Organisatie | Noaberkracht Dinkelland Tubbergen |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Arbeidsvoorwaardenregeling Noaberkracht Dinkelland Tubbergen (ANDT 2014) |
Citeertitel | Arbeidsvoorwaardenregeling Noaberkracht Dinkelland Tubbergen (ANDT 2014) |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze versie van de ANDT is materieel vervallen door de inwerkingtreding van een nieuwe ANDT (zie Publicatieblad 2016, 470) op 1 mei 2016.
Na die datum in "de ANDT" met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2016 vastgestelde wijzigingen zijn in deze versie daarom niet verwerkt maar uitsluitend in de na 1 mei 2016 geldende versie.
Ambtenarenwet, art. 125, tweede lid
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-01-2014 | 01-01-2014 | 01-05-2016 | Ingevoegd Hoofdstuk 4a | 21-01-2014 | Onbekend |
01-01-2014 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 18-11-2013 | Onbekend |
Dit is de Arbeidsvoorwaardenregeling Noaberkracht Dinkelland Tubbergen (ANDT). Hierin zijn de CAO gemeenten (CAR/UWO) en de eigen, lokale regelingen van Noaberkracht opgenomen.
Informatie systeem CAR/UWO en lokale regelingen
De CAO gemeenten wordt in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA) door het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten afgesproken met de centrales van overheidspersoneel. De afspraken worden neergelegd in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR en UWO). De CAR geldt voor alle gemeenten, de UWO alleen voor gemeenten die zich daarbij hebben aangesloten. Onder gemeenten worden ook verstaan gemeentelijke samenwerkingsorganisaties zoals Noaberkracht Dinkelland Tubbergen. Niet bij de UWO aangesloten organisaties volgen de UWO wel zoveel mogelijk en wijken alleen af op onderdelen waarop de organisatie een eigen koers vaart. Dit geldt ook voor Noaberkracht.
In het Georganiseerd Overleg van Noaberkracht worden door de werkgever en de vakorganisaties afspraken gemaakt over sommige UWO-onderdelen en over lokale arbeidsvoorwaarden die niet in de CAR en UWO geregeld zijn.
De hoofdstukken 1 tot en met 21 van de ANDT zijn de CAR en UWO. CAR-bepalingen kennen twee cijfers, bijvoorbeeld artikel 3:1, 3:2. UWO-bepalingen kennen drie cijfers, bijvoorbeeld 3:1:1, 3:2:1. UWO-bepalingen zijn vaak een uitwerking van een CAR-bepaling. In deze hoofdstukken komen enkele lokale bepalingen voor. Die kennen vier cijfers, bijvoorbeeld 3:1:1:1.
Vanaf hoofdstuk 22 ANDT beginnen de lokale regelingen. Die kennen allemaal twee cijfers, bijvoorbeeld 22:1.
In deze versie van de ANDT zijn de LOGA-brieven met wijzigingen in CAR-UWO verwerkt tot en met de LOGA-brief van 4 juli 2013
9d: Tijdelijke regeling ambtenaren, werkzaam bij de gemeentelijke beroepsbrandweer en een gemeentelijke ambulancedienst, geboren na 1949 of die geboren is voor 1950, maar die op 1 april 1997 geen deelnemer was bij het ABP en die op 31 december 2005 en 1 januari 2006 werkzaam waren in een functie, waarvoor door het college krachtens artikel 8: 3, zoals dat luidde op 31 december 2005, leeftijdsgrenzen zijn bepaald (niet opgenomen want niet van toepassing)
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Noaberkracht Dinkelland Tubbergen;
overwegende dat in gevolge artikel 125, tweede lid van de Ambtenarenwet is bepaald dat het bevoegd gezag van provincies, gemeenten en waterschappen voor de ambtenaren door of vanwege deze lichamen aangesteld, voorschriften worden vastgesteld omtrent diverse onderwerpen die de arbeidsvoorwaarden van deze ambtenaren betreffend;
dat ingegevolge de Gemeenschappelijke Regeling Noaberkracht Tubbergen Dinkelland het dagelijks bestuur de bevoegdheid van de colleges van burgemeester en wethouders van Tubbergen en Dinkelland is toegekend om ambtenaren te benoemen en dat het dagelijks bestuur dient te voorzien in een regeling als bedoeld in artikel 125, tweede lid Ambtenarenwet;
dat de CAO gemeenten in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA) door het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wordt afgesproken met de centrales van overheidspersoneel,
dat die afspraken worden neergelegd in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en de uitwerkingsovereenkomst (CAR en UWO).
dat de CAR geldt voor alle gemeenten, de UWO alleen voor gemeenten die zich daarbij hebben aangesloten, waaronder ook verstaan gemeentelijke samenwerkingsorganisaties zoals Noaberkracht Dinkelland Tubbergen;
dat niet bij de UWO aangesloten organisaties de UWO wel zoveel mogelijk volgen en alleen afwijken op onderdelen waarop de organisatie een eigen koers vaart, waarover de lokaal overleg plaatsvindt met de vakorganisaties;
dat in het Georganiseerd Overleg van Noaberkracht door de werkgever en de vakorganisaties afspraken zijn gemaakt over UWO-onderdelen en over lokale arbeidsvoorwaarden die niet in de CAR en UWO geregeld zijn en dat zij hierover op 14 oktober 2013 overeenstemming hebben bereikt;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Voor de toepassing van deze regeling en de uitwerkingsovereenkomst wordt niet als ambtenaar beschouwd:
hij die een indicatie heeft voor de sociale werkvoorziening en op grond daarvan op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de gemeente, met uitzondering van de geïndiceerde die werkzaam is bij de gemeente in het kader van begeleid werken als bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening;
Op de ambtenaar die is aangesteld voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van een door de overheid getroffen regeling, die het karakter draagt door een tijdelijke tewerkstelling de opneming in het arbeidsproces te bevorderen van personen, die behoren tot één of meer bepaalde groepen van werklozen, zijn de hoofdstukken 3, 10d en 11a niet van toepassing.
Bij besluit door het dagelijks bestuur kan de toepasselijkheid van deze regeling of van delen daarvan op ambtenaren of groepen ambtenaren om bijzondere redenen worden uitgesloten. Het voornemen een besluit te nemen, bedoeld in de eerste volzin, wordt - met redenen omkleed - gemeld bij het secretariaat van het LOGA. Deze melding kan voor LOGA-partijen aanleiding zijn te besluiten tot een verdere handelwijze.
Artikel 1:4:1 Voorschriften en instructies
Met inachtneming van het bepaalde in deze regeling kan het dagelijks bestuur, indien zulks naar hun oordeel nodig of wenselijk is:
Op verzoek ontvangt de ambtenaar kosteloos een exemplaar van de voor hem geldende schriftelijke regels, welke zijn vastgesteld ter uitwerking of uitvoering van de bepalingen van deze regeling of welke hij bij de vervulling van zijn betrekking heeft na te leven, tenzij de bedoelde regels op een voor hem gemakkelijk toegankelijke plaats ter inzage liggen.
Artikel 1:4:4 Voordragen van belangen
De ambtenaar heeft het recht zijn belangen rechtstreeks bij de kolomdirecteur en bij het tot aanstelling bevoegd dagelijks bestuur voor te dragen.
Bij de berekening van uren onder meer bij het bepalen van de omvang van de betrekking, worden deze tot op twee decimalen afgerond. Om tot een decimaal te komen, wordt de gangbare afbreekregel gehanteerd.
In een nadere regeling kan worden bepaald dat in bijzondere gevallen voor nader te bepalen hogere functies een tijdelijke aanstelling kan worden verleend in afwijking van artikel 2:4, alsmede dat voor bedoelde functies kan worden afgeweken van de salaristabel en/of van het bepaalde in de hoofdstukken 8 en 10d. In de commissie voor georganiseerd overleg moet overeenstemming zijn bereikt over de criteria voor de aanwijzing van deze functies en over de functies zelf. Ingeval geen commissie voor georganiseerd overleg is ingesteld, wordt de procedure ingevolge bijlage III van deze regeling gevoerd bij het opstellen van evengenoemde criteria en bij het bepalen van de functies, waarbij het overeenstemmingsvereiste van toepassing is.
De in het vorige lid bedoelde regeling kan overeenkomstig van toepassing worden verklaard op ambtenaren in tijdelijke dienst die projecten of functies van tijdelijke aard uitoefenen waarbij de te bereiken resultaten in een bepaalde tijdsperiode tevoren kunnen worden vastgesteld en de betrokken ambtenaar in verregaande mate zelfstandig verantwoordelijkheid draagt voor de inrichting van de werkzaamheden
Hoofdstuk 2 Aanstelling en arbeidsovereenkomst
Artikel 2:1 Aanstelling; het dagelijks bestuur
Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het dagelijks bestuur.
De ambtenaar is – nadat hij is gehoord – verplicht om in het belang van de dienst een andere passende functie te aanvaarden. Een passende functie is een functie die de ambtenaar redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen.
Indien het dagelijks bestuur dit in het belang van de dienst nodig acht, is de ambtenaar verplicht om:
beschikbaar te zijn buiten de voor zijn functie vastgestelde werktijden. Voor het, gedurende onbepaalde tijd periodiek verrichten van deze beschikbaarheidsdiensten wordt de ambtenaar schriftelijk aangewezen, indien deze diensten ten minste op gemiddeld zestig kalenderdagen in een periode van twaalf maanden zullen moeten worden verricht, hetgeen uit de schriftelijke aanwijzing moet blijken.
Wanneer de ambtenaar meent, dat in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden redelijkerwijs niet van hem kunnen worden gevergd, geeft hij – onverminderd zijn verplichting om die werkzaamheden terstond aan te vangen – daarvan door tussenkomst van het hoofd van dienst terstond kennis aan het dagelijks bestuur, dat zo spoedig mogelijk een beslissing ter zake neemt.
Artikel 2:3 Aanstelling; geneeskundig onderzoek
Onverminderd artikel 2:2, kan het dagelijks bestuur bepalen dat voor bepaalde functies, waarbij aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld, aanstelling alleen mogelijk is na een geneeskundig onderzoek gericht op de te vervullen betrekking, waaruit blijkt dat tegen het vervullen van de betrekking uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan. Het geneeskundig onderzoek wordt ingesteld door de geneeskundige(n), daartoe aangewezen door het dagelijks bestuur.
Ten aanzien van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2:5 zijn de artikelen 2:1 tot en met 2:4:2 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2:5:2 Minimum-urengarantie bij oproepkrachten
De overeenkomst kent een minimum-urengarantie. Per oproep wordt een minimum van 2 uur gegarandeerd en op maandbasis wordt uitbetaling van minimaal 15 uur gegarandeerd. De middeling van gewerkte uren vindt per kwartaal plaats indien in de maanden van het betreffende kwartaal meer of minder uren wordt gewerkt
Artikel 2:5:3 Inhoud oproepovereenkomst
De overeenkomst dient de volgende afspraken te bevatten:
een oproep kan door de werkgever worden afgezegd en door de oproepkracht worden geweigerd, indien de afzegging respectievelijk de weigering uiterlijk twaalf uur voor de aanvang van de feitelijke werkzaamheden aan de wederpartij kenbaar wordt gemaakt. Indien afzegging plaatsvindt zonder de termijn van twaalf uur in acht te nemen, is de werkgever gehouden loon te betalen als ware de werkzaamheden feitelijk vervuld. Indien weigering plaatsvindt zonder de termijn van twaalf uur in acht te nemen, maakt de oproepkracht zich schuldig aan plichtsverzuim;
indien gedurende een omschreven periode de oproepkracht niet heeft gewerkt, terwijl de werkgever de oproepkracht ten minste een omschreven aantal malen daartoe heeft opgeroepen, en de oproepkracht alsdan niet verhinderd was werkzaam te zijn wegens ziekte, kan genoemde omstandigheid gelden als grond voor ontslag van de oproepkracht op grond van artikel 8:13.
Artikel 2:5:4 Bezoldiging en betaling bij ziekte van de oproepkracht
Ingeval de oproepkracht aanspraak maakt op een uitkering ingevolge hoofdstuk 7, wordt als berekeningsbasis voor de uitkering uitgegaan van het inkomen dat gemiddeld is genoten gedurende het kalenderkwartaal, voorafgaand aan het tijdstip waarop de ziekte is ontstaan. Ingeval het arbeidspatroon in bedoeld kalenderkwartaal in belangrijke mate afwijkt van het arbeidspatroon in een voorafgaand kwartaal, wordt uitgegaan van het inkomen dat is genoten gedurende een kalenderkwartaal dat een getrouw beeld geeft van het gemiddelde arbeidspatroon van de oproepkracht.
Arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan op grond van de bepalingen van artikel 2:5, eerste lid, onder a, b of c, en artikel 2:5:2, onder b, juncto artikel 2:5, eerste lid, onder e, zoals deze luidden voor 1 juli 2001, worden per 1 juli 2001 omgezet in een aanstelling. Van deze omzetting ontvangt betrokkene kosteloos bericht. Het aanstellingsbesluit voldoet aan de voorwaarden van artikel 2:4:1.
Artikel 2:7 Aanpassing arbeidsduur
Overeenkomstig de Wet aanpassing arbeidsduur heeft een persoon die is aangesteld als ambtenaar of met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan, het recht op de de formele arbeidsduur per week te uit te breiden tot het aantal uren van een volledige betrekking, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten.
Hoofdstuk 3 Salaris en vergoedingsregelingen
Van de bezoldigingsregeling, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit bijlage II en IIa van de CAR:
Bijlage II omvat de indeling van de schalen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en is van toepassing op die ambtenaar die ook op 31 maart 1996 reeds een salaris genoot op grond van deze bijlage, tenzij op grond van het gestelde onder b, tweede gedachtestreepje, bijlage IIa op hem van toepassing is.
Bijlage IIa omvat de indeling en de opbouw van de schalen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en is van toepassing op:
de ambtenaar die op of na 1 april 1996 een nieuwe betrekking in de zin van de CAR aanvaardt, direct voorafgegaan door een andere betrekking in de zin van de CAR, waarbij aan die nieuwe betrekking een beter salarisperspectief is verbonden. Hierbij wordt een betrekking mede als nieuw aangemerkt ingeval een bestaande aanstelling of arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd, als gevolg van een wijziging in de uit te voeren taken.
Met inachtneming van het bepaalde in het derde lid en het vijfde lid worden in de bezoldigingsregeling nadere regels gesteld inzake de wijze waarop de inschaling plaatsvindt ingevolge bijlage IIa van de ambtenaren ten aanzien van wie het salaris op 31 maart 1996 is vastgesteld op grond van bijlage II.
Van de nadere regels, bedoeld in het vorige lid, maken deel uit de afspraken:
dat de ambtenaar met een salaris ingevolge bijlage II, die voor 1 april 1997 reeds het maximum heeft bereikt van de schaal en die binnen die betrekking geen perspectief heeft op een hogere schaal eerst per 1 april 1997 een salaris gaat ontvangen op basis van het maximum van dezelfde schaal ingevolge bijlage IIa;
en dat de ambtenaar met een salaris ingevolge bijlage II die op of na 1 april 1997 het maximum bereikt van de schaal en binnen zijn betrekking geen perspectief heeft op een hogere schaal op de datum van het bereiken van het maximum van de schaal een salaris gaat ontvangen op basis van het maximum van dezelfde schaal ingevolge bijlage IIa.
De bezoldiging, bedoeld in artikel 3:1, eerste lid, wordt bepaald met inachtneming van de aard van de betrekking en de wijze waarop de ambtenaar deze vervult. Mede kunnen in aanmerking worden genomen bekwaamheid en geschiktheid van de ambtenaar, voor zover in het belang van de dienst gebleken terzake van werkzaamheden niet tot zijn eigenlijke betrekking behorende. Voorts kunnen in aanmerking worden genomen leeftijd en dienstjaren van de ambtenaar alsook andere omstandigheden, voor zover deze naar het oordeel van het tot aanstelling bevoegde dagelijks bestuur, gelet op het dienstbelang en gelet op verhoudingen binnen de dienst, van betekenis zijn.
Artikel 3:1:1:1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op de begripsomschrijvingen uit artikel 1:1 en artikel 3:1, tweede lid, wordt verstaan onder:
Artikel 3:1:1:3 Salaris bij deeltijdwerk
Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.
Artikel 3:1:1:5 Salaris bij aanstelling
Als de ambtenaar bij aanstelling nog onvoldoende werkervaring heeft om zijn functie volledig te kunnen vervullen, wordt de ambtenaar bij zijn aanstelling ingedeeld in periodiek 0 van de voor zijn functie geldende aanloopschaal. Als daarvoor naar het oordeel van het dagelijks bestuur aanleiding bestaat, wordt de ambtenaar bij zijn aanstelling ingedeeld in een hogere periodiek van de aanloopschaal.
Het eerste en tweede lid gelden naar analogie voor de ambtenaar die een andere, hoger gewaardeerde functie bij Noaberkracht Dinkelland Tubbergen aanvaardt, met dien verstande dat de ambtenaar niet in een periodiek kan worden ingedeeld met een lager salarisbedrag dan het salarisbedrag dat hoort bij de periodiek waarin hij bij zijn vorige functie was ingedeeld.
Artikel 3:1:1:6 Bevordering van aanloop- naar functieschaal
De ambtenaar die op grond van artikel 3:1:1:5, derde lid, is ingedeeld in de voor zijn functie geldende aanloopschaal wordt bevorderd naar de functieschaal als hij zijn functie volledig vervult blijkens de beoordeling als bedoeld in artikel 3:1:1:8, eerste lid en als eindoordeel “normaal”, “goed” of “uitstekend” heeft. Na deze beoordeling geschiedt bevordering per 1 januari van het volgende kalenderjaar.
Bij bevordering naar de functieschaal wordt het salaris voor de ambtenaar in de functieschaal vastgesteld op het eerst hogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe en het oude salaris ten minste 75% bedraagt van het verschil tussen de periodiek die de ambtenaar laatstelijk genoot en de naast hogere periodiek in de aanloopschaal, dan wel de naast lagere periodiek in de aanloopschaal, als de ambtenaar was ingedeeld in periodiek 11 (het maximum) van de aanloopschaal.
Artikel 3:1:1:7 Salaris bij functiewaardering
De ambtenaar van wie de functie met toepassing van artikel 3:1:1:4 opnieuw wordt gewaardeerd wordt horizontaal ingeschaald in de nieuwe, voor zijn functie geldende functieschaal vanaf de datum waarop de nieuwe functiewaardering ingaat. De horizontale inschaling geschiedt in hetzelfde salarisbedrag als hij genoot voor die functiewaarderingsdatum. Als de ambtenaar voor de functiewaarderingsdatum een salarisbedrag geniet dat hoger ligt dan het maximum (periodiek 11) van de nieuwe functieschaal, dan wordt de ambtenaar ingedeeld in periodiek 11 van de nieuwe functieschaal.
Als de ambtenaar voor de functiewaarderingsdatum nog salarisperspectief had in zijn oude schaal, wordt de garantietoelage op elke volgende periodiekdatum bijgesteld met het bedrag van één periodiek in de oude schaal, als blijkens de beoordeling als bedoeld in artikel 3:1:1:8, eerste lid het eindoordeel van de ambtenaar “normaal”, “goed” of “uitstekend” is.
Bij een in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden overeengekomen algemene verhoging van de salarissen wordt de garantietoelage aangepast. De garantie maakt deel uit van de berekeningsgrondslag van de vakantietoelage, eindejaarsuitkering en levensloopbijdrage (artikelen 6:3, 3:6 en 6a:7) en behoort tot het pensioengevend inkomen als bedoeld in artikel 3.1 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP.
Artikel 3:1:1:8 Jaarlijkse vaststelling salaris
Eenmaal per jaar neemt het dagelijks bestuur een besluit met betrekking tot de hoogte van het salaris van de ambtenaar per 1 januari van het volgende kalenderjaar. Dit besluit is gebaseerd op beoordeling van de ambtenaar over het afgelopen jaar met toepassing van de Regeling gesprekscyclus die is opgenomen in hoofdstuk 23.
De ambtenaar komt bij toepassing van het eerste lid in aanmerking voor een jaarlijks opnieuw toe te kennen prestatiebeloning als het eindoordeel “goed” of “uitstekend” is. De beoordeling in enig kalenderjaar is steeds bepalend voor het al dan niet toekennen van prestatiebeloning in het daaropvolgende kalenderjaar. De prestatiebeloning wordt voor één kalenderjaar toegekend. Een volgende beoordeling kan aanleiding geven om opnieuw prestatiebeloning toe te kennen. De prestatiebeloning wordt toegekend per 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de beoordeling is opgemaakt en bestaat uit een percentage dat wordt berekend over periodiek 11 (het maximum) van de voor de ambtenaar geldende functieschaal. De bedragen van de verschillende percentages zijn weergegeven in bijlage IIa.
Er wordt een prestatiebeloning toegekend van 7,5% aan de ambtenaar die: het eerste jaar van zijn dienstbetrekking met Noaberkracht Dinkelland Tubbergen als eindoordeel “uitstekend” behaalt; of als eindoordeel “uitstekend” behaalt, terwijl zijn vorige eindoordeel “goed”, “normaal”, “matig” of “onvoldoende” was.
De ambtenaar die bij toepassing van het eerste lid als eindoordeel “matig” of “onvoldoende” heeft, kan - na in achtneming van een wachtjaar – in aanmerking komen voor een korting op zijn salaris. Deze korting wordt daadwerkelijk gerealiseerd als de ambtenaar bij de volgende beoordeling opnieuw als eindoordeel “matig” of “onvoldoende” heeft.
In afwijking van het vierde lid wordt voor de salariskorting geen wachtjaar in acht genomen als tijdens het voortgangsgesprek al met de ambtenaar is besproken dat zijn functioneren “matig” of “onvoldoende” is en dus moet verbeteren. Op het “formulier gesprekscyclus” moet dan het blokje met de waarschuwing van “matig” of “onvoldoende” functioneren zijn aangekruist of ingekleurd.
De salariskorting als bedoeld in het vierde en vijfde lid wordt voor één kalenderjaar toegepast. Als de volgende beoordeling aanleiding geeft om opnieuw een korting toe te passen, wordt niet opnieuw een wachtjaar in acht genomen als de ambtenaar als eindoordeel opnieuw “matig” of “onvoldoende” behaalt. Als de betreffende ambtenaar in een of meer volgende jaren als eindoordeel “normaal”, “goed” of “uitstekend” behaalt, zijn het vierde en vijfde lid opnieuw onverkort van toepassing en moet bij het behalen van het eindoordeel “matig” of “onvoldoende” dus opnieuw een wachtjaar in acht worden genomen, tenzij naar aanleiding van het voortgangsgesprek op het “formulier gesprekscyclus” het blokje met de waarschuwing van “matig” of “onvoldoende” functioneren is aangekruist of ingekleurd.
De salariskorting wordt toegepast per 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de beoordeling is opgemaakt en bestaat uit een percentage dat wordt berekend over periodiek 11 (het maximum) van de voor de ambtenaar geldende functieschaal. De bedragen van de verschillende percentages zijn weergegeven in bijlage IIa.
Bij toepassing van het vierde tot en met het zesde lid doet het niet ter zake of de ambtenaar in het ene jaar een ander eindoordeel behaalt dan in het vorige jaar. Bepalend is dat het eindoordeel ofwel “matig” ofwel “onvoldoende” is. Conform het zevende lid is de laatste beoordeling bepalend voor de hoogte van de salariskorting.
Bij toepassing van het vierde tot en met het zesde lid dient op het “formulier gesprekscyclus” het blokje met de waarschuwing van “matig” of “onvoldoende” functioneren alleen te zijn aangekruist of ingekleurd om te bepalen dat het wachtjaar niet in acht moet worden genomen. In daaropvolgende, aansluitende jaren waarin door de ambtenaar als eindoordeel “matig” of “onvoldoende” wordt behaald hoeft het blokje niet te zijn aangekruist of ingekleurd, omdat het wachtjaar dan niet meer van toepassing is.
Als door toedoen van de leidinggevende geen beoordeling heeft plaatsgevonden, vindt er niettemin een salarisverhoging als bedoeld in het tweede en derde lid plaats per 1 januari van het volgende kalenderjaar op basis van het eindoordeel waarop de laatste salarisverhoging van de ambtenaar was gebaseerd. Een korting als bedoeld in het vierde of vijfde lid kan dan niet aan de orde zijn. In deze situatie heeft de ambtenaar er recht op, dat op zijn verzoek alsnog een beoordeling wordt opgemaakt. Als het eindoordeel van die beoordeling tot een hogere salarisverhoging leidt, wordt die salarisverhoging met terugwerkende kracht toegekend tot het moment (1 januari) waarop deze in had moeten gaan als er wel tijdig een beoordeling was opgemaakt. Als het eindoordeel van die beoordeling tot een lagere salarisverhoging of een korting op het salaris leidt, wordt die salarisverhoging of -korting toegepast met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die beoordeling.
Als de ambtenaar in een kalenderjaar langer dan 6 maanden minder dan 50 procent van zijn formele arbeidsduur aanwezig is, bijvoorbeeld als gevolg van ziekte of verlof, is het niet mogelijk een beoordeling op te maken. Er vindt dan niettemin een eventuele salarisverhoging als bedoeld in het tweede lid plaats per 1 januari van het volgende kalenderjaar op basis van het eindoordeel waarop de laatste salarisverhoging van de ambtenaar was gebaseerd. Prestatiebeloning of korting op het salaris als bedoeld in het derde tot en met negende lid is dan niet aan de orde. Als op de ambtenaar een wachtjaar van toepassing is, als bedoeld in het vierde lid, schort dat wachtjaar op totdat er wel weer een beoordeling kan worden opgemaakt.
Artikel 3:1:2 Waarnemingstoelage
De ambtenaar die ingevolge hem daartoe door of namens het dagelijks bestuur verstrekte opdracht volledig een andere betrekking waarneemt, ontvangt, indien voor die betrekking een hogere schaal geldt dan voor zijn betrekking, over de tijd van deze waarneming een vergoeding overeenkomstig het bepaalde in het volgende lid.
De vergoeding, bedoeld in het vorige lid, bedraagt 8% van het eigen salaris gedurende de periode van de waarneming. De vergoeding tezamen met de bezoldiging bedraagt gedurende de waarneming niet meer dan de ambtenaar zou hebben ontvangen indien hij was ingeschaald in de bij de waargenomen betrekking behorende schaal, hoogste periodiek (11). Voor de ambtenaar wiens salaris hoger is dan schaal 9, periodiek 11, bestaat eerst aanspraak op deze vergoeding, indien de waarneming in een aaneengesloten tijdvak van zes weken ten minste twintig volle werkdagen heeft geduurd, in welk geval hem de vergoeding over de dagen waarop hij reeds waargenomen heeft alsnog wordt uitbetaald.
De ambtenaar die ingevolge hem daartoe door of namens het dagelijks bestuur verstrekte opdracht volledig een andere betrekking waarneemt waarvoor andere werktijden zijn vastgesteld dan voor zijn betrekking gelden, ontvangt - zulks onverminderd het bepaalde in het eerste lid - in zoverre op de waar te nemen betrekking het bepaalde in artikel 3:3 van toepassing is een vergoeding overeenkomstig de in dat artikel bedoelde regels.
Op de eerste twee dagen en op de eerste zaterdag en zondag van de waarneming ontvangt hij evenwel voor de uren welke liggen buiten de voor zijn betrekking geldende werktijd ten minste een bedrag gelijk aan de vergoeding als bedoeld in artikel 3:2:1. Wordt achtereenvolgens en zonder onderbreking meer dan een betrekking als hier bedoeld waargenomen, dan geldt dit als een geval van waarneming.
Artikel 3:2 Overwerkvergoeding
De ambtenaar als bedoeld in de artikelen 4:3 en 4:8 heeft recht op een vergoeding voor overwerk. In een nader vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald in welke gevallen een uitzondering geldt wat betreft de mogelijkheid aanspraak te maken op een vergoeding, bedoeld in de eerste zin.
Het verlof bedoeld in het vorige lid wordt verleend op een zo vroeg mogelijk tijdstip. Op verzoek van de ambtenaar en voor zover de belangen van de dienst en de belangen van de andere ambtenaren dit toelaten wordt het verlof verleend - zo nodig in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin - op een tijdstip dat de ambtenaar wenst.
Voor 1 november kunnen verlofuren die het gevolg zijn van de vergoeding voor overwerk dat zal worden verricht in het daarop volgende kalenderjaar, worden omgezet in vakantie als bedoeld in artikel 6:2, eerste lid. Het aantal verlofuren uit de vorige volzin en het aantal vakantie-uren als bedoeld in artikel 6:2, tweede lid tezamen mag maximaal 50,4 uren bedragen.
Kan geen verlof worden verleend in overeenstemming met het in het tweede lid bepaalde, dan bestaat de in artikel 3:2 bedoelde vergoeding uitsluitend uit een bedrag. Dit bedrag wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in het vijfde lid, met dien verstande, dat de in dat lid genoemde percentages worden vermeerderd met 100.
Is voor de ambtenaar volgens rooster in plaats van een zondag, een feestdag, als bedoeld in artikel 4:5, derde lid, of een zaterdag, een andere vrije dag aangewezen dan wordt overwerk op die dag beschouwd als overwerk op overeenkomstige uren verricht op onderscheidenlijk een zondag, een feestdag, bedoeld in artikel 4:5, derde lid, of een zaterdag. Het dagelijks bestuur is echter bevoegd om, indien zulks naar hun oordeel wenselijk is, een regeling vast te stellen waarbij in afwijking van het hier bepaalde voor overwerk op vorenbedoelde vrije dag, ongeacht of deze is aangewezen in de plaats van een zondag of een feestdag, bedoeld in artikel 4:5, derde lid, of een zaterdag, een gelijke vergoeding wordt vastgesteld van 80%.
Ambtenaren wier functie is ingedeeld in salarisschaal 11 of hoger, hebben geen aanspraak op een vergoeding voor overwerk. Het dagelijks bestuur is bevoegd aan de ambtenaar die op grond van het bovenstaande geen aanspraak heeft op vergoeding voor overwerk in bijzondere gevallen een door hen te bepalen vergoeding toe te kennen, indien en naarmate dit naar hun oordeel, gelet op de aard of omvang van het overwerk en de onvermijdelijkheid daarvan, redelijk is te achten.
Het dagelijks bestuur is bevoegd om voor werkzaamheden welke door ambtenaren met een verschillende bezoldiging en eventueel een verschillende betrekking te samen en gelijktijdig als overwerk moeten worden verricht, een naar hun oordeel billijke voor deze ambtenaren gelijke vergoeding vast te stellen.
Artikel 3:3A Toelage beschikbaarheidsdienst
Het dagelijks bestuur stelt voor de ambtenaar aan wie de verplichting bedoeld in artikel 2:1B, tweede lid, onderdeel c, is opgelegd, regelen ter vergoeding daarvan. Geen vergoeding wordt toegekend indien uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van de bezoldiging met vorenbedoelde verplichting rekening is gehouden.
Artikel 3:3:1:2 Uitwerking toelage bereik- en beschikbaarheidsdienst
De ambtenaar als bedoeld in artikel 2:1B, tweede lid, sub c die zich buiten de werktijden ter beschikking moet houden, om bij oproep arbeid te gaan verrichten, heeft recht op een toelage bereik- en beschikbaarheidsdiensten, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van de bezoldiging met deze verplichting rekening is gehouden.
lndien door de ambtenaar als bedoeld in artikel 4:3 en 4:8 tijdens bereik- en beschikbaarheidsdiensten werkzaamheden moeten worden verricht, wordt de daaraan bestede tijd als overwerk vergoed overeenkomstig artikel 3:2:1. Voor de ambtenaar als bedoeld in artikel 4:2 is artikel 3:3A, tweede lid van toepassing.
Aan de ambtenaar van wie de bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in de artikelen 3:3:1:1 en 3:3:1:2, een blijvende verlaging ondergaat, wordt een afbouwtoelage toegekend, indien:
De afbouwtoelage wordt stapsgewijs in 3 jaar afgebouwd; het eerst jaar 75%, het tweede jaar 50% en het derde jaar 25%.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder van wie de bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in de artikelen 3:3:1:1 en 3:3:1:2, een blijvende verlaging ondergaat, een garantietoelage van 100% toegekend, indien:
Artikel 3:4 Verschuivingsvergoeding
Het dagelijks bestuur kan bepalen dat bij verschuiving van de vastgestelde werktijden per week van de ambtenaar als bedoeld in artikel 4:3 en 4:8, anders dan op verzoek van de ambtenaar, aanspraak op een vergoeding ontstaat. In een nader vast te stellen regeling wordt bepaald wanneer recht ontstaat op een verschuivingsvergoeding.
Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ingeval een verschuiving van de oorspronkelijke vastgestelde werktijd plaatsvindt zonder dat het dienstbelang dit vereist, gedurende de periode gelegen tussen een maand en 72 uur voor aanvang van de betreffende week dan wel de werktijd.
Artikel 3:5 Ambtsjubileumgratificatie
De ambtenaar heeft recht op een ambtsjubileumgratificatie. In een nader vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald:
Aan de ambtenaar die gedurende 25 jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld, wordt een gratificatie toegekend overeenkomende met 50% van de bezoldiging en van de vakantietoelage waarop de ambtenaar in de maand van zijn jubileum aanspraak heeft. De ambtenaar die gedurende 40 of 50 jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld, wordt een gratificatie toegekend overeenkomende met 100% van de bezoldiging en van de vakantietoelage waarop de ambtenaar in de maand van zijn jubileum aanspraak heeft.
Aan de ambtenaar, die wordt ontslagen:
en die indien het ontslag niet had plaatsgevonden het voor een gratificatie vereiste aantal dienstjaren binnen vijf jaren na de ontslagdatum had kunnen vervullen, wordt een proportionele gratificatie toegekend.
Deze proportionele gratificatie wordt berekend door het bedrag waarop recht zou hebben bestaan indien het vereiste aantal dienstjaren zou zijn vervuld, te vermenigvuldigen met een breuk. Daarvan wordt de teller gevormd door het feitelijk geheel of gedeeltelijk vervulde aantal dienstjaren, waarbij naar boven wordt afgerond op hele maanden; de noemer is het aantal dienstjaren dat vervuld had moeten zijn om voor de gratificatie in aanmerking te komen. De op grond van het vorenstaande berekende bedragen worden naar boven afgerond op een veelvoud van vijf euro.
Artikel 3:6 Eindejaarsuitkering
Bij indiensttreding na 1 januari van een kalenderjaar bouwt de ambtenaar naar evenredigheid aanspraken op een eindejaarsuitkering op. Bij ontslag van de ambtenaar vindt betaling van de eindejaarsuitkering plaats over het gedeelte van het kalenderjaar dat de ambtenaar in dienstverband werkzaam is geweest.
Artikel 3:9:1:1 Arbeidsmarkttoelage
Om redenen van werving of behoud kan aan een medewerker een arbeidsmarkttoelage worden toegekend. De toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld, met inachtneming van een maximum van drie jaar. De hoogte van de toelage bedraagt maximaal het verschil in salaris tussen het maximum van de salarisschaal en de daarop volgende salarisschaal. De toelage eindigt op de vastgestelde vervaldatum. Wanneer de situatie waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage worden toegekend met inachtneming van een maximum van drie jaar.
Artikel 3:9:1:2 Bijzondere beloning
Het dagelijks bestuur kan met toepassing van de artikelen 15:1:28 en 15:1:28:1 aan een ambtenaar of een groep van ambtenaren wegens bijzondere prestaties een gratificatie of extra verlof toekennen.
Artikel 3:9:1:3 Bedrijfshulpverlening
De ambtenaar die door het dagelijks bestuur is aangewezen als bedrijfshulpverlener als bedoeld in artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet en die daartoe is opgeleid en de voorgeschreven bijscholing en trainingen volgt, geniet een toelage naar de normen van artikel 58a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (€195,35 per jaar, peiljaar 2013).
Artikel 3:9:1:4 Refertetijdvak
Het refertetijdvak als bedoeld in artikel 7:8:1 dat in acht wordt genomen voor de vaststelling van de gemiddelde hoogte van de toelage onregelmatige dienst als bedoeld in artikel 3:3:1:1 en de afbouwtoelage onregelmatige dienst als bedoeld in artikel 3:3:1:3, ten behoeve van de vaststelling van het bedrag van de bezoldiging zoals bedoeld in hoofdstuk 7, bestaat uit de drie volle kalendermaanden, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking wegens ziekte is ontstaan. Dit betekent dat tot de bezoldiging als bedoeld in hoofdstuk 7 wordt gerekend het bedrag dat de ambtenaar over genoemde drie kalendermaanden gemiddeld per maand is toegekend aan die toelage. Voor zover de ambtenaar op even bedoelde datum minder dan drie kalendermaanden zijn betrekking heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand is toegekend over het tijdvak waarin hij vóór het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.
Hoofdstuk 4 Arbeidsduur en werktijden
Het dagelijks bestuur stelt lokaal een werktijdenregeling vast met inachtneming van hetgeen in dit hoofdstuk bepaald is.
Paragraaf 1 Standaardregeling voor de werktijden
Blijkt tijdens dit periodieke gesprek over de werktijden dat het ongewijzigd voortzetten van de planning van de werkzaamheden leidt tot overschrijding van de arbeidsduur per jaar, dan worden de afspraken in overleg aangepast. Indien de ambtenaar en het dagelijks bestuur het erover eens zijn dat overschrijding van de arbeidsduur per jaar onvermijdelijk is dan wordt in overleg de omvang van de overschrijding vastgesteld, uitgedrukt in uren. De ambtenaar ontvangt voor elk teveel gewerkt uur een vergoeding ter hoogte van het uurloon of een uur vakantieverlof.
Wanneer de ambtenaar en het dagelijks bestuur er niet in slagen om de werktijden in overeenstemming vast te stellen, dan stelt het dagelijks bestuur wanneer het dienstbelang dit vergt eenzijdig de werktijden vast met afweging van alle betrokken belangen. In die situatie geldt ten aanzien van de werktijden van de ambtenaar de bijzondere regeling als bedoeld in paragraaf 2 van dit hoofdstuk.
Het dagelijks bestuur kan de ambtenaar om redenen van dienstbelang incidenteel verzoeken om werkzaamheden te verrichten op werktijden die afwijken van de afspraken die hierover gemaakt zijn op grond van het derde lid. Wanneer de ambtenaar en het dagelijks bestuur hierover geen overeenstemming bereiken dan heeft de ambtenaar recht op een vergoeding voor de gewerkte uren ter hoogte van de buitendagvenstervergoeding, zoals omschreven in artikel 3:8, tweede lid, eerste aandachtstreepje. Artikel 3:8, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4:2:1:1 Afspraken over werktijden
Het overleg over de werktijden, het verlof en de planning van de werkzaamheden van de ambtenaar als bedoeld in artikel 4:2, tweede en zesde lid vindt plaats tussen de ambtenaar en zijn direct leidinggevende tijdens het planningsgesprek en het voortgangsgesprek. Dit is eveneens vastgelegd in de Regeling gesprekscyclus (hoofdstuk 23). Tijdens dit overleg worden zo nodig ook afspraken gemaakt over de werklocatie en het eventuele thuiswerken als bedoeld in artikel 4:2:1:3.
Artikel 4:2:1:2 Feitelijke arbeidsduur
De ambtenaar die niet volgens rooster werkt kan in overleg met zijn leidinggevende per week feitelijk meer of minder werken dan de formele arbeidsduur per week (36 uur op voltijd basis, 7,2 uur per dag). De voor de ambtenaar geldende arbeidsduur per jaar (1836 uur op voltijd basis) mag hierdoor niet worden overschreden, met uitzondering van de situatie als bedoeld in het vierde lid.
Het positieve verschil tussen de feitelijke arbeidsduur per week en de formele arbeidsduur per week wordt aangeduid als urenoverschot (positief saldo). Het negatieve verschil tussen de feitelijke arbeidsduur per week en de formele arbeidsduur per week wordt aangeduid als urentekort (negatief saldo).
De ambtenaar mag aan het einde van het kalenderjaar geen urentekort hebben. Als de ambtenaar een urentekort heeft, wordt dat tekort verrekend met zijn resterende vakantie-uren van het betreffende kalenderjaar of - als dat niet mogelijk is - zijn aanspraak op vakantie-uren voor het daaropvolgende kalenderjaar.
De ambtenaar kan met zijn leidinggevende afspraken maken over het thuiswerken gedurende een vooraf vastgestelde periode en/of op incidentele basis. Daarbij worden in ieder geval afspraken gemaakt over:
Deze afspraken kunnen per ambtenaar verschillen, rekening houdend met het afdelingsbelang, de functie die de ambtenaar vervult en de thuissituatie van de ambtenaar.
Als het thuiswerken door de leidinggevende wordt toegestaan, gebruikt de ambtenaar hiervoor zijn persoonlijke middelen. Noaberkracht Dinkelland Tubbergen stelt geen faciliteiten beschikbaar. Als dit ongewenste gevolgen heeft, kan de ambtenaar bij het dagelijks bestuur een verzoek indienen voor het ter beschikking stellen van middelen.
Paragraaf 2 Bijzondere regeling voor de werktijden
Deze paragraaf is van toepassing op de ambtenaar van wie de werktijd eenzijdig wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur.
Roosters als bedoeld in artikel 4:4, derde lid worden door het dagelijks bestuur vastgelegd voor ambtenaren werkzaam bij de onderdelen:
Artikel 4:5 Werken op zon- en feestdagen
Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, geldt, hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, ook voor kerkelijke of nationale, landelijke, regionale of plaatselijk erkende feest- of gedenkdagen die door het dagelijks bestuur zijn aangewezen als dagen, waarop de openbare dienst van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen is gesloten.
Paragraaf 3a Bepalingen die gelden bij standaardregeling en bijzondere regeling
Het dagelijks bestuur kan in het laatste kwartaal van een kalenderjaar een of meer brugdagen aanwijzen voor het volgende kalenderjaar. Een brugdag is een werkdag gelegen tussen een feestdag en het weekend om een aaneengesloten geheel van meerdere vrije dagen te verkrijgen. Alvorens zijn besluit tot het aanwijzen van een of meer brugdagen te nemen, legt het dagelijks bestuur zijn voornemen ter instemming voor aan de ondernemingsraad.
Paragraaf 4 Opgebouwd verloftegoed uit voormalige verlofspaarmogelijkheid
De ambtenaar kan verzoeken om kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed. Het dagelijks bestuur beslist of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verloftegoed kan enkel worden gekapitaliseerd wanneer de ambtenaar deelneemt aan de levensloopregeling en wanneer het gekapitaliseerde verloftegoed wordt gestort op zijn levenslooprekening. Bij de kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed gelden de randvoorwaarden zoals opgenomen in de wettelijke bepalingen omtrent de levensloopregeling. Wanneer in een bepaald jaar het opgebouwde verloftegoed niet volledig kan worden gekapitaliseerd kan de ambtenaar in een volgend jaar opnieuw een verzoek indienen tot kapitalisatie van het resterende opgebouwde verloftegoed. Het dagelijks bestuur beslist dan of aan dit verzoek kan worden voldaan.
In geval van ontslag op grond van artikel 8:1 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In overeenstemming met de ambtenaar kan hiervoor de maximale opzegtermijn zo nodig worden verlengd. Indien het voor de ambtenaar, in verband met het aanvaarden van een andere betrekking, niet mogelijk is om de opzegtermijn te verlengen, wordt het niet opgenomen resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.
In geval van ontslag op grond van artikel 8:3, 8:6, 8:7, 8:8 of 8:11 wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het ontslag het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het niet opgenomen opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.
In geval van ontslag op grond van artikel 8:5a of 8:13 is de ambtenaar verplicht het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen met ingang van de dag dat het voornemen tot ontslag aan de ambtenaar is meegedeeld. Het ontslag gaat in op de eerste dag na afloop van de opname van het opgebouwde verloftegoed.
Hoofdstuk 4a Uitwisselen van arbeidsvoorwaarden
Artikel 4a:1 Vakantie-uren uitwisselen tegen geld
Voor de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt het aantal vakantie-uren –na vermindering op grond van het eerste lid minimaal 144 uren. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als minimum.
Artikel 4a:2 Geld uitwisselen tegen vakantie-uren
De ambtenaar kan bij het dagelijks bestuur voor 1 november (tenzij lokaal anders is geregeld) een verzoek indienen om gedurende het daaropvolgende kalenderjaar de duur van de vakantie -als bedoeld in artikel 6:2, eerste lid- te vermeerderen tegen inlevering van een vergoeding als bedoeld in het vierde lid.
Tenzij op lokaal niveau anders is overeengekomen, wordt op het salaris van de ambtenaar voor elk op grond van het eerste lid meer verkregen vakantie-uur een vergoeding ingehouden overeenkomend met de hoogte van het salaris per uur dat hij geniet bij aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.
Artikel 4a:3 Inhouding op bezoldiging, eindejaarsuitkering, vakantietoelage of urenvergoeding
Het dagelijks bestuur kan op verzoek van de ambtenaar zijn bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, zijn eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3:6, zijn vakantietoelage als bedoeld in artikel 6:3 of zijn vergoeding als bedoeld in artikel 4a:1, vijfde lid, verlagen voor door het dagelijks bestuur vastgestelde bestedingsmogelijkheden.
Hoofdstuk 5a FPU gemeenten en nieuwe seniorenmaatregelen
Artikel 5a:1 Recht op uitkering
heeft in het kader van de FPU Gemeenten recht op een Aanvulling werkgever.
Artikel 5a:2 Berekeningsgrondslag
In dit hoofdstuk wordt onder berekeningsgrondslag verstaan: de pensioengrondslag zoals die is vastgesteld in januari in het jaar voorafgaand aan het moment van gebruikmaking van de aanvulling van de werkgever, met dien verstande dat indien de ambtenaar direct voorafgaande aan het ontstaan van het recht op een Aanvulling werkgever meer dan een betrekking vervult, voor de vaststelling van de berekeningsgrondslag wordt uitgegaan van het inkomen uit de betrekking waaruit het recht op een Aanvulling werkgever ontstaat.
Voor de ambtenaar die een deeltijdbetrekking vervult, wordt als berekeningsgrondslag de in het eerste lid genoemde berekeningsgrondslag gehanteerd, vermenigvuldigd met de deeltijdfactor zoals genoemd in artikel 1.2, tweede lid van het pensioenreglement, direct voorafgaande aan het ontstaan van het recht op de Aanvulling werkgever.
Artikel 5a:3 Hoogte van de aanvulling werkgever
De Aanvulling werkgever bedraagt een percentage van de berekeningsgrondslag, dat eenmalig wordt vastgesteld op het moment dat hij voor het eerst gebruikmaakt van de FPU Gemeenten aan de hand van de leeftijd van de ambtenaar op 31 december 2005 en bedraagt:
Voor zover dit leidt tot een vroegere spilleeftijd dan genoemd onder a, is de in het tweede lid genoemde spilleeftijd voor de ambtenaar die onder de FPU maatregel 42, 43, 44 FPU-jaren valt, het moment waarop hij het aantal dienstjaren van 42 jaar en twee maanden, respectievelijk 43 jaar en twee maanden, respectievelijk 44 jaar en twee maanden bereikt.
Artikel 5a:4 Aftopping aanvulling werkgever voor medewerkers die vanaf 1 juli 2006 gebruikmaken van de FPU Gemeenten
Voor medewerkers die vanaf 1 juli 2006 op of na de spilleeftijd gebruikmaken van hun recht op FPU Gemeenten wordt de uitkering afgetopt op 100% van het totaalinkomen. Voor de definitie van totaalinkomen wordt verwezen naar artikel 5a:4b eerste lid. Als de Aanvulling werkgever niet of niet volledig tot uitkering komt wordt dat gedeelte van de Aanvulling werkgever doorgeschoven naar het ouderdoms- en nabestaandenpensioen vanaf 65 jaar.
Voor werknemers die vanaf 1 juli 2006 vóór de spilleeftijd gebruikmaken van hun recht op FPU Gemeenten wordt de uitkering afgetopt op 90% van het totaalinkomen. Voor de definitie van totaalinkomen wordt verwezen naar artikel 5a:4b eerste lid.
a.de in het tweede lid genoemde spilleeftijd is voor de ambtenaar geboren
Voor zover dit leidt tot een vroegere spilleeftijd dan genoemd onder a, is de in het tweede lid genoemde spilleeftijd voor de ambtenaar die onder de FPU maatregel 42, 43, 44 FPU-jaren valt, het moment waarop hij het aantal dienstjaren van 42 jaar en twee maanden, respectievelijk 43 jaar en twee maanden, respectievelijk 44 jaar en twee maanden bereikt.
Artikel 5a:4a Aftopping aanvulling werkgever voor medewerkers die in de periode van 1 januari 2006 tot 1 juli 2006 gebruikmaken van de FPU Gemeenten
Voor werknemers die vanaf 1 januari 2006 tot 1 juli 2006 op of na de spilleeftijd van de FPU Gemeenten gebruikmaken van hun recht op FPU Gemeenten wordt de uitkering afgetopt op 100% van het totaalinkomen. Voor de definitie van totaalinkomen wordt verwezen naar artikel 5a:4b, eerste lid. Als de Aanvulling werkgever niet of niet volledig tot uitkering komt wordt dat gedeelte van de Aanvulling werkgever doorgeschoven naar het ouderdoms- en nabestaandenpensioen vanaf 65 jaar.
Artikel 5a:4b Aftopping aanvulling werkgever voor medewerkers die vóór 1 januari 2006 gebruikmaken van de FPU Gemeenten
Indien de in het eerste lid, onder a, bedoelde FPU-uitkering is verminderd krachtens artikel 9 of 10 van het Reglement flexibel pensioen en uittreden (FPU) ter zake van basisuitkering en aanvullende uitkering, respectievelijk in verband met samenloop met inkomsten uit arbeid of bedrijf, of in verband met samenloop met uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de onverminderde FPU-uitkering.
Artikel 5a:5 Einde van het recht op een Aanvulling werkgever
Het recht op een Aanvulling werkgever eindigt bij een ontslag anders dan op grond van artikel 8:11 dan wel wanneer niet langer recht bestaat op een uitkering krachtens de FPU-regeling.
De werkgever betaalt aan de ambtenaar die gebruikmaakt van de FPU gemeenten een vergoeding pensioenpremie die overeenkomt met de werkgeversbijdrage in de doorsneepremie die vereist is voor 20% pensioenopbouw gedurende de periode dat gebruik wordt gemaakt van de regeling. De in de eerste volzin genoemde pensioenopbouw heeft betrekking op dat deel van de dienstbetrekking waarvoor ontslag is verleend op grond van artikel 8:11.
Hoofdstuk 6 Vakantie, vakantietoelage en (zwangerschaps- en bevallings)verlof
Voor 1 november kan de ambtenaar verzoeken in het daaropvolgende kalenderjaar de arbeidsduur per jaar te mogen overschrijden met - bij een volledige betrekking - een maximum van 50,4 uren en deze uren om te zetten in vakantie als bedoeld in het eerste lid. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een arbeidsduur van minder dan 36 uur per week geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum.
Bij de in het eerste lid bedoelde algemene regels wordt ten aanzien van de ambtenaar of bepaalde groepen van ambtenaren voorzien in een vermeerdering van de vakantie op grond van volbrachte diensttijd of bereikte leeftijd, dan wel van beide, waarbij het bepaalde in het tweede lid van overeenkomstige toepassing is.
De aan de ambtenaar volgens de in het eerste lid bedoelde algemene regels toekomende vakantie wordt vermeerderd met 14,4 uren ten aanzien van degene, bedoeld in de artikelen 3:3 en artikel 2:1B, tweede lid, onderdeel c, indien regelmatig en in belangrijke mate op onregelmatige uren wordt gewerkt, respectievelijk indien de in artikel 2:1B, tweede lid, onderdeel c, genoemde verplichting (beschikbaarheidsdienst) regelmatig en in belangrijke mate op de ambtenaar rust.
Artikel 6:2:1:1 Extra vakantie-uren bij beschikbaarheidsdiensten
Op ambtenaar als bedoeld in artikel 6:2:1, vierde lid, rust regelmatig en in belangrijke mate een beschikbaarheidsdienst, als de ambtenaar meer dan 6 weken per kalenderjaar beschikbaarheidsdienst dient te verrichten. De aan deze ambtenaar toekomende vakantie wordt vermeerderd met 14,4 uren per jaar op voltijd basis.
De aan de ambtenaar volgens artikel 6:2 toekomende vakantie per kalenderjaar wordt verhoogd met een aantal vakantie-uren dat afhankelijk is van de leeftijdscategorie en de regeling die op 31 december 2012 op de ambtenaar van toepassing was. Het totale aantal vakantie-uren is per groep ambtenaren op voltijd basis weergegeven in onderstaande tabel. Een ambtenaar met een deeltijdbetrekking krijgt naar rato van de omvang van die betrekking vakantie-uren toegekend. De volgende groepen ambtenaren worden onderscheiden:
De vakantie wordt desverlangd zoveel mogelijk, in het bijzonder voor wat betreft de aaneengesloten periode, bedoeld in het eerste lid, verleend in het tijdvak van 1 mei tot 1 oktober. De ambtenaar wordt in de gelegenheid gesteld vakantie op te nemen op officiële feestdagen, samenhangend met geloof en/of culturele achtergrond anders dan de feestdagen genoemd in artikel 4:5 derde lid, bij het huwelijk of geregistreerd partnerschap van bloed- en aanverwanten in eerste en tweede graad en bij verhuizing.
De beslissing omtrent de tijdstippen waarop de vakantie zal worden verleend, alsmede die omtrent de tijdvakken waarin de vakantie eventueel zal worden gesplitst, berust bij het dagelijks bestuur dat de vakantie verleent. Bij die beslissing wordt, voor zover de belangen van de dienst en die van de andere ambtenaren die toelaten, zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de ambtenaar.
Artikel 6:2:3 Vakantieopbouw tijdens ziekte, arbeidsongeschiktheid en andere redenen van afwezigheid
Voor de ambtenaar die door oorzaken anders dan die bedoeld in het eerste lid, niet gedurende het volle kalenderjaar zijn betrekking vervult, wordt de duur van de vakantie, zo mogelijk van het lopende en overigens van een volgend kalenderjaar, naar evenredigheid verminderd, behoudens het bepaalde in het derde lid.
Onverminderd het bepaalde in artikel 6:1:1, eerste lid, wordt een vermindering, bedoeld in het tweede lid, niet toegepast:
indien en voor zolang de ambtenaar voor ten hoogste 55% van de voor hem vastgestelde werktijd wegens niet aan zijn schuld of nalatigheid te wijten ziekte verhinderd is zijn betrekking te vervullen. Deze verhindering wordt voor het bepalen van de in dit lid onder a bedoelde periode van zes maanden buiten beschouwing gelaten.
Een opnieuw ingetreden verhindering tot het vervullen van de betrekking wegens ziekte wordt voor het bepalen van de in dit lid onder a bedoelde periode van zes maanden als een voortzetting van de vorige verhindering beschouwd, tenzij die verhindering zich voordoet nadat ten minste vier weken zijn verstreken sedert de ambtenaar zijn betrekking volledig heeft hervat.
Indien aan de ambtenaar op zijn verzoek vakantie wordt verleend op werkdagen, waarop hij wegens ziekte slechts gedurende een gedeelte daarvan zijn arbeid kan verrichten, wordt het aantal vakantie-uren van de ambtenaar verminderd met het aantal uren waarmee het aantal vakantie-uren verminderd zou worden in geval de ambtenaar niet gedeeltelijk wegens ziekte verhinderd zou zijn geweest, tenzij het bevoegde dagelijks bestuur dat de vakantie verleent in naar zijn oordeel daarvoor in aanmerking komende gevallen anders beslist.
Indien het belang van de dienst het onvermijdelijk maakt, dat de vakantie of het aaneengesloten gedeelte daarvan wordt genoten buiten het in artikel 6:2:2, tweede lid, genoemde tijdvak, kan door het dagelijks bestuur de duur van de vakantie of het aaneengesloten deel daarvan met 1/3 worden verlengd.
Verleende vakantie kan worden ingetrokken, wanneer dringende redenen van dienstbelang zulks noodzakelijk maken. Indien ten gevolge daarvan de ambtenaar op een bepaalde werkdag slechts gedeeltelijk vakantie genoot, worden de genoten vakantie-uren van die werkdag niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal genoten vakantie-uren.
als gevolg van verblijf in militaire dienst anders dan voor eerste oefening, wordt de niet genoten vakantie in een volgend kalenderjaar verleend, tenzij het belang van de dienst of de belangen van de andere ambtenaren zich daartegen verzetten. Een verzoek als bedoeld onder a kan achterwege blijven, indien de niet genoten vakantie niet meer bedraagt dan 100 uren op voltijd basis. Voor een ambtenaar met een deeltijdbetrekking geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum.
Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt met dien verstande, dat de ambtenaar in enig kalenderjaar nimmer meer vakantie-uren kan opnemen dan anderhalf maal het hem bij of krachtens artikel 6:2:1 toekomende aantal uren, tenzij op een desbetreffend verzoek van de ambtenaar nadrukkelijk anders is beslist.
Aan de ambtenaar die tijdens zijn vakantie bepaalde voordelen welke aan zijn betrekking zijn verbonden derft, kan deswege een vergoeding worden toegekend.
De vakantietoelage bedraagt per kalendermaand 8% van de voor de ambtenaar in die maand geldende bezoldiging, met dien verstande dat aan de ambtenaar ten minste het bedrag wordt uitbetaald dat gelijk is aan de voor ambtenaren vastgestelde minimum vakantietoelage, welk bedrag bij het vervullen van een onvolledige betrekking naar evenredigheid wordt verminderd.
Artikel 6:3, alsmede het eerste lid van dit artikel zijn niet van toepassing op de ambtenaar, die in
aan de ambtenaar die ingevolge wettelijke verplichting anders dan voor herhalingsoefeningen als militair in werkelijke dienst is, of te werk is gesteld in de zin van artikel 9 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst en die vervangende dienst gedurende negen maanden heeft vervuld, wordt een bedrag uitgekeerd, dat gelijk is aan het verschil tussen het bedrag, dat hij als vakantie-uitkering uit hoofde van zijn militaire dienst of tewerkstelling in de zin van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst ontvangt en het bedrag aan vakantietoelage - mits dit hoger is - dat hij zou hebben ontvangen indien de voorgaande leden op hem van toepassing zouden zijn en de toelage zou zijn berekend op basis van de volle aan zijn betrekking verbonden bezoldiging.
Bij de toepassing van dit artikel wordt in acht genomen dat de tijd gedurende welke bij wijze van disciplinaire straf of uit hoofde van schorsing een gedeelte van de bezoldiging wordt ingehouden buiten beschouwing wordt gelaten, indien en voor zover dat bij de strafoplegging of schorsing is bepaald. Artikel 8:15:2, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6:4 Buitengewoon verlof
Tijdens de gehele periode of gedeeltelijke buitengewoon verlof, anders dan voor het vervullen van een politieke functie waarin pensioenaanspraken worden verkregen, is het verhaal van de pensioenpremies en de Vut-fonds bijdrage als bedoeld in artikel 21 van het FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering gelijk aan het bedrag van de premies en de bijdrage die voor de ambtenaar zijn verschuldigd.
Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt door het dagelijks bestuur buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend aan de ambtenaar:
voor het bijwonen van algemene vergaderingen van verenigingen van ambtenaren of, voor zover het algemene verenigingen betreft welke ook andere groepen van ambtenaren dan gemeentepersoneel organiseren, voor het bijwonen van algemene vergaderingen van een landelijke groep van gemeentepersoneel indien de ambtenaar lid van het hoofdbestuur, bestuurslid ener landelijke groep of afgevaardigde van een afdeling is, met dien verstande dat van elke afdeling voor iedere vijftig leden of gedeelte daarvan aan ten hoogste twee afgevaardigden tot een maximum van tien afgevaardigden, verlof wordt verleend;
Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten wordt door het dagelijks bestuur aan de ambtenaar met een volledige betrekking, buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend:
om, indien hij daartoe door een centrale van overheidspersoneel als bedoeld in het eerste lid, onder a of door een daarbij aangesloten vereniging is aangewezen, bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen die centrale of die daarbij aangesloten vereniging, onderscheidenlijk binnen het gemeentelijk apparaat, welke ertoe strekken de doelstellingen van deze centrale van overheidspersoneel en/of de daarbij aangesloten vereniging te ondersteunen, alles te samen voor ten hoogste 216 uur per kalenderjaar.
Het verlof, bedoeld in het tweede en derde lid tezamen, kan voor de ambtenaar met een volledige betrekking niet meer bedragen dan ten hoogste 244,8 uren per kalenderjaar, echter met dien verstande dat ten hoogste 316,8 uren verlof kan worden verleend aan de ambtenaar die:
Het buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur per week van minder dan 36 uur of waarvoor de seniorenarbeidsduur op grond van artikel 5:1 of 5:3 is verminderd, wordt het verlof, bedoeld in het tweede en derde lid tezamen, naar evenredigheid verminderd.
Tenzij andere belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt aan de ambtenaar die door de vereniging van ambtenaren waarvan hij lid is, is aangewezen als lid van de commissie, bedoeld in artikel 12:1, tweede lid, buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend voor het bijwonen van de vergadering van die commissie, alsmede voor een voorvergadering per uitgeschreven commissievergadering.Hetgeen ten aanzien van de voorvergadering is bepaald, geldt eveneens voor de ambtenaar die door de vereniging van ambtenaren waarvan hij lid is, is aangewezen als plaatsvervangend lid van de commissie bedoeld in artikel 12:1, tweede lid.
Indien de ambtenaar uit hoofde van zijn benoeming of verkiezing, bedoeld in artikel 125c, tweede lid, Ambtenarenwet, aanspraak heeft op een vaste vergoeding - niet zijnde een onkostenvergoeding - wordt op zijn bezoldiging over de tijd dat hij het op grond van dat artikellid verleende verlof geniet een inhouding toegepast. Deze inhouding gaat hetgeen hij geacht kan worden te ontvangen als vergoeding voor de met het verlof overeenkomende tijd niet te boven.
Artikel 6:4:5 Overige redenen buitengewoon verlof
Het dagelijks bestuur kan aan een ambtenaar op diens verzoek, met behoud van het genot van de gehele of gedeeltelijke bezoldiging en al dan niet onder bepaalde nadere voorwaarden, verlof verlenen om andere redenen dan die welke zijn genoemd in artikel 6:4 tot en met artikel 6:4:4. Het verlof wordt verleend voor maximaal één jaar.
Gedurende de periode van het verlof is het verhaal van de pensioenpremies en de Vut-fonds bijdrage als bedoeld in artikel 21 van het FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering gelijk aan het bedrag van de premies en de bijdrage die voor de ambtenaar zijn verschuldigd. Bij deeltijd verlof wordt het verhaal naar rato vastgesteld. Het verhaal is, voor wat betreft de pensioenpremies, niet aan de orde in het geval dat het verlof voor ten hoogste drie maanden is verleend.
Artikel 6:4:6 Buitengewoon verlof is geen vakantie
Het buitengewoon verlof dat volledig doorbetaald wordt, wordt niet in mindering gebracht op de vakantie.
De ambtenaar die op grond van de Waz recht heeft op ouderschapsverlof, heeft, voor zover lokaal een regeling betaald ouderschapsverlof is of wordt vastgesteld, over de uren dat hij dit verlof geniet, maar ten hoogste over 13 maal de formele arbeidsduur per week, aanspraak op doorbetaling van een percentage van zijn bezoldiging minus het daaraan gekoppelde maximale uurbedrag van de fiscale tegemoetkoming van de Belastingdienst waarop de ambtenaar aanspraak kan maken.
De ambtenaar meldt het voornemen om ouderschapsverlof op te nemen ten minste drie maanden voor de door hem gewenste ingangsdatum door middel van het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.
Geen terugbetalingsverplichting ontstaat indien het ontslag als bedoeld in artikel 8:1, eerste lid:
en evenmin indien de betrokkene aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, vanwege werkloosheid, die is ontstaan doordat de ambtenaar ontslag heeft gevraagd omdat hij de echtgenoot of geregistreerde partner volgt, die door geheel buiten hem liggende oorzaken noodzakelijk van standplaats moet wijzigen.
De ambtenaar die gedurende het betaald ouderschapsverlof of binnen drie maanden daarna op eigen verzoek een betrekking aanvaardt voor minder uren dan hij direct voorafgaande aan het ouderschapsverlof vervulde, is verplicht de bezoldiging, die hij op grond van artikel 6:5 heeft genoten over de uren waarmee zijn aanstelling wordt verminderd, terug te betalen.
Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, kan het dagelijks bestuur een bijzondere regeling treffen.
Artikel 6:5a Overgangsrecht ouderschapsverlof
De ambtenaar die op grond van de Waz recht heeft op ouderschapsverlof, heeft, voor zover lokaal een regeling betaald ouderschapsverlof is of wordt vastgesteld, over de uren dat hij dit verlof geniet, maar ten hoogste over 13 maal de formele arbeidsduur per week, aanspraak op doorbetaling van zijn bezoldiging, berekend naar een percentage bepaald in het tweede en derde lid, indien:
Over de uren waarop de ambtenaar betaald ouderschapsverlof geniet wordt het bedrag van de bezoldiging, berekend op grond van het tweede en derde lid, verminderd met het daaraan gekoppelde maximale uurbedrag van de fiscale tegemoetkoming van de Belastingdienst waarop de ambtenaar aanspraak kan maken.
Op de ambtenaar die gebruikmaakt van het overgangsrecht betaald ouderschapsverlof zijn de artikelen 6:5:1 tot en met 6:5:7 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6:7 Zwangerschaps- en bevallingsverlof
Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de vrouwelijke ambtenaar de Waz-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, danwel het recht op de Waz-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan haar schuld of toedoen te wijten is, wordt de Waz-uitkering op de bezoldiging in mindering gebracht.
Artikel 6:8 Adoptie- en pleegzorgverlof
Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar de Waz-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, danwel het recht op de Waz-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt de Waz-uitkering op de bezoldiging in mindering gebracht.
Artikel 6:9 Onbetaald verlof onder meer t.b.v. de gemeentelijke levensloopregeling
Het dagelijks bestuur kent een verzoek om onbetaald verlof dat betrekking heeft op een periode direct voorafgaand aan de pensionering toe, tenzij zwaarwegende dienstbelangen zich daartegen verzetten. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt het verlof verleend voor een periode van maximaal drie jaren.
Artikel 6:10 Aanspraken tijdens het verlof
Gedurende de periode van het verlof is het verhaal van de pensioenpremies en de Vut-fonds bijdrage als bedoeld in artikel 21 van het FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering gelijk aan het bedrag van de premies en de bijdrage die voor de ambtenaar zijn verschuldigd. Bij deeltijd verlof wordt het verhaal naar rato vastgesteld. Het verhaal is, voor wat betreft de pensioenpremies, niet aan de orde in het geval dat het verlof voor ten hoogste drie maanden is verleend.
Hoofdstuk 6a De gemeentelijke levensloopregeling
Artikel 6a:1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Artikel 6a:4 Voorwaarden deelname levensloopregeling
De ambtenaar verklaart schriftelijk aan het dagelijks bestuur of hij een levenslooptegoed heeft opgebouwd bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen tenzij een andere werkgever bij wie de ambtenaar in dienstbetrekking staat geacht wordt inhoudingsplichtig te zijn ten aanzien van dit levenslooptegoed.
De ambtenaar stemt er schriftelijk mee in dat de instelling aan het dagelijks bestuur informatie verstrekt over de omvang van het levenslooptegoed van de ambtenaar tenzij dit levenslooptegoed geacht wordt te zijn opgebouwd bij een andere inhoudingsplichtige bij wie de ambtenaar in dienstbetrekking staat.
De jaarlijkse inleg van de ambtenaar in het kader van de gemeentelijke levensloopregeling bestaat uit een of meer van de volgende bronnen:
Artikel 6a:7 Levensloopbijdrage
De ambtenaar die geboren is na 31 december 1949, met uitzondering van de ambtenaar die in 2005 55 jaar is geworden en die in deeltijd met FPU is gegaan, heeft recht op een levensloopbijdrage ten bedrage van 1,5% van het voor hem in een kalenderjaar geldende salaris op jaarbasis. De bijdrage bedraagt bij een volledige betrekking minimaal € 400. Bij een deeltijd betrekking wordt dit bedrag naar rato vastgesteld. De levensloopbijdrage wordt tevens uitgekeerd aan ambtenaren die zijn geboren voor of op 31 december 1949 en die geen recht hebben op een uitkering zoals bedoeld in hoofdstuk 5a.
Bij indiensttreding vanaf 1 augustus van een kalenderjaar bouwt de ambtenaar naar evenredigheid aanspraken op een levensloopbijdrage op. Bij ontslag van de ambtenaar vindt betaling van de levensloopbijdrage plaats over het gedeelte van het kalenderjaar dat de ambtenaar in dienstverband werkzaam is geweest.
Artikel 6a:9 Opname levenslooptegoed
Om over het levenslooptegoed te kunnen beschikken ten behoeve van de opname van onbetaald verlof op grond van de Wet Arbeid en Zorg en hoofdstuk 6 meldt de ambtenaar tenminste drie maanden voor de gewenste ingangsdatum het dagelijks bestuur dat hij wil beschikken over (een deel van zijn) levenslooptegoed. Het dagelijks bestuur stelt vast hoe de melding moet plaatsvinden.
Hoofdstuk 7 Aanspraken bij ongeschiktheid wegens ziekte of gebrek
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
postactieve: de oud-ambtenaar met een uitkering functioneel leeftijdsontslag, FPU-uitkering, ouderdomspensioen van het ABP of ABP keuzepensioen, die direct voorafgaand aan deze uitkering of dit pensioen in dienst was van een gemeente of gemeenschappelijke regeling, die de CAR van toepassing heeft verklaard of inactieve was.
Paragraaf 2 Bedrijfsgeneeskundige begeleiding en geneeskundig onderzoek
Artikel 7:2 Bedrijfsgeneeskundige begeleiding en geneeskundig onderzoek
Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot bedrijfsgeneeskundige begeleiding en geneeskundig onderzoek.
Noaberkracht Dinkelland Tubbergen laat zich bijstaan door een arbodienst of gecertificeerd deskundige(n).
Artikel 7:2:3 Consulteren arts door ambtenaar
De ambtenaar heeft het recht een arts van de arbodienst rechtstreeks te consulteren ter zake van gezondheidsproblemen die naar zijn mening met zijn arbeidssituatie kunnen samenhangen.
Artikel 7:2:6 Buitendienststelling
Indien bij een onderzoek, bedoeld in artikel 7:2:4 of in artikel 7:2:5 blijkt van een zodanige lichamelijke of geestelijke toestand van de ambtenaar, dat naar het oordeel van de arbodienst de belangen van de ambtenaar, die van de dienst of van bij de dienstuitoefening betrokken derden zich tegen voortzetting van zijn betrekking verzetten, wordt de ambtenaar door het dagelijks bestuur buiten dienst gesteld.
Een buitendienststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt niet plaats indien, naar het oordeel van de arbodienst, de lichamelijke of geestelijke toestand van de ambtenaar het wenselijk maakt dat hij tijdelijk met andere werkzaamheden wordt belast, indien en voor zover deze voorhanden zijn. In dat geval is artikel 7:18:1 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7:2:7 Maatregelen of voorzieningen in belang herstel ambtenaar
Indien daartoe naar het oordeel van de arbodienst aanleiding bestaat, verzoekt het dagelijks bestuur het UWV de ambtenaar in aanmerking te laten komen voor maatregelen of voorzieningen in het belang van het herstel van zijn gezondheid, dan wel in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid.
Paragraaf 3 Aanspraken tijdens ziekte
Artikel 7:3 Recht op bezoldiging
De ambtenaar bedoeld in het derde en vierde lid, die ten minste 50% van zijn formele arbeidsduur zijn arbeid, passende arbeid, werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie verricht of scholing volgt in het kader van zijn re-integratie, genoemd in het zesde lid van dit artikel, heeft recht op een extra percentage van 5% berekend over de bezoldiging waar hij recht op heeft ingevolge dit artikel. Hierbij geldt als maximum de bezoldiging bedoeld in het eerste lid.
Voor de toepassing van het eerste tot en met het vierde lid worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten, bedoeld in artikel 6:7, tenzij in dat geval de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
Artikel 7:4 Bezoldiging bij ziekte bij seniorenmaatregel en onbetaald/gedeeltelijk betaald verlof
De ambtenaar die onbetaald dan wel gedeeltelijk betaald verlof geniet heeft recht op doorbetaling van de bezoldiging als bedoeld in artikel 7:3, met dien verstande dat de ambtenaar nooit een groter bedrag aan bezoldiging doorbetaald kan krijgen, dan dat hij doorbetaald zou hebben gekregen, indien hij niet ziek zou zijn geweest.
Artikel 7:5 Uitkering wegens arbeidsongeschiktheid in en door de dienst
De aanvullende uitkering genoemd in het eerste lid is voor de ambtenaar met een WGA- of IVA-uitkering, gelijk aan het bedrag dat nodig is om de aan de ambtenaar toegekende WGA- of IVA-uitkering, vermeerderd met een aan de ambtenaar toegekende bovenwettelijke aanvulling ingevolge het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, aan te vullen tot een bepaald percentage van de bezoldiging die de ambtenaar heeft genoten in het jaar voorafgaand aan zijn ontslag. Dit percentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
Artikel 7:7 Vergoeding kosten geneeskundige verzorging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst
Artikel 7:8:1 Vaststelling refertetijdvak toelagen
Het refertetijdvak dat in acht wordt genomen voor de vaststelling van de gemiddelde hoogte van de toelage onregelmatige dienst, de overgangstoelage onregelmatige dienst, alsmede de prestatiebeloning, ten behoeve van de vaststelling van het bedrag van de bezoldiging zoals bedoeld in dit hoofdstuk, dient in een lokale regeling nader te worden uitgewerkt.
Artikel 7:8:2 Periodieke salarisverhoging
Het onderwerp periodieke salarisverhogingen tijdens ziekte dient in een lokale regeling nader te worden uitgewerkt.
Artikel 7:8:3 Werktijd bij ziekte bij seniorenmaatregel en toepassing van artikel 2:7a
De ambtenaar wiens arbeidsduur is aangepast op grond van artikel 2:7a, kan voor de duur van de periode waarvoor toepassing van dit artikel is bepaald, worden verplicht tot aanvaarding van arbeid waarvan de arbeidsduur overeenkomt met deze tijdelijke uitgebreide arbeidsduur. Wanneer de periode waarvoor de toepassing van artikel 2:7a is verstreken, geldt de verplichting voor de ambtenaar ten aanzien van de aanvaarding van een nieuwe functie voor de formele arbeidsduur.
Paragraaf 4 Verplichtingen en sancties
Artikel 7:9 Verplichtingen dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur is verplicht zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de ambtenaar, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen arbeid of passende arbeid te verrichten.
Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en binnen de openbare dienst van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen geen passende arbeid voorhanden is, bevordert het dagelijks bestuur de inschakeling van de ambtenaar in passende arbeid buiten de openbare dienst van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen.
Uit hoofde van zijn verplichting, genoemd in het eerste en tweede lid, stelt het dagelijks bestuur in overeenstemming met de ambtenaar een plan van aanpak op als bedoeld in artikel 25, tweede lid van WIA. Het plan van aanpak wordt met medewerking van de ambtenaar regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
Het dagelijks bestuur stelt een protocol vast, waarin de regels zijn opgenomen met betrekking tot de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begeleiding van ziekteverzuim, verplichtingen omtrent ziek- en herstelmeldingen daaronder begrepen, de arbeidsgezondheidskundige begeleiding en de daarbij in acht te nemen procedures.
Artikel 7:10 Verplichting ambtenaar tot informatieverstrekking bij ziekte
De ambtenaar verstrekt op verzoek van het dagelijks bestuur alle informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van dit hoofdstuk.
Artikel 7:12 Verplichtingen ambtenaar medisch onderzoek
De ambtenaar is verplicht zich te onderwerpen aan een door of vanwege de arbodienst in te stellen medisch onderzoek ter beantwoording van de vragen:
of de ambtenaar ten onrechte nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften hem door de behandelende geneeskundige gegeven, met dien verstande dat te dezen voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een ingreep van heelkundige aard zijn uitgezonderd;
Artikel 7:13:1 Geen aanspraak op doorbetaling bezoldiging
Geen aanspraak op doorbetaling bezoldiging als bedoeld in artikel 7:3 bestaat:
indien blijkens het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 7:12, sprake is van een omstandigheid waarbij de ambtenaar opzettelijk de verhindering tot het vervullen van zijn betrekking heeft veroorzaakt, tenzij de ambtenaar daarvan op grond van zijn geestelijk toestand geen verwijt kan worden gemaakt;
indien de verhindering wegens ziekte zich voordoet binnen een half jaar na de in artikel 2:3, eerste lid, bedoelde geneeskundige keuring en alsdan blijkt dat de ambtenaar hierbij onjuiste informatie omtrent zijn gezondheidstoestand heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen, ten gevolge waarvan de verklaring dat tegen de vervulling van zijn betrekking uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan, ten onrechte is afgegeven, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.
Artikel 7:15:1 Bezoldiging uitbetalen aan anderen en nabetaling aan ambtenaar
Voor zover het dagelijks bestuur van zijn in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt de ingevolge de artikelen 7:13:1, 7:13:2 en 7:14 niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald wanneer de ambtenaar op grond van de second opinion die hij conform artikel 32 van de wet SUWI, heeft aangevraagd inzake het oordeel over de ongeschiktheid tot werken in het gelijk gesteld wordt.
Artikel 7:16 Herplaatsing in passende arbeid
Voorwaarde voor definitieve herplaatsing van de ambtenaar die ziek is geworden op of na 1 juli 2007 en die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, is in de periode van 12 maanden na de periode van 24 maanden, bedoeld in het tweede lid, dat de ambtenaar met de passende arbeid zijn volledige restverdiencapaciteit benut.
Voorwaarde voor definitieve herplaatsing van de ambtenaar die ziek is geworden op of na 1 juli 2007 en die 35% of meer, maar minder dan 80% arbeidsongeschikt is, is in de periode van 12 maanden na de periode van 24 maanden, bedoeld in het tweede lid, dat de ambtenaar met de passende arbeid 50% van zijn restverdiencapaciteit of meer benut.
Voor het bepalen van de periode van 24 respectievelijk 12 maanden worden perioden van ongeschiktheid voor de vervulling van de betrekking tengevolge van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de periode van het zwangerschaps- of bevallingsverlof bedoeld in artikel 6:7, niet in aanmerking genomen.
Voor het bepalen van de periode van 24 respectievelijk 12 maanden worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid in dit geval redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
Artikel 7:18 Inkomsten uit of in verband met arbeid
Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot het in mindering brengen van inkomsten uit passende arbeid of werkzaamheden in het kader van de re-integratie op de bezoldiging.
Artikel 7:18:1 Inkomsten andere betrekking in mindering brengen op bezoldiging
Indien de ambtenaar tijdens de verhindering tot het vervullen van zijn betrekking, op grond van een aan het dagelijks bestuur uitgebracht advies door de arbodienst of door het UWV, in het belang van zijn genezing of zijn re-integratie, dan wel in het kader van herplaatsing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden de inkomsten uit deze arbeid in mindering gebracht op de bezoldiging waar de ambtenaar recht op heeft krachtens artikel 7:3.
Paragraaf 5 Bijzondere situaties
Artikel 7:19 Samenloop van bezoldiging bij ziekte met ZW-uitkering
Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar de ZW-uitkering vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, dan wel het recht op de ZW-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een volledige ZW-uitkering.
Artikel 7:20 Samenloop van bezoldiging bij ziekte met een WW-uitkering
Indien de ambtenaar ter zake van de dienstbetrekking waarbij de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werk is ontstaan, recht heeft op een WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij op grond van artikel 7:3 recht heeft.
Artikel 7:21 Samenloop van bezoldiging bij ziekte met uitkering op grond van de WIA
Indien de ambtenaar ter zake van de desbetreffende verhindering tot het vervullen van zijn betrekking recht heeft op een WGA- of een IVA-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij op grond van artikel 7:3 recht heeft. Wanneer de ambtenaar recht heeft op een IVA-uitkering dan wel een WGA-uitkering in verband met volledige, maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid, heeft de ambtenaar ten minste recht op een bedrag ter hoogte van deze IVA- of WGA-uitkering.
Indien de ambtenaar geen WGA- of IVA-uitkering aanvraagt binnen de in de WIA gestelde termijnen en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de periode dat hij dientengevolge geen WGA- of IVA-uitkering ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een IVA-uitkering.
Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar niet kan worden vastgesteld of de ambtenaar in aanmerking komt voor een WGA- of een IVA-uitkering en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een IVA-uitkering.
Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door betrokkene de WGA- of IVA-uitkering vermindering ondergaat, dan wel het recht daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de WGA- of IVA-uitkering zoals die werd genoten voor vermindering of gehele of gedeeltelijke weigering van het bedrag plaatsvond.
De VNG sluit voor de zorgverzekering van gemeenteambtenaren, postactieven en inactieven een overeenkomst als bedoeld in artikel 18 van de Zorgverzekeringswet.
Artikel 7:25a Meerdere dienstverbanden
Indien de ambtenaar uit hoofde van een ander dienstverband een tegemoetkoming krijgt voor ziektekosten, wordt dit verrekend met de tegemoetkoming op grond van artikel 7:24a en artikel 7:25. De ambtenaar is verplicht Noaberkracht Dinkelland Tubbergen te informeren, indien hij een dergelijke tegemoetkoming ontvangt uit hoofde van een andere dienstbetrekking.
Paragraaf 7 Overige bepalingen
Artikel 7:26 Overgangsbepaling
Op de ambtenaar of gewezen ambtenaar, die wegens ziekte op 31 december 2000 recht heeft op bezoldiging of uitkering op grond van dit hoofdstuk en waarvan de ziekte ook na deze datum voortduurt, blijven de bepalingen van dit hoofdstuk, zoals deze luidden op 31 december 2000 van kracht tot het moment dat de ziekte van de betrokkene eindigt, dan wel tot de dag met ingang waarvan de betrokkene recht krijgt op een uitkering krachtens de Ziektewet.
Artikel 7:27 Garantie-uitkering
De ambtenaar die herplaatst is op grond van artikel 7:6, tweede lid onder c, zoals dat luidde voor 1 januari 2003, heeft, indien naderhand maar voor 1 januari 2001, de mate van arbeidsongeschiktheid op een lager niveau is vastgesteld, recht op een garantie-uitkering, indien hem geen aanvullende gangbare arbeid is aangeboden van een zodanige omvang dat hij in staat is om zijn toegenomen restverdiencapaciteit te benutten. Onder gangbare arbeid wordt in dit artikel verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe betrokkene in staat is, gezien zijn krachten en bekwaamheden.
Op de garantie-uitkering wordt in mindering gebracht hetgeen de ambtenaar ontvangt aan bezoldiging uit de betrekking waarin hij is herplaatst en, in voorkomend geval, met het recht op WAO-uitkering, invaliditeitspensioen, herplaatsingstoelage en inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf verkregen op of na de datum waarop de arbeidsongeschiktheid op een lager niveau is vastgesteld.
Indien de betrokkene nalaat van de gelegenheid gebruik te maken die kan leiden tot het verkrijgen van gangbare arbeid, indien hij weigert gangbare arbeid te aanvaarden of indien hij opzettelijk inkomsten uit gangbare arbeid verloren laat gaan, wordt het bedrag van de garantie-uitkering verminderd met het bedrag van de verzuimde of de verloren gegane inkomsten.
Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, zijn de artikelen 7:1, 7:5, 7:9, 7:11, 7:14, 7:16 en 7:21, zoals die golden op 31 december 2005, van toepassing, waarbij de verwijzing in artikel 7:21, eerste lid, naar artikel 7:3, eerste lid, gelezen moet worden als een verwijzing naar artikel 7:3, zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2006.
Het dagelijks bestuur stelt per 1 januari 2006 voor de ambtenaren van wie de eerste dag van ongeschiktheid, bedoeld in artikel 7:3, is gelegen op of na 1 januari 2004, de duur van de ongeschiktheid vast. De hoogte van de loondoorbetaling vanaf 1 januari 2006 wordt bij voortduring van de ongeschiktheid berekend op basis van het bepaalde in artikel 7:3, eerste tot en met het vierde lid.
Indien een strafrechtelijke vervolging tegen de ambtenaar aanhangig is of indien overwogen wordt hem in aanmerking te brengen voor disciplinaire straf kan het nemen van een beslissing op een verzoek om ontslag worden aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden.
De aanstelling of arbeidsovereenkomst van de medewerker die na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd in dienst is getreden van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen, alsmede de aanstelling of arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 8:2, derde lid, wordt beëindigd wanneer een van de partijen dat wenselijk acht. Hierbij wordt een opzegtermijn van één maand in acht genomen.
Artikel 8:3 Ontslag wegens reorganisatie
Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend wegens opheffing van zijn betrekking of wegens verandering in de inrichting van het dienstonderdeel waarbij hij werkzaam is of van andere dienstonderdelen, dan wel wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten. Ontslag op grond van dit artikel wordt eervol verleend.
Over het plan, bedoeld in artikel 8:3, derde lid, wordt overleg gepleegd in de commissie bedoeld in artikel 12:1, tweede lid. Daarna wordt het aan de betrokken ambtenaren medegedeeld.
Artikel 8:4 Ontslag wegens volledige arbeidsongeschiktheid
Voor het bepalen van het in het derde lid bedoelde tijdvak van 24 maanden worden perioden van ongeschiktheid voor de vervulling van de betrekking tengevolge van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de periode van het zwangerschaps- of bevallingsverlof bedoeld in artikel 6:7, niet in aanmerking genomen.
Voor het bepalen van het in het derde lid bedoelde tijdvak van 24 maanden worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid in dit geval redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
Artikel 8:5 Ontslag wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
Voor het bepalen van het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde tijdvak van 36 maanden worden perioden van ongeschiktheid voor de vervulling van de betrekking tengevolge van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de periode van het zwangerschaps- of bevallingsverlof bedoeld in artikel 6:7, niet in aanmerking genomen.
Voor het bepalen van het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde tijdvak van 36 maanden worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid in dit geval redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
Indien voor de ambtenaar buiten de gemeentelijke dienst passende arbeid als bedoeld in artikel 7:16, derde of vierde lid, aanwezig is, is ontslag vanaf 24 maanden na de eerste dag van ongeschiktheid op grond van dit artikel mogelijk. Bij het bepalen van de termijn van 24 maanden worden het zesde, zevende en achtste lid van artikel 7:16 overeenkomstig toegepast.
De ambtenaar die ongeschikt is voor de vervulling van zijn functie wegens ziekte of gebrek kan ontslag verleend worden indien hij zonder deugdelijke grond weigert:
gevolg te geven aan door het dagelijks bestuur of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door het dagelijks bestuur of een door hem aangewezen deskundige getroffen maatregelen om hem in staat te stellen de eigen of passende arbeid te verrichten, als bedoeld in artikel 7:9;
Artikel 8:7 Overige ontslaggronden
Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend op grond van:
Behalve in het geval, bedoeld in artikel 8:7, onder e, wordt een ontslag op grond van evengenoemd artikel eervol verleend. Het ontslag kan niet eerder ingaan dan op de dag volgende op die waarop de reden voor het ontslag voor het eerst aanwezig was.
De grond waarop het ontslag berust, dat is verleend ingevolge artikel 8:8, wordt slechts op verzoek van de ambtenaar in het ontslagbesluit vermeld.
Aan de ambtenaar die in verband met de aanvaarding van een functie in een publiekrechtelijk college, waarin hij was benoemd of verkozen tijdelijk is ontheven van de waarneming van zijn ambt, wordt, indien hij ophoudt zodanige functie te bekleden en hij naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet in actieve dienst kan worden hersteld, eervol ontslag verleend.
Artikel 8:11 Ontslag wegens FPU
Aan de ambtenaar die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van de FPU-regeling wordt eervol ontslag verleend indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel alsmede het bestuur van de Stichting pensioenfonds Abp op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die regeling.
Het in het eerste lid genoemde ontslag kan ook voor een gedeelte van de voor de ambtenaar geldende formele arbeidsduur per week worden verleend, tenzij de belangen van de dienst zich hiertegen verzetten. Het deeltijdontslag bedraagt ten minste 10% van de formele arbeidsduur per week. Het deeltijdontslag bedraagt telkenmale dat het wordt verleend, ten minste 10% van de oorspronkelijke formele arbeidsduur.
Artikel 8:12 Ontslag uit een tijdelijke aanstelling of tijdelijke urenuitbreiding
De ambtenaar die tijdelijk is aangesteld voor bepaalde tijd is van rechtswege ontslagen op de datum waarop die tijd verstrijkt. Indien na de datum, bedoeld in de eerste volzin, het dienstverband feitelijk wordt gehandhaafd zonder dat opnieuw een aanstelling is verleend, wordt de tijdelijke aanstelling geacht voor dezelfde tijd te zijn aangegaan.
De ambtenaar met wie een urenuitbreiding voor bepaalde tijd is aangegaan, is, voor zover het die urenuitbreiding betreft, van rechtswege ontslagen op de datum dat de urenuitbreiding eindigt. Indien na de datum, bedoeld in de eerste volzin, de urenuitbreiding feitelijk wordt gehandhaafd zonder dat opnieuw een urenuitbreiding is verleend, wordt de tijdelijke urenuitbreiding geacht voor dezelfde tijd te zijn aangegaan.
Artikel 8:12:2 Opzegtermijn bij beëindiging tijdelijke aanstelling of urenuitbreiding voor onbepaalde tijd
Artikel 8:13 Ontslag als disciplinaire straf
Als disciplinaire straf kan aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
Ontslag op grond van artikel 8:8 kan niet geschieden wegens het feit dat de ambtenaar door een toegelaten organisatie als bedoeld in artikel 12:1, derde lid, of door een daarbij aangesloten bond is aangewezen om bestuurlijke of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen zijn centrale of een daarbij aangesloten bond c.q. binnen de organisatie van de werkgever, die er toe strekken de doelstellingen van zijn centrale van overheidspersoneel en de daarbij aangesloten bonden te ondersteunen.
Tijdens de schorsing ingevolge artikel 8:15:1, eerste lid, onder b of c, kan de bezoldiging voor een derde gedeelte worden ingehouden; na verloop van een termijn van zes weken kan een verdere vermindering van het uit te keren bedrag, ook tot het volle bedrag van de bezoldiging, plaatsvinden, behoudens het bepaalde in het derde lid.
Tijdens de schorsing ingevolge artikel 8:15:1, eerste lid, onder a, kan tot de in de strafaanzegging of -oplegging genoemde datum van ingang van het ontslag de bezoldiging geheel of gedeeltelijk worden ingehouden, behoudens het bepaalde in het derde lid. Met ingang van de datum van het ontslag wordt de uitkering van de bezoldiging geheel gestaakt.
Artikel 8:16:2 Overlijdensuitkering
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de ambtenaar wordt aan de weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging over een tijdvak van drie maanden vermeerderd met de vakantietoelage.Als maatstaf bij de berekening van het in de vorige volzin bedoelde bedrag wordt in aanmerking genomen de voor de ambtenaar op de dag van overlijden geldende bezoldiging per maand.
Indien de overledene geen weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige, natuurlijke en pleegkinderen. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broeders of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen.
Indien de overledene geen betrekkingen, bedoeld in het tweede lid, nalaat, kan het daarbedoelde bedrag door het bevoegd dagelijks bestuur geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
Gedurende de maand waarin het overlijden van de ambtenaar plaatsvond en de daarop volgende drie maanden behouden de achterblijvende gezinsleden het gebruik van de dienstwoning waarin zij met de ambtenaar woonden. Daarvan kan echter worden afgeweken als het dagelijks bestuur dat in het belang van de dienst noodzakelijk achten.
Artikel 8:16a Overlijdensuitkering bij een ongeval in en door de dienst
Indien de ambtenaar overlijdt en zijn overlijden een rechtstreeks gevolg is van een ongeval in en door de dienst, dan wordt aan de weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner een uitkering verstrekt. Indien de overledene geen weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner nalaat, wordt de uitkering verstrekt aan de minderjarige wettige, natuurlijke en pleegkinderen.
Indien het dagelijks bestuur een verzekering heeft afgesloten die tot uitkering komt in geval de ambtenaar overlijdt als gevolg van een ongeval in en door de dienst, bedraagt de uitkering in afwijking van het tweede lid het bedrag waarvoor het dagelijks bestuur zich terzake heeft verzekerd, met een minimum van één jaarbezoldiging.
Artikel 8:17 Gedeeltelijk ontslag na terugbrengen formele arbeidsduur
Indien door de werkgever de formele arbeidsduur per week gedeeltelijk wordt teruggebracht, al dan niet na een tijdelijke uitbreiding daarvan, dient dit te geschieden door een gedeeltelijk ontslag op grond van dit hoofdstuk, behalve in het geval van wijziging van de aanstelling op grond van artikel 7:16.
Hoofdstuk 9 Uitkering functioneel leeftijdsontslag (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 9a Ambtenaren die vanaf 1 januari 2006 in dienst zijn getreden op een bezwarende functie (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 9b Overgangsrecht ambtenaren in een functie die op 31 december 2005 recht gaf op functioneel leeftijdsontslag (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 9d Tijdelijke regeling ambtenaren, werkzaam bij de gemeentelijke beroepsbrandweer en een gemeentelijke ambulancedienst, geboren na 1949 of die geboren is voor 1950, maar die op 1 april 1997 geen deelnemer was bij het ABP en die op 31 december 2005 en 1 januari 2006 werkzaam waren in een functie, waarvoor door het dagelijks bestuur krachtens artikel 8:3, zoals dat luidde op 31 december 2005, leeftijdsgrenzen zijn bepaald (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 9e De gemeentelijke levensloopregeling FLO-overgangsrecht (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 10 Wachtgeld Hoofdstuk 10 is niet van toepassing op de ambtenaar die op of na 1 januari 2001 is ontslagen. (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 10a Bovenwettelijke werkloosheidsuitkering Hoofdstuk 10a is niet van toepassing op de ambtenaar die op of na 1 juli 2008 wordt ontslagen. (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 10d Voorzieningen bij werkloosheid
Paragraaf 1 Werkingssfeer en begripsbepalingen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar die als gevolg van een organisatieverandering boventallig is geworden of op grond van artikel 8:5, 8:6 of 8:8 ontslagen wordt en de ambtenaar die op grond van artikel 8:3, 8:5, 8:6 of 8:8 ontslagen is.
Artikel 10d:2 Begripsbepalingen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Paragraaf 4 Procedure van re-integratie bij ontslag op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid (artikel 8:6)
Artikel 10d:5 Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:
re-integratiefase: de fase voorafgaand aan ontslag, waarin door middel van een re-integratieplan afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de re-integratie van de ambtenaar het best tot stand kan komen en hieraan uitvoering wordt gegeven met als doel werkloosheid zoveel als mogelijk te voorkomen;
Artikel 10d:6 Re-integratiefase voor ontslag
De re-integratiefase is afhankelijk van de duur van het dienstverband bij Noaberkracht Dinkelland Tubbergen, waaruit ontslag plaatsvindt. Hierbij wordt de duur van het dienstverband gerekend vanaf de datum van indiensttreding bij Noaberkracht Dinkelland Tubbergen, waaruit ontslag plaatsvindt, tot de datum van de start van de re-integratiefase.
Paragraaf 5 Van werk naar werk-begeleiding bij boventalligheid
Artikel 10d:11 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op de ambtenaar die door het dagelijks bestuur boventallig wordt verklaard, en die op de datum waarop deze boventalligheid ingaat, een dienstverband van tenminste twee jaar heeft bij de betreffende gemeente.
Artikel 10d:12 Duur van een Van werk naar werk-traject
De boventallig verklaarde ambtenaar heeft recht op een Van werk naar werk-traject dat maximaal twee jaar duurt, tenzij het dagelijks bestuur besluit tot verlenging op grond van artikel 10d:20 en artikel 10d:22.
Artikel 10d:13 Inspanningsverplichting
In het Van werk naar werk-traject leveren zowel de boventallig verklaarde ambtenaar als het dagelijks bestuur een actieve bijdrage aan de uitvoering van het Van werk naar werk-traject. De Van werk naar werk-inspanningen zijn gericht op plaatsing van de ambtenaar in een passende dan wel geschikte functie, of aanvaarding door de ambtenaar van een functie buiten Noaberkracht Dinkelland Tubbergen.
Artikel 10d:14 Start Van werk naar werk-traject
Het Van werk naar werk-traject start op de dag waarop het besluit tot boventalligverklaring in werking is getreden.
Artikel 10d:15 Van werk naar werk-onderzoek
Om richting te geven aan het Van werk naar werk-traject onderzoeken dagelijks bestuur en ambtenaar gezamenlijk de wensen en ontwikkelingsmogelijkheden van de ambtenaar, binnen en buiten Noaberkracht Dinkelland Tubbergen. Hierbij worden tevens de kansen van de ambtenaar op de regionale arbeidsmarkt onderzocht.
Artikel 10d:17 Uitvoering van het Van werk naar werk-contract
Vanaf de start van de uitvoering van het Van werk naar werk-contract wordt de nakoming van de wederzijds gemaakte afspraken gevolgd. Iedere drie maanden wordt de voortgang in het traject geëvalueerd. Hiervan wordt een verslag opgemaakt.
Artikel 10d:18 Einde Van werk naar werk-traject
Het Van werk naar werk-traject eindigt op het moment dat de ambtenaar - al dan niet in deeltijd - een andere functie binnen of buiten Noaberkracht Dinkelland Tubbergen aanvaardt, op grond van ontslag op eigen verzoek of ontslag om een andere reden.
Artikel 10d:19 Tussentijdse beëindiging
Indien het Van werk naar werk-traject eerder eindigt om de in het eerste of tweede lid genoemde reden, wordt de ambtenaar ontslag verleend op grond van artikel 8:3 met ingang van de dag volgend op die waarop het Van werk naar werk-traject is beëindigd. In dit geval kan het dagelijks bestuur aangeven dat sprake is van verwijtbare werkloosheid en vervallen de rechten op een aanvullende uitkering en een na-wettelijke uitkering.
Artikel 10d:20 Advies loopbaanadviseur
Indien het Van werk naar werk-traject na verloop van 21 maanden sinds de start ervan niet met een positief resultaat is afgesloten of om een andere reden is beëindigd, brengt een gecertificeerd loopbaanadviseur binnen een maand een advies uit aan het dagelijks bestuur over het vervolgtraject. Hierbij worden in ieder geval de evaluatieverslagen als bedoeld in artikel 10d:17 in acht genomen. De ambtenaar ontvangt een afschrift van het advies.
Artikel 10d:22 Verlenging Van werk naar werk-traject
Indien er zekerheid is, in de vorm van een schriftelijke toezegging van een werkgever, dat binnen een half jaar een functie voor de ambtenaar kan worden gevonden, of indien voortzetting van het Van werk naar werk-traject de kans op het vinden van een passende of geschikte functie aantoonbaar vergroot, kan het dagelijks bestuur besluiten het Van werk naar werk-traject te verlengen. Deze verlenging beslaat een redelijke en nader gespecificeerde periode en kan niet meer dan één keer worden verleend.
Artikel 10d:23 Niet-nakoming van afspraken uit Van werk naar werk-contract
Indien één van beide partijen na het gesprek zoals bedoeld in het eerste lid in gebreke is gebleven ten aanzien van de in het Van werk naar werk-contract vastgelegde afspraken kan de andere partij eisen dat dit gevolgen heeft voor de voortzetting van het contract. Deze partij maakt dit schriftelijk aan de andere partij kenbaar.
Ingeval de ambtenaar van het in het tweede lid bedoelde recht gebruik maakt, kan hij eisen dat het Van werk naar werk-traject wordt verlengd. Deze verlenging bedraagt een redelijke termijn, waarbij de periode die door de niet-nakoming verloren is gegaan als richtlijn kan dienen. Gedurende de periode van verlenging herstelt het dagelijks bestuur zoveel als mogelijk de gebreken die bij de uitvoering van het Van werk naar werk-contract zijn ontstaan.
Paragraaf 7 Na-wettelijke uitkering
Artikel 10d:32 Duur na-wettelijke uitkering
De na-wettelijke uitkering is één maand per dienstjaar in de gemeentelijke sector maal een correctiefactor. De correctiefactor is
Artikel 10d:34 Sancties na-wettelijke uitkering
Het dagelijks bestuur stelt een sanctiebeleid op, op grond waarvan sancties worden toegepast op de uitbetaling van de na-wettelijke uitkering. Onderdeel van de sanctieregeling is de plicht die de ambtenaar heeft om het dagelijks bestuur te informeren over alles wat van invloed kan zijn op de duur en hoogte van de na-wettelijke uitkering.
Paragraaf 8 Bijzondere uitkering bij ontslag ingeval van minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
Artikel 10d:36 Bijzondere uitkering bij ontslag of definitieve herplaatsing ingeval van minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
De ambtenaar die voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en die gedurende het derde ziektejaar, bedoeld in artikel 7:16, derde lid, is ontslagen op grond van artikel 8:5 dan wel definitief is herplaatst op grond van artikel 7:16, heeft recht op een bijzondere uitkering indien en voor zolang hij arbeid heeft voor ten minste de restverdiencapaciteit, zoals deze door UWV definitief is vastgesteld.
In afwijking van artikel 10d:17 is de duur van de na-wettelijke uitkering voor de ambtenaar die:
gelijk aan (0,25 + (0,195 + 0,015 * (X-21)) * (X - Y) - (X-18) / 12 -2) jaar, met dien verstande dat de factor (X-18) gemaximeerd wordt op 38. Factor X staat hierbij voor de leeftijd in hele jaren op de dag van ontslag; factor Y voor de indiensttreedleeftijd in de gemeentelijke sector.
Hoofdstuk 11 Uitkeringsregeling ontslag Hoofdstuk 11 is niet van toepassing op de ambtenaar die op of na 1 januari 2001 is ontslagen. (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 11a Suppletieregeling (zie voor toepasselijkheid artikel 11a:2.)
Artikel 11a:1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
betrokkene: de overheidswerknemer, bedoeld in artikel 2 van de WPA, aan wie op grond van artikel 8:5 ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte, en die ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is, met uitzondering van degene die zijn resterende verdienvermogen volledig benut in een of meer aangehouden betrekkingen;
dagloon: het dagloon in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatie wet Sociale Verzekering, vermeerderd met het bedrag aan pensioenpremie, bedoeld in artikel 10 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, en in voorkomend geval verminderd met bijdragen strekkende tot betaling van de premie van een door of voor de betrokkene afgesloten particuliere ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit Algemene Dagloonregelen WAO;
Artikel 11a:2 Recht op suppletie
Het eerste lid is niet van toepassing indien het in dat lid bedoelde ontslag wordt verleend na het moment dat de ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte 90 maanden onafgebroken heeft geduurd. Voor het bepalen van genoemde periode van 90 maanden worden perioden van ziekte samengeteld indien die elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
In afwijking van artikel 11a:6, derde lid, wordt, indien het in artikel 11a:2 bedoelde ontslag is verleend op een latere datum dan het moment waarop de ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte 24 maanden onafgebroken heeft geduurd, de in artikel 11a:6, derde lid, genoemde periode verminderd met de periode die gelegen is tussen de ontslagdatum en het moment waarop genoemde ongeschiktheid 24 maanden onafgebroken heeft geduurd. Deze vermindering vindt plaats, te beginnen met de periode gedurende welke de betrokkene recht heeft op 80% van de berekeningsgrondslag van de suppletie.
Indien de betrokkene gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie, ter zake van de dienstbetrekking waaruit dat recht op suppletie is ontstaan, een werkloosheidsuitkering, een Waz-uitkering, dan wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, wordt het bedrag van genoemde uitkering of uitkeringen in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen als overheidswerknemer recht heeft op een WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de eerste volzin, toegerekend aan de dienstbetrekking ter zake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende dienstbetrekkingen.
Indien de betrokkene recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering die kan worden toegerekend aan een dienstbetrekking, waaruit hij is ontslagen op een datum, gelegen vóór de datum van ontslag uit de dienstbetrekking ter zake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, welk recht voortduurt na laatstgenoemde datum, wordt, in geval van een verhoging van de mate van de arbeidsongeschiktheid waardoor het bedrag van die arbeidsongeschiktheidsuitkering verhoogd wordt, uitsluitend het bedrag van die verhoging van die arbeidsongeschiktheidsuitkering in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen als overheidswerknemer recht heeft op een WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de vorige volzin toegerekend aan de in die volzin eerstgenoemde dienstbetrekking, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende dienstbetrekkingen.
Indien de toerekeningswijze, bedoeld in het tweede lid, in een individueel geval naar het oordeel van het dagelijks bestuur leidt tot een kennelijk onredelijke uitkomst voor de betrokkene, kan het dagelijks bestuur ten gunste van die betrokkene tot een wijze van toerekenen besluiten die met de strekking van dit artikel overeenkomt.
Onder inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, bedoeld in het eerste lid, worden begrepen inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf die zijn ontstaan:
vóór de dag van het ontslag ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend, anders dan bedoeld in onderdeel a en b, en artikel 11a:8, tweede lid, voor zover uit deze arbeid of dit bedrijf na die dag inkomsten of meer inkomsten worden genoten door de betrokkene, terwijl die inkomsten of die meerdere inkomsten of een gedeelte daarvan, het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid dan wel verband houden met het ontslag.
Voor de toepassing van artikel 11a:8 en 11a:9 worden uitkeringen steeds geacht onverminderd door betrokkene te zijn genoten indien, als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door betrokkene, één of meer werkloosheidsuitkeringen, een Waz-uitkering, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop betrokkene recht heeft:
Voor de toepassing van het tweede lid worden mede als echtgeno(o)t(en) of geregistreerde partner(s) aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.
Op het uit te keren bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de betrokkene ter zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van een of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop betrokkene recht had.
Het dagelijks bestuur betaalt ambtshalve een naar redelijkheid vast te stellen voorschot op een suppletie indien uitsluitend onzekerheid bestaat omtrent de hoogte van de suppletie, omtrent het van de suppletie aan de betrokkene te betalen bedrag of omtrent het nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 11a:3.
Artikel 11a:17 Conversie herplaatsingswachtgeld en bezoldiging of uitkering wegens ziekte
Degene die op 31 december 1995 uit hoofde van een ontslag uit Noaberkracht Dinkelland Tubbergen recht heeft op een herplaatsingswachtgeld als bedoeld in artikel K 4, tweede lid, juncto artikel K 6 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die wet luidde op die datum, en waarvan de duur op 1 januari 1996 nog niet is verstreken, heeft recht op suppletie.
Het in het eerste lid bedoelde recht op suppletie bedraagt bij een op 31 december 1995 genoten recht op herplaatsingswachtgeld van:
De artikelen 11a:3 tot en met 11a:5, 11a:6, tweede lid, 11a:7 tot en met 11a:11, alsmede artikel 11a:12, derde lid tot en met 11a:16 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 11a:6, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de vaststelling van de berekeningsgrondslag voor de betrokkene als dagloon geldt het dagloon zoals bepaald in artikel 42, derde en vierde lid, van de WPA, zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatie wet Sociale Verzekering.
Indien de overheidswerknemer, bedoeld in artikel 2 van de WPA, op 1 januari 1996 gedurende een periode van 52 weken of langer onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest in de zin van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de mate van zijn algemene invaliditeit op grond van het pensioenreglement is vastgesteld op ten minste 15 procent dan wel de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de ministeriële regeling op grond van artikel 8, derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet is vastgesteld op ten minste 25 procent, binnen een periode van zes maanden is aan te merken als betrokkene, geldt voor hem als dagloon het dagloon zoals bepaald in artikel 39, vierde en vijfde lid, van de WPA, zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatie wet Sociale Verzekering.
Artikel 11a:19 Overige en slotbepalingen
Indien het niveau van de WAO-conforme uitkering als bedoeld in paragraaf 9 van de WPA een algemene neerwaartse wijziging ondergaat, wordt deze neerwaartse wijziging, tenzij de LOGA-partners anders overeenkomen, binnen zes maanden na de datum van het Staatsblad, waarin de maatregel is gepubliceerd, op overeenkomstige wijze ten aanzien van de suppletie doorgevoerd vanaf de in het Staatsblad vermelde datum van inwerkingtreding van bedoelde maatregel, doch niet eerder dan zes maanden na de datum van het Staatsblad.
Dit hoofdstuk niet van toepassing op de ambtenaar, van wie de eerste dag van ongeschiktheid, bedoeld in artikel 8:5, is gelegen op of na 1 januari 2004 en die op of na 1 januari 2007 op grond van artikel 8:5 is ontslagen, met uitzondering van de ambtenaar die op grond van de WAO recht heeft op een WAO-uitkering.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de ambtenaar, van wie de eerste dag van ongeschiktheid, bedoeld in artikel 8:5, is gelegen op of na 1 januari 2004 en die tussen 1 juli 2006 en 1 januari 2007 op grond van 8:5 is ontslagen en volledig arbeidsongeschikt is, met uitzondering van de ambtenaar die op grond van de WAO recht heeft op een WAO-uitkering.
Hoofdstuk 12 Overleg met organisaties van overheidspersoneel
Artikel 12:1 Algemene bepalingen
Onder toegelaten organisaties worden verstaan de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP), de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijzend Personeel (CCOOP) en de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij de overheid, onderwijs, bedrijven en instellingen (CMHF), dan wel een van de bij deze centrales aangesloten bonden, voor zover deze centrales, respectievelijk bonden voldoende representatief geacht kunnen worden.
De leden van de ABVAKABO en NOVON die op 1 juli 1998 zitting hebben in de commissie namens ACOP of Ambtenarencentrum, dan wel namens ABVAKABO FNV/NOVON, behouden hun zetels als vertegenwoordigers van ACOP dan wel ABVAKABO FNV/NOVON.
Indien deze leden ophouden lid van de commissie te zijn, worden ze niet vervangen totdat het aantal leden namens de ACOP dan wel ABVAKABO FNV/NOVON in overeenstemming is met het aantal als genoemd in de bepaling van de samenstelling van de commissie. Uiterlijk op 1 juli 2002 wordt het aantal leden in overeenstemming gebracht met de hier geldende bepalingen.
Voor de vertegenwoordiging van de toegelaten organisaties in de commissie, bedoeld in artikel 12:1, worden per centrale, bedoeld in artikel 12:1, derde lid, twee leden en hun plaatsvervangers aangewezen. Deze aanwijzing geschiedt door en uit de organisaties, welke een minimum aantal ambtenaren tot haar leden tellen. Indien verschillende organisaties deel uitmaken van een zelfde centrale, geldt het in de vorige zin bepaalde voor deze organisaties gezamenlijk.
Degene, die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van een organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan het dagelijks bestuurd doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen.
Artikel 12:1:4 Mededelingen omtrent CAR en UWO
Ingeval het LOGA tussen het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de centrales van overheidspersoneel leidt tot overeenstemming, als gevolg waarvan de tekst van de CAR wijzigt, doet het dagelijks bestuur mededeling aan de commissie voor georganiseerd overleg, dat de ANDT overeenkomstig is gewijzigd.
Artikel 12:2 Taken en bevoegdheden
De commissie voert overleg over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd. De commissie kan niet overleggen over onderwerpen die voorbehouden zijn aan het LOGA tussen het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de centrales van overheidspersoneel.
Besluiten omtrent onderwerpen, bedoeld in de artikelen 12:2 en 12:2:2, worden door het dagelijks bestuurd en het algemeen bestuur niet genomen, noch voorstellen daaromtrent door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur gedaan dan nadat in de commissie met meerderheid van stemmen overeenkomstig artikel 12:2:9 overeenstemming is bereikt.
Heeft een voorstel betrekking op onderwerpen, behorende tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur, dan neemt het dagelijks bestuur daaromtrent een beslissing. Behoort het voorstel tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur, dan legt het dagelijks bestuur het voorstel voorzien van zijn advies ter besluitvorming voor aan het algemeen bestuur.
Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het tweede lid een vergadering niet kan plaatshebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen 14 dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.
Elk lid heeft recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.
De vertegenwoordigers van de organisaties kunnen zich laten bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie; zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen van de agenda binnen de grenzen van doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.
De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van het dagelijks bestuur en algemeen bestuur, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigende organisaties.
De voorzitter kan op verzoek van ten minste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht, de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.
De stem van de vertegenwoordiging van de organisaties wordt bepaald door stemming per vertegenwoordigende organisatie, waarbij voor elke organisatie zoveel stemmen worden uitgebracht als ambtenaren bij haar zijn aangesloten op de eerste dag van het lopende jaar, met dien verstande, dat voor een organisatie nier meer stemmen in aanmerking komen dan het totaal aantal stemmen, dat door de andere organisaties gezamenlijk wordt uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt de vertegenwoordiging geacht tegen te hebben gestemd.
Het in de vergadering behandelde wordt zakelijk weergegeven in de notulen, welke zo spoedig mogelijk in afschrift aan de leden worden gezonden, tenzij in het reglement, bedoeld in artikel 12:2:11, anders is bepaald.
Indien door de commissie een reglement van orde voor de vergaderingen wordt vastgesteld, behoeft dit de goedkeuring van het dagelijks bestuur.
Artikel 12:3:1 Advies- en arbitragecommissie
Noaberkracht Dinkelland Tubbergen heeft zich aangesloten bij de advies- en arbitragecommissie.
Voor de toepassing van de artikelen 12:3:4 tot en met 12:3:8 wordt verstaan onder:
De artikelen 12:3:4 tot en met 12:3:8 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden. Bedoeld in artikel 12:2, eerste lid, voor zover die aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van de ambtenaren betreffen, met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd.
Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers aan het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen zes dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.
Tenzij door de commissie, bedoeld in het eerste lid, wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de advies- en arbitragecommissie dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.
Binnen zes dagen na de vergadering, bedoeld in artikel 12:3:5, wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie.
Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor inwinning van het advies hebben uitgesproken en bevat ten minste het onderwerp en de inhoud van het geschil. Indien in de vergadering bedoeld in artikel 12:3:5 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie.
Hoofdstuk 13 Overgangs- en slotbepaling CAR (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Aan het begin van iedere zittingsperiode van de OR sluiten de ondernemer en de (centrale) ondernemingsraad een convenant over de benodigde inzet voor het OR-werk, de compensatie daarvoor en het (maximum) aantal zittingstermijnen.
Gelet op het bepaalde in artikel 5a, eerste lid van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) zijn gemeenten voor hun onderneming of onderdelen daarvan als bedoeld in artikel 4 van de WOR, verplicht een ondernemingsraad in te stellen indien en voor zolang in hun onderneming ten minste 35 personen werkzaam zijn als bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid, van de WOR
Hoofdstuk 15 Overige rechten en verplichtingen)
De ambtenaar is gehouden zijn betrekking nauwgezet en ijverig te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
De ambtenaar is verplicht de eed of belofte af te leggen die bij wet, bij instructie of bij besluit van het dagelijks bestuur is voorgeschreven.
Artikel 15:1b Persoonlijk gebruik van goederen of diensten
Het is de ambtenaar verboden, behoudens toestemming verleend door of namens het dagelijks bestuur in bijzondere gevallen, ten eigen bate:
Artikel 15:1e Nevenwerkzaamheden
Het is de ambtenaar verboden nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld.
Het dagelijks bestuur regelt de openbaarmaking van de in het eerste lid bedoelde nevenwerkzaamheden van de (gemeente)secretaris en directeuren van (gemeentelijke) diensten en bedrijven, alsmede van andere ambtenaren aangesteld in een functie waarvoor ter bescherming van de integriteit van de openbare dienst openbaarmaking van nevenwerkzaamheden noodzakelijk is.
Artikel 15:1f Melding financiële belangen
Het is de ambtenaar verboden financiële belangen te hebben, effecten te bezitten en transacties in effecten te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld.
Artikel 15:1:10 Staking bij een particuliere werkgever
De ambtenaar kan niet worden verplicht, indien bij enig particulier werkgever een staking is uitgebroken of een uitsluiting plaats heeft, ter vervanging van stakers of uitgeslotenen werkzaamheden te verrichten of werknemers bij het verrichten van werkzaamheden behulpzaam te zijn, tenzij naar het oordeel van het dagelijks bestuur zulks met het oog op de openbare veiligheid of gezondheid of voor de regelmatige functionering van de openbare dienst van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen noodzakelijk is.
Artikel 15:1:11 Aanvaarden andere werkzaamheden
De ambtenaar is verplicht, indien hij daartoe door of namens het dagelijks bestuur wordt aangewezen, in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden andere werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht, mits deze werkzaamheden strekken ter uitvoering van de taak die Noaberkracht Dinkelland Tubbergen in die tijden heeft of zal krijgen, dan wel ertoe strekken een zo goed en ongestoord mogelijke uitvoering van die taak te verzekeren.
In geval van een ramp of crisis als bedoeld in artikel 1 van de Wet Veiligheidsregio’s, is de ambtenaar die is aangewezen op grond van het tweede lid van dit artikel verplicht de taken in het kader van de Wet Veiligheidsregio’s te verrichten onder leiding en toezicht van het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio waar de ramp of crisis plaatsvindt.
Artikel 15:1:15 Beoordeling van de ambtenaar
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt met de ambtenaar zijn gedrag besproken tijdens de uitoefening van zijn betrekking of de wijze waarop hij zijn betrekking vervult, voor zover deze aanleiding geven tot aanmerkingen, waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan de wijze waarop het gedrag of de wijze waarop hij zijn betrekking vervult naar het oordeel van het dagelijks bestuur verbeterd kunnen worden.
Artikel 15:1:16 Dragen van uniform of dienstkleding
Het is de ambtenaar verboden om bij gekleed gaan in uniform insignes of andere onderscheidingstekens of in dienst uniformkledingstukken te dragen, een en ander voor zover die niet van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen wege zijn verstrekt of voorgeschreven of tot het dragen waarvan niet door het dagelijks bestuur vergunning is verleend. Dit verbod is niet van toepassing ten aanzien van ordetekenen tot het aannemen of dragen waarvan door het hoger dagelijks bestuur verlof is verleend.
Artikel 15:1:19 Verbod betreden arbeidsterrein
Aan de ambtenaar kan door of namens het dagelijks bestuur de toegang tot de kantoren, werkplaatsen of andere arbeidsterreinen, dan wel het verblijf aldaar worden ontzegd.
Artikel 15:1:20 Infectieziekten
Het dagelijks bestuur kan bepalen dat de ambtenaar die in contact staat of kort geleden heeft gestaan met een persoon, die een ziekte heeft, waarvoor in gevolge het krachtens de Infectieziektenwet bepaalde een nominatieve aangifteplicht geldt, zijn betrekking niet mag vervullen en geen toegang heeft tot de dienstgebouwen, -lokalen en -terreinen voor zo lang de hoofdinspecteur of de inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid niet heeft verklaard, dat hij het gevaar voor overbrenging van een infectieziekte, of het gevaar dat hij verdacht moet worden te lijden aan zodanige ziekte, geweken acht.
De ambtenaar die verkeert in de in het vorige lid omschreven situatie, is verplicht daarvan ten spoedigste kennis te geven aan het dagelijks bestuur. Hij is gehouden zich te gedragen naar de door of vanwege het dagelijks bestuur gegeven aanwijzingen, waaronder die met betrekking tot het ondergaan van een geneeskundig onderzoek.
Artikel 15:1:23 Vergoeden van schade
Aan de ambtenaar wordt de schade aan hem toebehorende kleding en uitrusting, geen motorrijtuig in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen zijnde, vergoed welke hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn betrekking, voor zover die schade niet bestaat uit de normale slijtage dier goederen.
Artikel 15:1:24 Gebruik motorrijtuig
Het is de ambtenaar slechts toegestaan een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bij de vervulling van zijn betrekking te gebruiken, indien en voor zover hem daartoe door of namens het dagelijks bestuur toestemming is verleend. Aan deze toestemming kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden.
Het dagelijks bestuur kan bepalen in welke niet elders voorziene gevallen schadeloosstelling en vergoeding van kosten zullen worden verleend.
Artikel 15:1:26 Volgen van een opleiding
De ambtenaar is, indien het dagelijks bestuur dit bepaalt, verplicht zich voor het volgen van een bijzondere vakopleiding beschikbaar te stellen of enig ander door het dagelijks bestuur nader aan te duiden onderwijs te volgen. De aan het volgen van het in dit artikel bedoelde onderwijs verbonden kosten komen ten laste van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen.
Aan de ambtenaar die dit wenst wordt, indien en voor zolang de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten, voor het aantal uren dat noodzakelijk is voor het volgen van de lessen, verlof met behoud van bezoldiging verleend voor het volgen van onderwijs, gericht op de openbare dienst, voor zover zulk onderwijs niet vanwege Noaberkracht Dinkelland Tubbergen wordt gegeven. (dit artikellid vervalt zodra hoofdstuk 17 wordt vervangen)
Aan de ambtenaar beneden de leeftijd van 18 jaar wordt, indien hij dit wenst en voor zolang de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten, gedurende ten hoogste één dag per week verlof met behoud van bezoldiging verleend voor het volgen van lessen aan inrichtingen voor voortgezet, herhalings- of vakonderwijs en vormingsinstituten voor leerplichtvrije jeugd.
Artikel 15:1:28 Bijzondere prestaties
Wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke vervulling van de betrekking kan aan de ambtenaar, naast een tevredenheidsbetuiging, een bijzondere beloning worden toegekend in de vorm van:
De in artikel 15:1:28 bedoelde bijzondere beloning kan ook aan een groep van ambtenaren worden toegekend, als deze groep als zodanig een bijzondere prestatie heeft geleverd.
Terzake van niet-naleving van bepalingen welke redelijkerwijs niet kunnen worden geacht de ambtenaar bekend te zijn, worden hem geen voordelen onthouden of nadelen toegebracht.
Aan de vrouwelijke ambtenaar, die een borstkind heeft, wordt gedurende ten hoogste 1 jaar na de geboorte van het kind de gelegenheid gegeven haar kind te zogen dan wel de borstvoeding te kolven.
Artikel 15:1:31 Voorkomen benadeling lid georganiseerd overleg
Noaberkracht Dinkelland Tubbergen draagt er zorg voor dat degene die als lid of als plaatsvervangend lid door een organisatie is aangewezen voor de commissie bedoeld in artikel 12:1, tweede lid, dan wel activiteiten vervult waarvoor hij krachtens artikel 6:4:2 buitengewoon verlof kan genieten, niet uit hoofde van zijn lidmaatschap of activiteiten wordt benadeeld in zijn positie in de organisatie.
Hoofdstuk 16 Disciplinaire straffen
De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet, kan deswege disciplinair worden gestraft.
Artikel 16:1:2 Disciplinaire straffen
Naast de mogelijkheid genoemd in artikel 8:13, kunnen de volgende disciplinaire straffen worden toegepast:
arbeid buiten de voor de betrekking van de ambtenaar vastgestelde werktijden zonder vergoeding of tegen een lagere dan de normale vergoeding voor ten hoogste zes uren met een maximum van drie uren per dag en met dien verstande dat deze arbeid niet kan worden opgelegd op zondag en op de voor de ambtenaar geldende kerkelijke feestdagen;
De straffen genoemd in het eerste lid, onder a t/m g, worden opgelegd door het dagelijks bestuur; de straffen genoemd onder h en i, alsmede de straf genoemd in artikel 8:13, worden opgelegd door het dagelijks bestuur dat bevoegd is tot aanstelling in de laatstelijk door de ambtenaar vervulde betrekking. De straf wordt niet opgelegd dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich mondeling of schriftelijk te verantwoorden.
Bij het opleggen van een straf kan worden bepaald, dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de betrokken ambtenaar zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.
De verantwoording door de ambtenaar geschiedt, indien deze niet schriftelijk plaatsvindt, ten overstaan van het dagelijks bestuur of ten overstaan van een door hen aangewezen vertegenwoordiger. De verantwoording vindt niet eerder dan 6 maal 24 uur en niet later dan 12 maal 24 uur plaats. Op verzoek van de ambtenaar kan van deze termijn worden afgeweken.
Geschiedt de verantwoording mondeling, dan wordt daarvan binnen 36 uur proces-verbaal opgemaakt, dat na voorlezing wordt getekend door hem te wiens overstaan de verantwoording plaats heeft en door de ambtenaar. Weigert de ambtenaar de ondertekening, dan wordt daarvan in het proces-verbaal, zo mogelijk met vermelding van de redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt de ambtenaar uitgereikt.
Hoofdstuk 17 Opleiding en ontwikkeling
Artikel 17:3 Individueel loopbaanbudget
Indien bij inwerkingtreding van dit artikel het dagelijks bestuur een opleidingsplan heeft vastgesteld dat gelijkwaardige ruimte biedt aan loopbaanontwikkeling op basis van individuele wensen over loopbaanactiviteiten gericht op vergroting van inzetbaarheid kan dit opleidingsplan ongewijzigd worden voortgezet ongeacht het bepaalde in het eerste lid. Dit na instemming van de ondernemingsraad.
De ambtenaar zet het loopbaanbudget in ten behoeve van loopbaangerelateerde activiteiten, zoals opleiding, training, scholing, loopbaanadvies, coaching en ontwikkeling, gericht op de vergroting van zijn inzetbaarheid en zijn arbeidsmarktpotentie ten behoeve van een andere functie binnen of buiten de organisatie.
Artikel 17:4 Persoonlijk ontwikkelingsplan
Naast de afspraken over het individueel loopbaanbudget leggen het dagelijks bestuur en de ambtenaar in een persoonlijk ontwikkelingsplan de afspraken vast over de loopbaanontwikkeling en de vereiste kennis en vaardigheden van de ambtenaar, alsmede een in dat kader door hem te volgen opleiding en de te ondernemen activiteiten.
De ambtenaar heeft na elke periode van vijf jaar recht op loopbaanadvies bij een door het dagelijks bestuur aangewezen interne of externe deskundige.
In het persoonlijk ontwikkelingsplan van en het functioneringsgesprek met een ambtenaar van 50 jaar en ouder stelt het dagelijks bestuur zijn belasting en belastbaarheid aan de orde. Zo nodig worden naar aanleiding hiervan afspraken gemaakt over aanpassingen in het individuele takenpakket.
Hoofdstuk 18 Verplaatsingskosten
Artikel 18:1:1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
berekeningsbasis: het twaalfvoud van de bezoldiging - in de zin van artikel 3:1, dan wel hetgeen daarmede overeenkomt ingeval dat artikel niet op hem van toepassing is - die betrokkene geniet op het berekeningstijdstip, vermeerderd met de aanspraak op de vakantie-uitkering en in voorkomende gevallen vermeerderd met:
Artikel 18:1:2 Tegemoetkoming verhuiskosten
De betrokkene, die in verband met een indiensttreding is verhuisd en aan wie binnen twee jaar na verhuizing ontslag op verzoek wordt verleend of die ten gevolge van aan hem te wijten feiten of omstandigheden binnen twee jaren na de verhuizing wordt ontslagen, dient de hem toegekende tegemoetkoming in verhuiskosten terug te betalen.Overgang zonder onderbreking naar een andere tak van dienst van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen of naar een van haar bedrijven of instellingen wordt niet als ontslag op verzoek beschouwd.
Indien het verlaten van een dienstwoning samenhangt met een ontslag op verzoek anders dan een ontslag op verzoek met recht op uitkering voor vervroegd uittreden, of met een ontslag als gevolg van aan betrokkene te wijten feiten of omstandigheden en het ontslag niet ingaat binnen twee jaren nadat de dienstwoning is betrokken, kan een gedeeltelijke tegemoetkoming in verhuiskosten worden verleend.
Geen tegemoetkoming in verhuiskosten ingevolge de artikelen 18:1:2 en 18:1:3 wordt verleend, indien de verhuizing niet heeft plaatsgevonden binnen twee jaar nadat de verplichting tot verhuizen is opgelegd dan wel na de datum van het ontslag, het overlijden of de verplaatsing.
Indien de betrokkene op de dag van de verhuizing een eigen huishouding voert, wordt het bedrag bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, voor zover bij of krachtens dit artikel niet anders is bepaald, gesteld op een tegemoetkoming van 3% van de berekeningsbasis voor ieder woon- of slaapvertrek, tot een maximum van vier van deze vertrekken, die de achtergelaten woning telt, met dien verstande dat het maximumbedrag genoemd in het eerste lid, onderdeel c, niet overschreden wordt.
Indien het betreft een verhuizing van een gezin, waarin de echtgenoten, geregistreerde partners beide betrokkene zijn in de zin van dit hoofdstuk en afzonderlijk opdracht hebben om te verhuizen of zijn verplaatst, wordt voor beide betrokkenen de berekeningsbasis vastgesteld. Ingeval beide betrokkenen een deeltijdbetrekking hebben en niet tevens een deeltijdbetrekking bij een andere werkgever die aanspraak geeft op een tegemoetkoming in verhuiskosten, wordt de berekeningsbasis vastgesteld als ware er sprake van een voltijd betrekking. De tegemoetkoming wordt toegekend op grond van de hoogste berekeningsbasis.
De betrokkene die vanwege Tegemoetkoming woon – werkverkeer het dienstbelang de verplichting is opgelegd om in of meer nabij zijn standplaats te gaan wonen, zoals bedoeld in artikel 15:1:17 en daarin, ondanks alle pogingen daartoe, niet slaagt heeft aanspraak op een vergoeding van de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, zolang hij bij de verhuizing in aanmerking zou kunnen komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten.
Een betrokkene als bedoeld in het eerste lid, die naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet dagelijks heen en weer kan reizen, heeft, tenzij van gemeentewege al dan niet tegen betaling in huisvesting wordt voorzien, aanspraak op een tegemoetkoming in de pensionkosten voor verblijf in een pension in of nabij het gebied als bedoeld in artikel 15:1:17, benevens een tegemoetkoming voor ten hoogste eenmaal per week in de reiskosten naar de plaats waar hij metterwoon nog gevestigd is. Indien de betrokkene er niet in slaagt om een pension in de standplaats te betrekken en hij zich naar het oordeel van het dagelijks bestuur daartoe voldoende inspanningen heeft getroost, heeft hij tevens aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen het pension en de plaats van tewerkstelling.
Indien een betrokkene als bedoeld in het eerste en tweede lid, naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet alles, wat redelijkerwijs van hem mag worden verwacht, heeft gedaan om zo spoedig mogelijk te verhuizen, komt hij niet langer in aanmerking voor tegemoetkomingen als bedoeld in het eerste en tweede lid.
Een betrokkene die een functie voor betrekkelijk korte duur bekleedt of voor betrekkelijk korte duur elders is geplaatst en als gevolg daarvan niet behoeft te verhuizen kan een tegemoetkoming in de reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden verleend, dan wel een tegemoetkoming overeenkomstig het tweede lid, indien de betrokkene naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet dagelijks heen en weer kan reizen.
Artikel 18:1:7 Hoogte tegemoetkoming
De betrokkene die met de trein reist en van de woning of het pension met het ander (aansluitend) openbaar vervoer naar het eerst mogelijke station kan reizen maar van dit openbaar vervoer geen gebruik maakt en in plaats daarvan met eigen vervoer naar dat station reist, ontvangt een tegemoetkoming van € 97,82 op jaarbasis.
De tegemoetkoming in reiskosten bedoeld in artikel 18:1:6, eerste en vierde lid, is, indien het dagelijks bestuur de plaats van tewerkstelling van een betrokkene heeft aangewezen als een plaats van tewerkstelling die niet door openbaar vervoer is te bereiken, of indien de betrokkene behoort tot een aangewezen groep voor wie de plaats van tewerkstelling vanwege de opgedragen werktijden niet per openbaar vervoer is te bereiken, € 0,16 per kilometer met een maximum van 20 kilometer enkele reis.
Artikel 18:1:8 Niet verhuisplichtig, toch een tegemoetkoming woon-werkverkeer
Indien het dagelijks bestuur de plaats van tewerkstelling van een betrokkene die niet conform artikel 15:1:17 verhuisplichtig is, heeft aangewezen als een plaats van tewerkstelling die niet met het openbaar vervoer is te bereiken, of indien de betrokkene behoort tot een aangewezen groep voor wie de plaats van tewerkstelling vanwege de opgedragen werktijden niet per openbaar vervoer is te bereiken, wordt aan de betrokkene voor de gehele duur van het dienstverband een vergoeding per afgelegde kilometer verstrekt. De hoogte van deze vergoeding wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur.
De tegemoetkoming in pensionkosten als bedoeld in artikel 18:1:6, tweede lid, bedraagt voor de betrokkene die gewoonlijk met gezinsleden samenwoont 90% en voor de overige betrokkenen 60% van de betaalde pensionkosten, voor zover deze kosten niet uitgaan boven de door het dagelijks bestuur redelijk geoordeelde pensionkosten.
Artikel 18:1:10 Duur tegemoetkoming reis- en pensionkosten
Geen aanspraak op tegemoetkoming in reis- en/of verblijfkosten bestaat indien de declaratie van de in een kalendermaand gemaakte kosten conform artikel 18:1:7 eerste lid en artikel 18:1:14, in geval wordt gekozen voor het vergoedingssysteem zoals dat gold vóór 1 juli 2004, niet binnen drie maanden na die kalendermaand bij het dagelijks bestuur is ingediend.
Het dagelijks bestuur kan ter zake van de in dit hoofdstuk bedoelde tegemoetkomingen een voorschot verlenen.
Het dagelijks bestuur kan voor zover nodig in afwijking van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde regels beslissen in individuele gevallen, waarin deze regelen naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet of niet naar redelijkheid voorzien.
Artikel 18:1:14 Overgangsrecht
De betrokkene aan wie voor 1 juli 2004 een tegemoetkoming woon-werkverkeer op grond van artikel 18:1:7, vierde lid zoals dat luidde voor 1 juli 2004, is toegekend, heeft gedurende de periode van maximaal twee jaar, welke ingaat op het moment van toekenning, recht op een tegemoetkoming woon-werkverkeer conform de vergoedingssystematiek zoals die gold voor 1 juli 2004. Indien de vergoedingssystematiek zoals die geldt vanaf 1 juli 2004 financieel voordeliger is voor deze betrokkene, dan heeft hij recht op een tegemoetkoming conform de laatstgenoemde vergoedingssystematiek. Indien de medewerker gehoor heeft gegeven aan de verhuisplicht, dan vervalt de tegemoetkoming woon-werkverkeer.
Hoofdstuk 19 Rechtspositieregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 19a Keuringen brandweerpersoneel (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 19b Aanvullende rechtspositieregeling voor de ambtenaar in een instelling voor kunsteducatie (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 20 Vergoeding piketdienst beroepsbrandweer (niet van toepassing op Noaberkracht Dinkelland Tubbergen)
Hoofdstuk 21 De rechtspositionele erkenning van alternatieve samenlevingsvormen
Artikel 21:1:1 Begripsomschrijving
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder levenspartner verstaan: een persoon met wie de niet-gehuwde ambtenaar samenwoont en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring, ingericht volgens door het dagelijks bestuur te stellen regels. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner worden aangemerkt.
Hoofdstuk 22 Procedureregeling functiebeschrijving en functiewaardering
Artikel 22:1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 22:2 Vaststelling functiebeschrijvingen
De leidinggevenden selecteren (in samenspraak met de externe deskundige en/of een gecertificeerde gebruiker) per functie een normbeschrijving uit HR21. Indien de normbeschrijving voor de functie onvolledig is, dan wel een voor de functie dekkende normbeschrijving niet beschikbaar is, wordt een lokale functiebeschrijving opgesteld.
Indien sprake is van een organisatiebrede functiebeschrijvingssronde, of indien sprake is van een organisatorische verandering zoals bedoeld in artikel 25, eerste lid van de WOR, dan stelt de directie de OR in de gelegenheid advies uit te brengen over de voorgenomen vaststelling van de functiebeschrijvingen. Artikel 25 tweede tot en met zesde lid en artikel 26 WOR zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing.
Met inachtneming van het bepaalde in het tweede of derde lid, legt de directie de functiebeschrijvingen ter vaststelling voor aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur stelt de aldus voor de functies tot stand gekomen (norm- en lokale) functiebeschrijvingen bij algemeen verbindend voorschrift vast.
Artikel 22:4 Vaststelling waarderingen
Het dagelijks bestuur stelt de waarderingen vast met inachtneming van het eindadvies functiewaardering. Afwijking van het advies kan slechts plaatsvinden op basis van zwaarwegende argumenten. Het dagelijks bestuur stelt de waarderingen van de lokale functiebeschrijvingen en normbeschrijvingen bij algemeen verbindend voorschrift vast.
Artikel 22:6 Voorgenomen indelingsbesluit, zienswijze
Het dagelijks bestuur maakt aan de functiehouder schriftelijk bekend welke (norm- of lokale) functiebeschrijving hij voornemens is op de functie van toepassing te verklaren (indelingsbesluit). In het voorgenomen indelingsbesluit zijn tevens de gevolgen opgenomen voor de inschaling, het salaris en/of de bezoldiging.
De functiehouder wordt in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijze over de indeling aan de norm- of lokale functiebeschrijving kenbaar te maken. De termijn voor het kenbaar maken van de zienswijze bedraagt twee weken. De zienswijze wordt schriftelijk en gemotiveerd kenbaar gemaakt aan het dagelijks bestuur.
Artikel 22:7 Indelingsbesluit, bezwaar en beroep
Na het verstrijken van de termijn als bedoeld in het vierde lid, maakt het dagelijks bestuur, indien van toepassing na kennisneming van de ingediende zienswijze(n) van de functiehouder(s) en het advies van de leidinggevenden, schriftelijk en gemotiveerd aan de functiehouder bekend in welke functiebeschrijving de functie van de functiehouder is ingedeeld en welke de gevolgen zijn voor de inschaling, het salaris en/of bezoldiging.
Artikel 22:8 Nieuwe en gewijzigde taken
Indien aan een functiehouder, door of namens de directie, nieuwe of gewijzigde taken worden opgedragen, dan heroverweegt het dagelijks bestuur, na en met inachtneming van het advies van de leidinggevenden, de indeling in de functiebeschrijving.
Artikel 22:9 Wijziging functiebeschrijvingen
Bij wijziging van de structuur, taken of doelstellingen van de organisatie wordt, onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur, door of namens de directie bezien of de vastgestelde functiebeschrijvingen volledig en/of toereikend zijn. Het selecteren, wijzigen of opstellen van nieuwe functiebeschrijvingen verloopt volgens de procedure als beschreven in artikel 22:2.
Hoofdstuk 23 Regeling Gesprekscyclus
Artikel 25:1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 23:2 Doel gesprekscyclus
Het doel van de gesprekscyclus is om de kwaliteit en kwantiteit van de prestaties (resultaten en gedrag) van de ambtenaar op peil te houden en verder te ontwikkelen, alsook de prestaties van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen te optimaliseren. Dit impliceert dat een gesprek in het kader van de gesprekscyclus niet alleen gericht is op het functioneren voor de korte termijn van een jaar, maar ook op het zich verder ontwikkelen van de ambtenaar in de eigen functie of andere functies (loopbaan).
Artikel 23:3 Uitvoering gesprekscyclus
Het planningsgesprek vindt voorafgaand aan het volgende kalenderjaar plaats, het voorgangsgesprek medio dat jaar en het beoordelingsgesprek aan het einde van het kalenderjaar. Het is mogelijk twee gesprekken op één moment te voeren, bijvoorbeeld het beoordelingsgesprek en het planningsgesprek van het komende jaar. Belangrijk is wel dat de beoordelingsgesprekken afgerond moeten zijn voor 1 december van dat jaar. Er is één formulier gesprekkencyclus, met een onderdeel planningsgesprek, voortgangsgesprek en beoordelingsgesprek. Dit ene formulier wordt gedurende het jaar dus steeds verder ingevuld.
Artikel 23:8 Procedure beoordeling
De direct leidinggevende maakt de conceptbeoordeling. De direct leidinggevende bespreekt de conceptbeoordeling met de naasthogere leidinggevende. De direct leidinggevende stelt de conceptbeoordeling naar aanleiding van die bespreking zo nodig bij. De eerste en naasthogere leidinggevende ondertekenen het beoordelingsformulier en stellen daarmee namens het dagelijks bestuur de beoordeling vast. Deze beoordeling is de definitieve beoordeling als de ambtenaar geen gebruik maakt van de hem in het vierde lid geboden mogelijkheid.
In het beoordelingsgesprek geeft de direct leidinggevende een toelichting op de beoordeling. De ambtenaar kan vragen stellen over de beoordeling en krijgt de gelegenheid opmerkingen op het formulier toe te voegen. Als de ambtenaar dat wenst krijgt hij hiervoor vijf werkdagen uitstel c.q. bedenktijd.
De ambtenaar kan binnen twee weken na het beoordelingsgesprek zijn bedenkingen tegen de beoordeling schriftelijk en gemotiveerd kenbaar maken aan de direct en naasthogere leidinggevende. De direct en naasthogere leidinggevende houden binnen twee weken na ontvangst van de bedenkingen van de ambtenaar een gesprek met de ambtenaar over de beoordeling. De direct en naasthogere leidinggevende kunnen op grond van het gesprek de beoordeling wijzigen. Bij wijziging van de beoordeling wordt een nieuw beoordelingsformulier gemaakt. De ambtenaar krijgt de gelegenheid opmerkingen op het formulier toe te voegen, ook als geen nieuw formulier is opgemaakt. De direct en naasthogere leidinggevende stellen namens het dagelijks bestuur de beoordeling vast door ondertekening van het beoordelingsformulier. De ambtenaar ondertekent het formulier voor gezien en voor wat betreft de weergave van zijn eventuele opmerkingen voor akkoord. De ambtenaar ontvangt een afschrift van het getekende beoordelingsformulier.
Artikel 23:12 Aanwijzing direct leidinggevende
De bevoegdheid om namens het dagelijks bestuur een beoordeling vast te stellen komt als regel toe aan de directe hiërarchische leidinggevende van de te beoordelen ambtenaar. Als er meerdere personen in aanmerking komen voor direct leidinggevende wijst de algemeen directeur één van hen als zodanig aan.
Paragraaf 4 Administratieve bepalingen
Artikel 23:13 Uitnodiging gesprek
De direct-leidinggevende bepaalt de datum waarop het plannings-, voortgangs- en beoordelingsgesprek zal plaatsvinden en informeert de ambtenaar ten minste twee weken van tevoren over die datum.
Hoofdstuk 24 Vergoedingsregeling reis- en verblijfkosten dienstreizen
Artikel 24:1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Als voor het maken van een dienstreis met de trein wordt gereisd, geschiedt dat op basis van 2e klasse. Met toestemming van de leidinggevende mag tijdens een dienstreis 1e klasse worden gereisd om te kunnen werken in de trein. Als met meerdere collega’s wordt gereisd, wordt deze toestemming zonder meer niet verleend.
Als gebruik van het openbaar vervoer niet doelmatig is, wordt voor het maken van een dienstreis gebruik gemaakt van een dienstauto. Als geen dienstauto beschikbaar is of het gebruik van een eigen motorvoertuig doelmatiger is, kan de ambtenaar voor het maken van een dienstreis gebruik maakt van een eigen motorvoertuig als hij daarvoor de toestemming van zijn leidinggevende heeft.
Artikel 24:3 Vergoeding reiskosten binnenlandse dienstreis
Bij gebruik van openbaar vervoer of een eigen motorvoertuig heeft de ambtenaar recht op een vergoeding van reiskosten van een binnenlandse dienstreis.
Deze vergoeding per kilometer is gebaseerd op artikel 2 van de Reisregeling binnenland (peiljaar 2013). Als dit bedrag in de Reisregeling binnenland mocht worden aangepast, geldt in plaats van genoemde € 0,37 het aangepaste bedrag per kilometer.
De reisafstand wordt vastgesteld met behulp van de ANWB routeplanner, snelste route.
Artikel 24:4 Vergoeding verblijfkosten binnenlandse dienstreis
Artikel 24:5 Vergoeding reis- en verblijfkosten buitenlandse dienstreis
Bij het maken van een buitenlandse dienstreis ontvangt de ambtenaar een vergoeding voor reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit buitenland en de Reisregeling buitenland.
Hoofdstuk 25 Regeling telefoon en computerapparatuur
Artikel 25:1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 25:4 Kosten excessief gebruik
Gebruikskosten van een telefoon of computer die boven het maximale aantal belminuten of het maximale aantal megabytes uitgaan worden door het dagelijks bestuur bij de ambtenaar in rekening gebracht, tenzij de ambtenaar kan aantonen dat deze gebruikskosten noodzakelijk gemaakt zijn ten behoeve van het uitoefenen van zijn functie.
Hoofdstuk 26 Sociaal Statuut Noaberkracht Dinkelland Tubbergen
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 26:1 Begripsomschrijvingen
In dit sociaal statuut wordt verstaan onder:
Paragraaf 2 Procedurele bepalingen
Als het dagelijks bestuur voornemens is om over de wenselijkheid van de organisatiewijziging extern advies te vragen, wordt de ondernemingsraad om advies gevraagd over het verstrekken en formuleren van de adviesopdracht, conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden.
Artikel 26:6 Georganiseerd Overleg
Voordat een definitief besluit wordt genomen ten aanzien van een organisatiewijziging, wordt in het georganiseerd overleg gevoerd over de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen maatregelen zoals het al dan niet instellen van de plaatsingscommissie als bedoeld in artikel 26:14.
Artikel 26:8 Taakverdeling tussen ondernemingsraad en georganiseerd overleg
Ten aanzien van de medezeggenschap van ambtenaren en vakcentrales geldt het algemene uitgangspunt dat onderwerpen die gedurende het proces van organisatiewijziging aan bod komen, primair door één orgaan worden behandeld.
Artikel 26:9 Kennisgeving en uitvoering besluit
1 Als in dit besluit wordt afgeweken van het advies van de ondernemingsraad, zal deze afwijking duidelijk worden gemotiveerd. De uitvoering van het besluit tot organisatiewijziging wordt in dit geval uitgesteld tot op zijn vroegst een maand nadat de ondernemingsraad van het besluit in kennis is gesteld, conform artikel 25, zesde lid van de Wet op de ondernemingsraden.
Artikel 26:13 Belangstellingsregistratie
Voordat plaatsingsbesluiten als bedoeld in artikel 26:11, eerste lid worden genomen, wordt de betrokken ambtenaar in de gelegenheid gesteld zijn voorkeur voor maximaal drie functies kenbaar te maken via het formulier dat het dagelijks bestuur daarvoor heeft vastgesteld. De ambtenaar krijgt de ruimte zijn curriculum vitae te vermelden of mee te zenden.
Artikel 26:14 Plaatsingscommissie
Het dagelijks bestuur informeert de ambtenaar schriftelijk over het advies van de plaatsingscommissie over zijn voorgenomen plaatsing, respectievelijk over het advies van de commissie om hem vooralsnog geen passende of geschikte functie aan te bieden. Dit is het voorgenomen besluit van het dagelijks bestuur over de plaatsing dan wel boventalligverklaring.
Artikel 26:15 Besluitvorming indien geen plaatsingscommissie
Als geen plaatsingscommissie is ingesteld, neemt het dagelijks bestuur een voorgenomen besluit over de plaatsing dan wel boventalligverklaring met inachtneming van de artikelen 26:11 tot en met 26:13.
De ambtenaar die bedenkingen heeft tegen het advies van de commissie als bedoeld in artikel 26:14, vijfde lid over zijn voorgenomen plaatsing, respectievelijk tegen het advies van de commissie hem vooralsnog geen passende of geschikte functie aan te bieden, kan deze binnen 14 dagen schriftelijk indienen bij het dagelijks bestuur.
De ambtenaar die bedenkingen heeft tegen het voorgenomen besluit van het dagelijks bestuur over zijn plaatsing als bedoeld in artikel 26:15, respectievelijk tegen het voorgenomen besluit hem vooralsnog geen passende of geschikte functie aan te bieden, kan deze binnen 14 dagen schriftelijk indienen bij het dagelijks bestuur.
Artikel 26:17 Besluit plaatsing dan wel boventalligverklaring
Als het dagelijks bestuur er tijdens het plaatsingstraject in slaagt de ambtenaar een passende dan wel geschikte functie aan te bieden binnen de organisatie, neemt het dagelijks bestuur een besluit tot plaatsing van de ambtenaar. In het besluit wordt de datum waarop de plaatsing ingaat vermeld. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op eventuele bedenkingen die door de ambtenaar op grond van artikel 26:16 zijn ingediend.
Als het dagelijks bestuur er tijdens het plaatsingstraject niet in slaagt de ambtenaar een passende dan wel geschikte functie aan te bieden binnen de organisatie, neemt het dagelijks bestuur een besluit tot boventalligverklaring van de ambtenaar. In het besluit wordt de datum waarop de boventalligheid ingaat vermeld. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op eventuele bedenkingen die door de ambtenaar op grond van artikel 26:16 zijn ingediend.
Artikel 26:18 Geen passende of geschikte functie tijdens plaatsingstraject
Op grond van artikel 5.4 van het Sociaal Plan Noaberkracht Dinkelland Tubbergen2) telt voor de ambtenaar die op 31 december 2012 een dienstverband had bij de gemeente Dinkelland of Tubbergen en op 1 januari 2013 bij Noaberkracht in dienst is getreden de periode van het ononderbroken dienstverband bij die gemeente - en een eventuele rechtsvoorganger van die gemeente - mee bij de toepassing van het eerste en tweede lid.
2) Het Sociaal Plan Noaberkracht Dinkelland Tubbergen is tot stand gekomen in verband met de overheveling per 1 januari 2013 van personeel van de gemeenten Dinkelland en Tubbergen naar het openbaar lichaam Noaberkracht Dinkelland Tubbergen.
Paragraaf 4 Van werk naar werk (VWNW)-traject
Gedurende het VWNW-traject leveren zowel de boventallig verklaarde ambtenaar als het dagelijks bestuur een actieve bijdrage aan de uitvoering van het VWNW-traject. De VWNW-inspanningen zijn gericht op plaatsing van de ambtenaar in een passende dan wel geschikte functie, of aanvaarding door de ambtenaar van een functie buiten de organisatie.
In het VWNW-contract als bedoeld in artikel 10d:16 worden in principe afspraken gemaakt voor maximaal de duur van het VWNW-traject. Ter beoordeling van het dagelijks bestuur kunnen afspraken uit dit contract die daarvoor geschikt zijn, na het op grond van artikel 8:3 verleende ontslag worden voortgezet in het kader van zijn verplichting om de inschakeling van oud-ambtenaren in de arbeid te bevorderen, zoals bedoeld in artikel 72a van de Werkloosheidswet.
Paragraaf 5 Verplichtingen ambtenaar tijdens plaatsings- en VWNW-traject
Artikel 26:20 Verplichtingen ambtenaar
De ambtenaar is verplicht zich actief en constructief op te stellen tijdens het plaatsingstraject en het VWNW-traject. De ambtenaar toont initiatief bij het zoeken naar een passende of geschikte functie en het uitvoeren van de afspraken uit het VWNW-contract en houdt zich aan de verplichtingen zoals genoemd in de op hem van toepassing zijnde bepalingen uit hoofdstuk 10d, paragraaf 5.
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 10d, paragraaf 5, kan het niet meewerken tijdens het plaatsingstraject of het VWNW-traject voor het dagelijks bestuur aanleiding zijn op grond van hoofdstuk 16 een disciplinaire straf op te leggen. In het uiterste geval kan het dagelijks bestuur op grond van artikel 8:13 als disciplinaire straf ongevraagd ontslag verlenen. Bij disciplinair ontslag kan het dagelijks bestuur bij de instelling die de Werkloosheidswet uitvoert melden, dat de desbetreffende ambtenaar weigert mee te werken aan plaatsing in een andere functie.
Paragraaf 6 Flankerende voorzieningen tijdens het plaatsings- en VWNW-traject
In deze paragraaf zijn flankerende voorzieningen opgenomen als bedoeld in de artikelen 17:7 en 10d:16, derde lid.
De ambtenaar die tijdens het plaatsingstraject of het VWNW-traject binnen de organisatie wordt geplaatst in een functie met een lagere functieschaal, wordt ingedeeld in het naast hogere bedrag van de salarisschaal behorende bij de nieuwe functie dan wel in het maximumbedrag van die salarisschaal. Het verschil tussen het oude salaris en het nieuwe salaris wordt omgezet in een garantietoelage. De garantietoelage wordt voor twee jaar toegekend en naar evenredigheid aangepast bij periodieke verhogingen van het nieuwe salaris.
Als de ambtenaar tijdens de in het eerste lid genoemde periode van twee jaar een functie met een hogere functieschaal aanvaardt, ontstaat vanaf de dag dat hij die functie gaat vervullen een nieuwe garantieperiode van twee jaar. Gedurende die nieuwe garantieperiode blijft het eerste lid van toepassing.
Na ommekomst van de periode van twee jaar als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt de garantietoelage omgezet in een afbouwtoelage. De afbouwtoelage wordt in vier gelijke stappen over vier jaar afgebouwd. De afbouwtoelage wordt naar evenredigheid aangepast bij periodieke verhogingen van het nieuwe salaris.
Bij een in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden overeengekomen algemene verhoging van de salarissen worden de garantietoelage en afbouwtoelage aangepast. Voor beide toelagen geldt dat deze deel uitmaken van de berekeningsgrondslag van de vakantietoelage, eindejaarsuitkering en levensloopbijdrage (artikel 6:3, 3:6 en 6a:7) en behoren tot het pensioengevend inkomen als bedoeld in artikel 3.1 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP.
Het dagelijks bestuur heeft de verplichting om de ambtenaar als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid in aanmerking te brengen voor functies met een hogere functieschaal, bij voorkeur de functieschaal van zijn oude functie. De ambtenaar heeft de verplichting om actief te solliciteren op bedoelde functies en zo nodig daarvoor benodigde opleiding te volgen. Afspraken hierover worden bij voorkeur neergelegd in een persoonlijk ontwikkelingsplan, als bedoeld in artikel 17:4.
Artikel 26:22 Afbouwtoelage functiegebonden toelagen
Voor de ambtenaar die tijdens het plaatsingstraject of het VWNW-traject binnen de organisatie wordt geplaatst in een andere functie als gevolg waarvan de functiegebonden toelagen onregelmatige dienst of bereik- en beschikbaarheidsdienst vervallen of verminderen, is artikel 3:3:1:3 met betrekking tot de afbouwtoelage van toepassing.
Artikel 26:23 Bezoldigingsgarantie bij functie buiten de organisatie
De ambtenaar die tijdens het VWNW-traject buiten de organisatie een functie aanvaardt met een lagere netto bezoldiging dan zijn oude functie, krijgt gedurende twee jaar een aanvulling van de nieuwe netto bezoldiging tot het niveau van zijn oude netto bezoldiging. Dit bedrag wordt maandelijks gebruteerd aan de oud-ambtenaar uitbetaald.
Na ommekomst van de periode van twee jaar als bedoeld in het eerste lid, wordt het verschil tussen de op dat moment voor de oud-ambtenaar geldende nieuwe netto bezoldiging en zijn oude netto bezoldiging omgezet in een afbouwtoelage. De afbouwtoelage wordt in vier gelijke stappen over vier jaar afgebouwd. Bij stijging van de nieuwe netto bezoldiging, wordt de persoonlijke afbouwtoelage naar evenredigheid verminderd.
Onder ‘netto bezoldiging’ wordt in dit artikel verstaan: het netto jaarinkomen dat de ambtenaar op de dag voor de uitdiensttredingsdatum bij Noaberkracht geniet en kent de volgende bestanddelen:
Onder ‘netto bezoldiging’ wordt bij de nieuwe werkgever verstaan het netto jaarinkomen dat de oud-ambtenaar bij de nieuwe werkgever ontvangt, waar vergelijkbare inkomensbestanddelen onderdeel van uitmaken.
De ambtenaar toont met salarisstroken van zijn nieuwe werkgever aan wat zijn netto bezoldiging is. De ambtenaar is verplicht om voor toepassing van deze bepaling relevante wijzigingen zo spoedig mogelijk aan Noaberkracht door te geven. Indien de ambtenaar wijzigingen in het salaris niet doorgeeft, vordert Noaberkracht eventueel onverschuldigd betaalde bezoldiging of afbouwtoelage terug dan wel verrekent deze met toekomstige aanspraken op grond van deze bepaling.
Artikel 26:24 Garanties gelden naar rato van betrekkingsomgang
Het bepaalde in de artikelen 26:21 tot en met 26:23 geldt bij gelijke betrekkingsomvang als de oude functie. Als de ambtenaar een functie met een kleinere betrekkingsomvang heeft aanvaard, worden de garanties naar evenredigheid van de kleinere betrekkingsomvang toegepast. Als de ambtenaar een functie met een grotere betrekkingsomvang heeft aanvaard worden de garanties alleen toegepast voor de oude betrekkingsomvang.
Artikel 26:26 Aanvullende scholing
Het dagelijks bestuur onderzoekt of het nodig is de ambtenaar, die tijdens het plaatsingstraject of het VWNW-traject binnen de organisatie is geplaatst in een andere functie, bij of om te scholen voor het vervullen van zijn nieuwe functie. De kosten van de scholing zijn voor rekening van Noaberkracht.
Artikel 26:27 Verval terugbetalingsverplichtingen bij functie buiten de organisatie
De ambtenaar die tijdens het VWNW-traject buiten de organisatie een functie heeft aanvaard, wordt ontheven van terugbetalingsverplichtingen die eventueel voortvloeien uit de eerder met hem gemaakte afspraken betreffende studie, verhuiskosten en betaald ouderschapsverlof.
Artikel 26:28 Tegemoetkoming reis- en verhuiskosten bij functie buiten de organisatie
De ambtenaar die tijdens het VWNW-traject buiten de organisatie een functie aanvaardt waardoor zijn reisafstand woon-werkverkeer toeneemt ten opzichte van zijn reisafstand woon-werkverkeer bij de organisatie, heeft gedurende vier jaren na indiensttreding bij zijn nieuwe werkgever recht op een aflopende tegemoetkoming voor toename van zijn reiskosten woon-werkverkeer op basis van het tarief € 0,19 netto per meerkilometer, ongeacht of de ambtenaar met openbaar of eigen vervoer van huis naar zijn nieuwe werkplek reist. De tegemoetkoming wordt:
Bij de berekening van de meerkilometers wordt gebruik gemaakt van de routeplanner van de ANWB (snelste route) en worden delen van kilometers naar boven op hele kilometers afgerond.
De ambtenaar die tijdens het VWNW-traject buiten de organisatie een functie aanvaardt waardoor zijn reisafstand woon-werkverkeer toeneemt ten opzichte van zijn reisafstand woon-werkverkeer bij de organisatie, heeft gedurende twee jaren na indiensttreding bij zijn nieuwe werkgever recht op een tegemoetkoming in verhuiskosten indien de ambtenaar meer dan 75 kilometer van zijn nieuwe werkplek woont en de afstand tussen zijn nieuwe woning en zijn nieuwe werkplek ten minste 60% minder wordt. De tegemoetkoming in verhuiskosten is afgeleid van artikel 18:1:5, eerste lid en bestaat uit:
De onder sub a en b genoemde kosten moeten worden aangetoond met officiële, op naam van de ambtenaar of zijn partner/huisgenoot gestelde documenten, bijvoorbeeld een nota van een verhuisbedrijf waarop vermeld staan het BTW-nummer en het inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel van het verhuisbedrijf.
Artikel 26:29 Reis- en verblijfkostenvergoeding bij sollicitatie
De ambtenaar die tijdens het VWNW-traject reis- en verblijfkosten maakt in verband met een sollicitatie in het kader van zijn re-integratie heeft recht op een vergoeding van die kosten op de voet van hoofdstuk 24, mits het sollicitatiegesprek in Nederland plaatsvindt. Als de sollicitatie in het buitenland plaatsvindt, overlegt de ambtenaar met zijn leidinggevende of en in hoeverre aanspraak bestaat op een vergoeding voor reis-en verblijfkosten.
Artikel 26:30 Maatwerkafspraken
Het dagelijks bestuur kan in aanvulling of afwijking van de in deze paragraaf opgenomen flankerende voorzieningen tijdens het plaatsingstraject of het VWNW-traject alternatieve flankerende afspraken maken, indien dergelijke maatwerkafspraken voor zowel de ambtenaar als het dagelijks bestuur aantrekkelijk zijn.
Het dagelijks bestuur kan bij wijze van uitzondering eveneens maatwerkafspraken maken met de ambtenaar die tijdens het plaatsingstraject geplaatst kan worden en die ten minste een maand vóór de plaatsingsdatum aangeeft plaats te willen maken voor een met boventalligheid bedreigde ambtenaar, als gevolg waarvan laatstbedoelde ambtenaar in de functie van de plaatsmaker geplaatst kan worden. Dergelijke maatwerkafspraken worden alleen gemaakt indien deze voor zowel de plaatsmaker als het dagelijks bestuur aantrekkelijk zijn en vóór de plaatsingsdatum tot stand komen.
Artikel 26:31 Bezwarenclausule
De individuele besluiten die op grond van dit sociaal statuut worden genomen bevatten de bezwarenclausule die het dagelijks bestuur in het kader van de Algemene wet bestuursrecht gebruikelijk hanteert.
Hoofdstuk 27 Regeling sanctiebeleid aanvullende en na-wettelijke uitkering
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Deze regeling is van toepassing op de ambtenaar die op grond van artikel 8:3 of 8:6 is ontslagen en een aanvullende of na-wettelijke uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk 10d.
Artikel 27:2 Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder
Als binnen één maand na de oplegging van een sanctie een verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen, wordt de sanctie voor het nieuwe feit in percentage en tijd verdubbeld, met inachtneming van het bepaalde in artikel 27:6, vijfde lid en artikel 27:7, vijfde lid.
Als sprake is van het niet nakomen van meer dan één verplichting en het niet nakomen van deze verplichtingen voortkomt uit één oorzaak, wordt slechts één sanctie opgelegd. Wanneer de niet nagekomen verplichtingen behoren tot verschillende categorieën wordt de sanctie voor de hoogste categorie toegepast.
Artikel 27:11 Hardheidsclausule
Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in dit hoofdstuk als toepassing leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 27:12 Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.
Als bijlage is aan deze regeling gehecht een matrix met een schematische weergave van de categorieën verplichtingen en bijbehorende sancties. De in de matrix genoemde verplichtingen zijn niet limitatief.
Artikel 40.1 Overgangs- en slotbepalingen ANDT)
Op ambtenaren die per 1 januari 2013 in dienst zijn getreden van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen zijn vanaf hun datum van indiensttreding bij Noaberkracht Dinkelland Tubbergen tot en met 31 december 2013 de arbeidsvoorwaardenregelingen van toepassing zoals deze golden op 31 december 2012 in de gemeente Dinkelland respectievelijk de gemeente Tubbergen waar deze medewerker werkzaam was op 31 december 2012.
Naast deze regeling (ANDT) zijn van toepassing:
Het Sociaal Plan Noaberkracht Dinkelland Tubbergen op de in bijlage 1 van dat sociaal plan genoemde ambtenaren. Dit sociaal plan is tot stand gekomen in verband met de overheveling per 1 januari 2013 van personeel van de gemeenten Dinkelland en Tubbergen naar het openbaar lichaam Noaberkracht Dinkelland Tubbergen.
Het Overgangsdocument harmonisatie arbeidsvoorwaarden Dinkelland en Tubbergen op de in bijlage 1 van dat overgangsdocument genoemde ambtenaren. Dit overgangsdocument is tot stand gekomen in verband met de harmonisatie van arbeidsvoorwaarden van de gemeenten Dinkelland en Tubbergen per 1 januari 2014.
Aldus overeengekomen in het Bijzonder Georganiseerd Overleg Dinkelland-Tubbergen op 14 oktober 2013 en vastgesteld door het dagelijks bestuur van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen in zijn vergadering van 18 november 2013.
de secretarissen, de voorzitter,
drs. A.B.A.M. Damers drs. ing. G.J. Mensink mr. R.S. Cazemier
3) Inclusief de eventuele verlenging van de inschrijving bij dat bureau.
Degenen die op 1 oktober 2003 in dienst zijn van de gemeente krijgen in die maand een eenmalige uitkering van € 200 bruto bij een volledige betrekking. Bij een deeltijdbetrekking wordt dit bedrag naar rato vastgesteld. De uitkering werkt niet door naar de pensioenen en de uitkeringen in verband met ontslag en werkloosheid, zowel wat betreft opbouw als indexatie.
Bijlage IIa Salaristabel gemeenteambtenaren per 1 april 2012, nieuwe structuur aangevuld met percentages prestatiebeloning Noaberkracht Dinkelland Tubbergen
Bijlage III Werktijden buitendienstpersoneel afdeling Openbare Ruimte
Deze regeling is gebaseerd op artikel 4:4:1:1.
In aanvulling/afwijking van de in de regeling opgenomen bepalingen geldt voor deze categorie personeel de volgende bepalingen.
1 maart tot 1 december van 07.45 uur tot 12.00 uur; 12.30 uur tot 16.15 uur ofwel 8,00 uur per dag;
1 december tot 1 maart van 08.00 uur tot 12.00 uur; 12.30 uur tot 16.30 uur ofwel 8,00 uur per dag;
Wekelijks worden 4 compensatie-uren opgebouwd. Deze worden per kwartaal vooraf, in overleg met de leiding ingepland en aldus opgenomen. Per kwartaal blijven 16 uur ter vrije invulling voor de medewerker gedurende het jaar.
Maximaal 72 overuren worden in tijd gecompenseerd. Het opslagpercentage wordt conform de CAR/UWO bepalingen uitbetaald. Voor de meerdere uren worden zowel de uren als het opslagpercentage uitbetaald.
Maximaal 72 overuren worden op de voet van artikel 3:2:1, eerste lid ANDT in tijd gecompenseerd. Overuren boven het aantal van 72 uren worden op de voet van artikel 3:2:1, vierde lid ANDT uitbetaald. Deze compensatie in tijd of geld wordt vermeerderd met het opslagpercentage als bedoeld in artikel 3:2:1, vijfde lid ANDT.
4 Start en einde van de werkdag
Als start en einde van de werkdag geldt de werkplek. In voorkomende gevallen kan in overleg met de leiding hiervan worden afgeweken.
De leiding heeft, in overleg met de werknemer, de mogelijkheid om werktijden aan te passen bij calamiteiten, evenementen, seizoensomstandigheden, aard van de werkzaamheden, etc.