Organisatie | Giessenlanden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening precariobelasting Giessenlanden 2012 |
Citeertitel | Verordening precariobelasting Giessenlanden 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geconsolideerde versie, 6e wijziging
Datum ingang heffing is 1 januari 2018
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 31-12-2018 | Wijziging tarieventabel met ingang van 1 januari 2018 | 13-11-2017 | 6e wijziging: zaaknr 17-21968 | |
29-11-2016 | 26-12-2017 | wijziging tarieventabel | 10-11-2016 | 5e wijziging: zaaknr 16-19772 - 277 | |
01-12-2015 | 01-01-2017 | wijziging tarieven | 12-11-2015 GVOP, 23 november 2015 | 4e wijziging: zaaknr 15-17720 | |
04-12-2014 | 01-01-2016 | wijziging tarieven | 13-11-2014 GVOP, 27 november 2014 | 3e wijziging: zaaknr 14-16238 | |
01-01-2014 | 01-01-2015 | wijziging tarieven | 14-11-2013 Het Kontakt, 28 november 2013 | Zaaknr 11-9841; 2e wijziging: zaaknr 13-14187 |
Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, een belasting geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen.
De belasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, heeft.
Artikel 3 Heffingsgrondslag en tarief
De belasting wordt geheven naar het aantal eenheden, bepaald en berekend aan de hand van de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 van de in de tabel gegeven aanwijzingen.
Artikel 5 Begripsomschrijvingen
Gedeelten van de in de tabel genoemde tijds- en andere eenheden worden voor een geheel gerekend, met dien verstande dat indien het heffingstijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en het hebben van voorwerpen aanvangt in de loop van het tijdvak, de belasting zoveel twaalfden van het over een jaar te betalen bedrag beloopt als er na het aanvangstijdstip nog volle maanden van het heffingstijdvak resteren.
Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het heffingstijdvak het kalenderjaar waarin de voorwerpen aanwezig zijn.
In de overige gevallen is het heffingstijdvak het kalenderkwartaal waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.
De belasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van voorwerpen, waarvan de aanwezigheid door de gemeente op grond van een overeenkomst of anderszins rechtens moet worden gedoogd.
Indien het heffingstijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en de voorwerpen zijn verwijderd vòòr het verstrijken van het heffingstijdvak, wordt op verzoek van de belastingplichtige naar evenredigheid ontheffing verleend over de na de verwijdering resterende volle maanden van het heffingstijdvak.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 dient de aanslag of nota betaald te worden in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, waarin het aanslagbiljet of de nota is gedagtekend.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
In afwijking van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de precariobelasting in die periode plaatsvindt.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Giessenlanden van 10 november 2011.
De griffier,
mevr. drs. N.C. Both
De voorzitter,
mevr. E. Boot