Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ferwerderadiel

Spaarloonregeling

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFerwerderadiel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSpaarloonregeling
CiteertitelSpaarloonregeling
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Spaarloonregeling, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 februari 2002, is ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Geen.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2010nieuwe regeling

05-01-2010

Geen.

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Spaarloonregeling

 

 

SPAARLOONREGELING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VASTGESTELD door burgemeester en wethouders

d.d.

 

 

 

 

 

 

 

mr. R.M. Kammer mr. W. van den Berg

secretaris burgemeester

 

 

Het college van burgemeester en wethouders;

 

 

besluit:

 

 

  • a.

    in te trekken de “Spaarloonregeling”, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 februari 2002;

  • b.

    vast te stellen de navolgende

     

    SPAARLOONREGELING

     

     

    Artikel 1

     

    Begripsbepalingen

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    werkgever: de gemeente Ferwerderadiel;

    werknemer: de natuurlijke persoon die een dienstbetrekking heeft bij de werkgever;

    spaarloon: het bedrag dat de werkgever volgens de spaarloonregeling op het loon van de werknemer inhoudt en op de spaarloonrekening stort;

    spaarloonrekening: de rekening bij de spaarinstelling die op naam van de werknemer wordt aangehouden en waarop het spaarloon wordt gestort;

    gekoppelde rekening: de renterekening of e-rekening die bij de spaarinstelling op naam van de werknemer wordt aangehouden;

    levensloopregeling: de levensloopregeling in de zin van artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964;

    mantelcontract: de rekening bij de spaarinstelling op naam van de werkgever waaronder de spaarloonrekeningen van de werknemers zijn geadministreerd;

    partner: de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of degene met wie de ongehuwde werknemer gedurende minimaal zes maanden een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd in de zin van artikel 1.2, eerste lid van de Wet inkomstenbelasting 2001;

     

     

    Artikel 2

     

    Doel

    De regeling legt de afspraken vast over de spaarloonregeling die de werkgever aan zijn werknemers aanbiedt. In de regeling staan de afspraken tussen de spaarinstelling, de werkgever en zijn werknemers. De werkgever zorgt ervoor dat zijn werknemers de regeling altijd kunnen inzien.

     

     

    Artikel 3

     

    Deelname

    Alle werknemers die in dienst zijn van de werkgever kunnen deelnemen aan de spaarloonregeling, tenzij anders overeengekomen. Wel moet de werknemer op 1 januari van het betreffende jaar in dienst zijn van de werkgever en moet de werkgever de algemene heffingskorting toepassen voor de werknemer.

     

    De werkgever is verantwoordelijk voor de controle of de werknemer niet tegelijkertijd deelneemt aan de spaarloonregeling en de levensloopregeling. De werknemer mag in een kalenderjaar wel uit beide regelingen bedragen opnemen.

    Om een spaarloonrekening te openen, vult de werknemer het inschrijfformulier in en levert dit in bij de werkgever. Nadat de werkgever de werknemer heeft geïdentificeerd, stuurt de werkgever het inschrijfformulier dat hij van de werknemer heeft ontvangen naar de spaarinstelling. De spaarinstelling opent daarna voor de werknemer een spaarloonrekening en een gekoppelde rekening.

     

    Artikel 4

     

    Identificatie

    De spaarinstelling besteedt de identificatie van de werknemer uit aan de werkgever. De werkgever gaat akkoord met deze uitbesteding. De werkgever stelt de identiteit van de werknemer vast op basis van een geldig, origineel identiteitsbewijs van de werknemer. De werkgever bewaart een kopie van het identiteitsbewijs. De werkgever controleert of op het inschrijfformulier van de werknemer tenminste de familienaam, de voornamen, de geboortedatum en het adres van de werknemer staan.

    De werkgever geeft op verzoek aan de spaarinstelling het type, het nummer en de datum en plaats van uitgifte van het identiteitsbewijs waarmee de werkgever de werknemer heeft geïdentificeerd en/of een kopie van dat identiteitsbewijs.

    De werkgever geeft op verzoek inzage aan de spaarinstelling of een door de spaarinstelling aan te wijzen derde (bijvoorbeeld een accountant of een toezichthouder) in de (wijze van) identificatie. Een dergelijke audit vindt plaats tijdens kantooruren en wordt ruim van tevoren aangekondigd. Als er aanpassingen nodig zijn naar aanleiding van de audit, dan voert de werkgever die uit. De termijn waarop de aanpassingen nodig zijn stelt de spaarinstelling vast.

     

     

    Artikel 5

     

    Spaarloon

    Nadat de werknemer het inschrijfformulier bij de werkgever heeft ingeleverd, is de werkgever gemachtigd het bedrag dat hij met de werknemer heeft afgesproken in te houden op het loon van de werknemer. De werkgever maakt dit bedrag rechtstreeks en zonder inhoudingen over naar de spaarloonrekening. Dit is het spaarloon.

    Het spaarloon bedraagt maximaal € 613,00 per jaar (januari 2009). De overheid kan dit maximum altijd wijzigen.

    Nadat de dienstbetrekking tussen de werkgever en werknemer is beëindigd, mag de werkgever niet langer spaarloon op de spaarloonrekening storten. De werkgever stort het spaarloon vanaf een bank- of girorekening van de werkgever.

     

     

    Artikel 6

     

    Spaarloonrekening

    Elk bedrag dat de werkgever op de spaarloonrekening stort, is gedurende 48 maanden geblokkeerd voor opname. Als een bedrag sinds de storting 48 maanden onafgebroken op de spaarloonrekening heeft gestaan, wordt dit bedrag naar de gekoppelde rekening van de werknemer overgeboekt.

    De spaarinstelling vergoedt rente over het saldo op de spaarloonrekening. Deze rente is variabel en kan op dagbasis door de spaarinstelling worden gewijzigd. De werknemer ontvangt elk jaar in januari de rente op de gekoppelde rekening.

    De werkgever ontvangt van de spaarinstelling regelmatig deelnemersoverzichten waarop staat vermelde welke nieuwe spaarloonrekeningen zijn geopend.

    Op de spaarloonrekening zijn de voorwaarden van de spaarinstelling, de algemene voorwaarden NVB en de voorwaarden internet van de spaarinstelling van toepassing.

     

     

    Artikel 7

     

    Opname

    De werknemer mag vrij beschikken over het saldo op de gekoppelde rekening.

    De werknemer mag over (een gedeelte van) het saldo op de spaarloonrekening beschikken als:

  • a.

    de dienstbetrekking is beëindigd. De werknemer mag in dat geval voor elke volle maand dat een storting ononderbroken op de spaarloonrekening heeft gestaan over een evenredig deel van die storting vrij beschikken, te weten 1/48 deel per volle maand. Het bedrag dat overblijft wordt aangemerkt als loon (geen spaarloon). De spaarinstelling maakt het saldo over naar de werkgever. De werkgever is verplicht om over het bedrag dat na berekening overblijft sociale premies en belastingen in te houden. Hierna maakt de werkgever het restant over aan de werknemer. De spaarinstelling kan om bewijs vragen dat de dienstbetrekking is beëindigd.

  • b.

    de werknemer het saldo besteedt aan één of meer van de bestedingsdoelen die in artikel 8 genoemd staan. De spaarinstelling kan om bewijs vragen dat de werknemer het saldo gebruikt voor het bestedingsdoel dat hij heeft opgegeven. Voor het bedrag dat de werknemer opneemt, wordt het laatst bijgeschreven spaarloon gebruikt.

     

     

    Artikel 8

     

    Bestedingsdoelen

    De bestedingsdoelen die in artikel 7 worden bedoeld zijn:

  • a.

    uitgaven voor de aankoop van een eigen woning door de werknemer of zijn partner in de zin van artikel 1.2 Wet inkomstenbelasting 2001. Als eigen woning wordt aangemerkt als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • b.

    betalingen van premies voor een verzekeringsovereenkomst. Alleen premies die voldoen aan wat in artikel 9 is bepaald, mogen als bestedingsdoel worden gebruikt;

  • c.

    betalingen op een spaarrekening eigen woning of aan een beheerder van een beleggingsrecht eigen woning met als doel rechten van deelneming te verkrijgen, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 10;

  • d.

    betalingen op een lijfrentespaarrekening of aan een beheerder van een lijfrente beleggingsrecht met als doel rechten van deelneming te verkrijgen, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 11;

  • e.

    betalingen van vrijwillige eigen bijdrage(n) in het kader van een pensioenregeling. Onder pensioenregeling wordt verstaan een regeling als bedoeld in artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964;

  • f.

    opnamen voor activiteiten die de werknemer is gestart waaruit de werknemer vermoedelijk als ondernemer in de zin van artikel 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zal gaan genieten. De opnamen kunnen alleen worden gedaan binnen zes maanden nadat de werknemer deze ondernemersactiviteiten is gestart.

    De aanwezigheid van ondernemersactiviteiten moet blijken uit een beschikking die de belastinginspecteur kan afgeven;

  • g.

    opnamen ter compensatie van loon dat de werknemer niet heeft ontvangen omdat hij onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof heeft opgenomen, mits de dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964 tijdens het verlof ongewijzigd blijft voortbestaan. De werknemer mag maximaal 50% van het bedrag waarmee zijn loon is verminderd door de opname van (gedeeltelijk) onbetaald verlof, opnemen als compensatie;

  • h.

    financiering van de kosten van kinderopvang. Het bedrag dat een werknemer kan opnemen, bedraagt maximaal één zesde deel van de kosten die aan de werknemer of zijn partner in rekening zijn gebracht voor kinderopvang waarvoor aanspraak op een kinderopvangtoeslag of tegemoetkoming kan ontstaan op grond van artikel 5 van de Wet Kinderopvang;

  • i.

    opnamen voor het volgen van een opleiding of studie door de werknemer met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Een uitzondering hierop zijn de kosten die in artikel 19e lid 1 sub a, onder 1 en 2 van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen staan;

  • j.

    opnamen voor cursussen, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke, die de werknemer volgt om zijn werk goed te kunnen doen;

  • k.

    het omzetten van het saldo op de spaarloonrekening voor de aankoop van participaties in fondsen die de spaarinstelling aanbiedt.

    Voor een beroep op de bepalingen in sub g, i en j van dit artikel is een werkgeversverklaring vereist waarin het bestedingsdoel en het bedrag dat de werknemer wil opnemen staat vermeld.

     

     

    Artikel 9

     

    Verzekeringen

    De verzekeringen die in deze regeling worden bedoeld, moeten voldoen aan de eisen die de Wet op financieel toezicht daarvoor geeft.

    Voor een lijfrenteverzekering geldt dat:

  • -

    de lijfrenteverzekering voorziet in een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124, onderdeel b en artikel 3.125, eerste lid, onderdeel a en c van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • -

    de lijfrenteverzekering is aangegaan met een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • -

    de lijfrenteverzekering deel uitmaakt van het vermogen van de werknemer of dat van zijn partner;

  • -

    de lijfrenteverzekering alleen gesloten mag zijn op het leven van de werknemer;

  • -

    de termijnen van de lijfrente, behalve bij overlijden, niet eerder in kunnen gaan dan in het vijfde jaar nadat voor het eerst premie is voldaan.

    Voor een kapitaalverzekering geldt dat:

  • -

    de kapitaalverzekering is gesloten door de werknemer of zijn partner met een verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

  • -

    de kapitaalverzekering is gesloten op het leven van de werknemer of dat van zijn partner of dat van zijn kinderen waarvoor de werknemer of zijn partner op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan, recht had op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet dan wel kinderen die op die datum zelf recht hadden op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering;

  • -

    de kapitaalverzekering deel uitmaakt van het vermogen van de werknemer of dat van zijn partner;

  • -

    de kapitaalverzekering een looptijd heeft van ten minste 48 maanden;

  • -

    de kapitaalverzekering ten minste zorgt voor een kapitaal dat wordt uitgekeerd bij in leven zijn van degene die is verzekerd.

     

     

    Artikel 10

     

    Spaarrekening eigen woning en beleggingsrecht eigen woning

    Voor een spaarrekening eigen woning geldt dat:

  • -

    het een spaarrekening bij een kredietinstelling is die voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.116a van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • -

    de spaarrekening is gesloten door de werknemer of zijn partner;

  • -

    de spaarrekening deel uitmaakt van het vermogen van de werknemer of dat van zijn partner;

  • -

    de spaarrekening een looptijd heeft van ten minste 48 maanden.

    Voor een beleggingsrecht eigen woning geldt dat:

  • -

    het een bij een beheerder van een beleggingsinstelling aangehouden recht van deelneming in die instelling is dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.116a van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • -

    het beleggingsrecht is gesloten door de werknemer of zijn partner;

  • -

    het beleggingsrecht deel uitmaakt van het vermogen van de werknemer of dat van zijn partner;

  • -

    het beleggingsrecht een looptijd heeft van tenminste 48 maanden.

     

     

    Artikel 11

     

    Lijfrentespaarrekening en lijfrentebeleggingsrecht

    Voor een lijfrentespaarrekening geldt dat:

  • -

    het een geblokkeerde rekening bij een kredietinstelling is die voldoet aan de voorwaarden van in artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • -

    de spaarrekening deel uitmaakt van het vermogen van de werknemer of dat van zijn partner;

  • -

    de termijnen, behalve bij overlijden, niet eerder in kunnen gaan dan in het vijfde jaar nadat voor het eerst premie is voldaan.

    Voor een lijfrentebeleggingsrecht geldt dat:

  • -

    het een bij een beheerder van een beleggingsinstelling geblokkeerd recht van deelneming in die instelling is, die voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • -

    het beleggingsrecht deel uitmaakt van het vermogen van de werknemer of dat van zijn partner;

  • -

    de termijnen, behalve bij overlijden, niet eerder in kunnen gaan dan in het vijfde jaar nadat voor het eerst premie is voldaan.

     

     

    Artikel 12

     

    Overlijden werknemer

    Als de werknemer overlijdt, mogen de erfgenamen over het spaarloon beschikken. De erfgenamen mogen in dat geval voor elke volle maand dat een storting ononderbroken op de spaarloonrekening heeft gestaan over een evenredig deel van die storting vrij beschikken, te weten 1/48 deel per volle maand. Het bedrag dat overblijft wordt aangemerkt als loon (geen spaarloon). De spaarinstelling maakt het saldo over naar de werkgever.

    De werkgever is verplicht om over het bedrag dat na berekening overblijft sociale premies en belastingen in te houden. Hierna maakt de werkgever het restant over aan de erfgenamen.

    De erfgenamen mogen het spaarloon op de spaarloonrekening ook geblokkeerd laten staan. Als een bedrag sinds de storting 48 maanden onafgebroken op de spaarloonrekening heeft gestaan, wordt dit bedrag overgeboekt naar de gekoppelde rekening.

     

     

    Artikel 13

     

    Beslaglegging, faillissement en schuldsanering

    Als op het saldo van de spaarloonrekening beslag wordt gelegd en/of als bij de werknemer sprake is van faillissement en/of wettelijke schuldsanering, wordt het saldo van de spaarloonrekening aangemerkt als loon (geen spaarloon) en op verzoek van de persoon die daarvoor bevoegd is, teruggeboekt naar de werkgever.

     

    Artikel 14

     

    Mantelcontract

    Het eventuele saldo op het mantelcontract is bestemd voor de werknemers. De werkgever kan niet over het saldo op het mantelcontract beschikken of het mantelcontract bezwaren.

    De spaarinstelling is bevoegd om een mantelcontract zonder gekoppelde spaarloon-rekeningen op te heffen.

    Bij het beëindigen van het mantelcontract blijft deze regeling van kracht.

     

     

    Artikel 15

     

    Beëindiging

    De spaarinstelling is bevoegd om spaarloonrekeningen waarop gedurende een periode van een jaar geen saldo heeft gestaan op te heffen, zonder opgaaf van redenen.

     

     

    Artikel 16

     

    Gegevensverstrekking

    De werkgever mag de (persoons)gegevens die hij van de spaarinstelling heeft ontvangen, niet doorgeven aan derden behalve om een wettelijk voorschrift uit te voeren.

     

     

    Artikel 17

     

    Administratie

    De werkgever administreert voor de werknemer voor ieder kalenderjaar dat hij aan de spaarloonrekening deelneemt welk bedrag aan spaarloon naar de spaarloonrekening is overgemaakt.

    De werkgever controleert de verzoeken van de werknemer voor een opname. De werkgever bewaart de bewijsstukken van deze opname.

     

     

     

     

     

     

    Artikel 18

     

    Geschillenregeling

    Ontstaat er enig verschil tussen werkgever en werknemer met betrekking tot de toepassing van deze regeling, dan beslist de werkgever binnen de grenzen van redelijkheid en met inachtneming van de wettelijke bepalingen die voor een regeling als de onderhavige gelden.

     

     

    Artikel 19

     

    Slotbepaling

    Deze regeling wordt toegepast met inachtneming van hetgeen is geregeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964.

     

     

    Artikel 20

     

    Citeerartikel

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Spaarloonregeling”.

     

     

    Artikel 21

     

    Inwerkingtreding

    Deze regeling wordt van kracht per 1 januari 2010.