Algemeen In het Groenstructuurplan 2007-2015 Gouda Blijft Groen (GSP)
zijn een aantal doelstellingen met betrekking tot bomen
aangegeven. Een van de doelstellingen is het minimaal op het
peil van 2006 houden van het aantal bomen. Met behulp van
een bomenstructuur is in het GSP inzichtelijk gemaakt welke
vormen van boombeplanting en op welke locatie belangrijk
zijn. Bomen krijgen de kans om oud te worden is een andere
doelstelling uit het GSP. De doelstelling kan worden gehaald
door enerzijds terughoudend om te gaan met het verlenen van
een kapvergunning voor aanwezige bomen. Deze
Bomenverordening is hiervoor het instrument. Sinds 1 oktober 2010 maakt de kapvergunning onderdeel uit
van de omgevingsvergunning (WABO). De omgevingsvergunning
wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één
procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van
rechtsbescherming. Het bevoegd gezag is bij de kap van bomen
in de meeste gevallen het college van burgemeester en
wethouders. In een beperkt aantal gevallen echter berust de
bevoegdheid tot toestemmingsverlening voor de
omgevingsvergunning niet bij het college van burgemeester en
wethouders, maar bij het college van gedeputeerde staten en
in enkele gevallen bij een minister. Zo is bijvoorbeeld voor
het bedrijf Croda de provincie bevoegd gezag. Dus als dit
bedrijf op haar terrein bomen wil kappen, moet het college
van gedeputeerde staten de vergunning verlenen. Het bevoegd
gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen
besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke
handhaving. Artikelsgewijs artikel 1: begripsomschrijvingen a.boom. Afbakening van het begrip boom is van belang in
verband met het aangeven van de ondergrens van de
bescherming. De minimale diktemaat is de meest gangbare en
meest heldere vorm van afbakening. Andere vormen, zoals het
vrijgeven van bepaalde boomsoorten (erven, tuinen of wijken)
of leeftijdscategorieën, leiden sneller tot misverstanden en
vergissingen. b.houtopstand. Het kernbegrip van deze verordening, waarop
het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn.
Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt
duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan
bomen alleen. c.openbare ruimte. De definitie van openbare ruimte is
overgenomen uit de APV, met een kleine aanpassing ten
aanzien van de onmogelijke standplaats van een boom (bijv.
watergangen). Het betreft zowel het openbaar gebied in
eigendom van gemeente Gouda als eigendommen van derden wiens
terrein voor iedereen toegankelijk is. Een voorbeeld van
openbare ruimte in eigendom van derden is bijvoorbeeld het
terrein van een woningbouwvereniging. d.bevoegd gezag: in het kader van de Wabo is waar nodig
‘Burgemeester en wethouders’ vervangen door ‘bevoegd
gezag’ e.vellen. Elke wijze van het te gronde richten van een
houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld
bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe
verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging
betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 30
procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het
ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te
kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de
door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet
vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten
is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels,
waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand
ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip
vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn
op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde
verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in
houtopstand eveneens vergunningplichtig. k.boomwaarde. De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging
van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus
683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire
boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de
prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en
andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest
deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de
geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het
spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere
waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen. l. herplantwaarde. Het Goudse rekenmodel voor het
bepalen van de herplantwaarde is een combinatie van twee
erkende methodes, waarmee helder en inzichtelijk de
herplantwaarde van een boom bepaald wordt.artikel 2:
kapverbod Gekozen is voor een beperkt kapverbod voor houtopstand
buiten de openbare ruimte ofwel de ‘private houtopstand’.
Bomen in privaat eigendom met een doorsnede van minder dan
30 cm (uitgezonderd aangewezen monumentale bomen) zijn
kapvergunningsvrij. Hiervoor is gekozen om invulling te
geven aan de wens de hoeveelheid regels en bureaucratie te
verminderen en de verantwoordelijkheid en zeggenschap van
burgers en samenleving te versterken. Voor ‘’openbare’’ bomen blijft de gangbare maat van 10 cm
gehandhaafd. Enerzijds vanwege het algemeen belang van bomen
in openbaar gebied en anderzijds vanwege het waarborgen van
rechtsbeschermingsmogelijkheden van belanghebbenden. De
betrokkenheid van burgers bij bomen in hun straat is immers
groot en indien de gemeente deze publieke bomen eveneens
kapvergunningvrij maakt, zal dit op veel onbegrip stuiten en
zal de afstand tussen burger en overheid verder worden
vergroot. dode houtopstand. Er wordt voor het kapverbod geen
onderscheid gemaakt tussen vitale en afgestorven
houtopstand. Hiermee kan voorkomen worden dat een
kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde
boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt.
Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren
vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er
wettelijk beschermde diersoorten in nestelen. noodkap. De Burgemeester kan toestemming geven tot direct
vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar
spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid, op grond
van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet. Conformart.
5 lid 1 kan na noodkap ook herplant en instandhouding worden
geëist. De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen
bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de
Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking
op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand: populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige
beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn
geknot; fruitbomen en windschermen om boomgaarden; fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar,
bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor
in het bijzonder bestemde terreinen; kweekgoed; houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het
Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen
is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een
zelfstandige eenheid vormt die: ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen,
gerekend over het totale aantal rijen. De zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze
worden geëxploiteerd” bedoelt de alle hiervoor genoemde
uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de
Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch
doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht of
fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel
kapvergunningplichtig. Onder het kapverbod valt het houden
en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet. dunning. Het begrip dunning - velling ter bevordering van
het voortbestaan van de houtopstand – is weggelaten, om te
voorkomen dat onder het mom van een vergunningsvrije dunning
veel meer wordt weggehaald dan de gemeente bij een normale
vergunningsaanvraag zou goedkeuren. artikel 3: toetsingscriteria 1.Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake
een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. natuur- en milieuwaarden Indien een boom essentieel is als schakel (stapsteen) in de
verbinding tussen groengebieden, wijken of tussen stad en
buitengebied en als onderdeel in het, voor mensen, planten
en dieren, zo belangrijke ecosysteem. Dit is het geval als
een boom ouder is dan 20 jaar, een redelijke tot goede
conditie en levensverwachting bezit en niet gemist kan
worden binnen een grotere landschappelijke structuur zoals
beschreven in het Groenstructuurplan en de Bomennota. Indien het betreft een solitair staande boom van ouder dan
80 jaar met bijzondere broed- en/of nestelgelegenheid voor
vogels, vleermuizen,marters of zeldzame insecten. Indien het boomkundig gezien unieke soorten of subsoorten
betreft (bijvoorbeeld een sneeuwklokjesboom of vaantjesboom
enz.enz). landschappelijke waarden / cultuurhistorische waarden Indien een boom/meerdere bomen beeldbepalend is/zijn in de
structuur van het landschap, zoals bijvoorbeeld houtwallen,
bomen bij boerderijen. Deze waarde kan tevens samenvallen
met een cultuurhistorische waarde. waarden van stads- en dorpsschoon Indien een boom beeld- en sfeerbepalend is voor de omgeving
waarin hij staat en noodzakelijk is als onderdeel voor een
optimale totaalbeleving van de openbare ruimte. Hiervan is
bijvoorbeeld sprake bij monumentale bomen geregistreerd op
een lokale lijst van monumentale bomen of bomen die vermeld
staan in het nationaal register van monumentale bomen van de
Bomenstichting. Verder is hiervan sprake indien een boom vanaf de openbare
weg of ander openbaar terrein met zijn habitus (omtreklijn)
voor tenminste 75 % zichtbaar is. Deze zichtbaarheid kan bij
twijfel aan de hand van fotomateriaal, waarop omtreklijn met
koord nagemeten wordt, berekend worden. waarden voor recreatie en leefbaarheid Indien een boom in hoge mate bijdraagt aan de leefbaarheid
van de stad.Dit is het geval bij bomen op of rondom pleinen,
rotondes, kruispunten en andere bomen met een duidelijke
verkeersmarkering- of verkeersgeleidingfunctie. Tevens betreft dit bomen die gebouwen met een openbare of
sociale functie accentueren zoals bomen bij scholen,
bibliotheken, schouwburgen, theaters, verzorgingscentra,
ziekenhuizen, gemeentekantoren. Indien een boom een waardevolle functie heeft als bijdrage
in de recreatie. Dit is het geval bij bomen met een functie
ter afbakening en afscherming bij of rondom speelplaatsen,
zwembaden- en zwemgelegenheden, sportvelden en
sportterreinen en andere spel- en speelterreinen, campings,
kampeer- en andere voor recreatie bestemde terreinen,
kermis- en evenemententerreinen, en bomen toegestaan als
klauterbomen en boomhutbomen. Indien bouw of aanleg ter plaatse van de monumentale boom de
reden tot de kapaanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn
dat met de realisatie van bouw of aanleg een groot
maatschappelijk belang gemoeid is. Individuele particuliere
belangen of kleine maatschappelijke belangen kunnen dus niet
tot velling van een beschermde monumentale boom leiden.
Vervolgens moeten voorafgaand aan een eventuele
kapvergunning de alternatieven voor (her)inrichting of
aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als
onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt. Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden
tot de kapaanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele
kapvergunning de (boomverzorgings) alternatieven voor kap
voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer
onwenselijk zijn aangemerkt. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen
naar beleidsbesluiten. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46-
3:50 en 4:82 – 4:84) dient de motivering van het besluit van
Burgemeester en wethouders te verwijzen naar gemeentelijke
beleidsregels zoals bestemmings-, groen-, bomen-, of
landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën
en beleidskaarten. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde
weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven
van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang bij
overlast. Deze criteria zijn in een afwegingsmodel geplaatst
dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt
gehanteerd. Dit afwegingsmodel is als bijlage aan deze
toelichting bijgevoegd. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of
gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking
zullen komen. artikel 4: intrekken vergunning Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van (zeer) oude
kapvergunningen tegen te gaan. artikel 5: vergunningsvoorschriften vierde lid In de modelverordening 2007 is een artikel opgenomen waarin
een koppeling wordt gelegd tussen het tijdstip van kappen en
het onherroepelijk worden van andere benodigde vergunningen.
Dit om vroegtijdig en onnodig kappen te voorkomen. De
formulering van dit artikel is in de Goudse verordening
aangepast. Enerzijds om de mogelijke vertraging van
projecten te beperken. Anderzijds om het artikel aan te
laten sluiten aan de Wabo. Lid a en b moeten in relatie tot elkaar worden gezien. Bij
toewijzing van een verzoek om voorlopige voorziening met
betrekking tot een andere vergunning kan pas gekapt worden
als hiervan op het bezwaar c.q. beroep is beslist. Als in
het kader van het bezwaar of beroep de andere vergunning
wordt ingetrokken, vernietigd of alsnog geweigerd, vervalt
ook de ’kapvergunning’. Wabo Onder de Wabo kunnen zich drie situaties voordoen: er wordt een integrale omgevingsvergunning aangevraagd voor
het hele project. Naast de vergunning voor het kappen worden
ook de andere benodigde vergunningen of ruimtelijke
ordeningsprocedures in één keer aangevraagd. de omgevingsvergunning wordt in fasen aangevraagd.
Bijvoorbeeld in de eerste fase de omgevingsvergunning voor
kappen en in de tweede fase de vergunning voor bouwen,
slopen etc. er worden deelvergunningen aangevraagd. Bijv. een
omgevingsvergunning voor kappen en een aparte aanvraag voor
bouwen, slopen etc. Ad 1 (integrale vergunning): Een integrale omgevingsvergunning die o.m. betrekking heeft
op de activiteit kappen treedt pas in werking na afloop van
de bezwaar- of beroepstermijn . Als binnen deze termijn een
verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend, treedt de
vergunning pas in werking als op het verzoek is beslist. Dit
betekent dat er pas gekapt mag worden, als de integrale
omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden of de
voorzieningenrechter een (voorlopig) oordeel heeft geveld
over de integrale omgevingsvergunning. Het is dus niet nodig
om bij dit type vergunning bovengenoemde koppeling te
leggen. Ad 2 (gefaseerde vergunning): Bij een gefaseerde vergunning mogen de vergunde activiteiten
pas worden uitgevoerd als beide fasen zijn vergund. Als één
van de vergunde activiteiten het kappen betreft, geldt ook
hier dat de gefaseerde vergunning pas in werking treedt na
afloop van de bezwaar- of beroepstermijn. Als binnen deze
termijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt
ingediend, treedt de vergunning pas in werking als op het
verzoek is beslist. Dit betekent dat het ook bij de
gefaseerde vergunning niet nodig is bovengenoemde koppeling
te leggen met andere benodigde vergunningen. Ad 3 (deelvergunningen): De Wabo voorziet niet in een koppeling tussen de
deelvergunningen. Voor elke deelvergunning geldt een eigen
moment van inwerkingtreding. Er kan zich dan de situatie
voordoen dat de omgevingsvergunning voor kappen in werking
treedt voordat de omgevingsvergunning voor bijv. bouwen in
werking is getreden. Voor dit soort situaties is in de
Bomenverordening een koppeling gelegd tussen de
omgevingsvergunning voor kappen en andere
(deel)vergunningen. Hierbij is aansluiting gezocht bij de
regeling in de Wabo voor de integrale en gefaseerde
omgevingsvergunning. Met deze tekst wordt een inhoudelijke koppeling gelegd
tussen het kappen van bomen en juridische procedures tegen
andere benodigde vergunningen/besluiten. Het is zo
geformuleerd dat de mogelijke vertraging beperkt is. Maar
ook bij deze formulering kan er sprake zijn van vertraging
bij de uitvoering van projecten. financiële en feitelijke voortgang In artikel 8, lid 6 van de model Bomenverordening 2007 staat
dat als voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden
dat de feitelijke en financiële voortgang moet zijn
gewaarborgd. Nog daargelaten of een dergelijke eis kan worden gesteld in
aanvulling op de wettelijke regeling rond het
exploitatieplan is het vragen van zo'n waarborg niet
handhaafbaar. Hoe moet het bevoegd gezag vaststellen of de
financiële voortgang is gewaarborgd? Moet de
vergunninghouder daarvoor de veelal geheime financiële
gegevens overleggen? Waaruit zou moeten blijken dat
feitelijke voortgang is gewaarborgd? Omwille van de
rechtszekerheid en de handhaafbaarheid is de waarborg van de
financiële en feitelijke voortgang niet overgenomen uit de
modelverordening. artikel 6: kappen zonder vergunning voorschriften. Herplantvoorschriften moeten concreet en
eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en
plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid
past. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van
de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan
de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke
mogelijkheden tot uitvoering van een herplant. Onder het
handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het
effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en
daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in
artikel 17. financiële bijdrage. Indien na kappen zonder vergunning
(illegale kap) niet ter plaatse herplant kan worden wordt
een financiële bijdrage op basis van de boomwaarde betaald.
Deze bijdrage wordt gebruikt voor daadwerkelijke herplant
met een zo groot mogelijk plantmaat. Hiervoor wordt een
locatie gezocht zo dicht mogelijk bij de gekapte boom. artikel 7: schadevergoeding De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening
dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde)
rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op
grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel
(onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning
om te vellen geweigerd wordt. artikel 8: afstand van de erfgrenslijn De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het
Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor
bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een
halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2
is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: "tenzij
ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een
kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze
verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand
aanzienlijk verkleind. Met "nihil" voor heggen en heesters
is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te
beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen
en heesters zullen door deze afstandverkleining beter
beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische
mogelijkheden voor burenruzies zijn hiermee enigszins
verminderd. artikel 9: bestrijding van boomziekten Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de
iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat
verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt
voorkomen. In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwang
bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke
bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de
zaak en noodzaak snel te kunnen handelen met name voor een
afdeling "Groen". artikel 10: bijdrageregeling monumentale bomen De gemeente bezit een lijst met monumentale bomen en
houtopstanden waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt
afgegeven. Deze lijst is te vinden op www.gouda.nl. Deze bepaling is toegevoegd om de mogelijkheid tot positieve
benadering van een kapvergunning en bijdrageregeling aan te
geven. Soms zal men immers een kapvergunning aanvragen omdat
het onderhoud te duur wordt. Dit is een niet limitatief bedoelde lijst van
maatregelen. artikel 11: procedure bijdrageregeling monumentale boom Boomverzorger is verkozen boven boomverzorgingsbedrijf om
niet aan het juridische vereiste van een bedrijf/onderneming
te hoeven voldoen. De deskundigheid staat immers voorop. De
gemeente zal de begroting moeten opstellen bij geringe
financiële draagkracht van aanvrager. artikel 15: strafbepaling De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat
onverlet de mogelijkheid van het instellen door Burgemeester
en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot
schadevergoeding wegens schade aan bomen of
houtopstand. ratio. De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte
bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie.
De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de
Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot
bijzondere maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of
voordeeltoekenning (d.w.z. dat justitie afziet van
strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt). samenloop. Ook een samengaan met andere delicten (vernieling
van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak
aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie
aan te laten pakken. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat
onverlet de mogelijkheid tot het instellen door Burgemeester en wethouders van een
privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens
schade aan publieke bomen of houtopstanden. schadevergoeding. De ingestelde strafvervolging staat het
instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als
gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in
de weg. Wel blijken rechters en officieren in de praktijk
terughoudend in het tweemaal juridisch aanpakken van
hetzelfde feit.I Informatie Meer informatie over de kapvergunningenprocedure staat in de
Algemene wet bestuursrecht of is te verkrijgen bij: gemeente Gouda, Meldpunt Openbaar Gebied postbus 1086 2800 BB Gouda telefoon 14 0182 bezoekadres: Huis van de Stad, Jamesplein 1 Arrondissementsrechtbank Den Haag. postbus 20302 2500 EH Den Haag tel. 070 - 3813131, fax 070 – 3813360 / 070 - 381 1511 |