Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Staphorst

Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieStaphorst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening gemeentelijke rekenkamercommissie
CiteertitelVerordening gemeentelijke rekenkamercommissie
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 81oa

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201403-07-2017nieuwe regeling

26-11-2013

De Staphorster, 17-12-2013

Nr. 11d - 7

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie

 

De raad van de gemeente Staphorst;                                             Nr. 11d - 7

gezien het advies van het presidium d.d. 16 oktober 2013;

gelet op artikel 81-o-a van de gemeentewet;

                                      B E S L U I T:

vast te stellen de:

 

Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: Gemeentewet;

b. raad: Gemeenteraad van Staphorst

c. directeur: directeur van de rekenkamercommissie;

c. college: college van burgemeester en wethouders;

d. rekenkamercommissie: de rekenkamercommissie van de gemeente Staphorst;

e. griffier: de raadsgriffier van de gemeente Staphorst.

Artikel 2 Rekenkamercommissie

  • 1

    Er is een commissie die door de raad wordt ingesteld en wordt aangeduid als de rekenkamercommissie.

  • 2

    De rekenkamercommissie onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur en van instellingen die voornamelijk door de gemeente worden bekostigd en door de rekenkamercommissie gevoerd onderzoek bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid van de wet.

Artikel 3 Samenstelling van de rekenkamercommissie

  • 1

    De rekenkamercommissie heeft één lid, tevens directeur.

  • 2

    De raad benoemt de directeur die door de raad van buiten de kring van zijn leden op voordracht van het presidium voor een periode van 3 jaar, de eerste maal tot 1 januari 2017; deze directeur kan door de raad worden herbenoemd, telkens voor een periode van 4 jaar.

Artikel 4 Taak van de directeur

  • 1

    De directeur draagt zorg voor het bewaken van de uitvoering van de onderzoeksopzet en de werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming, evenals verslaglegging en dossiervorming.

  • 2

    De directeur rekenkamercommissie  is niet ondergeschikt aan de raad, het college van burgemeester en wethouders of enig ander gemeentelijk gezag.

  • 3

    De directeur is geen ambtenaar in de zin van het ambtenarenreglement voor zover dit ondergeschiktheid impliceert.

Artikel 5 Eed of belofte

Alvorens zijn functie te aanvaarden legt de directeur rekenkamercommissie in handen van de voorzitter van de raad de eed of belofte af:

“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot directeur rekenkamercommissie  benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als directeur rekenkamercommissie naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!(Dat verklaar en beloof ik)”

Artikel 6 Einde van het lidmaatschap

  • 1

    Het lidmaatschap van de directeur eindigt:

    a. Op eigen verzoek;

    b. Bij aanvaarding van een functie die op grond van artikel 81f van de Gemeentewet onverenigbaar is met het lidmaatschap van de rekenkamercommissie;

    c. Wanneer de directeur bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    d. Indien de directeur bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld.

    e. Wanneer hij naar het oordeel van de gemeenteraad door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan het aanzien van de functie;

    f. Wegens opheffing van de functie van directeur van de rekenkamercommissie.

  • 2

    De directeur kan door de raad worden ontslagen wanneer hij door ziekte, gebreken of ongeschiktheid blijvend niet in staat is zijn functie naar behoren te vervullen.

Artikel 7 Verboden handelingen

  • 1

    Het is de directeur van de rekenkamercommissie verboden de handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 15 van de Gemeentewet. De raad kan, gehoord de directeur, een directeur die heeft gehandeld in strijd met dit verbod van zijn functie ontslaan.

  • 2

    De directeur van de rekenkamercommissie is niet werkzaam bij een bedrijf dat opdrachten uitvoert in opdracht van de gemeente of bij een door de gemeente gesubsidieerde instelling, dan wel heeft geen andere (neven)betrekkingen die de onafhankelijke positie ten aanzien van de gemeente zouden kunnen schaden.

  • 3

    De directeur van de rekenkamercommissie overlegt aan de raad elk jaar een lijst met daarin opgenomen de nevenfuncties die hij op dat moment vervult.

Artikel 8 Vergoeding voor werkzaamheden van de directeur

  • 1

    De directeur ontvangt een vergoeding voor de werkzaamheden.

  • 2

    De hoogte van de vergoeding wordt bepaald door de gemeenteraad.

  • 3

    Deze vergoeding komt ten laste van het budget van de rekenkamercommissie.

Artikel 9 Reglement van orde

De rekenkamercommissie stelt een reglement van orde voor de werkzaamheden vast. Het  reglement wordt onverwijld ter kennisneming aan de raad verzonden.

Artikel 10 Werkwijze

a. De directeur van de rekenkamercommissie kiest zelf de onderwerpen voor onderzoek, formuleert de probleemstelling en de onderzoeksvragen en stelt de onderzoeksopzet vast.

b. De in een jaar te onderzoeken onderwerpen wordt jaarlijks vóór 1 november van het voorafgaande jaar als onderzoeksprogramma ter kennisname aan de raad aangeboden. Elk jaar vindt minimaal één onderzoek plaats.

c. De directeur van de rekenkamercommissie overlegt jaarlijks, voorafgaand aan het vaststellen van het onderzoeksprogramma, met het presidium.

d. De in sub a bedoelde onderzoeksopzet wordt door de directeur rechtstreeks ter kennisname aan de gemeenteraad aangeboden.

e. Bij de selectie van onderwerpen hanteert de directeur de volgende criteria:

- het onderzoek moet betrekking hebben op de doelmatigheid, doeltreffendheid en/of rechtmatigheid van

- er moet sprake zijn van een substantieel belang;

- het moet door de gemeente te beïnvloeden beleid betreffen;

- er moet sprake zijn van enige evenwichtige spreiding over de gemeentelijke beleidsterreinen in de opvolgende onderzoeken;

- de resultaten moeten communiceerbaar zijn naar de bevolking.

f. Tevens zijn de bepalingen van artikel 81oa Gemeentewet van toepassing.

Artikel 11 Verzoeken om onderzoeken door de raad

a. Conform artikel 182 tweede lid, van de Gemeentewet kan de raad de directeur van de rekenkamercommissie verzoeken een onderzoek in te stellen.

b. Na ontvangst van een verzoek van de raad meldt de directeur van de rekenkamercommissie binnen één maand of hij gevolg geeft aan het verzoek.

c. Indien de directeur van de rekenkamercommissie besluit gevolg te geven aan het verzoek van de raad, geeft hij in zijn melding als bedoeld in onderdeel b tevens aan hoe hij het verzoek zal oppakken en welke tijdsplanning hij hanteert.

d. Indien de directeur van de rekenkamercommissie besluit geen gevolg te geven aan het verzoek van de raad,geeft hij in zijn melding als bedoeld in onderdeel b tevens aan op welke gronden hij tot zijn besluit is gekomen.

Artikel 12 Uitvoering van onderzoek en rapportage

a. De directeur van de rekenkamercommissie is verantwoordelijk voor de uitvoering vaneen onderzoek volgens de vastgestelde onderzoeksopzet.

b. De directeur van de rekenkamercommissie is bevoegd ten laste van het budget als bedoeld in artikel 14 (tijdelijk) onderzoekmedewerkers aan te stellen en/of externe deskundigen in te schakelen.

c. De directeur van de rekenkamercommissie beoordeelt of het wenselijk is de raadtussentijds over de voortgang van een onderzoek te informeren.

d. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht op zijn verzoek aan de directeur van de rekenkamercommissie alle inlichtingen en informatie te verstrekken die hij nodig heeft voor de uitvoering van een onderzoek. De informatie en/of inlichtingen worden verstrekt binnen een door de directeur van de rekenkamercommissie aan te geven termijn. Verzoeken aan ambtenaren van de gemeente worden tevens ter kennis gebracht van de gemeentesecretaris.

e. De rapporten van de rekenkamercommissie zijn openbaar. Op grond van de belangengenoemd in artikel 10van de Wet openbaarheid van Bestuur kan de rekenkamercommissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

f. De directeur van de rekenkamercommissie en degenen die ten behoeve van hem werkzaam zijn, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hen in hun hoedanigheid van directeur, respectievelijk medewerker ter kennis is gekomen.

g. De directeur van de rekenkamercommissie formuleert in zijn rapporten conclusies en aanbevelingen. Na vaststelling van een rapport wordt het college van burgemeester en wethouders in de gelegenheid gesteld binnen een door de directeur te stellen termijn die maximaal zesweken bedraagt, hun zienswijze op het rapport en de conclusies en aanbevelingen kenbaar te maken. De directeur van de rekenkamercommissie formuleert een nawoord naar aanleiding van de reactie van het college van burgemeester en wethouders.

h. Het rapport, de reactie van het college van burgemeester en wethouders en het nawoord van de directeur van de rekenkamercommissie worden door de directeur van de rekenkamercommissie aan de raad aangeboden.

Artikel 13 Budget

  • 1

    De directeur is bevoegd binnen een door de raad aan de rekenkamercommissie bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van de taken.

  • 2

    Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    a. de directeur van de rekenkamercommissie;

    b. de onderzoekmedewerkers;

    c. externe deskundigen die eventueel zijn ingeschakeld;

    d. eventuele overige uitgaven die de directeur nodig acht voor de uitoefening van de taak.

  • 3

    De directeur is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

  • 4

    De griffier treedt op als budgethouder van het budget van de rekenkamercommissie.

Artikel 14 Evaluatie

a. Het functioneren van de rekenkamercommissie wordt door de raad periodiek geëvalueerd.

b. Met de directeur van de rekenkamercommissie worden afspraken gemaakt over de evaluatiemomenten en de uitvoering van de evaluatie.

c. Een jaar na besluitvorming door de raad naar aanleiding van een onderzoek van de rekenkamercommissie,meldt het orgaan die de aanbevelingen uit een onderzoek aangaan in hoeverre aan deze aanbevelingen gevolg is gegeven.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 2

    De verordening op de rekenkamercommissie gemeente Staphorst, vastgesteld d.d. 30 oktober 2006, wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Staphorst van 26 november 2013,

, voorzitter.

, griffier.

Toelichting 1 Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat verduidelijking van enkele begrippen om te voorkomen dat deze begrippen telkens moeten worden uitgeschreven.

Artikel 2

De begrippen “doelmatigheid”, “doeltreffendheid” en “rechtmatigheid” behoren tot de taakomschrijving van de rekenkamercommissie overeenkomstig artikel 182 van de Gemeentewet. Onder deze termen wordt het volgende verstaan.

Doelmatigheid is het streven om met een zo beperkt mogelijke inzet van de beschikbare middelen het gewenste resultaat te bereiken. Bij doeltreffendheid gaat het om de mate waarin een organisatie erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de gewenste maatschappelijke effecten te bereiken.

Onder rechtmatigheid wordt verstaan of de lasten, de baten en balansmutaties  in overeenstemming zijn met de begroting en de van toepassing zijnde wettelijke regelgeving waaronder de gemeentelijke verordeningen.

Wanneer gemeenten geen rekenkamer instellen, stellen zij op grond van artikel 81-o-a van de wet regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie door een rekenkamercommissie. In de wet is bepaald dat rekenkamer noch rekenkamercommissie bevoegd zijn de gemeentelijke rekening te controleren (artikel 81-o-a lid 2 en artikel 182 Gemeentewet).

Artikel 3

Anders dan bij de rekenkamer kunnen naast externe leden ook raadsleden en leden van andere gemeentelijke commissies deel uitmaken van de rekenkamercommissie. In de gemeente Staphorst wordt de rekenkamercommissie gevormd worden door uitsluitend (een) externe leden/ lid, dat wil zeggen niet zijnde een raadslid.

De benoemingsperiode is dusdanig dat de gemeenteraad welke ervaring heeft met de rekenkamercommissie, deze ook weer kan herbenoemen.

Voordat de raad een lid van de rekenkamercommissie benoemt dient deze een overzicht van de openbare betrekkingen die hij/zij bekleedt en een verklaring omtrent het gedrag te overleggen.

Artikel 4

In dit artikel worden de rol en taken van de directeur  benoemd.

Artikel 5

Een lid van de Rekenkamercommissie wordt door de Raad benoemd.

De verplichting de eed of verklaring en belofte af te leggen vloeit voor leden van de rekenkamer rechtstreeks voort uit artikel 81.g van de Gemeentewet. Deze bepaling wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de/het (externe) leden/lid van de rekenkamercommissie.

Artikel 6

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 7

In dit artikel worden voornamelijk de bepalingen uit de Gemeentewet genoemd.

Artikel 8

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 9

In het Reglement van orde kunnen zaken als hoe wordt omgegaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten, geregeld worden.

Artikel 10

De rekenkamercommissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kunnen worden gekozen. Criteria voor onderwerpen, termijnen etc. worden in dit artikel geregeld. Daarnaast verwijst artikel 81oa Gemeentewet naar een aantal andere bepalingen welke de rekenkamercommissie dient na te leven, zoals voor 1 april van het lopende jaar een verslag uit te brengen over de werkzaamheden van het voorgaande jaar.

Artikel 11

De rekenkamercommissie kan op verzoek van de Raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de Raad in te willigen. Dit verzoek van de Raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet voor een rekenkamer, genoemd. Dit artikel wordt in artikel 81-o-a ook voor de rekenkamercommissie overeenkomstig van toepassing verklaard.

Artikel 12

Om te waarborgen dat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren.

De rapporten van de rekenkamercommissie zijn in beginsel openbaar maar op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid bestuur kunnen rapporten of gedeelten daarvan als geheim worden aangemerkt.

De onderzoekers van de rekenkamercommissie leggen de feiten en resultaten die uit het onderzoek zijn gebleken vast in een “nota van bevindingen”.

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op deze (nog niet gepubliceerde) nota van bevindingen. Deze nota wordt daarom aan betrokkenen voorgelegd met de vraag eventuele feitelijke onjuistheden aan te geven (hoor en wederhoor) op basis waarvan zo nodig de nota van bevindingen wordt aangepast.

Daarna trekt de rekenkamercommissie in een (tweede) rapport haar conclusies en doet eventueel aanbevelingen. Dit rapport wordt aangeboden aan het college voor een bestuurlijke reactie. Deze reactie wordt altijd integraal in het definitieve rapport opgenomen. Naar aanleiding van de bestuurlijke reactie kan de rekenkamercommissie nog een nawoord in dit definitieve rapport opnemen waarna dit rapport openbaar wordt gemaakt.

Op deze wijze wordt voldaan aan het vereiste van transparantie.

Artikel 13

De rekenkamercommissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht.

T.a.v. het genoemde in 2d, wordt hiervoor maximaal 10% van het budget besteed. Te denken valt aan het lidmaatschap van de NVRR (Nederlandse Vereniging Rekenkamers en Rekenkamercommissies), bijeenkomsten, reiskosten, cursus etc.)

Artikel 14

Het functioneren van de rekenkamercommissie wordt jaarlijks geëvalueerd door een raadslid en de griffier.

Artikel 15 en 16

Deze artikelen behoeven geen toelichting.