Organisatie | Schouwen-Duiveland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening burgerinitiatief Schouwen-Duiveland 2003 |
Citeertitel | Verordening burgerinitiatief Schouwen-Duiveland 2003 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2003 | nieuwe regeling | 19-12-2002 Ons Eiland, 27-12-2002 | 19-12-2002/14 |
In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.
De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.
De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering, waarin de raad over het verzoek beslist.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 19 december 2002.
de secretaris, de voorzitter,
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING BURGERINITIATIEF SCHOUWEN-DUIVELAND
In dit artikel wordt het begrip burgerinitiatief gedefinieerd. Er is voor gekozen de term “onderwerp” te bezigen. Die benaming biedt de mogelijkheid dat burgers een onderwerp aan de gemeenteraad kunnen aandragen, zonder dat daarbij een concreet voorstel is gevoegd. Overigens staat het de burgers vrij bij het onderwerp tevens een concreet voorstel in te dienen.
Als er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde en ondersteund door een aantal anderen, zal de raad het burgerinitiatiefvoorstel op de raadsagenda moeten plaatsen en zich daarover moeten uitspreken. Van een geldig verzoek is sprake, als:
Het zal duidelijk zijn dat het voorstel door een bepaald gedeelte van de bevolking moet worden gedragen. Voor het aantal kan bijv. aansluiting worden gezocht bij de drempel die de Tijdelijke referendumwet kent voor het indienen van een inleidend verzoek (in onze gemeente ongeveer 190 personen). Die drempel ligt echter vrij hoog. Voorgesteld wordt die bij toepassing van de onderwerpelijke verordening te bepalen op “slechts” 50 personen. Dat aantal lijkt ons zodanig dat het een zekere garantie biedt dat het verzoek door een deel van de bevolking wordt gedragen.
Het recht van initiatief komt in de eerste plaats toe aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen. Teneinde jongeren te betrekken bij de gemeentepolitiek komt het recht ingevolge deze verordening daarenboven ook toe aan inwoners van de gemeente van 16 jaar en ouder, die overigens – daargelaten hun leeftijd – voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht (artikel B3 van de Kieswet). Het tweede lid van dit artikel spreekt voor zich.
In dit artikel zijn de beperkingen aan de inhoud van een burgerinitiatief opgenomen. Lid a behoeft geen nadere toelichting. Lid b is op zich ook duidelijk: voor vragen over gemeentelijk beleid staan andere wegen open, zoals het spreekrecht in raads- en commissievergaderingen, het raadsledenspreekuur of het spreekuur van de burgemeester of wethouder c.q. portefeuillehouder. Wat betreft de leden c en d geldt dat evenzeer: daartoe heeft de gemeente de beschikking over een klachten- en bezwaarschriftenprocedure. Ook onderwerpen die nog onlangs in de raad aan de orde zijn geweest en waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden, lenen zich niet voor een burgerinitiatief. Dat zou de besluitvorming te zeer frustreren. In de tijd wordt deze beperking begrensd door een periode van twee jaar, voorafgaand aan indiening van het burgerinitiatiefvoorstel.
Het ligt voor de hand dat het burgerinitiatiefvoorstel bij de burgemeester wordt ingediend: hij is immers voorzitter van de raad en hij bepaalt mede de agenda. Het verzoek moet aan een aantal minimum-vereisten voldoen, zoals daar zijn: een omschrijving van het verzoek, een toelichting daarop en de personalia van de verzoeker en zijn plaatsvervanger alsmede de naw-gegevens van de ondersteuners. Daartoe zijn model-formulieren ontworpen.
Dit artikel bevat de nodige procedurele bepalingen. Het eerste lid schept waarborgen voor de verzoeker dat de raad – na toetsing of aan de vereisten wordt voldaan – binnen afzienbare tijd een besluit neemt over de behandeling. Als de raad niet competent is, biedt lid 2 de mogelijkheid tot doorzending naar het college. Afwijzing van een verzoek tot plaatsing van het initiatiefvoorstel op de agenda van de raad, moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Op basis van het zesde lid wordt de verzoeker trouwens altijd in kennis gesteld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus zowel een mededeling inhouden dat het verzoek tot plaatsing op de agenda wordt afgewezen als wel een inhoudelijk besluit zijn. Tegen het enkele feit dat de raad besluit het voorstel voor zijn vergadering te agenderen, is geen bezwaar of beroep mogelijk. Er is immers slechts sprake van een procedurebeslissing ex artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Awb. Om dat met een voorbeeld te staven:
tegen toekenning van een subsidie voor een bepaald project naar aanleiding van een initiatiefvoorstel, staat wel bezwaar en beroep open,
tegen een besluit naar aanleiding van een initiatiefvoorstel om een verordening op onderdelen aan te passen, staat geen bezwaar en beroep open (vgl. 8:2 Awb).
Krachtens artikel 170 ziet de burgemeester o.a. toe op de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie. In zijn burgerjaarverslag rapporteert hij in elk geval over zijn bevindingen op het gebied van het burgerinitiatief.
De datum van inwerkingtreding van de verordening is bepaald op 1 januari 2003.