Hoofdstuk II. Gemeentelijke monumenten
Artikel 2. Aanduiding in omgevingsplan
Als gemeentelijk monument wordt aangemerkt een zaak en/of terrein als bedoeld in artikel 1, sub a van deze verordening die en/of dat in een vigerend omgevingsplan en de daarbij behorende planverbeelding is bestemd tot “Maastrichts Erfgoed” met daarbij de nadere aanduiding:
- a.
specifieke bouwaanduiding – dominant bouwwerk, of;
- b.
specifieke bouwaanduiding – kenmerkend bouwwerk, of;
- c.
specifieke bouwaanduiding – waardevol cultuurhistorisch element, of;
- d.
specifieke vorm van waarde – waardevol groenelement,
met dien verstande dat voor wat betreft kenmerkende bouwwerken alleen het exterieur, zoals omschreven in het van het omgevingsplan deel uitmakende “deelrapport Inventarisatie”, als gemeentelijk monument worden aangemerkt.
Artikel 3. Verbodsbepaling
- 1.
Het is verboden een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 2 van deze verordening te beschadigen of te vernielen.
- 2.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 2 van deze verordening:
- a.
te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of;
- b.
te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;
- 3.
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg en het bepaalde in het omgevingsplan zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing op de aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het bouwwerk.
Artikel 4. Vergunning als bedoeld in artikel 3 van deze verordening
- 1.
Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 2 van deze verordening aan gemeentelijke adviescommissie voor advies.
- 2.
Indien de gemeentelijke adviescommissie advies uitbrengt, geschiedt dit schriftelijk binnen vier weken nadat het bevoegd gezag de ontvankelijke aanvraag ter beschikking heeft gesteld.
Artikel 4a. Uitzonderingen vergunningsplicht
Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 3 van deze verordening is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:
- 1.
gewoon onderhoud, voor zover detaillering, profilering en vormgeving alsmede materiaalsoort en kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of;
- 2.
een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het gemeentelijke monument, dat uit oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.
- 3.
het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:
- 1°.
plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;
- 2°.
doen van begravingen of asbijzettingen, of;
- 3°.
ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.
Hoofdstuk V. Overige bepalingen
Artikel 8. Nadere regels
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze verordening (uitvoeringsrichtlijnen).
Artikel 9. Schadevergoeding
- 1.
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kennen Burgemeester en Wethouders hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:
- a.
de door Burgemeester en Wethouders nader te stellen regels als bedoeld in artikel 6, tweede lid, sub c van deze verordening;
- b.
de door Burgemeester en Wethouders nader te stellen regels als bedoeld in artikel 7, eerste lid, sub a van deze verordening;
- 2.
Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10. Strafbepaling
Degene, die handelt in strijd met artikel 3, lid 1, met artikel 3, lid 2 en/of met artikel 6, lid 1 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Artikel 11. Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn
de bij besluit van Burgemeester en Wethouders, dan wel de Burgemeester aan te wijzen personen belast.
Hoofdstuk VI. Slotbepalingen
Artikel 12. Intrekken oude regeling
De op 18 september 2012 vastgestelde “Erfgoedverordening” wordt met ingang van 13 januari 2014 ingetrokken.
Artikel 13. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 13 januari 2014.
Artikel 14. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als “Erfgoedverordening”.
Aldus besloten door de raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 22 oktober 2013.
De Griffier,
Drs. E. Willems.
De Voorzitter,
Dhr. O. Hoes.