Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veldhoven

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand Veldhoven 2009.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeldhoven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening Wet werk en bijstand Veldhoven 2009.
CiteertitelRe-integratieverordening Wet werk en bijstand Veldhoven 2009.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet wet en bijstand
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  4. EG-verordening werkgelegenheidssteun
  5. EG-verordening minissteun
  6. Gemeentewet
  7. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-11-200901-06-200901-11-2010Nieuwe regeling

14-07-2009

De Ahrenberger, 4-11-2009

09.120

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand Veldhoven 2009.

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven;

    • b.

      de raad: gemeenteraad van de gemeente Veldhoven;

    • c.

      wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • d.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • f.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

    • g.

      SUWI: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • h.

      Wsw: de Wet sociale werkvoorziening;

    • i.

      doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7 lid 1 sub a van de wet door de gemeente ondersteuning kan worden geboden;

    • j.

      uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ;

    • k.

      Anw-er: de persoon met een uitkering ingevolgde de Algemene nabestaandenwet die voor tenminste 19 uur per week als niet- werkende werkzoekende ingeschreven staat bij de Werkbedrijf;

    • l.

      Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde zoals omschreven in artikel 6 sub a van de wet en die voor tenminste 19 uur per week als niet-werkende werkzoekende ingeschreven staat bij het Werkbedrijf;

    • m.

      voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a van de wet, deze verordening of het uitvoeringsplan als bedoeld in artikel 3 lid 1;

    • n.

      algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van maatschappelijk aanvaardbare betaalde arbeid, waaronder mede wordt verstaan arbeid in de Wsw-organisatie op verzoek van belanghebbende;

    • o.

      Additioneel werk: primair op de arbeidsinschakeling gerichte werkzaamheden die onder verantwoordelijkheid van het college in het kader van deze wet worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;

    • p.

      Startkwalificatie: startkwalificatie is een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.;

    • q.

      “Direct Werk”: traject waarbij de werkzoekende direct bij de aanvraag voor een uitkering of binnen een korte periode wordt

      doorgeleid naar een arbeidsomgeving waarbij geen loon wordt betaald maar eventueel wel recht bestaat op doorbetaling van uitkering.

    • r.

      vrijwilligerswerk: het met behoud van uitkering uitvoeren van onbetaalde werkzaamheden.

    • s.

      Duurzame uitstroom: arbeidsinschakeling die volledige beëindiging van de uitkering tot gevolg heeft voor ten minste een onafgebroken periode van zes maanden.

    • t.

      uitvoeringsplan: plan als bedoeld in artikel 110 van de Gemeentewet gericht op de uitvoering van de Wet werk en bijstand;

    • u.

      Werkbedrijf: Fusie van Centrum voor Werk en Inkomen & UWV vestiging Eindhoven, hierna UWV genoemd;

    • v.

      Uitkering: de bijstand op grond van de wet, de IOAW of IOAZ;

    • w.

      Bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet, artikel 5 van de IOAW, artikel 5 van de IOAZ;

    • x.

      netto inkomen: de middelen bedoeld in artikel 31 van de wet na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en het werknemersaandeel in de ziekenfondspremie.

    • y.

      minimumloon: het bruto minimumloon per maand zoals bedoeld in artikel 8 lid 1 sub a van de Wet minimumloon en minimumvakantie-uitkering na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en het werknemersaandeel in de ziekenfondspremie.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt aan leden van de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen. Het college houdt daarbij rekening met de aard en omvang van door het college te bepalen doelgroepen en de instrumenten die het meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen.

  • 3.

    Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

Artikel 3 Uitvoeringsplan

  • 1.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een uitvoeringsplan vast, waarin beleidsprioriteiten, doelgroepen, alsmede de hoogte en wijze van financiering worden aangegeven.

  • 2.

    Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

  • 3.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer premie, subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld premie, subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Doel en doelgroep

Artikel 4 Doel van de ondersteuning

Het college beoogt een lid van de doelgroep ondersteuning te bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    De personen uit de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de belanghebbende.

  • 3.

    Nuggers hebben slechts aanspraak op voorzieningen indien het netto gezinsinkomen minder bedraagt dan 150% van het netto minimumloon voor personen van 23 jaar en ouder.

  • 4.

    jongeren (zonder starkwalificatie) hebben aanspraak op ondersteuning ter bevordering van het behalen van kwalificatie, zelfstandige maatschappelijke participatie en het preventief inzetten van middelen ter voorkoming van schooluitval.

Artikel 6 Vorm van de ondersteuning

  • 1.

    Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden van een traject waarbij zonodig voorzieningen kunnen worden ingezet, of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 2.

    Bij de inzet van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt gekozen voor dat instrument dat beschikbaar is en, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 3.

    Het college kan zowel één als een combinatie van voorzieningen verlenen.

  • 4.

    Het vastgestelde recht op voorzieningen, de daaraan gekoppelde voorwaarden en het doel van het traject worden door het college vastgelegd in een beschikking en een door beide partijen ondertekend trajectplan.

Artikel 7 Onderzoek

Het college kan, voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van voorzieningen, een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende op de arbeidsmarkt en naar de geschiktheid voor hem van voorzieningen of andere vormen van begeleiding.

Artikel 8 Verplichtingen van de belanghebbende

  • 1.

    Onverminderd andere verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten is de belanghebbende verplicht:

    • a.

      zich te houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden;

    • b.

      inlichtingen aan het college te verstrekken die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikt re-integratie-instrument;

    • c.

      medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 7 van deze verordening;

    • d.

      naar vermogen uitvoering te geven aan de verschillende onderdelen van het traject;

    • e.

      na te laten hetgeen arbeidsinschakeling dan wel de realisatie van het doel van het traject of van de voorzieningen belemmert.

  • 2.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening en conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW en artikel 20 van de IOAZ.

Hoofdstuk 4 Voorzieningen

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 9
  • 1.

    In het uitvoeringsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college kan aanbieden, alsmede de voorwaarden die daarbij gelden, voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 33 van deze verordening, met inachtneming van hetgeen daarover in het uitvoeringsplan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    a. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    b. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    c. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    d. de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies;

    e. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    f. het vragen van een eigen bijdrage;

    g. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

  • 3.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 4.

    Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt de daaraan verbonden verplichtingen niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

    • c.

      indien de persoon arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien de voorziening naar het oordeel van het college onvoldoende bijdraagt aan een adequate arbeidsinschakeling.

§ 2 Werken met behoud van uitkering

Artikel 10 Direct Werk

  • 1.

    Het college kan besluiten aan nader te bepalen doelgroepen werk aan te bieden volgens het Veldhovense model van “Direct Werk”.

  • 2.

    Nadere uitvoeringsregels over het gestelde in het eerste lid worden met inachtneming van de hiervoor geldende wet en regelgeving vastgesteld.

Artikel 11 Vrijwilligerswerk

  • 1.

    Vrijwilligerswerk kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling of, als dat vooralsnog niet mogelijk is, zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Het doel van vrijwilligerswerk is de belanghebbende, met behoud van uitkering, maatschappelijk nuttige activiteiten te laten verrichten, om hiermee te participeren in de samenleving en zo mogelijk met het oog om hiermee arbeidsritme op te doen en/of te behouden.

  • 3.

    Deze voorziening kan worden ingezet wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende (nog) geen reëel perspectief heeft op regulier werk.

  • 4.

    Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

Artikel 12 Oriëntatiestage

  • 1.

    Een oriëntatiestage kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het doel van de oriëntatiestage is enerzijds de belanghebbende zich, met behoud van uitkering, te laten oriënteren op verschillende werksoorten en aspecten die samenhangen met arbeid en anderzijds het college de mogelijkheid te geven zich te oriënteren op de mogelijkheden voor arbeid van belanghebbende.

  • 3.

    In een schriftelijke overeenkomst tussen werkgever en de stagiair worden tenminste vastgelegd het doel van de oriëntatiestage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 4.

    Deze voorziening kan worden ingezet wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op middellange termijn geen reëel perspectief heeft op regulier werk.

  • 5.

    Deze voorziening kan niet worden ingezet indien hierdoor de concurrentieverhoudingen naar het oordeel van het college onverantwoord worden beïnvloed of door deze voorziening verdringing van reguliere werknemers plaatsvindt.

  • 6.

    De oriëntatiestage duurt maximaal 3 maanden en kan zo nodig eenmalig met een periode van 3 maanden worden verlengd.

Artikel 13 Leerwerkstage

  • 1.

    Een leerwerkstage kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het doel van de leerwerkstage is de belanghebbende, met behoud van uitkering, arbeidsritme, werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied.

  • 3.

    Deze voorziening kan worden ingezet wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte termijn geen reëel perspectief heeft op regulier werk.

  • 4.

    In een schriftelijke overeenkomst tussen werkgever en de stagiair worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 5.

    Deze voorziening kan niet worden ingezet indien hierdoor de concurrentieverhoudingen naar het oordeel van het college onverantwoord worden beïnvloed of door deze voorziening verdringing van reguliere werknemers plaatsvindt.

  • 6.

    De leerwerkstage duurt maximaal 3 maanden en kan zo nodig eenmalig met een periode van 3 maanden worden verlengd.

Artikel 14 Proefplaatsingen

  • 1.

    Een proefplaatsing kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De proefplaatsing heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid op een bepaalde baan.

  • 3.

    Deze voorziening kan worden ingezet wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende na proefplaatsing een reëel perspectief heeft op regulier werk bij de betreffende werkgever.

  • 4.

    Deze voorziening kan niet worden ingezet indien hierdoor de concurrentieverhoudingen naar het oordeel van het college onverantwoord worden beïnvloed.

  • 5.

    In een schriftelijke overeenkomst tussen werkgever en de belanghebbende worden tenminste vastgelegd het doel van de proefplaatsing, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 6.

    De proefplaatsing duurt maximaal 3 maanden en kan zo nodig eenmalig met een periode van 3 maanden worden verlengd.

  • 7.

    Gedurende de proefplaatsing kan door het college van het betreffende bedrijf of instelling een vergoeding worden gevraagd.

  • 8.

    De hoogte van de vergoeding bedoeld in het vorige lid wordt afgestemd op de door het college vastgestelde productiviteit van de belanghebbende.

§ 3 LoonkostensubsidieArtikel 15 Algemene bepaling

Artikel 15  

  • 1.

    Het college kan loonkostensubsidie verstrekken aan de werkgever die, of het detacheringsbedrijf dat met een persoon uit de doelgroep een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel een aanstelling als ambtenaar als bedoeld in artikel 1, lid 1, van de Ambtenarenwet sluit gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3.

    De subsidie wordt niet verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen naar het oordeel van het college onverantwoord worden beïnvloed of door deze voorziening verdringing van reguliere werknemers plaatsvindt.

Artikel 16 Doel van de subsidie voor de werkgever

Met het verstrekken van loonkostensubsidie beoogt het college het opdoen van werkervaring, het behalen van kwalificatie in samenwerking met onderwijsinstellingen op een werkplek of de overgang naar reguliere arbeid voor een belanghebbende mogelijk te maken, alsmede werkgevers te stimuleren arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen voor bepaalde categorieën werkloos werkzoekenden.

§ 4 Overige voorzieningen voor de werkgeverArtikel 17 Subsidie bij aanvaarding van regulier werk

Artikel 17  

  • 1.

    Het college kan besluiten subsidie toe te kennen aan de werkgever die een arbeidsovereenkomst met een uitkeringsgerechtigde sluit.

  • 2.

    De subsidie wordt toegekend indien:

    • a.

      de werkgever geen subsidie ontvangt of heeft ontvangen voor de loonkosten van de werknemer zoals bedoeld in § 3 van deze verordening, en

    • b.

      de werknemer bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst gedurende een onafgebroken periode van tenminste 12 maanden bijstand ontving, en

    • c.

      de arbeidsovereenkomst voor tenminste 6 maanden wordt gesloten.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de hoogte van deze subsidies en de wijze waarop deze te gelde kunnen worden gemaakt.

Artikel 18 Voorzieningen gericht op nazorg

  • 1.

    Het college kan aan ondernemingen waarbij een persoon algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, voorzieningen bieden gericht op nazorg.

  • 2.

    Het college kan aan klanten die algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, uiterlijk 12 maanden voorzieningen bieden gericht op (intensieve) nazorg.

§ 5 Overige voorzieningen

Artikel 19 Maatschappelijke participatie

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een re- integratietraject activiteiten aanbieden in het kader van maatschappelijke participatie. Hierin valt te onderscheiden:

    • a.

      maatschappelijke participatie als maximaal haalbare einddoel wordt bij organisaties zonder winstoogmerk verricht en valt onder artikel 11 en

    • b.

      maatschappelijke participatie als instrument ter bevordering van de inschakeling in de arbeid kan zowel bij organisaties met -, als ook zonder winstoogmerk worden verricht en is gelimiteerd in tijd.

  • 2.

    Onder maatschappelijke participatie wordt verstaan het stimuleren van personen die langdurig werkloos zijn om deel te nemen aan de samenleving, indien mogelijk ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Deze voorziening kan niet worden ingezet indien hierdoor de concurrentieverhoudingen naar het oordeel van het college onverantwoord worden beïnvloed of door deze voorziening verdringing van reguliere werknemers plaatsvindt.

Artikel 20 Scholing

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden en mensen zonder starkwalificatie, of degene die met schooluitval bedreigd worden als onderdeel van een re-integratietraject een vorm van scholing aanbieden.

  • 2.

    De scholing die wordt aangeboden, of waarvoor subsidie wordt verstrekt, dient gericht te zijn op maatschappelijke participatie of arbeidsinschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid, of ertoe te strekken om de belemmeringen, die dit in de weg staan, weg te nemen.

Artikel 21 Premie voor de werknemer

  • 1.

    Het college kan categorieën van personen aanwijzen aan wie een premie verstrekt kan worden ter bevordering van de aanvaarding of het behoud van werk gericht op de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden voor die premie en de hoogte daarvan.

Artikel 22 Overige vergoedingen

  • 1.

    Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Geen aanspraak op de in het eerste lid genoemde vergoedingen bestaat indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die gezien haar aard en doel wordt geacht voor belanghebbende toereikend en passend te zijn.

Artikel 23 Activiteiten als zelfstandig ondernemer

  • 1.

    De zelfstandig ondernemer uit de doelgroep, die geen recht kan ontlenen aan het Bijstandsbesluit Zelfstandigen, kan onder voorwaarden in aanmerking worden gebracht voor ondersteunende voorzieningen;.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels ten aanzien van de personen die een beroep kunnen doen op deze voorzieningen, de voorwaarden waaraan dient te worden voldaan en de soort en hoogte van de in te zetten voorzieningen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 24 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    Indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan kan het college afwijken van de bepalingen in deze verordening.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 25 Nadere regels

  • 1.

    Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Het college is bevoegd de in de verordening genoemde bedragen jaarlijks aan te passen.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2009.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald: Re-integratieverordening Wet werk en bijstand Veldhoven 2009.