Organisatie | Zandvoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Brandveiligheidsverordening 2006 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-04-2009 | Onbekend | 12-12-2006 Zandvoortse Courant | 2006/12677 |
Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst
Vastgesteld door : d.d. 12 december 2006 Gepubliceerd in de Zandvoortse Courant : d.d. 21 december 2006 |
Bankrekening: BNG 28.50.10.034
2 TOELICHTING OP DE VERORDENING 7
2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 7
De raad van de gemeente Zandvoort:
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2006, nr. 2006/13048;
gelet op de overwegingen van de commissie Planning en Control van 29 november 2006;
gewenst en verplicht is om regels te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt, voor zover daarin niet bij of krachtens de Woningwet en de Zandvoortse bouwverordening is voorzien;
gelet op Regeling Bouwbesluit brandveiligheid (Stcrt. 1992, nr. 104), artikel II van de Regeling tot wijziging (Stcrt. 1992, nr. 188) en (Stb. 1988, 511), artikel 12 van de Brandweerwet 1985 en artikel 149 van de Gemeentewet;
besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:
Brandbeveiligingsverordening 2006.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Deze verordening is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in de Woningwet en de Bouwverordening 2006.
Indien het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning nieuwe voorschriften verbinden en gestelde voorschriften wijzigen of intrekken.
Een vergunning moet worden geweigerd indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie niet geacht kan worden een brandveilig gebruik te zijn en door het stellen van voorschriften geen voldoende brandveilig gebruik kan worden bereikt.
Artikel 5 Intrekken vergunning
het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of veranderingen van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, en het niet mogelijk blijkt door het stellen of wijzigen van voorschriften dat belang voldoende te beschermen.
Artikel 6 Verplicht aanwezige bescheiden
In de inrichting waar de activiteiten plaatsvinden waarop de vergunning betrekking heeft moet de vergunning aanwezig zijn, en moet op verzoek van degene die belast is met de zorg voor de naleving van deze verordening, ter inzage worden gegeven.
Artikel 7 Gebruikseisen voor inrichtingen
Onverminderd het gestelde in het tweede lid, is het verboden een inrichting niet zijnde een woonschip, uitgezonderd een woonschip waarin sprake is van verminderde zelfredzaamheid van bewoners in combinatie met permanente aanwezigheid van personeel en begeleiding van bewoners, te gebruiken in strijd met de gebruikseisen zoals per onderwerp vermeld in van overeenkomstige toepassing zijnde bijlage 4 bij de bouwverordening.
3, buiten toepassing verklaren.
Artikel 8 Verbod stoffen aanwezig te hebben
Artikel 9 Opslag en verwerking stoffen
Stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid (Stcrt 1992, nr. 104), alsmede artikel II van de Regeling tot wijziging (Stcrt. 1992, nr. 188) moeten worden opgeslagen volgens de in bijlage 6 van de bouwverordening aangegeven wijze.
Artikel 10 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen
De rechthebbende op een inrichting, ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden, dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan worden beschikt.
Artikel 11 Gebruik middelen en voorzieningen
Het is verboden voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te hebben dat daardoor het onmiddellijk gebruik of de zichtbaarheid wordt belemmerd van:
Artikel 12 Verrichten van werkzaamheden
Bij het verrichten of doen verrichten van onderhouds-, herstel-, wijzigings- of sloopwerkzaamheden, waarbij stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid (Stcrt. 1992, nr. 104), alsmede artikel II van de Regeling tot wijziging (Stcrt. 1992, nr. 188), of gereedschappen worden gebruikt, waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan van brand, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
Artikel 13 Verbod open vuur en roken
Artikel 14 Verboden handelingen met stoffen
Het is verboden een brandbaar gas te bezigen voor het vullen van speelgoed, hobby en sportartikelen, anders dan luchtvaartuigen bedoeld in de Regeling inzake het met bepaalde luchtvaartuigen opstijgen en landen op alsmede het inrichten van niet als luchtvaartterreinen aangewezen terreinen (Stb. 1988, 511).
4, Het is verboden een brandbare vloeistof, een brandbaar gas of gasmengsel of een brandbare damp te laten wegstromen op zodanige wijze dat daardoor brand kan ontstaan.
5.Het is verboden gloeiende vaste stoffen op te slaan, te vervoeren of weg te gooien op zodanige wijze dat daardoor brand ontstaat.
Artikel 15 Melden van brand en broei
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.
Artikel 16 Bossen, heidevelden, vennen
De eigenaar van een naaldhoutbos, een heideveld, een veen of een ander terrein, dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht - na een van burgemeester en wethouders ontvangen aangetekende brief - de voorschriften op te volgen, die burgemeester en wethouders in die brief geven tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
Artikel 17 Toezicht op de naleving
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan ambtenaren van de brandweer en daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Artikel 19 Overgangsbepalingen (aanvragen om) gebruiksvergunning
Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2006
De brandbeveiligingsverordening regelt het brandveilig gebruik van inrichtingen. De werkingssfeer is in artikel 12 van de Brandweerwet 1985 aangegeven: de brandbeveiligingsverordening is van toepassing voor zover in hetgeen zij regelt niet is voorzien bij of krachtens de Woningwet of enige andere wet. Bouwwerken zijn daaronder niet begrepen, omdat regeling van het brandveilig gebruik daarvan ingevolge de Woningwet 1991 verplicht in de bouwverordening is opgenomen. Als gevolg hiervan is de brandbeveiligingsverordening ingrijpend gewijzigd. De brandbeveiligingsverordening kan slechts regelen voor zover niet in de brandveiligheid is voorzien bij of krachtens het bepaalde in andere wettelijke regelingen. Rest derhalve thans die 'voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen', die geen bouwwerk zijn.
De vergunningplicht is evenwel pas van toepassing, wanneer aan de criteria, genoemd in artikel 3 wordt voldaan. De verordening bevat geen voorschriften over het aanvragen, het voorbereiden en het beslissen op een verzoek om een vergunning. Die onderwerpen zijn geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315).
De in artikel 1 bedoelde 'voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen' is een ruime omschrijving. Bouwwerken vallen daar niet onder, het gebruik hiervan vindt immers regeling in de bouwverordening. In dit verband ware te denken aan alle 'bouwwerken' die op het water drijven en los met de wal verbonden zijn, zoals hotelboten, opslagschepen en drijvende restaurants.
Deze zijn namelijk geen bouwwerken in de zin van de Woningwet 1991 en vallen derhalve niet onder de werking van het Bouwbesluit en de bouwverordening. Er bestaat een in dit kader relevante uitspraak van het Hof Arnhem d.d. 6 juni 1972, NJ 73, 209. Daarin werd uitgemaakt 'dat een op het water drijvend bouwsel niet valt onder het begrip "gebouw" en evenmin onder de definitie in de gemeentelijke bouwverordening, omdat het niet in de geest van die verordening met de grond verbonden is noch steun vindt in of op de grond'. Er was hier sprake van het aanmeren middels twee lijnen aan in de grond geplaatste meerpalen, teneinde afdrijven te voorkomen. Het valt te verwachten dat bij een 'minder losse verbinding' de bouwsels onder de werking van de Woningwet zullen vallen. Ook allerlei terreinen vallen onder het begrip inrichting, evenals (feest)tenten e.d.
Artikel 3 Vergunning gebruik inrichting
Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorschriften verbinden, zoals voorschriften met betrekking tot:
Ook zijn voorschriften van bouwkundige aard denkbaar, aangezien de hier bedoelde bouwsels niet onder de werking van de Woningwet vallen.
Weigeringsgronden zijn in artikel 4 niet expliciet genoemd. Toetsingsgrond voor een vergunning kunnen zijn:
De situaties a en b betreffen uiteraard uitsluitend de brandveiligheid. Een andere goede basis voor de beoordeling van de vergunningsplichtige inrichtingen zijn de boeken die de NBF (Nationaal Bibliotheek Fonds) uitgeeft in de serie 'Een brandveilig gebouw .......'. Een nadere omschrijving van de toetsingscriteria is gezien de diversiteit van de inrichtingen (tenten, hotelboten, kampeerterreinen e.d.) niet mogelijk.
Artikel 7 Gebruikseisen voor inrichting
Alleen de in artikel 3 genoemde inrichtingen zijn vergunningsplichtig. In artikel 7 vindt de brandveiligheid van niet vergunningplichtige inrichtingen regeling.
Artikel 17 Toezicht op de naleving
Burgemeester en wethouders wijzen in verband met de bij de gemeentelijke organisatie verordening (ex artikel 1 van de Brandweerwet 1985) opgedragen taken in ieder geval de brandweer aan als de gemeentelijke dienst belast met het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening. In de toelichting op de (model-)bouwverordening is vermeld dat de brandweer de deskundige dienst is om te adviseren over brandpreventie voorschriften. Tevens kunnen ook andere personen met de naleving ervan worden belast, zoals bijvoorbeeld van het bouw- en woningtoezicht. Het verdient in elk geval aanbeveling bij de uitvoering van deze verordening en van andere verordeningen een coördinatie tot stand te brengen. voor de opsporing van (onder meer) de in de brandbeveiligingsverordening aangegeven strafbare feiten zijn door de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken uitsluitend aangewezen de commandanten en het personeel van gemeentelijke brandweren in de rang van adjunct-hoofdbrandmeester of hoger. Beschikkingen van de staatssecretaris van 24 maart 1986, nr. EB 85/V4828 (Stb. 1986, 84) en van 5 december 1986, nr. EB 86/V2859 (Stb. 1986, 247).