Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening eenmalig rioolaansluitingsrecht 2014 |
Citeertitel | Verordening eenmalig rioolaansluitingsrecht 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
aart. 229 Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | Onbekend | 13-11-2013 Gemeentebald, 18 november 2013 | 839743 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Gemeentelijkriool: het gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en / of beheer is voor inzameling en transport van afvalwater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen en persleidingen alsmede werken en installaties van overeenkomstige aard, inclusief de perceelaansluit-leidingen; alsmede het voor de openbare dienst bestemde gemeente-water;
Onder de naam rioolaansluitingsrecht wordt een recht geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor het tot stand brengen van een directe of indirecte aansluiting van een perceel op de gemeentelijke riolering.
Het recht wordt geheven van de aanvrager van de dienst dan wel van degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief
Het recht wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld
Het recht is verschuldigd bij het in behandeling nemen van de aanvraag.
Artikel 7 Termijnen van betaling
Artikel 8 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting
In afwijking van het bepaalde in artikel 7 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in artikel 4.3, 4.4 omgezet in een jaarlijkse belasting gedurende 5 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend (heffingsambtenaar).
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeen-komstig het vierde lid van dit artikel.
In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.
Bij de invordering van het recht wordt geen kwijtschelding verleend als bedoeld in artikel 26 van de Invor-deringswet 1990.
Artikel 10 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders
Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en invordering van het rioolaansluitingsrecht.
Artikel 11 Nakomen van verplichtingen
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47,50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stbl. 1959,301) en de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.
Artikel 1 2 Inwerkingtreding en citeertitel
Bijlage 1 Toelichting op de verordening
Een verordening rioolaansluitingsrecht is een belastingverordening. Zoals alle belastingen moeten gemeentelijke belastingen een wettelijke basis hebben. Het rioolaansluitingsrecht is gebaseerd op artikel 229 van de Gemeentewet. In artikel 229, eerste lid aanhef en onderdeel b van de Gemeentewet staat:
1. Rechten kunnen worden geheven ter zake van:
b. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
De voorwaarden waaraan de gemeentelijke belastingverordening moet voldoen, staan in hoofdstuk XV van de Gemeentewet. In artikel 217 staat dat de verordening onder meer de volgende elementen moet bevatten:
Voor een heffing gebaseerd op artikel 229 van de Gemeentewet geldt nog een extra voorwaarde. De geraamde heffingopbrengsten mogen niet hoger zijn dan de geraamde kosten van de diensten. De rechten van artikel 229 Gemeentewet zijn dus alleen bedoeld om de kosten van de betreffende dienstverlening te verhalen.
De aanhef van een raadsbesluit verwijst naar de Gemeentewet. Hier staat het artikel waarop de gemeentelijke belasting is gebaseerd.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de duidelijkheid is in het eerste artikel een omschrijving opgenomen van de in de belasting-verordening voorkomende begrippen.
Voor de bepaling of een perceel een woning of niet-woning is wordt verwezen naar het bepaalde hieromtrent in de Wet WOZ. De Wet WOZ schrijft voor dat als woning wordt aangemerkt een object dat in hoofdzaak tot woning dient. Onder hoofdzaak wordt verstaan meer dan 70% van het object moet als woongedeelte in gebruik zijn. De waarde in het economische verkeer van de objecten bepaalt de verhouding tussen woning en ander gebruik.
Het belastbaar feit is de omschrijving van de activiteit waarvoor de belasting in rekening wordt gebracht. In dit geval dus het in behandeling nemen van een aanvraag tot het tot stand brengen van een directe of indirecte aansluiting op de gemeentelijke riolering.
Degene die de belasting moet betalen, is degene die de gemeente vraagt de riolering aan te leggen. In dit geval dus de aanvrager van de dienst. Over het algemeen is dat de eigenaar van het eigendom, maar het kan ook iemand anders zijn. Daarom staat in de omschrijving dat degene voor wie de gemeente de dienst verleent, belastingplichtig is. Als de aannemer de aanvraag bijvoorbeeld voor de particulier indient, kan de particulier zo toch de belastingplichtige zijn.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief
Op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kan een gemeente belastingen heffen naar heffingsmaatstaven die zij in de belastingverordening bepaalt. Het bedrag mag niet afhankelijk zijn van inkomen, winst of vermogen. De gemeente mag haar belastingen namelijk niet naar draagkracht heffen. Alleen het rijk mag inkomensbeleid voeren.
Het begrip ‘bedrag’ in artikel 219, tweede lid, duidt erop dat naast de heffingsmaatstaf het tarief of de vrijstellingen niet afhankelijk mogen zijn van inkomen, winst of vermogen. Behalve de beperkingen in artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet zijn gemeenten vrij om heffingsmaatstaven op te nemen in hun verordening rioolaansluitingsrecht. Maar de algemene rechtsbeginselen beperken deze vrijheid wel. Bij het rioolaansluitingsrecht speelt vooral mee dat er geen sprake is van een zuivere belastingheffing, maar van kostenverhaal van gemeentelijke dienstverlening.
Er wordt een nadere aanduiding gegeven voor het aanvragen van een aansluiting van meerdere verticaal of horizontal in één gebouw gevestigde, aan elkaar grenzende percelen. Het bedrag wordt bepaald naar het aantal aansluitingen op het gemeentelijk riool.
Dit artikel bepaalt dat de gemeente een aanslag verstuurt. De gemeente neemt dus het initiatief voor de belastingheffing door een aanslagbiljet te sturen.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld
Dit artikel bepaalt dat de gemeente direct na indiending van de aanvraag met het kostenverhaal begint.
Artikel 7 Termijnen van betaling
De belasting moet voldaan worden binnen 1 maand na de dagtekening van de aanslag. Dit geldt voor elke belastingplichtige.
Artikel 8 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting
In dit artikel is bepaald dat het bedrag van de belasting geheven volgens artikel 4.3 en 4.4 omgezet kan worden naar een jaarlijkse heffing van maximaal 5 jaar. Deze bepalingen zijn opgenomen om de drempel voor het aansluiten te verlagen. Daarnaast is het tevens bedoeld om de lasten voor belastingplichtige te spreiden over maximaal 5 jaar.
Besloten is om geen kwijtschelding te verlenen voor deze belasting. De reden hiervoor is dat dit niet redelijk is. Het gaat tenslotte om het verhaal van kosten voor een dienstverlening op verzoek. Bovendien leidt deze belasting meestal tot waardevermeerdering van het eigendom van de aanvrager.
Artikel 10 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders
Dit artikel bepaalt dat het College van Burgemeester en Wethouders uitvoeringtechnische zaken kan regelen.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
Naast een tijdstip van inwerkingtreding moet een belastingverordening bepalen vanaf wanneer de heffing toepast wordt (de ingangsdatum van de heffing). Deze tijdstippen kunnen samenvallen. Het tijdstip van inwerkingtreding is afhankelijk van de datum waarop de gemeente de belastingverordening bekendmaakt. Zonder bekendmaking is de verordening niet bindend (artikel 139 Gemeentewet). De datum van inwerkingtreding ligt ná die van de bekendmaking. De citeertitel vergemakkelijkt de verwijzing naar de verordening.