Organisatie | Weert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordering op de heffing en invordering van hondenbelasting 2014 |
Citeertitel | Verordening hondenbelasting 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Belastingen en leges |
Deze verordening is vervangen door de Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2015 | intrekking | 22-12-2014 | RAD-001026 | |
01-01-2014 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 11-12-2013 | RAD-000893 |
Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente Weert.
die uitsluitend gehouden worden ten dienste van de politie en waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma der Koninklijke Nederlandse Politie-hondenvereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met een geleider,aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen.
Artikel 4. Maatstaf van heffing.
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
Indien in de loop van het belastingjaar de belastingplicht ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, dient de belastingplichtige binnen 14 dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van deGemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar om uitreiking van aangiftebiljet te verzoeken.
Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht, respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10. Termijnen van betaling.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in 3 gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen twee maanden later.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig worden opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 12. Overgangsbepaling, inwerkingtreding, ingang van heffing en citeertitel.
de "Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2013", vastgesteld door de raad der gemeente Weert in de openbare vergadering van 12 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.
In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijven, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het derde lid genoemde datum, de ingetrokken verordeningen gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van hondenbelasting in die periode plaatsvindt.
De bekendmaking van deze verordening zal geschieden door het plaatsen van een publicatie in het huis-aan-huisblad “De Trompetter / Land van Weert” onder de vermelding dat de verordening voor eenieder kosteloos voor de tijd van twaalf weken ter inzage ligt bij het infocentrum in de hal van het Stadhuis.
Daarnaast zal de geconsolideerde tekst van deze verordening worden geplaatst op de website van de gemeente Weert.
TOELICHTING OP DE VERORDENING HONDENBELASTING
I. Algemene toelichtingWettelijke basis
De verordening hondenbelasting is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet zoals die luidt vanaf 1 januari 1995. De materiële belastingbepalingen in de Gemeentewet zijn per 1 januari 1995 gewijzigd.
II. Artikelsgewijze toelichting
Voor de omschrijving van het belastbare feit is aansluiting gezocht bij de tekst van artikel
226 van de Gemeentewet. Er wordt een belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.
De hondenbelasting is aangemerkt als directe belasting. Deze aanwijzing is noodzakelijk om toepassing van artikel 31 e.v. van de AWR betreffende de richtige heffing mogelijk te maken.
Belastingplichtig is de houder van een hond. Het begrip "houder van de hond" wordt als volgt gedefinieerd:
"houder is degene die een hond bezit, verzorgt of onder toezicht heeft".
Ingevolge het tweede lid van artikel 2 wordt als houder aangemerkt, degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
Het is niet vereist dat de houder tevens eigenaar is. Wel is het noodzakelijk dat de hond duurzaam wordt gehouden.
Het komt voor dat honden worden gehouden door leden van een huishouden
waarbij niet steeds bij voorbaat duidelijk is wie als houder van de hond moet worden
aangemerkt. Met name in dat soort situaties voorziet het derde lid van artikel 2, welk artikel is gebaseerd op artikel 226, derde lid, van de Gemeentewet.
Doel hiervan is te voorkomen dat een progressieve tariefstelling wordt ontlopen, door te stellen dat een ander lid van het huishouden houder van de hond is.
Nu de gemeente de vrijheid heeft in de keuze van een belastingplichtige, zal het college van burgemeester en wethouders, op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, bij de keuze moeten handelen op basis van een beleid.
De beleidsregels moeten bekendgemaakt worden zodat ze voor belastingplichtigen kenbaar zijn. Het college van de gemeente Weert heeft regels vastgelegd in de “Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie”.
De in dit lid bedoelde ambtenaar is de heffingsambtenaar.
In onderdeel a is een vrijstelling opgenomen voor jonge honden die tezamen met de
moederhond worden gehouden door dezelfde houder.
In de onderdelen b en c zijn vrijstellingen opgenomen voor blindegeleidehonden en
geleidehonden voor gehandicapten. Uitgebreid is ook dat een gastgezin waar een hond in
opleiding is onder de vrijstelling valt.
De vrijstelling in onderdeel d ziet uitsluitend op honden die bedrijfsmatig voor de verkoop worden aangehouden. In dit kader wordt door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een centraal register aangehouden waarin aanmeldingen van dergelijke bedrijven worden vermeld.
Tevens verstrekt de minister aan deze bedrijven een aanmeldingsbewijs waarin onder andere de N.A.W. gegevens van de aanmelder, het tijdstip van aanmelding van de bedrijfsinrichting, het asiel of pension en het registratienummer van de inrichting zijn vermeld. Een beroep op de vrijstelling kan derhalve worden getoetst aan de inschrijving in het centraal register.
In onderdeel f wordt het kortstondig verblijf in de gemeente Weert als niet-ingezetene vrijgesteld. Gedacht moet hierbij worden aan vakantie, bezoek e.d..
De in onderdeel g opgenomen vrijstelling voor honden die in een hondenasiel verblijven is alleen van toepassing als de eigenaar van het asiel in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming (onderdeel c). Uit dat artikel volgt dat het verboden is zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders als bedrijf uit te oefenen het kopen, ten verkoop voorradig hebben, verkopen, in bewaring nemen, africhten of doden van honden.
In dit kader wordt door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een centraal register aangehouden waarin aanmeldingen van dergelijke bedrijven worden vermeld.
Ook aan deze bedrijven verstrekt de minister een aanmeldingsbewijs waarin onder andere de N.A.W. gegevens van de aanmelder, het tijdstip van aanmelding van de bedrijfsinrichting, het asiel of pension en het registratienummer van de inrichting zijn vermeld. Een beroep op de vrijstelling kan worden getoetst aan de inschrijving in het centraal register.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
In artikel 226, tweede lid, van de Gemeentewet is vermeld dat de hondenbelasting wordt
geheven naar het aantal honden. In de verordening is daarom als maatstaf van heffing
Dit lid gaat uit van het aantal honden dat wordt gehouden, zonder dat wordt aangegeven welk belastingbedrag voor welke individuele hond geldt. De belasting wordt geheven voor een eerste hond, een tweede hond of voor iedere hond boven het aantal van twee.
Op deze wijze wordt voorkomen dat met de belastingplichtige, die meer dan één hond houdt, problemen kunnen ontstaan over de hoogte van de te verlenen ontheffing. Bij vermindering van het aantal zal steeds eerst ontheffing moeten worden verleend voor het hoogste van toepassing zijnde tarief.
Voor honden gehouden in een kennel, geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, is gekozen voor een vast bedrag per kennel.
Deze keuze is ingegeven uit praktische overwegingen, omdat de vaststelling van het juiste aantal honden, in verband met sterke fluctuaties moeilijk is.
In de verordening is gekozen voor een belastingjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar.
Gekozen is voor de techniek van heffing bij wege van aanslag. Aan het opleggen van een
aanslag kan de uitreiking van een aangiftebiljet voorafgaan, doch noodzakelijk is dat niet. Het aangiftebiljet is niet meer dan een hulpmiddel bij het vaststellen van de aanslag.
Bij de constatering van belastingplicht, bijvoorbeeld naar aanleiding van een controle, kan ambtshalve een aanslag worden vastgesteld.
Geeft de wijze waarop en de termijnen waarbinnen de aangifte en wijzigingen aan de heffingsambtenaar moeten worden verstrekt.
Artikel 9Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Blijkens de redactie van het eerste lid wordt de belasting verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of het begin van de belastingplicht, zo dit later is.
In de leden twee en drie zijn regels gegeven die betrekking hebben op wijzigingen gedurende het kalenderjaar in de belastingplicht of in de omvang van de belastingschuld. Deze wijzigingen zullen aan de gemeente ter kennis moeten worden gebracht door middel van de aangifte voorgeschreven in artikel 9, tweede lid.
In de verordening is gekozen voor een tijdsevenredige herleiding per maand, waarbij gedeelten van een maand niet worden meegerekend.
Indien de belastingplichtige is aangeslagen voor meer dan één hond, wordt bij de berekening van de ontheffing aangenomen dat de ontheffing betrekking heeft op de hond waarvoor op dat moment het hoogste bedrag aan belasting wordt geheven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
Dit artikel geeft de betalingstermijnen aan, de mogelijkheid tot automatische incasso en oplegging van een bestuurlijke boete.
Artikel 11Nadere regels door het college door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders heeft in een regeling gemeentelijke belastingen de formele bepalingen over de heffing en de invordering vermeld.
Artikel 12Overgangsbepaling, inwerkingtreding, ingang van heffing en citeertitel
Het eerste lid regelt dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum
van ingang van de heffing. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die voor die datum hebben voorgedaan.
Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk op basis van de oude verordening, ook al is die verordening ingetrokken.
Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moet de gemeente het besluit tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken.
Bekendmaking geschiedt door middel van publicatie in het gemeenteblad. In het huis aan huisblad "Land van Weert" wordt medegedeeld welk besluit is vastgesteld dan wel gewijzigd.