Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 |
Citeertitel | Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Cultuur en Recreatie |
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin dit besluit wordt geplaatst.
Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013, art. 3, lid 2; Algemene Wet Bestuursrecht
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-09-2018 | 22-11-2019 | Wijziging artikelen 16,17,19 en 22 | 11-09-2018 | PZH-2018-654558823 | |
01-12-2017 | 20-09-2018 | wijziging van artikelen 19 en 23. | 26-11-2013 | PZH-2017-615338098 | |
24-12-2016 | 01-12-2017 | wijziging van artikelen 1, 15 t/m 27 | 26-11-2013 | PZH-2016-571650492 | |
22-07-2016 | 24-12-2016 | wijziging van artikelen 1, 7 en 8. | 26-11-2013 | DOS-2012-0010887 | |
21-11-2015 | 22-07-2016 | wijziging van artikelen 1, 6, 10. | 26-11-2013 | DOS-2012-0010887 | |
29-11-2014 | 21-11-2015 | wijziging van artikelen 1, 6, 8, 9 12. | 26-11-2013 Provinciaal Blad 2014, nr. 3330 | Provinciaal Blad 2014, nr. 3330 | |
01-12-2013 | 29-11-2014 | nieuwe regeling | 26-11-2013 Provinciaal Blad 2012, nr. 202 | Provinciaal Blad 2013, nr. 202 |
Besluit van Gedeputeerde Staten van 26 november 2013 tot vaststelling van de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 (Prov. Blad 2013, nr. 202), gewijzigd bij besluit van 25 november 2014 (Prov. Blad 2014, nr. 3330), gewijzigd bij besluit van 17 november 2015 (Prov. Blad 2015, nr. 7608), gewijzigd bij besluit van 28 juni 2016 (Prov. Blad 2016, 4217), gewijzigd bij besluit van 20 december 2016 (Prov. Blad 2016, 6947) en gewijzigd bij besluit van 7 november 2017 (Prov. Blad 2017, 5511)
In deze regeling wordt verstaan onder:
d. inspectierapport: rapport dat de technische of fysieke staat van een rijksmonument of zelfstandig onderdeel beschrijft, en dat is opgesteld door een ter zake deskundige persoon of instantie, zoals de Monumentenwacht Zuid-Holland. Daarnaast bevat een inspectierapport adviezen over de uit te voeren werkzaamheden in volgorde van urgentie en over de termijn van aanpak;
e. restauratie: werkzaamheden die het reguliere onderhoud te boven gaan en technisch nood-zakelijk zijn voor het instandhouden van het rijksmonument;
g. woonhuis: rijksmonument of zelfstandig onderdeel dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat thans voor meer dan de helft van de opper-vlakte voor bewoning in gebruik is, met dien verstande dat niet als woonhuizen worden aan-gemerkt: gebouwen die deel uitmaken van een geregistreerd museum, kerkgebouwen, kastelen, paleizen, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, agrarische gebouwen en watertorens;
i. totale kosten van de aanvraag: kosten voor de restauratie van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan, met uitzondering van de niet-subsidiabele kosten genoemd in artikel 8, tweede lid.
j. publieke toegankelijkheid: openstelling van een rijksmonument gedurende minimaal 30 dagen per jaar;
k. Sim: Subsidieregeling instandhouding monumenten (Stcrt. 2012, 20420);
l. herbestemming: geven van een nieuwe functie aan een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel daarvan;
m. toegankelijkheid: mogelijkheid voor mensen met een beperking om de voor het publiek opengestelde ruimte van het rijksmonument te betreden en daarin te verblijven;
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de restauratie van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan.
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot de restauratie van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan.
Subsidie, als bedoeld in artikel 2, wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan.
In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 2, worden ingediend vanaf 1 december voorafgaand aan het jaar waarvoor tot 1 maart van het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd.
1. Naast de gegevens bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van:
2. Indien voor de uitvoering van de restauratie een omgevingsvergunning vereist is, als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), gaat een aanvraag voor subsidie, naast de gegevens bedoeld in artikel 10 van de Asv, vergezeld van:
3. Indien voor de uitvoering van de restauratie geen omgevingsvergunning vereist is, als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), gaat een aanvraag voor subsidie, naast de gegevens als bedoeld in artikel 10 van de Asv, vergezeld van een bewijsstuk waaruit blijkt dat een omgevingsvergunning niet vereist is.
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie, als bedoeld in artikel 2, in ieder geval geweigerd:
Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 2, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt de zinsnede “de bijlage als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim), van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)” vervangen door: de bijlage als bedoeld in artikel 4 van de Sim.
3. Onder herbouwwaarde wordt verstaan: de kosten om een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan in zijn geheel opnieuw te vervaardigen, met dezelfde constructie, materiaalsoorten en detaillering.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en wel tot een maximum van € 1.000.000,00.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de te verstrekken subsidie minder bedraagt dan € 25.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de volgende criteria:
2. Gedeputeerde Staten kennen voor de rangschikking bedoeld in het eerste lid de volgende punten toe:
a. criterium a: ten hoogste drieënveertig punten en wel als volgt:
voor cofinanciering van 50%: 0 punten;
voor cofinanciering van meer dan 50% maar minder dan of gelijk aan 55%: 5 punten;
voor cofinanciering van meer dan 55% maar minder dan of gelijk aan 60%: 10 punten;
voor cofinanciering van meer dan 60% maar minder dan of gelijk aan 65%: 14 punten;
voor cofinanciering van meer dan 65% maar minder dan of gelijk aan 70%: 18 punten
voor cofinanciering van meer dan 70% maar minder dan of gelijk aan 75%: 22 punten;
voor cofinanciering van meer dan 75% maar minder dan of gelijk aan 80%: 24 punten;
voor cofinanciering van meer dan 80% maar minder dan of gelijk aan 85%: 26 punten;
voor cofinanciering van meer dan 85% maar minder dan 90%: 28 punten;
criterium c: ten hoogste eenentwintig punten en wel als volgt:
voor geen herbestemming of herstel van bestemming na leegstand: 0 punten;
voor mogelijke herbestemming maar op dit moment bestemming nog niet bekend: 0 punten;
voor gedeeltelijke herbestemming of gedeeltelijk herstel van de bestemming na de restauratie:5 punten;
voor gedeeltelijke herbestemming met publieke toegankelijkheid: 11 punten;
voor volledige herbestemming of herstel van de bestemming na de restauratie zonder publieketoegankelijkheid: 10 punten;
voor volledige herbestemming of herstel van de bestemming na de restauratie met publieke toegankelijkheid: 21 punten
3. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidie-plafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de activiteit met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
4. Als na toepassing van het derde lid het subsidie-plafond niet is bereikt, wordt de verdeling bedoeld in het derde lid op overeenkomstige wijze toe-gepast op het overblijvende budget voor de over-blijvende aanvragen, zo nodig bij herhaling totdat het overblijvende budget geheel is verdeeld.
Artikel 11 Ontbindende voorwaarde
1. Indien de omgevingsvergunning, als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), op het moment van de aanvraag voor subsidie nog niet onherroepelijk is, verstrekken Gedeputeerde Staten de subsidie onder de ontbindende voorwaarde dat de omgevings-vergunning zal worden verleend door de daartoe bevoegde instantie en onherroepelijk is binnen een jaar na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening.
2. De voorwaarde vervalt, indien Gedeputeerde Staten daarop niet binnen vier weken na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn een beroep hebben gedaan.
3. Het beroep op de voorwaarde geschiedt door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid, Awb.
Artikel 12 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
2. Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
Artikel 13 Prestatieverantwoording
1. In afwijking van artikel 23 van de Asv gaat de aanvraag tot subsidievaststelling naast het activiteitenverslag, ongeacht de hoogte van het verleende subsidiebedrag, vergezeld van een financieel verslag. Tevens toont de subsidie-ontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van actuele, gedateerde kleurenfoto’s en een inspectierapport.
2. Indien de subsidieverleningsbeschikking € 125.000,00 of meer bedraagt, gaat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van:
Artikel 14 Bevoorschotting en betaling
1. Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.
2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.
Artikel 15 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor toegankelijkheids- of duurzaamheids-maatregelen bij de restauratie van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot bevordering van de her-bestemming van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan.
Subsidie als bedoeld in artikel 15 wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan, waarvoor bedoeld in artikel 2 is verstrekt in het huidige kalenderjaar en de daaraan voorafgaande 2 kalenderjaren.
1. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 15 worden ingediend van 1 december tot 1 maart.
2. In aanvulling op het eerste lid kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 15 voor het kalenderjaar 2018 extra worden aangevraagd van 1 oktober tot 1 november.
Naast de gegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, vergezeld van:
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 15 in ieder geval geweigerd:
a. indien het totaal aantal punten voor de rangschikking, bedoeld in artikel 23, lager is dan 40;
b. indien de totale kosten van de aanvraag minder dan € 10.000,00 bedragen;.
c. indien het monument of een zelfstandig onderdeel hiervan minder dan 30 dagen per kalenderjaar wordt opengesteld.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 15 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. de aanvraag heeft betrekking op een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;
b. de aanvrager beschikt over cofinanciering van minimaal 50% van de totale kosten van de aanvraag;
c. de aanvraag heeft betrekking op toegankelijkheids- en duurzaamheids-maatregelen ten behoeve van de bevordering van herbestemming van een rijksmonument;
d. de maatregelen dienen in alle gevallen rekening te houden met het behoud van de culturele en monumentale waarden van het monument.
Artikel 21 Subsidiabele kosten
1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder gevalde volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. toegankelijkheidsmaatregelen voor het verbeteren van het monument voor mensen meteen beperking.
b. duurzaamheidsmaatregelen door:
1° isolerende voorzieningen, mits bouwfysisch verantwoord;
2° klimaatverbetering met behulp van klimaatinstallaties.
2. De volgende kosten komen in elk geval niet voor subsidie in aanmerking:
a inrichting en afwerking van het exterieur;
b inrichting en afwerking van het interieur ter verhoging van het reguliere comfort;
c installaties, zoals elektra, bliksem-, brandbeveiliging, riolering, gas-, water en telecomvoorzieningen;
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten en wel tot het maximum van € 100.000,00.
2. indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de te verstrekken subsidie minder bedraagt dan € 5.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de volgende criteria:
a. kwaliteit van de toegankelijkheidsmaatregelen;
b. kwaliteit van de duurzaamheidsmaatregelen;
d. cofinanciering betreft een zo hoog mogelijke percentage van de kosten;
e. inzet van leerling-werkplaatsen.
2. Gedeputeerde Staten kennen voor de rangschikking bedoeld in het eerste lid de volgende punten toe:
a. criterium a: ten hoogste 35 punten
Maatregel heeft geen visuele schade tot gevolg: 10 punten;
Maatregel is doelmatig voor beoogd gebruik: 10 punten;
Maatregel is omkeerbaar: 10 punten;
Monument wordt met de maatregel geheel gebruikt: 5 punten.
b. criterium b: ten hoogste 35 punten
Maatregel heeft geen visuele schade tot gevolg: 10 punten;
Maatregel is doelmatig voor beoogd gebruik: 10 punten;
Maatregel is omkeerbaar: 10 punten;
Maatregel leidt niet tot bouwfysische of bouwkundig constructieve veranderingen: 5 punten.
c. criterium c; ten hoogste 10 punten
openstelling van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan gedurende minimaal 30 - 100 dagen per jaar: 4 punten;
openstelling van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan gedurende minimaal 100 - 300 dagen per jaar: 7 punten;
openstelling van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan gedurende meerdan 300 dagen per jaar: 10 punten.
d. criterium d; ten hoogste 17 punten
voor cofinanciering van 50%: 0 punten;
voor cofinanciering van meer dan 50% maar minder dan of gelijk aan 55%: 2 punten;
voor cofinanciering van meer dan 55% maar minder dan of gelijk aan 60%: 4 punten;
voor cofinanciering van meer dan 60% maar minder dan of gelijk aan 65%: 6 punten;
voor cofinanciering van meer dan 65% maar minder dan of gelijk aan 70%: 8 punten;
voor cofinanciering van meer dan 70% maar minder dan of gelijk aan 75%: 10 punten;
voor cofinanciering van meer dan 75% maar minder dan of gelijk aan 80%: 12 punten;
voor cofinanciering van meer dan 80% maar minder dan of gelijk aan 85%: 14 punten;
voor cofinanciering van meer dan 85% maar minder dan 90%: 16 punten;
voor cofinanciering van 90% of meer: 17 punten.
e. inzet van leerlingwerkplaatsen: 3 punten.
3. Na toepassing van het eerste en tweede lid wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor aanvragen met het hoogste aantal punten behaald totdat het budget is verdeeld.
4. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de activiteit met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
5. Als na toepassing van het vierde lid het subsidieplafond niet is bereikt, is het vierde lid van overeenkomstige toepassing voor de overblijvende aanvragen, zo nodig bij herhaling totdat het overblijvende budget geheel is verdeeld.
6. Als twee of meer aanvragen met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a een gelijk aantal punten hebben verkregen op dit criterium, dan vindt rangschikking van deze aanvragen plaats door middel van loting.
Artikel 24 Ontbindende voorwaarde
1. Indien de omgevingsvergunning, bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het moment van de aanvraag voor subsidie nog niet onherroepelijk is, verstrekken Gedeputeerde Staten de subsidie onder de ontbindende voorwaarde dat de omgevingsvergunning zal worden verleend door de daartoe bevoegde instantie en onherroepelijk is binnen een jaar na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening.
2. De voorwaarde vervalt, indien Gedeputeerde Staten daarop niet binnen vier weken na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn een beroep hebben gedaan.
3. Het beroep op de voorwaarde geschiedt door een intrekking overeen-komstig artikel 4:48, eerste lid, Awb.
Artikel 25 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
a. de toegankelijkheids- en duurzaamheidsmaatregelen vangen uiterlijk binnen 6 maanden na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening aan;
b. de toegankelijkheids- en duurzaamheidsmaatregelen zijn uiterlijk binnen 3 jaar na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd.
2. Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
Artikel 26 Prestatieverantwoording
In afwijking van artikel 23 van de Asv gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van:
a een prestatieverslag dat aantoont dat desbetreffende werkzaamheden na behoren zijn uitgevoerd;
b gespecificeerd financieel overzicht conform begrotingsmodel provincie;
c kleurenfoto’s die zijn gemaakt na afronding van de werkzaamheden;
d bouwtechnisch inspectierapport na afronding van de werkzaamheden.
Artikel 27 Bevoorschotting en betaling
1. Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.
2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.
De evaluatie van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Asv vindt na 1 jaar na de inwerkingtreding van deze regeling plaats.
De Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 (Provinciaal blad 2012, nr.154) wordt ingetrokken.
Den Haag, 26 november 2013.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
J.A.M. HILGERSOM, secretaris
De wijzigingen betreffen aanscherping van de rangschikkingscriteria van de Subsidieregeling restauratierijksmonumenten Zuid-Holland 2013
Met de toevoeging van de definitie publieke toegankelijkheid wordt de openbare functie van het monument gewaardeerd.
Met toevoeging van een weigeringsgrond wordt beoogd subsidieaanvragen van technisch onvoldoende urgentie te kunnen weigeren gelet op het 1e rangschikkingscriterium bouwtechnische staat.
C. Artikel 10, tweede lid, onder b
Met het voorstel voor aanpassing van het rangschikkingscriterium cofinanciering wordt beoogd subsidieaanvragers te stimuleren tot een hoger cofinancieringspercentage. De ervaring leert, dat veel aanvragers net voldoen aan de vereiste cofinanciering van minimaal 50%.
D. Artikel 10, tweede lid, onder c,
Met het voorstel voor aanpassing van herbestemming of herstel van de oorspronkelijke bestemming na leegstand wordt bevordering van publiekelijke toegankelijkheid van het rijksmonument bij herbestemming beoogd.
TOELICHTING OP HET WIJZIGINGSBESLUIT VAN 28 JUNI 2016, PROVINCIAAL BLAD 2016, 4217
De Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 wordt aangepast aan de nieuwe Erfgoedwet (inwerkingtreding 1-7-2016) in verband met de vervanging van een deel van de Monumentenwet 1988 door de Erfgoedwet. Hiermee houdt de Brim (als grondslag voor de Sim) op te bestaan en is de Sim rechtstreeks op de Erfgoedwet gebaseerd.
Toelichting bij het besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 20 december 2016, PZH-2016-571650492, tot wijziging van de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013
De provincie Zuid-Holland wil het erfgoed doorgeven aan toekomstige generaties. Het erfgoed draagt bij aan de kwaliteit van onze leefomgeving. Om dreiging van leegstand, verval en eventueel sloop te stoppen, stimuleren we herbestemming van leegstaande rijksmonumenten. Om een impuls te geven aan herbestemming bij de restauratie wordt de subsidieregeling Restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 uitgebreid.
Herbestemmen van monumenten is vaak een uitdagende puzzel. Er dient onderzocht te worden voor welke functies het pand zich leent. Het vraagt om creativiteit en doorzettingsvermogen. Ook kennis van het monument, de (commerciële) markt en (vergunnings-) procedures is onontbeerlijk. De kosten voor restauratie of renovatie van een monument kunnen hoog uitpakken en niet altijd gedekt worden door de (nieuwe) exploitatie van het monument. Met de uitbreiding van de subsidieregeling kunnen eigenaren van rijksmonumenten bij restauratie subsidie aanvragen voor toegankelijkheids- en duurzaamheidsmaatregelen bij herbestemming van een monumentaal pand.
Monumenten zijn bij wet beschermd. Eigenaren van een monument dienen altijd een omgevingsvergunning aan te vragen bij een functiewijziging van het monument. De aanvraag daarvoor wordt door de gemeente getoetst aan, onder meer, het ter plaatse geldende bestemmingsplan, het Bouwbesluiten de Bouwverordening.
Gemeenten zijn bij herbestemming verplicht om advies in te winnen bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). De Rijksdienst heeft een adviesplicht waar het gaat om (gedeeltelijke) sloop, ingrijpende wijziging, functiewijziging van het pand of een deel daarvan als dit gepaard gaat met een ingrijpende wijziging en reconstructie. Een positief advies afgegeven door de RCE is vereist. Het advies is gerichtop het onderling versterken van de nieuwe functie en het monument.
De ondergrens van een subsidie aanvraag is € 12.500,00 om kleinere aanvragen mogelijk te maken en ook een zekere doelmatigheid te behouden.
Vereist is om over minimaal 50% cofinanciering te beschikken omdat het budget zodoende meer toereikend wordt voor de doelstelling en om een gedeelde verantwoordelijkheid en betrokkenheid te bereiken.
1. Subsidiabele kosten zijn de kosten voor maatregelen voor verbetering van toegankelijkheid voor mensen met een beperking en voor energiebesparing en milieuvriendelijkheid ten behoeve vaneen passend en duurzaam hergebruik van het rijksmonument. Met deze maatregelen willen we voorzien in behoeften van eigenaren van monumenten bij restauratieprojecten, die niet subsidiabel zijn volgens de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim). In ieder geval komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. toegankelijkheidsmaatregelen zoals de verbetering van een in- en uitgang en realisatie van een invalidentoilet, trappen, (trap)leuningen, rolstoelliften en hellingbanen.
b. duurzaamheidsmaatregelen voor het realiseren van energiebesparing door:
1° isolerende voorzieningen, mits bouwfysisch verantwoord, zoals het isoleren van daken, gevels envloeren, dak- en gevelopeningen;
2° klimaatverbetering met behulp van klimaatinstallaties, zoals ventilatie-, luchtvochtigheids-, verwarmings- installaties en warmte-terug-winsystemen.
2. Verwacht wordt dat de eigenaren van monumenten minder behoeften hebben aan subsidie voormaatregelen voor het exterieur, comfortverbetering, installaties, wind- of zonne-energie en as-bestbehandeling. Niet subsidiabel is de inrichting en afwerking aan het exterieur. Dit houdt terreininrichting, bestrating, verharding, berging en stalling in. Daarnaast zijn de inrichting en afwerking van het interieur ter verhoging van het reguliere comfort, zoals liften, regulier sanitair, keuken, pantry, meubels, stoffering ook niet subsidiabel. Tot slot geen installaties, zoals elektra, bliksem-, brandbeveiliging, riolering, gas-, water en telecomvoorzieningen, zonnepanelen en windmolens, asbestinventarisatie en asbestverwijdering.
Door middel van een rangschikking op basis van criteria kan de nadruk worden gelegd op kwaliteit en doelbereik. In totaal is een maximum van 100 punten te behalen. Met het te behalen aantal punten is de ondergrens vastgesteld op een minimaal te behalen punten van 40 om zo een zekere kwaliteitsborgingte behouden. Naarmate er meerdere maatregelen worden uitgevoerd en er aan meer criteria wordt voldaan, kunnen meer punten worden verdiend. Alle maatregelen binnen een aanvraag worden in hun gezamenlijkheid beoordeeld.
Met het rangschikkingscriterium kwaliteit van de toegankelijkheids-maatregelen wordt beoogd ervoor te zorgen dat mensen, divers als ze zijn, het monument kunnen betreden en erin verblijven en genieten van het culturele erfgoed. De criteria zijn effectief voor de vergroting van de toegankelijkheid en acceptabel in het kader van het behoud van de monumentale waarden van het monument. Er zijn ten hoogste 35 punten te behalen.
De maatregel ‘heeft geen visuele schade’ betekent dat de maatregel geen zichtbare ontsiering en schending van de monumentale waarden oplevert.
De maatregel ‘doelmatig voor beoogd gebruik’ houdt passend en duurzaam voor de herbestemming van het monument in. De maatregel dient niet te ingrijpend te zijn voor de monumentale waarden.
De maatregel ‘is omkeerbaar’ betekent het ervoor zorgen dat bij ingrepen aan het monument er oplossingen zijn om deze terug te draaien.
Met het ‘monument wordt met de maatregel geheel gebruikt’ wordt de oppervlakte in het monument bedoeld dat door de maatregel(en) wordt benut voor de herbestemming.
Met het rangschikkingscriterium kwaliteit van de duurzaamheidsmaatregelen wordt beoogd om het energieverbruik te verminderen, de klimatologische omstandigheden te verbeteren en duurzaam materiaalgebruik te stimuleren. De criteria zijn effectief voor de verduurzaming en acceptabel in het kader van het behoud van de monumentale waarden van het monument. Er zijn ten hoogste 35 punten te behalen.
Maatregel ‘leidt niet tot bouwfysische of bouwkundig constructieve veranderingen’ betekent dat de maatregel geen klimatologische schade zoals warmte en vocht of bouwkundig constructieve schade aan het monument aanbrengt.
Met het rangschikkingscriterium publieke toegankelijkheid wordt de openbare functie van het monument gewaardeerd. Er zijn ten hoogste 10 punten te behalen.
Met het rangschikkingscriterium cofinanciering wordt beoogd subsidieaanvragers te stimuleren tot een hoger cofinancieringspercentage. Er zijn ten hoogste 17 punten te behalen.
Met het rangschikkingscriterium inzet van leerlingwerkplaatsen is 3 punten voor de inzet van 1 of meer leerlingwerkplaatsen te behalen.
Met de aanvang binnen 6 maanden na de bekendmaking van de beschikking is rekening gehouden met de procedure van het advies van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed van maximaal 26 weken.
Er wordt afgeweken van de Asv ten aanzien van de verantwoordings-arrangementen zoals verwoord in artikel 17 van de Asv. Dit is om de volgende redenen vertaald in de eisen voor de prestatieverantwoording, zoals aangegeven in artikel 23 Asv:
-Het valt niet geheel uit te sluiten dat de te verstrekken subsidies in een enkel geval beoordeeld worden als staatssteun. Waar mogelijk zal dan subsidie verstrekt worden met behulp van de de-minimisverordening (verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, PbEU 2013, L 352) danwel met toepassing van de Algemene Groeps-vrijstellingsverordening (Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187). Subsidieverstrekking onder deze laatste verordening moet geschieden middels vaststelling op basis van werkelijke kosten.
-De subsidie wordt verleend in de vorm van een percentage van de subsidiabele kosten om inzicht te krijgen in de werkelijke kosten die met deze maatregelen samenhangen.
TOELICHTING OP HET BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN 7 NOVEMBER 2017, PZH-2017-615338098 TOT WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING RIJKSMONUMENTEN ZUID-HOLLAND 2013(PROV. BLAD 2017, 5511)
Met deze aanvulling wordt de publieke toegankelijkheid van de openbare functie van het monument gewaardeerd. Om het monument meer te beleven is de publieke toegankelijkheid essentieel. Het monument dient minimaal 30 dagen per jaar geopend te zijn voor publiek.
Deze subsidie draagt bij aan het behoud en benutting van cultureel erfgoed in Zuid-Holland. Met deze aanvulling wordt in 2018 eenmalig een extra tranche geopend voor subsidieaanvragen ter bevordering van herbestemming. Bovendien wordt permanent de tijdsduur van subsidieaanvragen verbreed en de ondergrens voor subsidietoekenning verlaagd.