Organisatie | Haaksbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand (Wwb) (4.6) |
Citeertitel | Reïntegratieverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | art.3, lid 1 | 14-12-2005 Rond Haaksbergen, 22-12-2005 | |||
16-09-2004 | 01-04-2014 | nieuwe regeling (tevens intrekking) | 23-06-2004 | Geen |
Onderwerp: Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand (Wwb)
De gemeenteraad van Haaksbergen:
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 mei 2004
gelet op de artikel 8, eerste lid, onder a, en tweede lid,van de Wet werk en bijstand, de Gemeentewet en de Algemene Wet bestuursrecht
overwegende dat voor de uitvoering van activering en reïntegratie van bepaalde doelgroepen een verordening noodzakelijk is,
de Verordening reïntegratie op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet: een instrument binnen een traject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen zoals werken met behoud van uitkering; proefplaatsing; stageplek; scholing; training; vrijwilligerswerk;
Hoofdstuk 2 Beleid en financiën
Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
De subsidie wordt ingezet bij proefplaatsingen en dit wordt geregeld in door het college vast te stellen beleidsregels. Bij de verstrekking van loonkostensubsidies wordt rekening gehouden met de Verordening Werkgelegenheidssteun (Nr. 2204/2002) en de Verordening minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001). Verstrekking van loonkostensubsidies bij proefplaatsingen leidt niet tot staatssteun en het totaal aan verstrekte loonkostensubsidies zal niet het vastgestelde plafond aan te ontvangen loonkostensubsidies voor bedrijven overschrijden.
Haaksbergen, 23 juni 2004
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
(mr. G. Raaben) (drs. K.B. Loohuis)
(Eerste wijziging Reïntegratieverordening is in de openbare raadsvergadering van 14 december 2005 vastgesteld en is inwerkinggetreden op 1 januari 2005)
Volgens de Wet werk en bijstand (hierna: wet) krijgt het college de opdracht voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, nuggers en Anw-ers. De wet draagt de raad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld.
De basis voor de verordening is neergelegd in de artikel 8, eerste lid, onder a, van de wet. In artikel 10 van de wet is geregeld welke personen aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling.
Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden:
Het beleid wordt als volgt vastgesteld:
Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand (hierna: wet).
In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de wet.
Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de wet dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan, maar met name in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.
Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.
Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt de wet aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van door het college vast te stellen beleidsregels.
Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning
De wet stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de wet zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).
In het tweede lid wordt expliciet te koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de belanghebbende en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en de door de raad vast te stellen beleidsregels.
Artikel 5 Verplichtingen van de belanghebbende
In de wet is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.
Het derde lid biedt de verbinding met de Afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan het college de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen het college (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.
De Wet inschakeling werkzoekenden (hierna: WIW) kende een wettelijke sluitende aanpak voor jongeren (artikel 9). Daarnaast zijn in het kader van de Agenda voor de Toekomst afspraken gemaakt over een sluitende aanpak voor nieuwe instroom en voor het zittend bestand. De wet kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat.
Desondanks kan de gemeente van oordeel zijn dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. Hierbij kan ieder geval gedacht worden aan jongeren, maar ook aan andere groepen uitkeringsgerechtigden. Artikel 6 biedt de mogelijkheid deze sluitende aanpak te regelen. Het eerste lid geeft de algemene formulering. Het tweede lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen. Het derde lid geeft de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken.
Artikel 7 Subsidie- en budgetplafonds
Uitstroom van nuggers en anw-ers levert de gemeente geen geldelijk rendement op. Het ligt in de rede daarom een maximumbedrag vast te stellen, dat aan deze doelgroepen aan voorzieningen kan worden aangeboden. Het instellen van een maximum aan het gezinsinkomen voor nuggers is ook reëel.
Voorlopig wordt daar nog geen gebruik van gemaakt, maar dit artikel maakt het in de toekomst wel mogelijk.
Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen
In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een belanghebbende gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.
Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen het college dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook
verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever.
Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het reïntegratiebedrijf wordt verklaard dat deze Reïntegratieverordening en daarop gebaseerde beleidsregels van toepassing zijn.
Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor
voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.
Werkstages zijn een betrekkelijk nieuw instrument voor gemeenten om langdurig werklozen te reïntegreren. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal.
Het eerste lid van artikel 9 artikel geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkstage.
Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is met name van belang om te voorkomen dat de belanghebbende claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, en bij de rechter loonbetaling afdwingt.
Het derde lid geeft de maximale duur aan.
Het vierde lid geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed.
In het vijfde lid wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stage-overeenkomst) wordt opgesteld.
Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een werkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.
Artikel 10 Loonkostensubsidies bij proefplaatsingen
Het instrument loonkostensubsidies gericht op reïntegratie is bekend van de werkervaringsplaatsen uit de WIW, echter, onder de wet zijn deze geheel vormvrij geworden. Dit product is verder beschreven in de beleidsregels Mooi (maat)werk.
Artikel 11 Gesubsidieerde arbeid
Recente ontwikkelingen in de gesubsidieerde arbeid maken het noodzakelijk dat nieuw te vormen beleid in aparte beleidsregels worden vastgesteld. Met het opnemen van dit artikel wordt in de toekomst mogelijkheden van nieuwe vormen gesubsidieerde arbeid mogelijk gemaakt.
Volgens de wet dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop.
Dit onderscheid wordt in dit artikel benadrukt.
Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te geven die in de verordening moeten worden opgenomen.
Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening die door de gemeente ingekocht kan worden, als in de vorm van een subsidie.
Dit laatste kan van belang zijn indien de belanghebbende op eigen initiatief met een vorm van scholing komt die door het college als noodzakelijk wordt geacht, maar die niet bestaat binnen het reguliere scholingsaanbod van de gemeente.
In de wet is geregeld in artikel 31, lid 2, onder j, dat jaarlijks een activeringspremie van maximaal € 1944,-- kan worden verstrekt. Deze premie is onbelast, en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. De hoogte van de premies worden ook in beleidsregels vastgelegd.
Artikel 15 Overige vergoedingen
Het is denkbaar dat het college, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. Te denken valt aan reiskosten, kosten van kinderopvang en andere kosten.
Dit artikel behoeft geen toelichting.