Organisatie | Barendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Brandbeveiligingsverordening Barendrecht 2013 |
Citeertitel | Brandbeveiligingsverordening 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
De Brandbeveiligingsverordening 2010 vastgesteld 14 september 2010 wordt hierbij ingetrokken.
Artikel 9 bevat een overgangsrecht.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-11-2013 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 19-11-2013 Blik op Barendrecht, 28-11-2013 | 414556 |
De raad van de gemeente Barendrecht;
overwegende dat het verplicht is een verordening vast te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;
gezien de ledenbrief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met nummer 12/025;
gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s en de aanpassing daarop (Stb 2010, 145 en 146) en het Bouwbesluit 2012 (STB 2011, 416 en 676);
Gelezen het advies van de commissie Ruimte van 29 oktober 2013
Tot vaststelling van de Brandbeveiligingsverordening Barendrecht 2013;
Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.
Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen 1.16, 1.17 en 6.5 en in de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.
Artikel 5 Brandveiligheidsvoorzieningen
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39, van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.
Artikel 6 Melden van brand en broei
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.
Artikel 7 Bossen, heidevelden, venen
De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676), en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
Overtreding van de regels van deze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete van maximaal het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid, onder 1°.
Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Barendrecht
van 19 november 2013
De griffier De voorzitter
Mevrouw mr. G.E. Figge drs. J. van Belzen
De wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop in artikel 3, derde lid, een algemene
maatregel van bestuur aan over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet
zijnde bouwwerken. Deze amvb neemt als het ware de plaats in van de brandbeveiligingsverordening (TK,
vergaderjaar 2008-2009, 31 968, nr. 8, p.7). De voorgenomen AMvB brandveilig gebruik overige plaat-
sen zal nog niet op 1 januari 2014 in werking treden. Er zal nog onder meer een internetconsultatie
plaatsvinden. Dit betekent dat de VNG model-brandbeveiligingsverordening brandveilig gebruik niet-
bouwwerken ook na 1 januari 2014 nog gehandhaafd moet blijven.
Het ministerie van Veiligheid en Justitie streeft er naar om de AMvB op 1 juli 2014 in werking te laten
treden. Tot die tijd moet op grond van de Wet veiligheidsregio's in elke gemeente een brandbeveili-
gingsverordening van kracht zijn.1
Als een gemeente na het in werking treden van de Wet veiligheidsregio’s (op 1 oktober 2010) nog geen
nieuwe brandbeveiligingsverordening heeft vastgesteld is zij verplicht dit alsnog te doen. De op de Brandweerwet
1985 gebaseerde brandbeveiligingsverordening is namelijk van rechtswege bij de inwerkingtreding
van de Wet veiligheidsregio's vervallen.
De voorliggende modelregeling is, gezien het tijdelijk karakter (tot de inwerkingtreding van de amvb) terughoudend
De regeling is aangepast aan de Wet veiligheidsregio's en de Dienstenrichtlijn. De verordening bevat tevens
regels voor de bestuurlijke boete.
Brandbeveiligingsverordening is vangnet
De brandbeveiligingsverordening mag niet regelen voor zover daarin bij of krachtens enig ander (hoger)
wettelijk voorschrift is voorzien. Hierop moet bij het stellen van regels nauwlettend worden toegezien. Feitelijk
moet de gemeente zich telkens weer afvragen in hoeverre een wettelijk voorschrift al voorziet of mede
(indirect) voorziet in de brandveiligheid die in de Wet veiligheidsregio's als opdracht aan het college is gegeven.
In zo'n geval gaat dat wettelijk voorschrift voor op de brandbeveiligingsverordening. Met andere
woorden: de brandbeveiligingsverordening is een vangnet voor brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk
zijn maar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is. Voordat een gemeente op basis van de brandbeveiligingsverordening
eisen kan stellen moet er onderzoek plaatsvinden naar wettelijke voorschriften die
mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn en van rechtswege voorrang hebben. In de dagelijkse praktijk
is er natuurlijk een aantal standaardgevallen waarbij van tevoren duidelijk is hoe zaken liggen.
Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn
De brandbeveiligingsverordening is een vangnet, restregelgeving, zij regelt de brandveiligheid die niet op
een andere manier wettelijk is geregeld. Dit is weliswaar een beperking, maar wel van een onbepaald onderwerp.
Bij het gebruiksvergunningensysteem van de brandbeveiligingsverordening gaat het namelijk om
objecten die geen bouwwerken zijn: 'niet-bouwwerken'.
1 Informatie ingewonnen bij de VNG zie http://www.vng.nl/onderwerpenindex/ruimte-enwonen/
bouwregelgeving/nieuws/model-brandbeveiligings-verordening-blijft-na-jan-2014-nog-gehandhaafd
Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een drijvende discotheek of
een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen.
De omschrijving in de Wet veiligheidsregio's zelf kent een beperking van doel, n.l.
brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object.
De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving.
Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom het gaat, moeilijk
concrete regels te maken. Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken.
Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifieke situatie.
Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor zijn in elk geval het Bouwbesluit 2012
en de bouwverordening ex de Woningwet van toepassing. Door de definitie van het begrip bouwwerk in de
bouwverordening en de toepassing ervan in het Bouwbesluit 2012 is een constructie die drijft op het water
meestal geen bouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide regelgeving. Voor een met de grond verbonden
object is de Woningwet het juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is de brandbeveiligingsverordening
het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een ander voorbeeld: een tent die langdurig op
dezelfde plaats staat kan een bouwwerk zijn (Woningwet van toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een
kortdurende periode een 'niet-bouwwerk' is, waarvoor op grond van de brandbeveiligingsverordening eisen
Over de lastige vraag: wanneer is een object een bouwwerk volgt hieronder, mede aan de hand van staande
jurisprudentie, een toelichting.
Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terrein
De Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de brandbeveiligingsverordening, deze wet
bevat de wettelijke grondslag voor voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken
en standplaatsen en het gebruik van bouwwerken. Het Bouwbesluit 2012 regelt ook het gebruik
van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeten bevinden. De beperking die de Woningwet
en het Bouwbesluit 2012 opleggen, als hogere regelingen, zit in de begrippen bouwwerk, open erf en
Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet, de VNG houdt in de modelbouwverordening
een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aan:
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats
van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt
in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk
• 4) bedoeld om ter plaatse te functioneren
wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet.
Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meer duidelijk wanneer
aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk
De jurisprudentie is te omvangrijk en te casuïstisch om hier weer te geven. Een uitgebreide opsomming van
jurisprudentie staat in de toelichting op de modelbouwverordening van de 'Standaardregelingen in de
bouw' (Sdu uitgevers bv, Den Haag).
Bouwwerken vallen niet onder de werking van de brandbeveiligingsverordening, ook sommige open erven
en terreinen vallen niet onder de werking van de verordening. Het Bouwbesluit 2012 voorziet hierin. Hiervoor
kunnen dus geen eisen worden gesteld op grond van de brandbeveiligingsverordening.
De begripsomschrijving van erf is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat op 1 oktober 2010
in werking is getreden. Die omschrijving is afgeleid uit de jurisprudentie (zie ABRvS 15 september 1997,
Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt.
Echter uit de systematiek van een bestemmingsplan of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde
verder van het hoofdgebouw afgelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Dit
zal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van een aanzienlijke omvang, veelal gelegen
buiten de bebouwde kom. Bij dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannen of beheersverordeningen
soms regels die het perceel onderverdeelt in een bouwblok of bestemming, waarbinnen het
hoofdgebouw met bijbehorende aan-en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar
een verdere inrichting kan plaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw.
Onder een terrein wordt verstaan een bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of gedeelte daarvan,
niet zijnde een erf. Om als terrein in de zin van de bouwverordening te kunnen worden aangemerkt,
moet dus aan vier voorwaarden zijn voldaan: 1) het is een perceel grond, 2) dat onbebouwd is, 3) dat bij
een bouwwerk hoort en 4) dat geen erf is.
Gebruiksvergunning voor een inrichting
De brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties die uit een oogpunt
van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de
situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunningplicht, omdat tussen die situaties dan bij
voorbaat onderscheid gemaakt moet worden. Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden
waaraan altijd moet worden voldaan.
Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werking van de verordening is het nodig dat
de situatie waarop de vergunning of eisen van toepassing zijn, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde
plaats, voor zover die geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor een begrip: inrichting.
Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen
te stellen. Om dezelfde reden is het aanvragen van een vergunning vormvrij.
Het Bouwbesluit 2012 geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden.
Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld (niet-bouwwerk) kunt u dezelfde brandveiligheidseisen
stellen als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk in de zin van de
bouwverordening en de Woningwet).
De zo grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden dat er voor gekozen is de
modelbrandbeveiligingsverordening niet aan te haken aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
De modelbrandbeveiligingsverordening is aangepast aan de Dienstenrichtiijn.
Het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust krachtens artikel 61 van de Wet
veiligheidsregio's bij door burgemeester en wethouders opgedragen ambtenaren.
De minister van Veiligheid en Justitie wijst op grond van artikel 65 van de Wet veiligheidsregio's de ambtenaren
aan belast met de opsporing van strafbare feiten.
De Wet veiligheidsregio's geeft de raad van een gemeente de bevoegdheid om, indien de raad dat wenst,
bij verordening te bepalen dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd voor overtreding van regels gesteld
krachtens artikel 3, tweede lid (brandbeveiligingsverordening) en derde lid (algemene maatregel van bestuur,
deze is nog niet opgesteld) van de wet. Het maximum bedrag van de boete mag niet hoger zijn dan
het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid onder 1 °. Het bedrag dat daar
is genoemd, bedraagt in 2011 € 9.000.
De Wet veiligheidsregio's geeft geen verdere beschrijving van de uitvoering van deze sanctie, zodat de gemeente
alleen met de Awb rekening hoeft te houden.
Een alternatief artikel is aan het model van de verordening toegevoegd.
Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64 eerste lid van de Wet veiligheidsregio's
gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. De wetgever
heeft hier een sluitende regeling beoogd, zodat er geen ruimte is voor een regeling op dit gebied in
In het artikel is twee keer de brandbeveiligingsverordening genoemd, omdat het nodig kan zijn dat vergunningen
op grond van de brandbeveiligingsverordening van voor 2008 en die van 2010 nog van kracht moeten
De brandbeveiligingsverordening die nog gebaseerd is op de Brandweerwet 1985, is van rechtswege vervallen
op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's (1 oktober 2010).
De intrekking moet worden bekendgemaakt op de in artikel 144 Gemeentewet genoemde wijze.
De bekendmaking van deze wijzigingsverordening dient op een zodanig tijdstip plaats te vinden dat de
verordening op het moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 in werking kan treden. Dit
a. door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad;
b. bij gebreke van een gemeenteblad, door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op de gemeentesecretarie
of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling
daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws-of huis-aan-huisblad. Voor de wijze van
elektronische bekendmaking zie: http://www.vng.nl/smartsite.dws?id=68223&it=2#tocBK_37
De modelbrandbeveiligingsverordening kent geen bepaling om een vergunning in te trekken. De reden
hiervoor is dat een intrekkingsbepaling de gemeente onnodig beperkt, immers in een bepaling liggen de
gronden vooraf vast. De aard van de verordening brengt met zich mee dat van te voren niet duidelijk is welke
gronden voldoende zullen zijn. Bij een verordening die geen intrekkingsgrond kent is er sprake van een
geïmpliceerde bevoegdheid: de bevoegdheid om de beschikking te geven brengt ook de bevoegdheid mee
om deze weer in te trekken of te wijzigen mits daarvoor valide redenen bestaan. Dit hangt af van de omstandigheden.