtingen wel streken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie of betrekking hebben op de wijze waarop of op de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 9 Europese regelgeving

Bij de subsidieverlening door de provincie kan sprake zijn van staatssteun. Van staatssteun is sprake als een overheid een selectief voordeel aan een onderneming geeft dat de concurrentie binnen de interne markt van de Europese Unie mogelijk verstoort. Een onderneming in de zin van de staatsteunwetgeving is elke eenheid, ongeacht haar rechtsvorm en wijze van financiering, die een economische activiteit uitvoert. Een winstoogmerk is daarbij niet vereist, concurrentie op de markt volstaat. De subsidies binnen deze verordening zullen veelal aan ondernemingen gegeven worden. Dit betekent dat de provincie per geval moet toetsen in hoeverre de toepassing van de zogenoemde vrijstellingsverordeningen mogelijk zijn. Als voldaan is aan voorwaarden van deze verordeningen is de staatssteun namelijk geoorloofd en dan kan de provincie de staatssteun verlenen zonder voorafgaande goedkeuring van de Europese Commissie.

Dit kan bijvoorbeeld op grond van de de-minimisverordening. Er is dan steun mogelijk van maximaal € 200.000 in totaal gedurende de drie achtervolgende belastingjaren. Hiervoor moet de zogenoemde de-minimisverklaring worden overgelegd, waarin de subsidieontvanger verklaart dat hij of zij in de afgelopen drie belastingjaren in totaal minder dan € 200.000 aan subsidies heeft ontvangen. Het gaat dan om alle subsidies die de onderneming binnen het hele concern heeft gekregen. Daarnaast zou de zogenoemde Groepsvrijstellingsverordening (Nr. 800/2008 van de Commissie van 9 augustus 2008) kunnen gelden. Hierbij worden bepaalde categorieën staatssteun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag (nu artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar verklaard. De steun is in deze gevallen geoorloofd en hoeft niet aan de Europese Commissie ter goedkeuring te worden voorgelegd.