Organisatie | Bergen (L) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Bergen 2013 |
Citeertitel | Maatregelverordening IOAW en IOAZ Bergen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Maatregelenverordening Ioaw en Ioaz Gemeente Bergen 2010
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 18-06-2013 publicatiebord 26-6-2013 en Maas & Niersbode 2013, 27 | 18-06-2013 |
De raad van de gemeente Bergen,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 april 2013
gelezen het advies van de Wmo/Wwb-raad gemeente Bergen van 15 april 2013,
gelet op artikel 20 en 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 20 en 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,
overwegende dat het noodzakelijk is het weigeren en verlagen van de uitkering als gevolg van gedragingen van belanghebbende bij verordening te regelen,
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
b. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
c. uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW en artikel 5, eerste lid IOAZ;
d. grondslag: de op belanghebbende van toepassing zijnde grondslag, bedoeld in artikel 5 IOAW en artikel 5 IOAZ;
e. maatregel: het verlagen van de grondslag op grond van artikel 20, tweede lid, van de IOAW en artikel 20, eerste lid, van de IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid, van de IOAW en artikel 20, tweede lid, van de IOAZ;
f. inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW en artikel 8 IOAZ;
g. belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, en hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ.
h. college: het college van burgemeester en wethouders van Bergen
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13, tweede en vierde lid, van de IOAW en artikel 13, tweede en vierde lid van de IOAZ of een op grond van hoofdstuk III van de IOAW en hoofdstuk III van de IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW en IOAZ zich jegens het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt.
Artikel 5 Ingangsdatum, tijdvak en recidive
Indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, wederom zijn verplichtingen verwijtbaar niet nakomt, wordt de termijn bedoeld in het derde lid, verdubbeld. Met een besluit waarbij een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 4, tweede lid.
Artikel 6 Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan meerdere gedragingen die het niet nakomen van een verplichting inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en de duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarvoor de hoogste maatregel geldt.
Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid.
Artikel 7 Indeling in categorieën
Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 en 38 van de IOAW en artikel 37 en 38 van de IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdelen a en c, van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onderdelen a en c, van de IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.
a. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;
b. het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAZ, niet te willen nakomen, hetgeen heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder zoals bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de IOAW en artikel 38, eerste lid, van de IOAZ;
c. het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van die voorziening;
d. gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;
e. het niet naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAZ.
a. Het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.
Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid en het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden
Artikel 9 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid
Het college legt met in achtneming van artikel 20, vierde lid van de IOAW en artikel 20, vierde lid, van de IOAZ, blijvend een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in arbeid is verloren en:
a. aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de belanghebbende ter zake een verwijt kan worden gemaakt; of
b. de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.
Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot het opleggen van een maatregel
Artikel 11 Zeer ernstige misdragingen
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt, indien sprake is van verbaal geweld afgezien en wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing in verband met zeer ernstige misdragingen is gegeven.