Organisatie | Leerdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt per 1 januari 2014 het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2010.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 06-06-2014 | 2e wijziging | 17-12-2013 Het Kontakt, 24-12-2013 | Z.13 - 05035 // BW13 - 00942 | |
01-01-2014 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 05-11-2013 Het Kontakt, 20-11-2013 | Z.13-05035//BW13-00877 |
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn.
Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (artikel 3, 5 en 6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
Pgb wonen, vervoer en rolstoel
Het op aanvraag toe te kennen persoonsgebonden budget is gelijk aan de kosten van de goedkoopste adequate voorziening zoals deze in natura door de gemeente zou zijn verstrekt. Dit bedrag is inclusief het aanpassen van de voorziening (het programma van eisen) en tevens aangevuld met de kosten voor de instandhouding, zoals - voor zover nodig - onderhoud, reparatie en verzekering.
Een Pgb voor voorzieningen voor kinderen wordt maandelijks verstrekt en is gelijk aan het bedrag van de maandelijkse door de gemeente te betalen bijdrage aan de leverancier, indien de verstrekking in natura zou hebben plaatsgevonden.
Een Pgb moet gebruikt worden voor de aanschaf/realisering van de voorziening die is geïndiceerd.
De voorziening moet voldoen aan het bij de indicatie opgestelde programma van eisen en zijn voorzien van een CE-markering. Voor trapliften geldt eveneens een CE-markering.
Een met een Pgb aangeschafte woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening wordt – bij ongewijzigde omstandigheden - geacht minimaal 7 jaar te voorzien in de opheffing van de beperking, tenzij de leverancier van de gemeentelijke voorziening in natura een andere afschrijvingstermijn aangeeft.
Een Pgb voor een (dure) woonvoorziening van meer dan € 10.000,00 wordt in termijnen verstrekt waarbij in overleg met de aanvrager een schema wordt opgesteld. De betalingstermijnen worden in ieder geval beschikbaar gesteld in samenhang met de voortgang van de werkzaamheden.
De wijze waarop de verantwoording van het Pgb door de cliënt aan het college plaatsvindt, wordt bepaald door de aard van de voorziening.
Indien het Pgb is verstrekt voor een vervoersvoorziening, rolstoelvoorziening of roerende woonvoorziening: binnen 3 maanden nadat het Pgb is bijgeschreven op de bank- of girorekening van aanvrager;Indien een Pgb is verstrekt voor een niet-roerende woonvoorziening: binnen 3 of 6 maanden nadat de beschikking is afgegeven.
Bij een Pgb voor hulp bij het huishouden vindt de uitbetaling plaats in vierwekelijkse termijnen. De eerste uitbetaling gaat in na ontvangst van een kopie van de door budgethouder en zorgverlener ondertekende overeenkomst, zoals van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Per kalenderjaar hoeft de budgethouder van het toegekende Pgb een bedrag van maximaal € 272,00 (peildatum 2014, SVB) niet te verantwoorden.
Dit verantwoordingsvrije bedrag is bestemd voor kosten die het (beheer van het) Pgb eventueel met zich kan meebrengen, zoals administratieve zaken, print- en/of kopieerkosten van betalingsbewijzen t.b.v. de verantwoording, het zoeken van een hulp (plaatsen van advertenties), cursussen, lidmaatschap patiëntenverenigingen, gratificatie voor de hulp en dergelijke.
Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen en eigen aandeel (artikel 7 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leerdam 2010)
Artikel 2 Omvang van de eigen bijdragen en eigen aandeel voor hulp bij het huishouden
Bij de verstrekking van hulp bij het huishouden (in natura of als Pgb) wordt een eigen bijdrage vastgesteld en geïnd door het CAK en niet afgetrokken van het bruto Pgb.
Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 23.208,00 dat boven dit bedrag per vier weken moet worden betaald 15 % per kalenderjaar bedraagt.
Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 16.257,00 dat boven dit bedrag per vier weken moet worden betaald 15 % per kalenderjaar bedraagt.
Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 28.733,00 dat boven dit bedrag per vier weken moet worden betaald 15 % per kalenderjaar bedraagt.
Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 22.676,00 dat boven dit bedrag per vier weken moet worden betaald 15 % per kalenderjaar bedraagt.
Artikel 3 Omvang van de eigen bijdrage en eigen aandeel overige voorzieningen
De in artikel 2 vermelde eigen bijdrage wordt geheven bij het toekennen van hulp bij het huishouden. Ook bij een individuele vervoersvoorziening wordt een eigen bijdrage geheven, overeenkomstig het bepaalde in het volgende lid.
Bij de verstrekking van individuele vervoersvoorzieningen (in natura of als persoonsgebonden budget) als een aangepaste fiets, een scootmobiel, een handbike of een gesloten buitenwagen wordt voor personen van 18 jaar of ouder een eigen bijdrage vastgesteld conform het bepaalde in dit artikellid. Een eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.
Deze eigen bijdrage wordt in een tijdvak van 7 jaar opgelegd, gedurende maximaal 39 periodes van vier weken, bij de eerste aanvraag van een individuele vervoersvoorzieningen en bij vervanging van een bestaande individuele vervoersvoorziening.
De eigen bijdrage gaat in op de eerste dag van de volledige periode, die volgt op de dag waarop de vervoersvoorziening is afgeleverd.
Indien binnen 3 jaar na het opleggen van de eigen bijdrage de vervoersvoorziening wordt beëindigd, dan stopt ook de eigen bijdrage voor de vervoersvoorziening.
Cliënten dienen voor een aangepaste fiets, een scootmobiel of een handbike een eigen bijdrage per periode van vier weken te betalen van € 8,17.
Cliënten dienen voor een gesloten buitenwagen een eigen bijdrage per periode van vier weken te betalen van € 13,94.
Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden (artikel 10, 11 en 12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leerdam 2010)
Artikel 4. Regels over gebruikelijke zorg, omvang van de hulp bij het huishouden en de omvang van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden (HH)
4.1 Gebruikelijke zorg en indicatiestelling
Voor de toepassing van artikel 10 en 11 van de verordening worden het Protocol ‘Indicatiestelling voor Huishoudelijke Verzorging’ en het Protocol ‘Gebruikelijke zorg’, uitgave Centrum Indicatiestelling Zorg, april 2005 gehanteerd, waarbij de term ‘leefeenheid’, zoals genoemd onder 2.2. als volgt dient te worden gelezen: ‘leefeenheid: een eenheid bestaande uit gehuwde personen (verzekerden=AWBZ-term), die al dan niet tezamen met één of meer ongehuwde meerderjarige en/of minderjarige personen (verzekerden = AWBZ-term) duurzaam een huishouden voeren, dan wel uit een meerderjarige ongehuwde persoon (verzekerde = AWBZ-term) die met één of meer ongehuwde meerderjarige en/of minderjarige personen (verzekerden = AWBZ-term) duurzaam een huishouden voert. Onder gehuwde personen (verzekerden = AWBZ-term) worden ook begrepen de ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/of met kinderen samenwonen. Met deze definitie worden alle bewoners van één adres die samen een duurzaam huishouden voeren inbegrepen in het begrip leefeenheid. Een soortgelijke positie wordt ingenomen door mensen die omwille van hun zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen. Denk hierbij aan woongemeenschappen van kloosterlingen, ouderen of gehandicapten. Ook hier is dus geen sprake van een leefeenheid’.
4.2 Niveaus hulp bij het huishouden
De hulp bij het huishouden wordt onderverdeeld in 2 niveaus, te weten HH1 en HH2.
Onder HH 1 wordt verstaan: huishoudelijke werkzaamheden.
De te verrichten werkzaamheden in dit niveau zijn:
Onder HH 2 wordt verstaan: huishoudelijke werkzaamheden met ondersteuning in de huishouding.
De te verrichten werkzaamheden in dit niveau zijn:
4.3 Bedrag van het persoonsgebonden budget
4.4 Toekennen en berekenen Pgb.
Het Pgb wordt toegekend en berekend op basis van het aantal weken tot het eind van het kalenderjaar of zoveel eerder indien de toekenning voor het Pgb voor het eind van het kalenderjaar afloopt.
4.5 Omvang zorg in natura (ZIN)
De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren.
Onder de in artikel 8 lid 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Leerdam genoemde vormen van hulp bij het huishouden, wordt onder c ‘een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden’ ook verstaan de vergoeding voor een alfahulp.
De vaststelling van de hoogte van de kostprijs vindt plaats op basis van de vergoeding aan de hulp vermeerderd met bijkomende kosten voor bemiddeling, uitbetaling, verzekeringen, vervanging, etc. en bedraagt € 15,75 per uur (prijspeil 2014).
In geval van overlijden van de geïndiceerde of opname van de geïndiceerde in een erkende (AWBZ-) instelling ontvangt de leefeenheid gedurende een periode van maximaal 6 weken de toegekende zorguren.
Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen (artikelen 13, 15 en 21 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
5.1 Financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget
Aan de huurder kan op grond van artikel 7.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning geen Pgb of financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte worden verstrekt.
Het in artikel 21 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Leerdam genoemde afschrijvingsschema geldt alleen voor woningaanpassingen groter dan € 20.000,00 en luidt als volgt. De afschrijvingstermijn bedraagt 10 jaar. Bij verkoop in het:
Voor aanvang van de werkzaamheden dient de woning getaxeerd te worden. Nadat de woningaanpassing gereed is gemeld vindt er opnieuw een taxatie plaats. Beide taxaties zijn op kosten van de gemeente en worden uitgevoerd door een onafhankelijke taxateur. Aan de hand van beide taxaties wordt de meerwaarde van de woning bepaald. Dit bedrag is bepalend voor de toepassing van bovenstaand afschrijvingsschema en wordt aan de aanvrager meegedeeld.
De meerkosten zijn gelijk aan het toegekende bedrag als er naast de noodzakelijke werkzaamheden door de cliënt zelf extra (bouwkundige) werkzaamheden worden uitgevoerd. In zo’n geval hoeft er geen taxatie plaats te vinden.
5.3 Verhuis- en inrichtingskosten
Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010 bedraagt:
Het bedrag bij urgente noodzaak voor vervanging vloerbedekking i.v.m. cara of continue rolstoelgebruik op grond van artikel 15 onder c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Leerdam 2010 bedraagt:
Indien een urgente noodzaak van vervanging van vloerbedekking is vastgesteld i.v.m. eerder niet aanwezige cara wordt uitsluitend een tegemoetkoming in de kosten gegeven van vervanging van de vloerbedekking in de slaapkamer. Bij een kind beneden 4 jaar kan ook een vergoeding voor vervanging van de vloerbedekking in de woonkamer worden gegeven.
De leeftijd van de huidige vloerbedekking is van belang bij het vaststellen van de hoogte van de vergoedingen onder a. en b.
De vergoeding wordt uitbetaald als bewijsstukken van de gemaakte kosten worden ingediend.
Het bedrag voor tijdelijke huisvesting als genoemd in artikel 15 onder e. van de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Leerdam 2010 bedraagt:
5.6 Kosten t.b.v. onderhoud, keuring en reparatie
De werkelijke kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden vergoed van een door de gemeente verstrekte woonvoorziening, tenzij in de beschikking anders is bepaald.
5.7 Huurderving en bijkomende kosten
De vergoeding voor huurderving als genoemd in artikel 15 lid 2 van de vigerende Verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Leerdam 2010, voor het beschikbaar houden van een aangepaste woning, bedraagt het bedrag van de kale huur van de woonruimte en aan de woning gerelateerde kosten.
De werkelijke kosten van de goedkoopste adequate voorziening(en) ten behoeve van het bezoekbaar maken van één woonruimte (als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met lid 5 van de van de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Leerdam 2010) worden vergoed.
5.9 Tegemoetkoming woonboot of woonwagen
Een financiële tegemoetkoming ingevolge artikel 13 lid 1 sub c en d van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010 bij aanpassing van een woonboot of woonwagen vindt plaats als de vergunning voor stand- of ligplaats langer dan 5 jaar geldig is. Is de geldigheidsduur korter dan 5 jaar dan is de financiële tegemoetkoming maximaal € 1.386,13.
5.10 Primaat van de verhuizing
Het primaat van de verhuizing wordt in beginsel niet toegepast indien de kosten van een noodzakelijke woonvoorziening, als bedoeld in de verordening artikel 16 lid 4, lager zijn dan € 7.500,-.
Voor voorzieningen waarvan de kosten minder dan € 45,00 bedragen, wordt geen financiële tegemoetkoming of Pgb verleend.
Voorzieningen waarvan het aannemelijk is te achten, dat de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn beperking, hierover zou kunnen beschikken, worden als algemeen gebruikelijk beschouwd. Hierbij wordt uitgegaan van criteria, die op grond van jurisprudentie zijn geformuleerd. Deze criteria luiden als volgt:
Voor de hoogte van het voor de aanvrager relevante sociaal minimum verzamelinkomen (= 120% van het sociaal minimum) wordt verwezen naar de bedragen zoals opgenomen in artikel 2 van dit Besluit. Om te kunnen bepalen of de uitzondering, zoals genoemd onder b., aan de orde is, vindt er een inkomenstoets plaats. Aanvrager dient hiervoor een IB-60 formulier van de Belastingdienst te overleggen van hem/haarzelf en van de eventuele fiscale partner.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden alsnog vergoed indien het (verzamel)inkomen lager is dan de volgende bedragen (gebaseerd op het Bijdragebesluit zorg 2013):
Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk is te beschouwen, hangt af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag.
Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen (niet limitatief!):
Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel ( artikel 22 en 24 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
Artikel 6 Vervoersvoorzieningen
6.2. Financiële tegemoetkoming - individueel vervoer
Bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor (bruikleen) auto- en (rolstoel)taxikosten wordt uitgegaan van een gemeentelijke compensatieplicht van maximaal 2.000 km op jaarbasis:
6.3. Beëindiging vervoersvoorziening
De vervoersvoorziening wordt gewijzigd dan wel beëindigd met ingang van de eerste van de maand, volgend op de maand waarin de omstandigheid zich heeft voorgedaan om de vergoeding te wijzigen dan wel te beëindigen.
Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning. (artikel 27 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
Hoofdstuk 8 Relatie tot de AWBZ, advisering, samenhangende afstemming en indexering
Artikel 8 Gebruik aanvraagformulier (artikel 30 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
De eerste aanvraag voor een individuele voorziening op grond van de Verordening Wmo moet altijd op een door het college vastgesteld formulier bij de gemeente worden ingediend. Dit formulier moet volledig ingevuld en door aanvrager of diens gemachtigde ondertekend zijn. Het formulier moet worden ingeleverd bij, of worden toegezonden aan de gemeente Leerdam, t.a.v. het Wmo-loket, Postbus 15, 4140 AA Leerdam.
Artikel 9 Verplicht advies bij woningaanpassingen (artikel 32 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
Artikel 11 Doorberekening ‘no-show tarief’ aan cliënt
Als een cliënt niet op een gepland spreekuur- of huisbezoek kan komen, moet hij/zij zich 24 uur van tevoren afmelden. Als er geen tijdige afmelding is geweest en de cliënt komt niet op het spreekuur of is niet thuis tijdens het huisbezoek, dan zullen de onderstaande kosten door de gemeente bij de desbetreffende cliënt in rekening worden gebracht:
Artikel 12 Samenhangende afstemming (artikel 33 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
Om het verkrijgen van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager, wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning (indien van toepassing) aandacht besteed aan:
Artikel 13 Indexering (artikel 38 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010, waarover het college op 11 december 2012 een besluit had genomen, komt per 1 januari 2014 hiermee te vervallen.
Het Verstrekkingenboek Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007 blijft van toepassing, voor zover dit niet in strijd is met bepalingen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010 en dit besluit.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Leerdam, gehouden op 8 december 2009, laatstelijk gewijzigd op 5 november 2013.
Burgemeester en wethouders van Leerdam,
de secretaris, de burgemeester,
…………… ……………
Bijlage 1: Pgb-bedragen per categorie (m.i.v. 01-01-2014)
Toelichting op het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
De systematiek van de verordening is dat steeds algemene voorzieningen, mits die er zijn, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoongebonden budget (hierna Pgb) mogelijk. Hier staat tegenover dat de voorziening snel een oplossing biedt en via een eenvoudige en lichte toets wordt toegekend.
Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (artikel 3, 5 en 6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
Behoeft geen toelichting. Eventueel kan een gemachtigde als aanvrager optreden.
Hier wordt dus het primaat van een algemene voorziening nogmaals vastgelegd. In alle acht samenwerkende gemeenten binnen de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is in ieder geval één algemene voorziening aanwezig, het CVV (Collectief Vraagafhankelijk Vervoersysteem).
Het aanwezig zijn van een problematische schuldenlast of (psychische) problematiek kan een reden zijn om geen Pgb te verstrekken. Een Pgb is door de schuldeisers opeisbaar en zou dan wellicht niet benut worden voor het doel/de voorziening waarvoor het wordt gegeven. De cliënt moet het Pgb terugbetalen als de voorziening niet wordt (kan worden) gekocht.
Het kan zijn dat op grond van een progressief ziektebeeld objectief kan worden vastgesteld dat de voorziening vrij snel niet meer zal voldoen of ingrijpend moet worden aangepast. Dergelijke voorzieningen lenen zich niet voor de verstrekking van een Pgb omdat een met Pgb aangeschafte voorziening in principe 5 jaar moet kunnen voldoen. Op voorhand is dus duidelijk dat dit niet lukt.
Voorzieningen voor kinderen gaan veelal korter mee dan de vastgestelde levensduur. Dit heeft meestal te maken met de groei waarin de kinderen nog zitten en/of de progressieve karakter van de ziekte/beperking.
Het verstrekken van deze voorziening in de vorm van een éénmalig Pgb zou de ouders in problemen kunnen brengen, omdat de voorziening wellicht voordat de afschrijvingstermijn is verstreken al niet meer adequaat is en er dan nog geen nieuw Pgb kan worden verstrekt.
Toch is de wens van ouders om zelf een voorziening te kunnen kiezen begrijpelijk en legitiem.
Een oplossing wordt gevonden in het verstrekken van een Pgb per maand. De ouders kunnen binnen dit bedrag een voorziening huren bij een leverancier naar keuze tot het bedrag dat de gemeente per maand kwijt zou zijn voor de geïndiceerde voorziening. Door de huurconstructie kan het middel vervangen worden indien dit nodig is.
Het Pgb moet uiteraard worden gebruikt voor de aanschaf van de geïndiceerde voorziening. Het programma van eisen moet daarbij in acht worden genomen, maar ook moeten voorzieningen aan kwaliteits- en veiligheidseisen voldoen. Teneinde daar enige garantie voor te hebben wordt CE markering geëist. Dit voorkomt het aanschaffen van goedkope, maar kwalitatief slechte en daardoor veelal ongeschikte middelen.
Op de (trap)liften is een CE markering van toepassing. De stoellift met Flexirail is in overeenstemming met de NEN 3583, EN 292, EN 414, 89/392 EEG en de 89/336/EEG.
NEN 3583: Veiligheidseisen trapliften, EN 292: Veiligheid van machines, basisbegrippen, EN 414: Veiligheid van machines, regels voor het opstellen en de presentatie van veiligheidsnormen 89/392/EEG: Machinerichtlijn 89/336/EEG: EMC-richtlijn.
Bij normaal gebruik kan een lift (voorzien van jaarlijks onderhoud) tussen de 15 en 20 jaar mee.
Als een voorziening eerder vervangen moet worden dan de afschrijvingstermijn als gevolg een calamiteit zal er wel sprake moeten zijn van niet verwijtbaar gedrag van de cliënt. De cliënte heeft m.a.w. niet kunnen voorzien dan als gevolg van zijn handelen enig risico op het in onbruik of buiten gebruik raken van de voorziening aanwezig zou zijn.
De meeste Pgb ’s zullen als eenmalige betaling worden uitgekeerd, omdat de rekening ook in een keer moet worden betaald. Bij dure woningaanpassingen wordt hierop een uitzondering gemaakt en wordt het totale Pgb in termijnen beschikbaar gesteld.
De besteding van een Pgb moet verantwoord worden. Het gaat tenslotte om gemeenschapsgeld dat wordt verstrekt met een duidelijk doel. Nagegaan moet worden of dat doel ook wordt bereikt. Dit vraagt om controlevoorschriften en hiervoor zijn dan ook termijnen opgenomen en minimaal te overleggen stukken.
Dit artikel beschrijft situaties waarbij de gemeente niet langer een compensatieplicht heeft en in redelijkheid verwacht mag worden dat belanghebbende het toegekende Pgb naar rato terugbetaalt.
Artikel is komen te vervallen.
Een overeenkomst is noodzakelijk, omdat de gemeente wil voorkomen dat de budgethouder beschikt over een Pgb zonder een overeenkomst te sluiten met een hulp. De praktijk heeft namelijk uitgewezen dat budgethouders het Pgb terugstorten, omdat zij geen hulp konden vinden.
De gemeente heeft een contract gesloten met de SVB, die op grond daarvan de budgethouder professionele ondersteuning kan bieden bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst, salarisadministratie, rechtsbijstand, etcetera. De (model)overeenkomsten van de SVB worden als voorbeeld genoemd, omdat deze overeenkomsten volledig en correct zijn.
Dit artikel beschrijft situaties waarbij de gemeente niet langer een compensatieplicht heeft en in redelijkheid verwacht mag worden dat belanghebbende het toegekende Pgb naar rato terugbetaalt.
Hoofdstuk 3. Omvang van de eigen bijdragen en de eigen aandeel (artikel 7 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
Er is aansluiting gezocht bij de Algemene Maatregel van Bestuur. Van de daarin gehanteerde bedragen en percentages wordt niet afgeweken. De hoogte van de inkomensgrenzen komen overeen met 120% van het verzamelinkomen op het sociaal minimum. Het percentage wordt gehandhaafd op 15% en niet naar beneden bijgesteld. Bij de bepaling van de aan de gemeente beschikbare gestelde middelen uit het gemeentefonds voor hulp bij het huishouden, is rekening gehouden met de inning van eigen bijdragen conform deze regeling. Daarom wordt deze regeling ongewijzigd overgenomen.
De eigen bijdrageregeling onder 2.1 tot en met 2.4 geldt voor hulp bij het huishouden. In artikel 3 is verder opgenomen, dat voor bepaalde individuele vervoersvoorzieningen ook een eigen bijdrage wordt geheven. Hiermee wordt beoogd dat de aanvragers kostenbewust zijn. Deze eigen bijdrage wordt net als bij de hulp bij het huishouden vastgesteld en geïnd door het CAK.
Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden (artikel 10,11 en 12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
Bij de indicering van huishoudelijke verzorging in de AWBZ werd rekening gehouden met hetgeen is vermeld in het Protocol Gebruikelijke zorg en het Protocol Indicatiestelling voor Huishoudelijke Verzorging.
Gebruikelijke zorg is daarin per definitie zorg waarop geen aanspraak bestaat vanuit de AWBZ. Het is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat zij als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.
Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.
Onder de Wmo wordt de gebruikelijke zorg overgenomen en bovengenoemde protocollen worden van toepassing verklaard. De indicatiestellers dienen derhalve rekening te houden met de in de protocollen vermelde uitgangspunten.
Alleen het begrip 'leefeenheid' is aangepast, omdat meerderjarige inwonenden niet in deze definitie waren opgenomen en met hen daarom op grond van rechtelijke uitspraken geen rekening mocht worden gehouden bij de vaststelling van gebruikelijke zorg. Dit is uiteraard niet de bedoeling.
Vooruitlopend op een wijziging van het protocol is door ons al een wijziging doorgevoerd.
Conform het Protocol Indicatiestelling Huishoudelijke Verzorging en de systematiek zoals die binnen de AWBZ reeds werd toegepast en door de Wmo is overgenomen, wordt de hulp bij het huishouden onderverdeeld in twee niveaus. In de overeenkomsten met de zorgaanbieders wordt ook dit onderscheid gehanteerd. Een omschrijving van de inhoud van deze niveaus is in het artikel opgenomen.
Het toegekende Pgb wordt op basis van het aantal geïndiceerde uren berekend. Het Pgb-uurtarief voor HH1 en HH2 is vastgesteld op € 15,00. Cliënten die op 31-12-2012 recht hadden op een Pgb en kunnen aantonen (middels een overeenkomst of andere bewijzen), dat zij in het afgelopen jaar meer dan € 15,00 per uur aan hun hulp hebben betaald, hebben recht op het bedrag dat zij in het voorgaande jaar hebben betaald. Het recht vervalt als de hulpverlener stopt of als de cliënt verandert van hulpverlener. Het uit te betalen uurtarief aan deze hulp is gemaximeerd tot de uurtarieven van 2012, aangezien deze tarieven geen aanleiding gaven om een hoger uurtarief te verzoeken).
Het toegekende Pgb wordt per kalenderjaar berekend op basis van het aantal weken.
Behoeft geen verdere toelichting.
Met ingang van 1 januari 2013 is in de regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden voor Wmo-cliënten met een indicatie voor hulp bij het huishouden en alfahulpen het bemiddelingsbureau Alfacheque AV actief. Alfacheque AV is ondergebracht bij de gemeentelijke regionale sociale dienst in Gorinchem (RSD). Het bureau bemiddelt namens de deelnemende gemeenten tussen cliënt en hulp. Wettelijk gezien is het inschakelen van een alfahulp een vorm van een Pgb, waarbij de cliënt een werkgeversrol heeft. Het merendeel van de administratieve werkzaamheden en ondersteunende diensten kan de cliënt echter laten verrichten door Alfacheque AV.
Het gaat hier om een tijdelijke voortzetting van de toegekende voorziening. Partner/huisgenoot van geïndiceerde wordt in staat gesteld binnen deze periode desgewenst een nieuwe aanvraag in te dienen. Gedurende deze 6 weken termijn zal moeten worden vastgesteld of de partner/huisgenoot ook recht heeft op hulp bij het huishouden. De toekenning van de hulp aan de partner zal ingaan op de dag na overlijden of na opname in de erkende (AWBZ) instelling.
Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen (artikel 13,15 en 21 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
Bij de aanpassing van een woning met een bedrag groter dan € 20.000,00 ontstaat er veelal een meerwaarde van de woning. Het is reëel dat een gedeelte van deze meerwaarde wordt terugbetaald als men binnen een bepaald tijdsbestek uit de met gemeenschapsgeld aangepaste woning verhuist.
Hiervoor is een afschrijvingstermijn gedurende 10 jaar opgesteld en in het besluit opgenomen.
De meerwaarde moet objectief en tijdig worden vastgesteld.
Daarom is er een taxatie vooraf en achteraf opgenomen, verricht door een onafhankelijk taxateur.
De meerwaarde wordt medegedeeld aan de aanvrager van de voorziening.
a. en b. behoeven geen nadere toelichting
c. Dit lid dient ertoe om bewoners van een voor € 20.000,00 of meer aangepaste woning te stimuleren deze woning te verlaten als de woning voor een andere cliënt nodig zou zijn en een adequate oplossing voor diens belemmeringen zou kunnen betekenen.
Behoeven geen nadere toelichting
Onder de 'kosten van een noodzakelijke woonvoorziening' worden ook begrepen de kosten die zich weliswaar niet gelijktijdig, maar wel binnen redelijke (medisch aanvaardbare) termijn kunnen voordoen in samenhang met de primaire aanpassing. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het plaatsen van een traplift en vervolgens de aanpassingen van de natte cel.
In redelijkheid mag verwacht worden dat voor dergelijke kleine bedragen geen administratieve procedure hoeft te worden doorlopen, maar belanghebbende hierin zelf voorziet.
De strekking van dit artikel is gebaseerd op meerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, hetgeen als gezaghebbend kan worden aangemerkt.
De uitzondering op ‘algemeen gebruikelijk’, als onder b. genoemd, is op grond van rechtspraak gebaseerd op het bijstandsniveau, rekening houdend met bijzondere kosten als gevolg van een aandoening of beperking. In welke mate rekening gehouden diende te worden met genoemde bijzondere kosten, leidde op uitvoeringsniveau regelmatig tot onduidelijkheden.
Om hierin objectief en uniform te kunnen handelen is er voor gekozen om gebruik te maken van het IB-60 formulier en de inkomensgrenzen te stellen op 120 procent van het sociaal minimum. Deze inkomensgrenzen sluiten aan op de normeringen zoals opgenomen in de Regeling van VWS, krachtens het Besluit maatschappelijke ondersteuning en het Bijdragebesluit zorg.
De lijst met voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt is indicatief. Door maatschappelijke ontwikkelingen en/of rechtspraak kunnen er voorzieningen toegevoegd of geschrapt worden.
Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel (artikel 22 en 24 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
Behoeft geen nadere toelichting
Deze vergoeding wordt verstrekt aan degenen die niet van het reguliere openbaar vervoer gebruik kunnen maken en ook medisch gezien niet met het CVV (MolenHopper) kunnen reizen. Een vergoeding voor een eigen (bruikleen)auto of (rolstoel)taxi is dan aan de orde.
Van iedere rit met de (rolstoel)taxi wordt slechts voor zowel de heen- als de terugreis maximaal 22 kilometer vergoed. Meer gereden kilometers zijn in principe niet voor rekening van de gemeente. Bij het declareren van het gebruik van een (rolstoel)taxi dienen facturen van een als zodanig geregistreerd taxibedrijf te worden overlegd.
De ingangsdatum is vastgelegd op de eerste van de maand volgend op de aanvraagdatum, zodat cliënten niet benadeeld worden door administratieve achterstanden.
Behoeft geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en rond de woning (artikel 27 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam)
De bovenwettelijke voorzienig (sportrolstoel) uit de Wvg is uitgebreid tot een sportvoorziening met als bedoeling om de bredere doelgroep van de Wmo te stimuleren en in staat te stellen om een sport uit te oefenen.
Het vereiste van een lidmaatschap van een sportvereniging is i.v.m. deze verbreding losgelaten. De hoogte van de tegemoetkoming is (nog wel) aan een maximum gebonden.
Het bedrag kan jaarlijks worden aangepast.
Hoofdstuk 8. Relatie tot de AWBZ, advisering, samenhangende afstemming en indexering (artikel 31, 32, 33 en 38 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2010)
De uitwerking van artikel 31 van de verordening houdt in dat een (eerste) aanvraag moet worden ingediend op een door het college uitgereikt formulier. Dit formulier moet volledig worden ingediend en worden ondertekend. Het formulier moet worden ingeleverd bij het daartoe aangewezen uitvoeringsorgaan. Vervolgaanvragen kunnen met toestemming ook op een andere (telefonisch, mondeling en op termijn ook digitale) wijze worden ingediend.
De grens waarbij voor een eerste aanvraag absoluut een advies bij een externe partij moet worden aangevraagd is gelijk gesteld aan het bedrag voor een woningaanpassing waarbij het ontstaan van een meerwaarde wordt verondersteld (zie toelichting op artikel 6.2.).
Veelal zal het daarbij gaan om duurdere woningaanpassingen.
Het genoemde grensbedrag geeft de gemeenten de mogelijkheid om bij aanvragen die onder deze grens blijven te beslissen zonder advies van een externe partij.
Dit kan op basis van de deskundigheid in het lokale loket of op grond van het feit dat het om één of meer eenvoudige en/of enkelvoudige voorzieningen gaat.
Behoeft geen nadere toelichting.
Behoeft geen nadere toelichting.
Op grond van artikel 33 van de verordening is de samenhangende afstemming hier nader uitgewerkt.
Er is bij deze eisen aansluiting gezocht bij de eisen die het zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.
1. De indexering kan worden overgenomen uit de ‘Mei/Septembercirculaire gemeentefonds’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.