Organisatie | Werk en Inkomen Lekstroom |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Mandaatregeling Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom |
Citeertitel | Mandaatregeling Werk en Inkomen Lekstroom |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Bij deze regeling hoort het Overzicht Mandaatregeling
Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht, de regelgeving gemeentelijke sociale zekerheid en de Gemeenschappelijke Regeling Werk en Inkomen Lekstroom
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | 15-10-2020 | Wijziging | 16-12-2019 | ||
30-10-2013 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 24-10-2013 Houten: Houtens Nieuws van 30 oktober 2013; Nieuwegein: De Molenkruier van 6 november 2013 (niet helemaal goed); rectificatie op 27 november 2013; Vianen: Het Kontakt van 29 oktober 2013; Lopik: Het Kontakt van 5 november 2013; IJsselstein: Zenderstreeknieuws 6 november 2013 | Onbekend |
Het dagelijks bestuur en de voorzitter van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;
overwegende dat het, uit het oogpunt van doelmatig en doeltreffend bestuur, en voor het efficiënt functioneren van de gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom gewenst is een mandaatregeling vast te stellen;
Gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de regelgeving gemeentelijke sociale zekerheid en de Gemeenschappelijke Regeling Werk en Inkomen Lekstroom;
de Mandaatregeling gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom
Artikel 2 Uitoefening bevoegdheden
De mandaten zoals opgenomen in de overzichten zien zowel op de afdoening als op de ondertekening van de daarin opgenomen besluiten en privaatrechtelijke rechtshandelingen. Met betrekking tot de afdoening van klachten, anders dan in eenvoudige gevallen in de zin van artikel 9:5 Awb, blijft in geval van ondermandaat de tekenbevoegdheid echter liggen bij de directeur.
Artikel 5 Algemene regels, uitzonderingen
Het mandaat is voorbehouden aan de directeur indien:
uit het besluit financiële consequenties voortvloeien die niet zijn opgenomen in de gespecificeerde ramingen van de begroting, dan wel wanneer de gespecificeerde ramingen van de begroting van Werk en Inkomen Lekstroom worden overschreden. In dit geval meldt de directeur deze uitgaven zo spoedig mogelijk aan de voorzitter van de GR.
De gemandateerde neemt bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid de op die bevoegdheid van toepassing zijnde wetten, verordeningen, circulaires, beleidsregels of richtlijnen in acht.
In de ondertekening dient tot uitdrukking te worden gebracht, dat het besluit is genomen krachtens mandaat. Hierbij wordt de volgende formulering aangehouden:
“Het dagelijks bestuur van WIL,
(gevolgd door de functie en naam van de gemandateerde en zijn of haar handtekening),
(gevolgd door de functie en naam van de gemandateerde en zijn of haar handtekening).
Artikel 9 Schakelbepaling volmachten en machtigingen
De artikelen 1 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan aan een functionaris, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht verleent tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, of machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Dit besluit wordt aangehaald als “Mandaatregeling Werk en Inkomen Lekstroom”.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom gehouden op 24 oktober 2013,
Het dagelijks bestuur voornoemd,
Aldus vastgesteld door de voorzitter van de gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom op 24 oktober 2013,
Toelichting op de Mandaatregeling Werk en Inkomen Lekstroom
Bij mandaatverlening worden bevoegdheden die een bestuursorgaan op grond van diverse wet- en regelgeving bezit, opgedragen aan functionarissen die werkzaam zijn in de ambtelijke organisatie. Mandaatverlening is de rechtsfiguur om besluiten met een uitvoerend karakter op te dragen aan de uitvoerende organisatie. In het algemeen kan gesteld worden dat de navolgende besluiten voor mandatering in aanmerking komen:
Voorop staat dat mandatering voor een groot deel een kwestie van vertrouwen is. De bestuurder moet erop kunnen vertrouwen dat de ambtenaar een correct besluit namens hem doet uitgaan. De ambtenaar neemt een zelfde besluit als het bestuur zou nemen en dient terug te koppelen naar het bestuur als er met een zaak iets “aan de hand” is dat voor het bestuur van betekenis is of kan worden. Een dergelijke houding past bij mandatering, omdat het bestuur eindverantwoordelijk is en blijft voor de genomen beslissing.
De wettelijke regels over het gebruik van mandaat zijn te vinden in hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de Mandaatregeling Werk en Inkomen Lekstroom zijn aanvullende spelregels en randvoorwaarden opgenomen waaronder mandaatverlening binnen WIL plaatsheeft. Deze spelregels en randvoorwaarden bieden duidelijkheid en uniformiteit bij de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden. Een juiste naleving ervan vormt de waarborg dat WIL ook bij mandaatverlening bevoegd besluiten neemt.
Allereerst is een overkoepelend mandaatbesluit van het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter, een ieder voorzover het de eigen bevoegdheden betreft, opgenomen. Artikelsgewijs zijn in dit overkoepelend besluit de randvoorwaarden genoemd waaraan gemandateerden zich dienen te houden bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken. In het mandaatoverzicht bij dit overkoepelend besluit is – verdeeld over de onderwerpen ‘algemeen’, ‘bedrijfsbureau’, ‘sociale zaken’ en ‘personeelszaken’ - een integraal overzicht gegeven van alle taken die door middel van mandaten, volmachten of machtigingen kunnen worden afgedaan.
Artikel 1 Begripsbepalingen - onderscheid mandaat, volmacht, machtiging
WIL kan verschillende handelingen verrichten: bestuursrechtelijke rechtshandelingen, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen. Afhankelijk van de soort (rechts)handeling kan deze worden opgedragen aan de uitvoerende organisatie. Juridisch spreken we dan over mandaat, volmacht en machtiging. In de Awb zijn volmacht en machtiging door middel van een schakelbepaling onder de werking van de bepalingen over mandaat gebracht (artikel 10:12 Awb). Wat geldt voor de mandaten, geldt ook voor de volmachten en de machtigingen. Ook in de Mandaatregeling van Werk en Inkomen Lekstroom zijn volmachten en machtigingen onder de werking ervan gebracht (zie de schakelbepaling in artikel 9). Zij zijn dan ook samen met de mandaten, opgenomen in het bij de Mandaatregeling behorende mandaatoverzicht.
De bestuursorganen van WIL voeren bestuursrechtelijke rechtshandelingen uit. Voorbeelden: het dagelijks bestuur verleent bijzondere bijstand, vordert een uitkering Wwb terug of neemt een beslissing op een bezwaarschrift. Al deze bevoegdheden steunen op een bestuursrechtelijke wet, waarin die bevoegdheid zijn grondslag kent.
Als een bestuursorgaan een bestuursbevoegdheid opdraagt aan een ambtenaar noemen we dat mandaat. De ambtenaar oefent die bevoegdheid uit namens het bestuursorgaan. Verschil met delegatie1 is dat het bestuursorgaan bij mandaat de bevoegdheid niet verliest. De verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de bevoegdheid blijft bij het bestuursorgaan. Hierbij mag het bestuursorgaan op elk moment de bevoegdheid zelf uitoefenen en tussentijds algemene en bijzondere instructies geven aan de ambtenaar over de wijze waarop de bevoegdheid wordt uitgeoefend.
Voorwaarde voor de juridische binding is dat het besluit is genomen binnen de grenzen van de gemandateerde bevoegdheid. Dit spreekt voor zichzelf, omdat buiten de grenzen van wat is gemandateerd geen bevoegdheid bestaat. Wordt een besluit genomen over een onderwerp dat buiten de bevoegdheid ligt, dan is sprake van een onbevoegd genomen besluit. Het gevolg van een onbevoegd genomen besluit kan zijn dat dit in rechte wordt vernietigd. De bestuursrechter mag een dergelijk bevoegdheidsgebrek ambtshalve constateren.
Het algemeen bestuur stelt budgetten beschikbaar door de begroting vast te stellen (budgetrecht artikel 191 Gemeentewet en artikel 7 Gemeenschappelijke regeling). Het dagelijks bestuur voert de begroting uit (taak van het dagelijks bestuur op grond van artikel 160 Gemeentewet en 16 Gemeenschappelijke regeling). In de Budgethoudersregeling WIL is geregeld welke functionaris op welke wijze over bepaalde budgetten kan beschikken. Om budgetten te kunnen aanwenden is het nodig dat bepaalde bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke of feitelijke handelingen worden verricht. Er moet bijvoorbeeld een overeenkomst met een leverancier worden gesloten. Het is belangrijk om te beseffen dat de budgethouder niet automatisch op grond van zijn budgethouderschap de nodige bijbehorende handelingen mag verrichten, maar hiervoor aparte mandaten, volmachten en machtigingen nodig heeft van het ter zake bevoegd bestuursorgaan. Deze zijn te vinden in de lijst met algemene mandaten.
De dienst kan ook als ´gewoon´ rechtspersoon (net als een B.V. bijvoorbeeld) deelnemen aan het rechtsverkeer en voert in die hoedanigheid privaatrechtelijke rechtshandelingen uit. Voorbeelden: het sluiten van een contract, het verlenen van een opdracht tot onderzoek of het aanschaffen van een product.
De privaatrechtelijke tegenhanger van mandaat is de volmacht. Voorbeeld: de voorzitter van het DB kan zijn bevoegdheid om een overeenkomst te ondertekenen opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon, bijvoorbeeld een ambtenaar of een notaris. Dit gebeurt dan met een volmacht.
Naast bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen verricht WIL ook feitelijke handelingen. Dit zijn de gewone dagelijkse handelingen die geen rechtsgevolgen hebben. Voorbeelden daarvan zijn: het voeren van verweer bij de rechtbank, het uitoefenen van toezicht en het verstrekken van informatie aan burgers. Een machtiging wordt verleend in het geval dat er geen sprake is van een besluit, maar ook niet van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
Artikel 2 Mandaat, plaatsvervanging en ondermandaat
Mandaat is in de regel een opdracht aan een hiërarchisch ondergeschikte. Het dagelijks bestuur mandateert bijvoorbeeld de manager van een afdeling om namens het dagelijks bestuur een uitkering te verstrekken. In het mandaatoverzicht komt naar voren dat het dagelijks bestuur een mandaat in ieder geval aan de directeur verleend en daarnaast aan managers. De ene keer is elke manager gemachtigd tot het nemen van een besluit en een andere keer zijn dat één of meer specifiek aangewezen managers, afhankelijk van het gemandateerde besluit. De managers hebben vervolgens in veel gevallen ondermandaat verleend aan onder hen ressorterende medewerkers. Binnen WIL is het uitgangspunt dat bevoegdheden zo laag mogelijk in de uitvoerende organisatie worden neergelegd. Wel is het zo dat de oorspronkelijk gemandateerde verantwoordelijk blijft voor de uitvoering van de ondergemandateerde bevoegdheden.
Lid 2 Mandaat is beslissen én ondertekenen.
In het verleden werd dikwijls een onderscheid gemaakt tussen beslissingsmandaat en onderte-keningsmandaat. Bekeken in het licht van artikel 10:1 Awb is het echter niet juist om bij louter ondertekening namens een bestuursorgaan te spreken van mandaat. Veeleer zou je hier moeten spreken van ambtelijke afdoening. Vertrekpunt is dat degene die een besluit neemt dit besluit ook ondertekent. Een bevoegdheid in mandaat uitoefenen houdt zowel beslissingsbevoegdheid als ondertekeningsbevoegdheid in.
Een uitzondering wordt gemaakt voor de afdoeningsbrieven in geval van klachten (m.u.v. eenvoudige gevallen). In geval van ondermandaat blijft de tekenbevoegdheid bij klachten liggen bij de directeur.
Het verlenen van ondermandaat is op grond van de Awb een mogelijkheid, maar bestuursorganen moeten hiertoe wel uitdrukkelijk besluiten. In de Mandaatregeling is deze bepaling opgenomen in artikel 3, eerste lid. In het mandaatoverzicht staat met streepjes (--) aangegeven, wanneer het niet is toegestaan een ondermandaat te verlenen.
Ondermandatering geschiedt bij schriftelijk besluit door de oorspronkelijk gemandateerde. Dit komt bij WIL tot uiting doordat alle managers het mandaatoverzicht behorende bij de Mandaatregeling ondertekenen.
Wanneer een gemandateerde afwezig is, is zijn plaatsvervanger bevoegd om het mandaat uit te oefenen. De plaatsvervanger van een manager is een collega manager. De exacte vervanging wordt in het Managementteam geregeld. Mochten zowel gemandateerde als zijn plaatsvervanger afwezig zijn, dan is de directeur bevoegd.
Artikel 5 Algemene regels en uitzonderingen
Een gemandateerde bevoegdheid omvat ook de daarbij behorende voorbereiding en uitvoering, zoals het inwinnen van de nodige inlichtingen, het doen van mededelingen over bestaand beleid, correspondentie over de uitvoering van besluitvorming enz.
In de Mandaatregeling worden grenzen gesteld aan de omvang van de mandaatverlening, in die zin dat er situaties zijn waarin het mandaat aan de managers niet geldt en het besluit door de directeur moet worden genomen. Als regel wordt bijvoorbeeld gesteld dat besluiten geen afwijking van het bestaande beleid tot gevolg mogen hebben. Besluiten die afwijken van het beleid, moeten aan de directeur worden voorgelegd. Zo ook voor besluiten waaruit mogelijk belangrijke juridische, organisatorische, politieke of publicitaire consequenties (kunnen) voortvloeien en voor besluiten waaruit financiële consequenties voortvloeien die niet zijn opgenomen in de ramingen van de begroting.
De verantwoordelijkheid en de beslissing om in de artikel 5 beschreven situaties niet van het gegeven (onder)mandaat gebruik te maken ligt bij de gemandateerde functionaris.
Er kunnen zich situaties voordoen waarbij de mandaatgever al van tevoren te kennen geeft dat hij over bepaalde besluiten zelf de beslissing wil nemen. Een gegeven mandaat geldt in zo’n geval dus niet.
De burger die met een besluit wordt geconfronteerd dat in mandaat is genomen dient hierover te worden geïnformeerd, zo bepaalt artikel 10:10 van de Awb. Deze informatieplicht vloeit voort uit het meer omvattende beginsel van de rechtszekerheid. Het krachtens mandaat genomen besluit moet dan ook vermelden namens welk bestuursorgaan het is genomen.
In artikel 8 van de Mandaatregeling staat precies beschreven hoe besluiten die in (onder)mandaat zijn genomen moeten worden ondertekend.
Artikel 9 Schakelbepaling volmachten en machtigingen
In dit artikel is bepaald dat de artikelen 1 t/m 8 (die geschreven zijn voor mandaten) ook gelden als er volmacht is verleend tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, of machtiging tot het verrichten van feitelijke handelingen.
Overzicht behorende bij de Mandaatregeling Werk en Inkomen Lekstroom
Bevoegdhedenverdeling HR per 1 januari 2020 (ingangsdatum WNRA)
Directeur Manager afdeling Inkomensondersteuning