De raad van de gemeente Steenbergen;
In behandeling genomen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17
september 2013
Gelet op:
artikel 147 Gemeentewet;
artikel 227 Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de volgende verordening;
Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting Steenbergen
2014
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen,
logo’s of kleuren, of een combinatie daarvan, of een
reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg;
- b.
voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van
één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen;
- c.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal
of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct
of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte
steun vindt in of op de grond;
- d.
vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of
bedrijf wordt gebruikt;
- e.
tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn
bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand
brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van
personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat;
- f.
exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn
bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding
aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar
gestelde oppervlakten;
- g.
jaar of maand: een kalenderjaar of -maand of een gedeelte van een
van die kalenderperioden.
Artikel 2 Gebiedsomschrijving
De verordening reclamebelasting 2013 is van toepassing in het centrum van
Steenbergen. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening
behorende en daarvan deeluitmakende kaart (bijlage
1).
Artikel 3 Belastbaar feit
Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, binnen het gebied als bedoeld in
artikel 2, een belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen
zichtbaar vanaf de openbare weg.
Artikel 4 Belastingplicht
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven van degene die de openbare
aankondiging heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie de
openbare aankondiging is aangebracht.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de
reclamebelasting ter zake van reclameobjecten, die met vermelding
van de naam van een tussenpersoon zijn aangebracht in verband met de
huur of de verkoop van roerende of onroerende zaken, geheven van die
tussenpersoon.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de
reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst
van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die
exploitant.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven naar een vast bedrag voor één of
meer openbare aankondigingen die worden aangetroffen per vestiging,
met inachtneming van het overigens in deze verordening
bepaalde.
- 2.
Het tarief bedraagt per vestiging per jaar € 505,- dan wel € 42,08
per maand.
- 3.
Reclameobjecten behoren in elk geval tot één bouwwerk indien zij
daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden
gebruikt.
Artikel 6 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar
tijdsgelang
- 1.
De belastingschuld ontstaat bij het begin van het
belastingtijdvak.
- 2.
Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak
aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 3.
Indien de belastingplicht bij het begin van het belastingtijdvak
bestaat of aanvangt, wordt de reclamebelasting naar het jaartarief
geheven.
- 4.
Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak
aanvangt, wordt de reclamebelasting naar het maandtarief
geheven.
- 5.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
aanvangt, is de naar maandtarief geheven reclamebelasting
verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip
van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 6.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
eindigt en de reclamebelasting naar jaartarief is geheven, wordt de
aanslag op verzoek van de belastingplichtige verminderd voor zoveel
twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde
reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de
beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de vermindering minder
bedraagt dan € 5,00.
- 7.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
eindigt en de reclamebelasting naar maandtarief is geheven, wordt de
aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd tot op het
bedrag dat met toepassing van het maandtarief wordt berekend voor
het aantal volle kalendermaanden waarin de belastingplicht bestond,
tenzij blijkt dat het bedrag van de vermindering minder bedraagt dan
€5,00. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt de maand waarin
de belastingplicht eindigt als volle kalendermaand aangemerkt.
- 8.
Het zesde en zevende lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige verhuist en binnen het in artikel 2
aangewezen gebied een andere vestiging in gebruik neemt.
Artikel 8 Wijze van heffing
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.
- 2.
Belastingaanslagen met een totaalbedrag van minder dan € 5,00 worden
niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het
totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als
één belastingaanslag.
Artikel 9 Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare
aankondigingen:
- a.
die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare
aankondigingen zijn geplaatst in een voorziening waarin, waaraan of
waarop wisselende openbare aankondigingen worden geplaatst, die
individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de
verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer
aanwezig zijn;
- b.
die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt
gediend kunnen worden aangemerkt;
- c.
die door de gemeente of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst
of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging
geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;
- d.
die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen
zijn aangebracht en die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk,
charitatief of ideëel belang dienen;
- e.
die zijn aangebracht op TNT-post of KPN geplaatste
brievenbussen;
- f.
aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen,
waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een afbeelding met
naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;
- g.
die uitsluitend een landen-, provincie-, gemeente-, of streekvlag
inhouden;
- h.
voorzien van opschriften aangebracht op bouwterreinen, voorzover
deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein
in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;
- i.
die zijn aangebracht op scholen, ziekenhuizen, verpleeg- en
verzorgingshuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op
de functie van het gebouw;
- j.
die zijn bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken,
indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te
verkopen zaak;
- k.
waarvan de (gezamenlijke) oppervlakte per vestiging minder dan 0,1
vierkante meter bedraagt.
Artikel 10 Betalingstermijn
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan
de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op
de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en
elk van de volgende termijnen steeds twee maanden later.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde
bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden
afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke
termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van
het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand
later.
- 3.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de doorbelasting van kosten, de heffing en de invordering van
de reclamebelasting.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De Verordening Reclamebelasting 2013 van 20 december 2012, wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e
(eerste) dag na die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening
Reclamebelasting 2014’.