Raadsvergadering : 31 oktober 2013
Agendanummer : 17
De raad van de gemeente Berkelland;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 september
2013;
gelet op artikel 228 a van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de:
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING
2014
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
Perceel: een onroerende of roerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode, waarop de afrekening van het
waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater;
- e.
waterbedrijf: Vitens Gelderland (WG) N.V.;
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven:
- a.
van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot
heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel
dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke
riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en
- b.
van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of
indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder
te noemen: gebruikersdeel.
- 2.
Met betrekking tot het eigenarendeel van de belastingen wordt, ingeval
het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van
het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is
vermeld, tenzij blijkt dat hij geen genothebbende krachtens eigendom,
bezit of beperkt recht is.
- 3.
Met betrekking tot het gebruikersdeel van de belastingen, wordt als
gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat
gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de
belastingen geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
Het eigenarendeel , wordt geheven naar een vast bedrag per
perceel.
- 2.
Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters
afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
- 3.
Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal
kubieke meters water dat naar het perceel is toegevoerd of is
opgepompt.
- 4.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan
worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest
kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de
hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke
bepaling.
- 5.
Ingeval de hoeveelheid afvalwater bestaat uit de som van naar het
perceel toegevoerd en naar het perceel opgepompt water, dient:
- a.
de hoeveelheid naar het perceel toegevoerd water te worden
bepaald op de in het kalenderjaar voorafgaand aan het
belastingjaar naar het perceel toegevoerde hoeveelheid;
- b.
de hoeveelheid naar het perceel opgepompte water te worden
bepaald op de in het kalenderjaar voorafgaand aan het
belastingjaar naar het perceel opgepompte hoeveelheid.
- 6.
De op voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of
opgepompt water wordt verminderd met de aantoonbare hoeveelheid
water die niet als afvalwater is afgevoerd.
- 7.
Bij agrarische bedrijven is de hoeveelheid afvalwater afhankelijk
van het aantal in de bij het bedrijf behorende woning wonende
personen. Het waterverbruik per persoon wordt gesteld op 45 m³ per
jaar.
- 8.
Indien in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters
niet de hoeveelheid afvalwater kan worden vastgesteld, zoals
hiervoor omschreven of indien het aantal kubieke meters water dat in
de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande
verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt niet
bekend is, wordt:
- a.
voor tot woning dienende percelen de hoeveelheid afvalwater
bepaald op 45 m³ per persoon per jaar;
- b.
voor gebruikers van de niet tot woning dienende eigendommen
wordt de verdeelsleutel gehanteerd zoals deze door de
respectievelijke gebruikers worden gebruikt voor de
onderlinge verdeling van de waternota van het waterbedrijf
en bij het ontbreken van een dergelijke regeling overgegaan
tot een zo reëel mogelijke verdeling op basis van
beschikbare gegevens.
- 9.
Indien het waterverbruik als gevolg van onzichtbare lekkage afwijkt
van het waterverbruik over de voorgaande periodeafrekening van
Vitens, wordt het waterverbruik vastgesteld op het door Vitens
berekende gecorrigeerde verbruik in het kader van de toekenning van
een lekvergoeding.
Artikel 6 Vrijstellingen
In afwijking van artikel 5, lid 1, wordt het eigenarendeel niet geheven
terzake van:
- a.
complexen garageboxen, uitsluitend bestemd voor de verhuur;
- b.
trafo’s ten behoeve van de distributie en levering van
elektriciteit.
Artikel 7 Tarieven
- 1.
Het eigenarendeel bedraagt per perceel € 175,35.
- 2.
Het gebruikersdeel bedraagt bij een hoeveelheid afvalwater van:
- a.
0 m³ tot en met 1.000 m³ voor elke volle eenheid van 1 m³
afvalwater € 1,06;
- b.
1.001 m³ tot en met 2.500 m³ voor elke volle eenheid van 1 m³
afvalwater € 1,01;
- c.
2.501 m³ tot en met 5.000 m³ voor elke volle eenheid van 1 m³
afvalwater € 0,91;
- d.
boven 5.000 m³ voor elke volle eenheid van 1 m³ afvalwater €
0,54 met dien verstande dat per perceel niet meer dan €
60.000,-- wordt geheven.
Artikel 8 Belastingjaar
- 1.
Het belastingjaar is in de gevallen waarin de heffing plaatsvindt door
middel van de afrekennota van het waterbedrijf de verbruiksperiode zoals
die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffend perceel
geldt.
- 2.
In andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld is het belastingjaar
gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 9 Wijze van heffing
- 1.
In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, wordt het recht geheven
bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan
worden gesteld op de afrekening van het waterbedrijf. Als dagtekening
van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening.
Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de
voorschotnota van het waterbedrijf of de kennisgeving op andere wijze
van betaling de voorschotbedragen.
- 2.
In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt het recht bij
wijze van aanslag
geheven.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, is
verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.
- 2.
De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, is
verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is,
bij aanvang van de belastingplicht.
Artikel 11 Termijnen van betaling
- 1.
De voorlopig gevorderde bedragen en het definitief gevorderde bedrag
moeten worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop
de voorschotnota’s en de eindafrekeningnota van het waterbedrijf moeten
worden betaald.
- 2.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden
later.
- 3.
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de
op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet één
aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 45,00 doch minder is dan
€ 2.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van
automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de
aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste
termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk
van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 4.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 13 Overgangsrecht
De “Verordening rioolheffing 2013” van 1 november 2012 wordt ingetrokken met
ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare
feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die
van de bekendmaking.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.
Artikel 15 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening rioolheffing 2014".