Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerlen

Coördinatieverordening Wro

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerlen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingCoördinatieverordening Wro
CiteertitelCoördinatieverordening Wro
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 3.30 lid 1 Wro

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-12-2012Nieuwe regeling

04-12-2012

Weekblad parkstad

2012/36135

Tekst van de regeling

Intitulé

Coördinatieverordening Wro

 

 

Hoofdstuk 1

Algemeen

Artikel 1

Begripsomschrijvingen:

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: een aanvraag tot een besluit als bedoeld in artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    activiteit: activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of artikel 2.2. Wabo

  • c.

    ander bestuursorgaan: elk ander bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 Algemene wet bestuursrecht, niet het college of de raad betreffende;

  • d.

    bestemmingsplan: bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wro;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Heerlen;

  • f.

    coördineren: de toepassing van de in afdeling 3.6.1. van de Wro bedoelde procedure;

  • g.

    melding: kennisgeving aan het bevoegd gezag van een voorgenomen activiteit voorafgaand aan de uitvoering van deze activiteit, dan wel kennisgeving aan het bevoegd gezag van een gewijzigde omstandigheid;

  • h.

    omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wabo;

  • i.

    project: één of meer bouwwerken, of één of meer werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden en het daarbij behorend gebruik;

  • j.

    raad: de gemeenteraad;

  • k.

    uitwerkingsplan: uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b Wro;

  • l.

    verordening: coördinatieverordening Wro;

  • m.

    verzoek: aanvraag tot toepassing van afdeling 3.6.1 Wro en deze verordening;

  • n.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • o.

    Project afwijkingsbesluit: een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en met motivering door middel van een goede ruimtelijke onderbouwing als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3 Wabo;

  • p.

    Wijzigingsplan: wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a Wro;

  • q.

    Wro: Wet ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 2

Besluiten

Artikel 2

Besluiten:

Het college kan de voorbereiding en bekendmaking van bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen of project afwijkingsbesluiten en de voorbereiding en bekendmaking van daarmee samenhangende omgevingsvergunningen en andere besluiten die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van een in het gekoppelde bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan of project afwijkingsbesluit beoogde functie coördineren.

Hoofdstuk 3

Coördinatie

Artikel 3

Toepassing van coördinatie:

1 Het college kan ambtshalve of op verzoek beslissen tot een gecoördineerde behandeling.

  • 2.

    Binnen 10 weken na ontvangst van de aanvra(a)g(en) beslist het college van burgemeester en wethouders of het gecoördineerde behandeling toepast.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten geheel of gedeeltelijk van gecoördineerde behandeling af te zien indien:

    • a.

      Aan bepaalde in artikel 5,6 of 7 van de verordening niet is voldaan;

    • b.

      De omvang of de complexiteit van de besluitvorming coördinatie belemmert;

    • c.

      De aanvrager het college van burgemeester en wethouders binnen twee weken na het besluit als bedoeld in lid 1 schriftelijk te kennen geeft geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid van gecoördineerde behandeling.

Artikel 4

Verzoek tot coördinatie:

  • 1.

    De aanvrager richt een verzoek tot gecoördineerde behandeling aan het college van burgemeester en wethouders;

  • 2.

    Als de verzoeker voorafgaand aan een verzoek tot gecoördineerde behandeling een aanvraag voor een besluit heeft ingediend, beslist het college over de afstemming met de eerder door verzoeker gedane aanvraag;

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in overleg met de verzoeker de besluitvorming over het al dan niet overgaan tot een gecoördineerde behandeling opschorten.

Artikel 5

Informeren aanvrager bij coördinatie:

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouder stelt de aanvrager van een besluit zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag in kennis van andere op aanvraag te nemen besluiten waarvan het college redelijkerwijs kan aannemen dat deze nodig zijn voor de door de aanvrager te verrichten activiteit en welke onder de gecoördineerde behandeling kunnen vallen;

  • 2.

    De aanvragen worden zoveel mogelijk gelijktijdig bij het college ingediend om tot een gecoördineerde behandeling te komen. De laatste aanvraag wordt niet later ingediend dan vier weken na ontvangst van de eerste aanvraag;

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten geheel of gedeeltelijk van een gecoördineerde behandeling af te zien indien de aanvrager niet binnen de in lid 2 gestelde termijn voor indienen van de aanvragen ongebruikt is gelaten of de aanvrager schriftelijk te kennen heeft gegeven van een gecoördineerde behandeling te willen afzien;

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders schorst de behandeling van de aanvraag op tot de dag waarop de aanvrager aan het in lid twee bepaalde heeft voldaan, de door het college gestelde termijn voor indienen van de aanvragen ongebruikt is gelaten of de aanvrager schriftelijk te kennen heeft gegeven van een gecoördineerde behandeling af te willen zien;

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan op verzoek van de aanvrager besluiten tot afwijking van de in het tweede lid genoemde termijn en een nieuwe termijn bepalen.

Artikel 6 Onvolledige aanvraag:

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan beslissen of gedeeltelijk van een gecoördineerde behandeling af te zien, indien ten aanzien van één of meer van de desbetreffende besluiten:

    • a.

      aanvrager bij de aanvraag van een besluit niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag;

    • b.

      de verstrekte gegevens of bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag voor het besluit of de voorbereiding van het desbetreffende besluit;

    • c.

      de aanvraag of de bijbehorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal zijn gesteld; of

    • d.

      de aanvraag of de bijbehorende gegevens of bescheiden te omvangrijk en complex zijn en een noodzakelijke samenvatting ontbreekt.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan het eerste lid toepassing geven, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag voor het besluit binnen een door het college van burgemeester en wethouders gestelde termijn aan te vullen of te herstellen.

  • 3.

    De besluitvorming over de aanvragen waarop de gecoördineerde behandeling betrekking heeft, wordt opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld c.q. hersteld of de dag waarop de daartoe gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 7

Relatie met besluiten van andere bestuursorganen:

  • 1.

    Het college verzoekt de medewerking van andere betrokken bestuursorganen, die voor het welslagen van de gecoördineerde behandeling nodig is;

  • 2.

    Het college zendt na ontvangst van een aanvraag welke betrekking heeft op de gecoördineerde behandeling onverwijld een afschrift daarvan aan de andere betrokken bestuursorganen;

  • 3.

    De andere betrokken bestuursorganen bevestigen schriftelijk binnen vier weken of zij wel of niet aan de gecoördineerde behandeling zullen deelnemen. Indien deze termijn is verstreken, wordt aangenomen dat het andere betrokken bestuursorgaan heeft aangegeven niet mee te werken aan een gecoördineerde behandeling.

  • 4.

    Het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van gecoördineerde behandeling af te zien indien een ander betrokken bestuursorgaan heeft aangegeven niet aan een gecoördineerde behandeling te zullen meewerken of niet tijdig op een verzoek hiertoe heeft gereageerd. Indien het andere betrokken bestuursorgaan geen medewerking verleent aan de gecoördineerde behandeling, vallen de besluiten van dat bestuursorgaan buiten de gecoördineerde behandeling.

Artikel 8

Relatie met meldingen:

Het college verzoekt de aanvrager de vereiste meldingen in het kader van een project waarop een gecoördineerde behandeling van toepassing is, zo veel mogelijk gelijktijdig te doen met aanvragen om besluiten.

Hoofdstuk 4

Besluitvorming

Artikel 9

Procedure:

Op de besluiten vallende onder de gecoördineerde behandeling is afdeling 3.6.1. van de Wro in combinatie met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 5

Beëindiging coördinatie

Artikel 10

Verzoek tot beëindiging:

  • 1.

    De aanvrager kan bij het college een verzoek indienen om geheel of gedeeltelijk van een verdere gecoördineerde behandeling af te zien ten aanzien van één of meerdere besluiten;

  • 2.

    Het college beslist binnen vier weken op het in eerste lid genoemde verzoek;

  • 3.

    Indien het college beslist dat behandeling van een besluit buiten de gecoördineerde behandeling mogelijk is, wordt de aanvraag behandeld overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften voor de behandeling van deze aanvraag, met inachtneming van artikel 12 van deze verordening.

Artikel 11

Beëindiging door het college:

  • 1.

    Het college kan de gecoördineerde behandeling op eigen initiatief geheel of gedeeltelijk beëindigen indien een of meer uitgebreide behandeling van een aanvraag is vereist en dit zich verzet tegen de voortgang van de gecoördineerde behandeling van de andere aanvragen;

  • 2.

    Indien het college beslist dat een bepaalde aanvraag buiten de gecoördineerde behandeling wordt gelaten, wordt deze aanvraag behandeld overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften voor de behandeling van deze aanvraag, met inachtneming van artikel 12 van deze verordening.

Artikel 12

Algemene terugvalregeling:

Als een aanvraag uit de gecoördineerde behandeling wordt gehaald, wordt het tijdstip waarop deze aanvraag uit de gecoördineerde behandeling wordt gehaald, geacht het tijdstip te zijn waarop de aanvraag is ingediend. De voor deze aanvraag gebruikelijk wettelijke procedures en termijnen vangen aan op dit tijdstip.

Hoofdstuk 6

Slotbepalingen

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking daags na die dag dat zij is afgekondigd.

Artikel 14

Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “coördinatieverordening Wro”.

Aldus besloten tijdens de vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Heerlen van 4 december 2012.

griffier, voorzitter,

Toelichting

Algemene toelichting

Besluitvorming in ruimtelijke projecten ondervindt vaak vertraging doordat elk besluit afzonderlijk moet worden behandeld, met eigen procedures, met eigen voorschriften en met eigen rechtsbescherming. De belangenafweging wordt steeds complexer. Het resultaat is dat ruimtelijke initiatieven van burgers in een stroperige besluitvorming terechtkomen. Daarnaast komt het vaak voor dat aanvragen om een omgevingsvergunning worden ingediend op het moment dat nog geen toetsingsgrond is in een geldend bestemmingsplan of bestemmingsplan in voorbereiding. Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zou zo’n aanvraag alleen kunnen worden vergund als besloten wordt tot een project afwijkingsbesluit. Het gebeurt geregeld dat een ander ruimtelijk plan, bijvoorbeeld een uitwerkingsplan of postzegelbestemmingsplan, al in voorbereiding is of een beter instrument is in dat geval. Om te voorkomen dat de aanvraag om een omgevingsvergunning moet worden geweigerd of een onnodig lange extra procedure parallel aan andere besluitvorming moet worden gevoerd, kan de coördinatieregeling worden gebruikt.

De Wet ruimtelijk ordening (Wro) biedt de gemeente de mogelijkheid efficiënter en meer inzichtelijk besluiten te nemen over projecten in de ruimtelijke ordening: de coördinatie kan ambtshalve of op aanvraag te nemen besluiten, in het belang van de verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Eén en ander is neergelegd in artikel 3.30 en verder Wro. Met de coördinatiebepaling kan het gemeentebestuur de voorbereiding, vaststelling, bekendmaking en beroepsgang van een tal aan besluiten bundelen.

Bevoegdheden worden niet overgedragen. Bijvoorbeeld: de omgevingsvergunning wordt door het college verleend nadat het bestemmingsplan door de gemeenteraad is vastgesteld. Gezamenlijk gaan ze daarna de beroepsprocedure in. Voor de gecoördineerde besluitvorming staat direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen het besluit om coördinatie toe te passen staat op grond van artikel 8:5 Algemene wet bestuursrecht geen bewaar en beroep open.

Artikel 3.30, eerste lid Wro geeft de gemeenteraad de bevoegdheid gevallen of categorieën van gevallen aan te wijzen waarvoor de coördinatiebepaling van toepassing is. Dat kan in de vorm van een verordening. Het college geeft uitvoering aan de in artikel 3.30 Wro bedoelde coördinatie. Het college kan een gecoördineerde behandeling gebruiken voor alle initiatieven die een ruimtelijk plan vereisen, zolang dit is gericht op de verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

Het college behoeft niet alleen de bevoegdheden te coördineren, maar kan ook coördineren met betrekking tot de bevoegdheden van andere bestuursorganen. Zo kunnen ook besluiten van andere bestuursorganen in de bundel aan te coördineren besluiten worden betrokken. Het spreekt voor zich dat het college met de andere bestuursorganen eerst tot afstemming komt, voordat het college overgaat tot de coördinatie van de besluiten van deze bestuursorganen. Het college kan niet beslissingen nemen over de bevoegdheid van andere bestuursorganen. De gemeenteraad blijft dus het bevoegd gezag om een bestemmingsplan vast te stellen. Wél kan het college andere bestuursorganen verzoeken mee te werken aan het welslagen van de gecoördineerde behandeling (artikel 3.31, lid 1 Wro).

Met de procedure van gecoördineerde behandeling worden alle verschillende procedures van de verschillende besluiten opzij gezet. In plaats hiervan is een geheel aparte procedure van toepassing: de procedure voor de gecoördineerde behandeling. Op de voorbereiding van gecoördineerde besluiten is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Artikel 3.31 en 3.21 Wro bevatten enkele aanvullingen op de toepassing van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht. Belangrijk is dat afdeling 3.4 ontwerpbesluiten verlangt. Dit kan afwijken van de “eigen” procedure van een bepaald besluit.

De coördinatieregeling doet denken aan de omgevingsvergunning. Het verschil is dat de gecoördineerde behandeling ziet op een bundeling van de verschillende besluiten in één procedure, met aparte besluiten van verschillende bestuursorganen. De omgevingsvergunning bundelt verschillende besluitonderdelen in één besluit met één bevoegd gezag, één aanvraag en één procedure.

Er wordt vanuit gegaan dat tijdens het (Wabo) vooroverleg met de aanvrager al afgestemd wordt of gecoördineerde behandeling mogelijk en van toegevoegde waarde is. Zo kan de aanvrager worden geïnformeerd over de te coördineren besluiten zodat deze ineens worden aangevraagd en de aanvang van de coördinatieprocedure soepel loopt.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1 begripsomschrijvingen

In de begripsomschrijvingen wordt hoofdzakelijk verwezen naar wetten en de definities die daar zijn gesteld.

Hoofdstuk 2: Projecten en besluiten

Artikel 2 besluiten

In dit artikel is vastgelegd voor welke besluiten of soorten besluiten voor gecoördineerde behandeling in aanmerking komen. Hierbij is in het achterhoofd gehouden dat de coördinatieverordening op ieder ruimtelijk initiatief in de gemeente van toepassing kan zijn. De coördinatieverordening kan alle denkbare besluiten in de projecten omvatten, mits de coördinatie van die besluiten erop is gericht de verwezenlijking van een onderdeel van het ruimtelijk beleid van de gemeente. De wetgever heeft opzettelijk de mogelijkheid voor coördinatie van alle mogelijke besluiten in een project breed opengelaten.

Het college kan aan de hand van de coördinatieverordening de voorbereiding en bekendmaking van de samenhangende besluiten bundelen en coördineren. De soms vele vergunningen of andere besluiten, noodzakelijk voor de realisering van een project, kunnen in één traject worden ondergebracht. Soms is een ander bestuursorgaan bevoegd een noodzakelijke vergunning te verlenen. Het college kan binnen de gecoördineerde behandeling van aanvragen voor besluiten, met andere betrokken bestuursorganen tot afstemming komen.

Er is voor gekozen geen specifieke projecten te benoemen, maar alle mogelijke samenloop van besluiten in combinatie met een bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan of project afwijkingsbesluit. Het college heeft op die manier beoordelingsvrijheid voor de toepassing van de coördinatie.

Artikel 3 Toepassing van coördinatie

In de formulering is gekozen voor een verplichting voor het college in beginsel tot een gecoördineerde behandeling van de aanvraag te komen als de aanvrager daartoe heeft verzocht. Het college kan echter vanwege de in het tweede lid genoemde redenen besluiten geheel of gedeeltelijk van coördinatie af te zien. Sub a ziet op de procedurele redenen: termijnstelling en volledigheid van de aanvraag. sub b heeft het college vrijheid bij de beoordeling van de vraag of het voorliggend geval zich vanwege de omvang, gevoeligheid of complexiteit leent voor een gecoördineerde behandeling. Denk aan een procedure waar een milieueffectrapport aan vooraf moet gaan of de ruimtelijke instrumenten waaraan een complex exploitatieplan moet worden gekoppeld. Het college ziet eveneens af van een gecoördineerde behandeling van de aanvraag voor besluiten als de aanvrager zelf binnen twee weken na de kennisgeving van de oordnatie aangeeft dat de gecoördineerde behandeling voor hem niet nodig is. De aanvrager kan hem moverende redenen hebben om liever een “normale” besluitvorming te doorlopen.

Artikel 4 Verzoek tot coördinatie

Een aanvrager van besluiten staat het vrij een verzoek tot gecoördineerde behandeling in te dienen voor de behandeling van de aangevraagde besluiten. Voor projecten op een gemeentelijk niveau richt de aanvrager zich tot het college met een verzoek tot coördinatie. Het college kan vervolgens, voor het welslagen van de coördinatie, andere bestuursorganen om medewerking verzoeken. Wanneer de aanvrager voorafgaand aan een verzoek om coördinatie een aanvraag heeft ingediend en voor deze aanvraag nog niet tot gecoördineerde behandeling is gekomen, kan het college een besluit nemen over de afstemming van deze eerdere aanvraag met de gecoördineerde behandeling.

Als de aanvrager verzoekt om opschorting van besluitvorming om op diens verzoek tot coördinatie te komen, kan het college hierover een besluit nemen. Opschorting zal de periode van besluitvorming verlengen.

Artikel 5 Informeren aanvrager bij coördinatie

Voor een gecoördineerde behandeling van de besluiten binnen een bepaald project, is het nodig dat de aanvrager de nodige aanvragen heeft ingediend. De aanvrager zal wel op de hoogte moeten zijn van de benodigde aanvragen voor besluiten waarmee hij een project kan realiseren. In het eerste lid is dan ook bepaald dat het college de aanvrager, na ontvangst van diens aanvraag voor een besluit, op de hoogte stelt van andere besluiten waarvan het college redelijkerwijs kan aannemen dat de aanvrager die nodig heeft voor de realisering van het project en die onder een gecoördineerde behandeling kunnen vallen. Het college doet dit zo snel mogelijk.

In het tweede lid is aangegeven dat, in het belang van een gecoördineerde behandeling, de aanvragen voor besluiten zoveel mogelijk tegelijkertijd worden ingediend. De laatste benodigde aanvraag binnen een gecoördineerde behandeling wordt niet later ingediend dan binnen vier weken na ontvangst van de eerste aanvraag.

Het derde lid sluit aan bij artikel 4, lid 3, sub a: geheel of gedeeltelijk afzien van coördinatie omdat de aanvrager niet de nodige aanvragen heeft ingediend om tot een gecoördineerde behandeling te komen.

Ingevolge het vierde lid wordt de besluitvorming over de aanvraag opgeschort totdat de aanvraag de andere nodige aanvragen heeft ingediend. De aanvrager kan de andere aanvragen indienen binnen de termijnen die in de vorige leden zijn aangegeven. Meerdere uitkomsten zijn mogelijk: 1. De aanvrager vult binnen de termijn de benodigde aanvragen aan en de gecoördineerde behandeling kan doorgaan. 2. De aanvrager vult niet de benodigde aanvragen aan, het college kan besluiten dat coördinatie niet mogelijk is. 3. De aanvrager geeft te kennen dat hij wilt afzien van een gecoördineerde behandeling. Als niet tot coördinatie wordt gekomen, “herleeft” de gebruikelijk wettelijke procedure voor de eerste en de andere ingediende aanvragen.

In het vijfde lid is aangegeven dat het college van de termijn voor het aanvullen van de aanvragen kan afwijken. Het college zal zich hierbij moeten realiseren dat de verruiming van de termijn, de procedure verlengt en in strijd kan komen met de andere termijnen.

Artikel 6 Onvolledige aanvraag

De aanvraag of aanvragen kunnen om verschillende redenen onvolledig zijn. In deze bepaling is aangesloten bij artikel 4:5 Awb over buiten behandeling laten van onvolledige aanvragen. De bepaling in de Awb ziet op buiten behandeling laten van een enkele aanvraag, op de in die bepaling genoemde gronden. Artikel 6 ziet op een geheel of gedeeltelijk afzien van coördinatie op vergelijkbare gronden.

Ten eerste zou van de gecoördineerde behandeling van een aanvraag voor een besluit kunnen worden afgezien als deze aanvraag niet voldoet aan wettelijke voorschriften. Ten tweede kunnen de gegevens of bescheiden voor de beoordeling van die aanvraag onvoldoende zijn. Ten derde kunnen de gegevens of de bescheiden in een vreemde taal zijn gesteld, waarbij een vertaling ontbreekt. Ten vierde kunnen de gegevens of bescheiden omvangrijk en complex zijn en kan een bruikbare samenvatting ontbreken.

Het is denkbaar dat het college de onvolledige aanvraag buiten de gecoördineerde behandeling plaatst, overeenkomstig de bevoegdheid in artikel 4:5 Awb om een aanvraag niet in behandeling te nemen. In artikel 4:5 Awb is voorgeschreven dat het bestuursorgaan de aanvrager een termijn gunt waarin alsnog de aanvraag kan worden aangevuld. Overeenkomstig dit voorbehoud uit artikel 4:5 Awb, is de aanvrager een termijn te gunnen waarin hij de aanvraag aanvult of herstelt op deze wijze tot gecoördineerde behandeling te kunnen komen (lid2).

Het derde lid bevat een opschortingsbepaling. De besluitvorming over de onvolledige aanvraag wordt opgeschort totdat de aanvrager de onvolledige aanvraag heeft aangevuld of hersteld of totdat de aanvrager de daartoe gestelde termijn ongebruikt heeft gelaten.

Artikel 7 Relatie met besluiten van andere bestuursorganen

Voor het welslagen van de coördinatie kan de medewerking van andere bestuursorganen nodig zijn. Denk aan besluiten die van andere bestuursorganen dan de gemeentelijke bestuursorganen moeten komen. In artikel 3.31, eerste lid Wro is voorgeschreven dat het college andere bestuursorganen verzoekt tot medewerking, nodig voor het welslagen van de coördinatie. Het eerste lid van artikel 7 herhaalt dit uitgangspunt.

Het tweede lid schrijft voor dat het college na ontvangst van de aanvraag onverwijld een afschrift van de aanvraag aan de andere betrokken bestuursorganen zendt. “Onverwijld” hoeft in deze bepaling niet in te houden dat het afschrift onmiddellijk bij binnenkomst van de aanvraag wordt toegezonden, maar zal wel inhouden dat een afschrift spoedig wordt toegezonden nadat de aanvraag de gebruikelijk interne procedure voor binnenkomst van aanvragen heeft doorlopen. Dit in het belang van een spoedig verloop van de gecoördineerde behandeling.

In het derde lid is bepaald dat de andere betrokken bestuursorganen binnen vier weken schriftelijk te kennen geven wel of niet met de coördinatie mee te werken. Om te voorkomen dat de andere bestuursorganen vanwege een te korte termijn afhaken, zal aan de andere betrokken bestuursorganen een redelijke termijn moeten worden geboden. Het punt is echter hierbij, dat de lengte van deze termijn bijdraagt aan de totale lengte van de periode totdat de gecoördineerde behandeling wordt gekomen. Daarom is in de verordening vastgelegd dat geen bericht binnen de termijn, geen medewerking betekent.

Wanneer andere betrokken bestuursorganen te kennen geven niet aan de coördinatie te willen meewerken en coördinatie daarom niet meer of nog deels zinnig is, kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van coördinatie af te zien. In ieder geval blijven de besluiten van de andere betrokken bestuursorganen die niet aan de coördinatie willen meewerken, buiten de gecoördineerde behandeling.

Artikel 8 Relatie met meldingen

Soms is de aanvrager verplicht van een bepaalde omstandigheid melding te doen aan een bevoegd gezag. Voor zover de melding relevant is voor de realisering van het project, kan de melding in de coördinatie worden betrokken. Het college kan de aanvrager verzoeken meldingen zoveel mogelijk gelijktijdig met het indienen van de aanvragen te doen.

Hoofdstuk 3 Besluitvorming

Artikel 9 Procedure

Artikel 3.31 lid 3 Wro bepaalt dat voor de besluiten in het kader van de gecoördineerde behandeling de procedure van afdeling 3.4 Awb wordt gevolgd, zij het met enkele specifieke aanvullingen. Zo wordt de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 Awb (terinzagelegging ontwerp), in de Staatscourant en tevens langs elektronische weg gedaan. En zienswijzen kunnen bijvoorbeeld door iedereen worden ingediend. Belangrijk is, dat afdeling 3.4 Awb ontwerpbesluiten verlangt. Dit kan afwijken van de “eigen” procedure van een bepaald besluit.

Omdat er altijd sprake is van een bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan of project afwijkingsbesluit moeten tevens worden voldaan aan de procedures als bedoeld in artikel 3.8 respectievelijk 3.9a Wro respectievelijk paragraaf 3.3 van de Wabo.

Het college legt in overeenstemming met de andere bestuursorganen vast dat de ontwerpbesluiten van deze andere bestuursorganen binnen een termijn aan het college worden toegezonden; het college is vervolgens verantwoordelijk voor de toezending in de zin van artikel 3.13 Awb (verzenden ontwerpbesluit en besluit aan aanvrager en belanghebbenden). Niet alleen het college, maar ook de andere bestuursorganen zullen uiteraard een termijn nodig hebben om de ontwerpbesluiten te maken.

Indien een aanvraag voor een besluit niet of niet langer deel is van de gecoördineerde behandeling, is de “eigen ”wettelijke procedure op dat besluit van toepassing. Voor de besluiten die buiten de coördinatie vallen, herleeft de “eigen” termijnen.

Artikel 10 Verzoek tot beëindiging

De aanvrager kan verzoeken de aanvraag van een bepaald besluit uit de gecoördineerde behandeling te onttrekken. Het college kan binnen vier weken een besluit nemen over de onttrekking. Na de onttrekking uit de coördinatie herleven de “eigen” wettelijke procedures en voorschriften voor het desbetreffende besluit, zoals de “eigen” beslistermijnen.

Artikel 11 Beëindiging door het college,

Het college kan het noodzakelijk vinden dat de gecoördineerde behandeling van een bepaald besluit wordt beëindigd, bijvoorbeeld als uitvoerig nader onderzoek is vereist. Het resultaat afwachten kan de gehele voortgang van de coördinatie verstoren. Het college kan in dat geval besluiten dat de aanvraag voor dat besluit buiten de coördinatie wordt geplaatst. De “eigen” procedures en voorschriften voor het desbetreffende besluit zullen gelden op het moment dat het besluit buiten de coördinatie valt.

Artikel 12 Algemene terugvalregeling

Als het college ambtshalve of op verzoek beslist dat een aanvraag voor een besluit uit de coördinatie wordt gehaald, dan zou dit grote onduidelijkheid kunnen opleveren over de juridische status van de besluitvormingsprocedure van deze aanvraag. Voor besluiten die uit de coördinatie worden gehaald, geldt de hoofdregel dat de eigen procedures en voorschriften herleven. De vraag is echter in welke fase van de besluitvorming met de “eigen” procedures en voorschriften moet worden verdergegaan. Dit artikel geeft een algemene terugvalregeling voor gevallen waarin de aanvraag voor een besluit uit de coördinatie wordt gehaald: het tijdstip waarop wordt beslist dat de aanvraag voor het besluit uit de coördinatie wordt gehaald, wordt geacht het tijdstip te zijn waarop de aanvraag is ingediend. Anders gezegd, de gebruikelijke wettelijke termijnen en voorschriften voor deze aanvraag vangen aan op het tijdstip dat het college beslist de aanvraag uit de coördinatie te halen; dit moment wordt immers geacht het moment van indiening van de aanvraag te zijn.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening Wro.