Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Heerlen 2013 |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Heerlen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet artikel 108 en 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 08-06-2018 | Nieuwe regeling (tevens intrekking van de Algemene Subsidieverordening Heerlen 2012) | 03-12-2013 Weeblad Parkstad | BWV-13000403 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Een verklaring omtrent het onderzoek van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent naar de juistheid, tijdigheid, volledigheid en getrouwheid van de verstrekte informatie over de verleende subsidie, alsmede naar de rechtmatige besteding van de toegekende subsidie.
Een samenhangend geheel van werkzaamheden dat door de aanvrager zal worden uitgevoerd en dat naar het oordeel van het college, gezien het maatschappelijk effect, in aanmerking komt voor subsidie.
Naast het genoemde in artikel 4:62 Algemene wet bestuursrecht bevat het plan tevens een overzicht van voorgenomen prestaties, zo mogelijk vertaald naar meetbare producten en de relatie van de voorgenomen prestaties met het gemeentelijk beleid.
Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Heerlen.
Een rechtspersoon als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek (BW), Boek 2.
Deel van het eigen vermogen dat bestaat uit de egalisatiereserve(s) en/of de bestemmingsreserve(s). Onder een egalisatiereserve wordt verstaan: bedrijfseconomisch gezien vrij besteedbaar bestanddeel van het eigen vermogen dat bedoeld is om in de toekomst schommelingen in de kosten op te kunnen vangen. Onder een bestemmingsreserve wordt verstaan: bestanddeel van het eigen vermogen dat bestemd is om in een bepaald jaar uitgaven, die zijn verbonden aan beoogde specifieke doelen, te kunnen bekostigen, waarbij aannemelijk moet zijn dat toekomstige middelen daarvoor tekort schieten.
Het door de betreffende onderwijsinstelling gehanteerde schooljaar, meestal van 1 augustus tot 1 augustus van het volgende jaar.
Aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in art.4:21 Awb, eerste lid.
Het in de subsidiebeschikking en/of in de uitvoeringsovereenkomst bepaalde respectievelijk overeengekomen tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt. De subsidies van structurele aard worden voor een boekjaar of voor een aantal boekjaren verstrekt.
De subsidiebeschikking, waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en die aanspraak geeft op betaling van dat bedrag.
De subsidiebeschikking, die voorafgaand aan de subsidiabele activiteiten wordt gegeven, waarbij een omschrijving van de activiteiten en/of uit te voeren prestaties, de maximale hoogte van het subsidiebedrag en de aan de subsidie verbonden verplichtingen worden meegedeeld.
v.Uitvoeringsovereenkomst (subsidieovereenkomst)
De overeenkomst, die op grond van artikel 4:36 Awb tussen de subsidieontvanger en de gemeente gesloten kan worden ter uitvoering van de subsidiebeschikking.
w. Een voorziening als bedoeld in artikel 374, eerste lid van Boek 2 BW.
Subsidiesoorten en subsidievormen
1.De volgende subsidiesoorten worden onderscheiden:
Een per boekjaar te verlenen subsidie, waarbij het college inhoudelijk wil sturen op de activiteiten, meetbare prestaties en resultaten van de professionele subsidieontvanger.
Een van exploitatieresultaten onafhankelijke subsidie, bedoeld als waardering om bepaalde activiteiten te ondersteunen of mogelijk te maken die het college van belang acht, zonder deze naar aard en omvang te willen beïnvloeden.
De subsidies, die niet onder de hierboven bij I en II omschreven subsidiesoorten vallen, en voor een bepaald doel of activiteit(en) verleend worden.
2.De volgende subsidievormen worden onderscheiden:
Een subsidie voor activiteiten met een eenmalig of experimenteel karakter. Deze subsidie kan voor ten hoogste vier aaneensluitende boekjaren worden verleend.
Een subsidie voor jaarlijks terugkerende activiteiten.
3.Subsidies kunnen voor één boekjaar of voor meerdere boekjaren worden verleend.
Het college is bevoegd, indien de aard van de te verrichten activiteiten daartoe aanleiding geeft, een subsidie te verlenen aan natuurlijke personen, aan een groep van natuurlijke personen, dan wel aan een rechtspersoon in oprichting. De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing.
c. De aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden kan beschikken, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden om de kosten van de activiteiten te dekken. Onder eigen middelen wordt verstaan: contributies, deelnemersbijdragen, donaties, erfstellingen, legaten en gelden in reserves en voorzieningen;
d.Het subsidieverzoek niet past binnen het beleid van de Gemeente Heerlen.
Intrekking en wijziging subsidieverlening/vaststelling
Naast het bepaalde in artikel 4:50 Awb kan het college zolang de subsidie niet is vastgesteld, een lopende subsidieverleningtevens intrekken of ten nadele van de van de ontvanger wijzigen, indien de werkelijke kosten voor uitvoering van de activiteit(en) lager zijn uitgevallen dan de kosten die zijn opgenomen in de bij de subsidieaanvraag bijgevoegde begroting.
Verrekening bestuurlijke geldschulden
Het college kan te betalen subsidiebedragen of voorschotten verrekenen met door dezelfde rechtspersoon of natuurlijke persoon jegens de gemeente in te lossen bestuursrechtelijke geldschulden.
Op de verlening van budgetsubsidies is afdeling 4.2.8 Awb van toepassing. Het college kan bepalingen uit afdeling 4.2.8 Awb ook op andere subsidiesoorten van toepassing verklaren.
e. Een opgave van het begrote brutosalaris, inclusief werkgevers- lasten, van personen die bij aanvrager een functie bekleden, die niet onder de werking van een collectieve arbeidsovereenkomst valt.
Aanvraag tot subsidievaststelling
Naast het bepaalde in artikel 4:78 van de Awb strekt de in artikel 4:78 lid 1 bedoelde opdracht aan de accountant tevens tot een onderzoek of de verstrekte gelden rechtmatig zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening en of de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zijn nageleefd.
Vergoeding bij vermogensvorming
Een subsidieontvanger dient het college onmiddellijk schriftelijk op de hoogte te stellen van het voornemen tot ontbinding van de organisatie, het staken van haar activiteiten en/of het niet meer functioneren overeenkomstig haar doelstellingen. Indien de verleende subsidie(s) heeft (hebben) geleid tot vermogensvorming, is de subsidieontvanger in de in artikel 4:41 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan.
De hoogte van de vergoeding wordt bepaald aan de hand van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige, aangewezen door het college.
Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen, waarin de activiteiten door een derde worden voortgezet en activa en passiva met toestemming van het college aan die derde worden over- gedragen.
Aanvraag tot subsidievaststelling
De subsidieontvanger van een waarderingssubsidie voor sportactiviteiten dient de aanvraag tot subsidievaststelling in vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend. Een subsidie voor jeugdleden en minder valide leden wordt direct, zonder voorafgaande subsidieverlening, vastgesteld.
TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIE VERORDENING HEERLEN 2014 (ASV)
De ASV fungeert als een “kapstokverordening”, waarop alle subsidieregelingen in de Gemeente Heerlen worden gebaseerd. De ASV bevat naast de inleidende en algemene bepalingen een beschrijving van de procedures voor de budget-, de waarderings- en de overige subsidies.
Voor de concrete subsidieverlening kan het college beleidsregels vaststellen op basis waarvan gesubsidieerd wordt. In de beleidsregels staan de inhoudelijke en financiële criteria per doelgroep / beleids(deel)terrein.
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE EN ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Verenigingen en stichtingen zijn privaatrechtelijke rechtspersonen en staan wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit. Een rechtspersoon is rechts- en handelingsbevoegd.
Ter verkrijging van volledigerechtsbevoegdheidzijn de bestuurders van een vereniging waarvan de statuten zijn opgenomen in een notariële akte, verplicht haar te doen inschrijven in het handelsregister en een authentiek afschrift van de akte, dan wel een authentiek uittreksel van de akte bevattende de statuten, ten kantore van dat register neer te leggen. Zolang de statuten niet in een notariële akte zijn opgenomen en de de opgave ter eerste inschrijving en nederlegging niet zijn geschied, heeft de vereniging beperkterechtsbevoegdheid en is iedere bestuurder voor een rechtshandeling waardoor hij de vereniging verbindt, naast de vereniging hoofdelijk aansprakelijk. Zie artikel 2:27 Burgerlijk wetboek (BW).
De bestuurders van een stichtingzijn verplicht de stichting alsmede de naam, de voornamen en de woonplaats of laatste woonplaats van de oprichter of oprichters te laten inschrijven in het handelsregister en een authentiek afschrift dan wel een authentiek uittreksel van de akte van oprichting bevattende de statuten, ten kantore van dat register neer te leggen. Zolang de opgave ter eerste inschrijving en nederlegging niet zijn geschied, is iedere bestuurder voor een rechtshandeling, waardoor hij de stichting verbindt, naast de stichting hoofdelijk aansprakelijk. Zie art. 2:289 BW.
Bij de definitie van subsidie in de zin van de Awb moet voldaan zijn aan de volgende in artikel 4:21 Awb genoemde kenmerken:
Art. 4:21 Awb hanteert een materieel subsidiebegrip. Wordt aan deze
begripsomschrijving voldaan dan is sprake van subsidie en is de subsidietitel 4.2 Awb van toepassing, ook indien een andere benaming wordt gebruikt, zoals bijvoorbeeld bijdrage, tegemoetkoming, vergoeding, uitkering etc. Het vierde genoemde kenmerk ‘anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten’ duidt op het onderscheid met privaatrechtelijke rechtshandelingen.
Anderzijds vallen financiële bijdrages, die niet voldoen aan de in art. 4:21 Awb vier genoemde criteria, ook al worden ze aangeduid als subsidie, buiten de reikwijdte van titel 4.2 Awb.
Doorgaans gaat de beschikking tot subsidieverlening vooraf aan de (voltooiing van) te subsidiëren activiteiten. Bij de verlening wordt beslist of de activiteit en de aanvrager voorsubsidie in aanmerking komen en worden verder het (maximale) bedrag en de verplichtingen van de ontvanger vastgelegd. De subsidieontvanger heeft een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen, namelijk onder de voorwaarde dat hij de activiteiten daadwerkelijk verricht en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt.
De subsidieverlening heeft bindende werking. De subsidieverlener is verplicht de subsidie in beginsel overeenkomstig de verlening vast te stellen en uit te betalen.
Voor de subsidieontvanger heeft de subsidieverlening formele rechtskracht. Als de subsidieontvanger het niet eens is met de beslissing van het college, kan hij hiertegen binnen 6 weken een bezwaarschrift indienen. In de beschikking staat aangegeven op welke wijze de subsidiegerechtigde dat dient te doen. Als tegen de subsidieverlening geen bezwaar of beroep is ingesteld, kunnen tegen de subsidievaststelling geen bezwaren meer worden ingebracht, die tegen de subsidieverlening hadden kunnen worden ingebracht.
u. Uitvoeringsovereenkomst (subsidieovereenkomst)
Het is niet toegestaan de beschikking te laten vervangen door een overeenkomst. De essentiële elementen van de subsidieverhouding staan in de beschikking. In een uitvoeringsovereenkomst kan een nadere uitwerking over de uitvoering worden vastgelegd. De uitvoeringsovereenkomst dient geen doublure te worden van de beschikking.
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Subsidies kunnen alleen verstrekt worden op grond van een wettelijk voorschrift. Het wettelijk voorschrift op gemeentelijk niveau is de ASV.
Er zijn vier uitzonderingen waarvoor geen wettelijke grondslag is vereist:
Zie art. 4:23 lid 3 a t/m d Awb.
Artikel 3 Bevoegdheidsverdeling
Het college kan subsidieplafonds vaststellen. Overschrijding van het subsidieplafond is een verplichte grond tot weigering. Daarbij is het subsidieplafond, dat gold toen de beslissing tot subsidieverlening werd genomen of had moeten worden genomen.
In verband met de rechtszekerheid moet het subsidieplafond conform artikel 3:42 Awb bekend worden gemaakt voorafgaande aan de periode waarop het subsidieplafond betrekking heeft. Als het subsidieplafond of een wijziging (lees: verlaging) niet tijdig zijn bekendgemaakt, geldt voor de eerdere aanvragen niet meer de verplichte weigering.
Het vaststellen van een subsidieplafond wordt aangemerkt als een besluit van algemene strekking (niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift of beleidsregel) en is dus vatbaar voor bezwaar en beroep. Het subsidieplafond (het beschikbare bedrag) is geen zelfstandige normstelling, maar slechts een nadere concretisering van art. 4:25 lid 2 Awb.
De regels met betrekking tot de wijze van verdeling van het subsidieplafond zijn wel aan te merken als hetzij algemeen verbindende voorschriften, hetzij beleidsregels en bevatten een nieuwe, zelfstandige normstelling. Ze zijn daarom niet vatbaar voor bezwaar en beroep.
Artikel 5 Subsidiegerechtigden
Indien afdeling 4.2.8 van toepassing is verklaard, zoals bij de procedure voor budgetsubsidies (hoofdstuk 2) het geval is, kan alleen aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid subsidie verleend worden.
Slechts in uitzonderingsgevallen kan het college besluiten subsidie te verlenen aan natuurlijke personen, aan een groep van natuurlijke personen, aan een rechtspersoon met beperkte rechtsbevoegdheid dan wel aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid in oprichting.
Het college moet de subsidie weigeren, indien door toewijzing van de aanvraag het subsidieplafond zou worden overschreden (art. 4:25, tweede lid, Awb). Naast deze verplichte weigeringsgrond regelt art. 4:35 Awb een aantal gronden waarop een subsidie kan worden geweigerd. Deze gronden zijn niet limitatief. Artikel 8 voegt hier een aantal nieuwe gronden aan toe.
Artikel 9 Intrekking en wijziging subsidieverlening/vaststelling
Intrekking en wijziging van de subsidieverlening op grond van art. 4:48 Awb werkt terug tot en met het tijdstip van de subsidieverlening en is mogelijk zolang de subsidie nog niet is vastgesteld (ex tunc). Artikel 4:48 Awb geeft een limitatieve opsomming van vijf intrekkings- of wijzigingsgronden.
De voornoemde gronden betreffen naast een beroep op de begrotingsvoorwaarde een sanctie op (verwijtbaar) gedrag en een herstel van onjuistheden, die niet uitsluitend voor rekening van het bestuur behoren te komen.
De gronden voor intrekking van een subsidievaststelling conform art. 4:49 Awbzijn beperkter dan die voor intrekking. Dat vloeit voort uit het feit dat de vaststelling gericht is op de afronding van de subsidieverlening en een aanspraak geeft op financiële middelen. Omdat de vaststelling achteraf plaatsvindt, heeft het college de gelegenheid gehad om te toetsten of alles in orde is. Indien dat niet het geval is, geeft art. 4:49 Awb drie gronden waarin intrekking met terugwerkende kracht mogelijk is. Ook hier gaat het om een sanctie of om het herstellen van onjuistheden.
Vijf jaar na de beschikking tot subsidievaststelling is intrekking of wijziging niet meer mogelijk (art. 4:49 derde lid Awb).
Indien het college gedurende het tijdvak een lopende subsidieverlening wil intrekken of wijzigen, is art 4:50 Awb van toepassing. Intrekking en wijziging op grond van art.4:50 Awb heeft alleen effect voor de toekomst (ex nunc). Het college moet een redelijk termijn in acht nemen. Wat als een redelijke termijn kan worden aangemerkt, is afhankelijk van de aard van de subsidie en de gesubsidieerde activiteiten. Van belang is dat de subsidieontvanger de tijd wordt gegund om verplichtingen jegens derden op zorgvuldige wijze af te wikkelen. De redelijke termijn vangt aan als de intrekkings- of wijzigingsbeschikking is bekendgemaakt aan de subsidieontvanger. De opsomming van de in art 4:50 Awb genoemde intrekkings- of wijzigingsgronden zijn niet limitatief. Art 9 lid 3 van deze verordening geeft nog een aanvullende grond tot intrekken of wijzigen.
De weigering van de voortzetting van de subsidie voor een nieuw tijdvak op grond van art. 4:51 Awb is mogelijk wegens veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten. Alleen subsidieontvangers aan wie tenminste drie jaar achtereen subsidie is verstrekt worden beschermd door art. 4:51 Awb. Beneden die grens acht de wetgever nog geen beschermingswaardig vertrouwen aanwezig op voortzetting van de subsidie. Uit het oogpunt van rechtszekerheid is de termijn van drie of meer achtereenvolgende jaren in de wet vastgelegd. Van deze termijn kan niet worden afgeweken.
In 4:12 Awb worden een aantal belastende subsidiebeschikkingen genoemd waarbij de hoorplicht van artikel 4:7 en 4:8 Awb geldt. Het gaat om de volgende beschikkingen:
Artikel 10 Maatschappelijk acceptabel beloningsbeleid
Onder personen die een functie bij de subsidieontvanger bekleden, worden zowel eigen werknemers als ingehuurde externen verstaan.
In geval van een dienstverband met een kleinere omvang dan een voltijds dienstverband, komen partijen geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, vermenigvuldigd met het aantal uren waarop het dienstverband betrekking heeft en gedeeld door het aantal uren van een voltijds dienstverband. In geval van een dienstverband met een kortere duur dan een kalenderjaar, komen partijen geen bezoldiging overeen die meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop het dienstverband betrekking heeft en gedeeld door 365.
Als een organisatie de inkomensgrens niet handhaaft, kan het college besluiten hiermee bij het verlenen van subsidie rekening te houden, voorzover de norm overschreden wordt. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen situaties waarbij de gemeente de enige financier is en situaties waarbij er nog andere inkomensbronnen zijn.
Artikel 11 Betaling, bevoorschotting en terugvordering
Uitgangspunt is, dat het subsidiebedrag wordt betaald overeenkomstig de subsidievaststelling en onder verrekening van eventuele voorschotten binnen 6 weken na de subsidievaststelling.
Na verstrijking van de betalingstermijn is de betaling opeisbaar.
De beschikking tot subsidieverlening en de beschikking tot het verlenen van voorschotten kunnen in één beschikking worden gecombineerd. Intrekking van de beschikking tot voorschotverlening is door de wetgever niet uitdrukkelijk geregeld. Aangenomen wordt dat met de intrekking van een beschikking tot subsidieverlening de grondslag voor de voorschotverlening komt te vervallen.
Artikel 12 Verrekeningsbevoegdheid bestuurlijke geldschulden
In artikel 4:93 Algemene wet bestuursrecht, zoals dat artikel met ingang van 1 juli 2009 luidt, is bepaald dat de verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering slechts geschiedt voor zover in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. Met deze bepaling wordt de vereiste wettelijke grondslag geschapen om aan een (rechts)persoon verstrekte subsidie te verrekenen met vorderingen die de gemeente op dezelfde (rechts)persoon heeft.
Artikel 13 Begrotingsvoorwaarde
Bij de subsidieverlening dient een begrotingsvoorbehoud te worden gemaakt. Hierop moet binnen 4 weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting op dit voorbehoud een beroep worden gedaan.
HOOFDSTUK 2, 3 en 4 SUBSIDIEPROCEDURES
Het subsidieproces in de Gemeente Heerlen in het algemeen:
Snelle wijzigingen in de maatschappelijke vraag noodzaken tot een flexibele aanpak, waarbij een voortdurende afstemming moet plaatsvinden tussen het college en de subsidieontvanger.
Bij gesubsidieerde activiteiten dient het maatschappelijk belang steeds voorop te staan. De subsidieontvanger wordt geacht bedrijfsmatig te werken en is verantwoordelijk voor signalering, innovatie, kwaliteit en continuïteit. Het college bemoeit zich zo min mogelijk met de interne bedrijfsvoering.
Bij langdurige subsidierelaties kan de subsidieontvanger in staat gesteld worden om op basis van een meerjaren-subsidie meerjarenplanningen te maken en reserves op te bouwen. Jaarlijkse afrekeningen en tussentijdse voortgangsrapportages zorgen voor een nauwe aansluiting bij de per boekjaar verstrekte subsidies.
De maatschappelijke problemen vragen om een integrale aanpak en vereisen een nauwe samenwerking tussen het college, de subsidieontvanger en andere partijen. Om een optimaal resultaat te krijgen zijn eenduidige definiëringen van producten en activiteiten essentieel. Nadere afspraken over de uitvoering van producten, activiteiten en verantwoordelijkheden (kunnen) worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst.
HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPROCEDURE BUDGETSUBSIDIES
Voor budgetsubsidies is deze afdeling van toepassing verklaard. Dit betekent onder andere dat er alleen subsidie verleend kan worden aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid. Andere subsidies kunnen ook aan natuurlijke personen, een groep van personen, of een rechtspersoon met beperkte rechtsbevoegdheid verleend worden.
Artikel 15 Aanvraag tot subsidieverlening
Aangezien er voldoende tijd moet zijn om de aanvraag te analyseren en vervolgens met de subsidiegerechtigde te overleggen is het van belang dat de aanvraag tijdig wordt ingediend.
Het college kan bij een te vroeg, te late of onvolledige aanvraag besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Alvorens hiertoe over te gaan, dient het bestuursorgaan de aanvrager in de gelegenheid te stellen binnen een redelijk termijn het verzuim te herstellen. De hersteltermijn begint te lopen één dag na dagtekening van het schriftelijk verzoek van het college, om de aanvraag met ontbrekende gegevens aan te vullen. Zolang de Gemeente Heerlen nog niet de mogelijkheid biedt de aanvraag
elektronisch in te dienen, wordt de aanvrager, indien hij zijn aanvraag elektronisch indient, verzocht om zo spoedig mogelijk een schriftelijke aanvraag in te dienen.
De wet geeft aan welke gegevens de aanvrager in het algemeen zal moeten verstrekken.
Om eventuele cumulatie van subsidies te voorkomen is de aanvrager verplicht te vermelden bij welke andere bestuursorganen tevens aanvragen zijn ingediend voor dezelfde begrote uitgaven.
Daarnaast geeft de wet het college de mogelijkheid te bepalen welke aanvullende gegevens bijgevoegd dienen te worden. Daarbij dient het college een afweging te maken tussen de verplichting tot het verstrekken van bepaalde gegevens en het belang van die stukken voor de beoordeling van de subsidieaanvraag.
Artikel 18 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Het doel van het opleggen van verplichtingen is dat subsidiegelden doelmatig en rechtmatig worden besteed. Bij sommige subsidies, zoals waarderingssubsidies neemt het college er genoegen mee dat de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd conform de subsidiebeschikking. Bij andere subsidies wil het college in ruil voor de verstrekte subsidie de activiteiten sturen. Het voornaamste instrument daarvoor is het opleggen van verplichtingen.
Sommige verplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de bepalingen van de subsidietitel 4.2 Awb. Het college kan de subsidieontvanger ook andere, doelgebonden en niet-doelgebonden verplichtingen, opleggen.
Artikel 20 Beschikking tot subsidieverlening
Indien de beschikking niet binnen 12 weken gegeven kan worden, bestaat op grond van art. 4.14 Awb de mogelijkheid dit aan de aanvrager mee te delen en een redelijke termijn te stellen, waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Aan de subsidieontvanger wordt verzocht daarmee schriftelijk in te stemmen.
Artikel 21 Vergoeding bij vermogensvorming
Indien de subsidie tot vermogensvorming leidt, is de subsidieontvanger op grond van artikel 4:41 lid 2 van de Awb een vergoeding verschuldigd in de volgende gevallen:
Artikel 22 Andere financiële bepalingen
Lid 3 dient als volgt uitgelegd te worden: als de budgetsubsidie van de gemeente Heerlen 25% van de totale inkomsten bedraagt, mag 25% van de totale reserves maximaal 30% van de laatst vastgestelde budgetsubsidie bedragen.
HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEPROCEDURE OVERIGE SUBSIDIES
Onder overige subsidies kunnen allerlei verschillende subsidies vallen. Vaak gaat het om eenmalige activiteiten. Ook subsidies voor evenementen horen tot deze categorie. Zij kunnen jaarlijks terugkerend zijn. Investeringssubsidies voor accommodaties horen hier ook onder. Zij kunnen betrekking hebben op de kosten van de bouw van de accommodatie alsmede op de eerste inrichting van de accommodatie voor het doel waarvoor deze wordt gebouwd.