Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 (Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013) |
Citeertitel | Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | natuur en landschap |
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel B en C die terugwerken tot en met 4 oktober 2013.
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-12-2015 | 01-01-2017 | wijziging van de artikelen 1.11, 9.2 en 12.1 | 26-02-2014 | PZH-2014-461754297 | |
18-11-2014 | 11-12-2015 | Wijziging van Bijlage 9, Index natuur en landschap. onderdelen Index Landschap en Index Agrarisch | 26-02-2014 Provinciaal Blad 2014, nr. 3085 | PZH-2014-461754297 | |
07-11-2014 | 18-11-2014 | Wijziging van artikelen 1.1; 3.2.3; 5.12a.3; 5.12a.5; toegevoegd art. 7.5a en vervallen art. 1.12 | 26-02-2014 Provinciaal Blad 2014, nr. 2980 | PZH-2014-461754297 | |
26-03-2014 | 04-10-2013 | 08-11-2014 | Wijziging van artikelen 1, onderdeel v. Toegevoegd artikel 1, onderdeel l(bis), hoofdstuk 5a en bijlage 10. | 26-02-2014 Provinciaal Blad 2014, nr. 139 | PZH-2014-461754297 |
24-10-2013 | 25-03-2014 | nieuwe regeling | 02-10-2013 | dos |
Besluit van Provinciale Staten van 2 oktober 2013 tot vaststelling van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 (Prov. Blad 2013, nr. 174 en 174A) gewijzigd bij besluit van 26 februari 2014 (Prov. Blad 2014, nr. 139), bij besluit van 15 oktober 2014 (Prov. Blad 2014, nr. 2980), bij besluit van 11 november 2014 (Prov. Blad 2014, nr. 3085) en bij besluit van 11 november 2015 (Prov. Blad 2015, nr. 8033)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 (begripsbepalingen)
In deze regeling wordt verstaan onder:
g. beheerpakket landschap: in bijlage 6, onderdeel B.1, tweede kolom, beschreven pakket zoals nader beschreven in bijlage 9 (de Index Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013), alsmede in bijlage 6, onderdeel B.2, tweede kolom beschreven pakket zoals nader beschreven in dat onderdeel, welke niet worden uitgevoerd op een natuurterrein;
m. landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);
o. landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, niet zijnde gronden als bedoeld in onderdeel v, andere gronden met als hoofdfunctie natuur of gronden als bedoeld in artikel 5a van de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister van Economische Zaken;
p. landschapsbeheertype: in de eerste kolom van de onderdelen A.1 en B.1 van bijlage 6 opgenomen soort landschap zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013, alsmede in de eerste kolom van de onderdelen A.2 en B.2 van bijlage 6 opgenomen soort landschap zoals nader omschreven in die onderdelen;
q. landschapselement: in bijlage 6, onderdeel A.1, tweede kolom beschreven element zoals nader beschreven in bijlage 9 (de Index Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013), alsmede in bijlage 6, onderdeel A.2, tweede kolom beschreven element zoals nader beschreven in dat onderdeel, welke in stand gehouden wordt op een natuurterrein;
v. natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering is verstrekt als bedoeld in de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Zuid-Holland 2013 of zoals deze regeling luidde voor 1 juli 2013, danwel de terreinen als bedoeld in artikel 5a.1 van deze regeling;
gg. Verordening (EG) nr. 1974/2006: Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Europese Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 368);
hh. Verordening (EG) nr. 1975/2006: Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Europese Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEU L 368).
ii. Verordening (EG) nr. 1122/2009: Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Europese Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector.
Artikel 1.1a (Delegatiebevoegdheid GS tot aanpassing van regeling)
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot wijziging van de bij deze regeling behorende bijlagen.
Artikel 1.2 (verhouding provinciaal subsidiekader)
De Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 is niet van toepassing op deze regeling.
Artikel 1.3 (subsidieplafond en openstelling)
1. Provinciale Staten stellen subsidieplafonds vast voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in deze regeling.
2. Gedeputeerde Staten kunnen een door Provinciale Staten vastgesteld plafond als bedoeld in het eerste lid, onderverdelen in deelplafonds.
3. Gedeputeerde Staten kunnen een openstellingsperiode vaststellen voor het indienen van een subsidieaanvraag voor beheer.
Artikel 1.4 (rangschikking: volgorde van ontvangst)
1. Gedeputeerde Staten rangschikken aanvragen tot subsidieverlening die in eenzelfde openstellingsperiode zijn ingediend per subsidieplafond in volgorde van ontvangst, waarbij aanvragen met dezelfde ontvangstdatum worden gerangschikt door loting voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.
2. Volgens de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.
3. Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum die wordt bepaald door de datum waarop de onvolledige aanvraag is ingediend te vermeerderen met de periode, gelegen tussen de dag dat de begunstigde op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop Gedeputeerde Staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.
Artikel 1.5 (indiening aanvraag)
1. Aanvragen tot subsidieverlening, wijziging of intrekking van een subsidieverlening, subsidievaststelling, ontheffing van subsidieverplichtingen, voorschotverlening of goedkeuring worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe door of vanwege Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier.
2. Door of namens Gedeputeerde Staten kan een aanvraagformulier worden vastgesteld ten behoeve van aanvragen tot certificering als bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid.
3. Gedeputeerde Staten kunnen:
4. Als een aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde, gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.
1. Gedeputeerde Staten beslissen binnen tien weken op een aanvraag. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.
2. In afwijking van het eerste lid beslissen Gedeputeerde Staten:
Artikel 1.7 (bewaren subsidiedocumenten)
Een ontvanger van een subsidie bewaart alle documenten inzake een door hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste vijf jaar nadat de betreffende subsidie geheel is vastgesteld.
Artikel 1.8 (minimale hoogte subsidie)
1. Geen subsidie wordt toegekend als het voorschot dat op grond van de betreffende aanvraag over het eerste kalender- onderscheidenlijk beheerjaar zou kunnen worden verstrekt minder dan €200,- bedraagt.
2. Een probleemgebiedensubsidie wordt niet verstrekt indien het bedrag dat op grond van de betreffende aanvraag zou kunnen worden verstrekt minder dan € 200,- bedraagt.
Artikel 1.9 (uitsluitingen begunstigden)
1. Een subsidie ingevolge deze regeling wordt niet verstrekt aan:
2. Een subsidie natuurbeheer ingevolge deze regeling wordt niet verstrekt aan begunstigden die het natuurterrein, anders dan als gevolg van een inrichtingsplan als bedoeld in de Wet inrichting landelijk gebied, hebben verkregen van een gemeente, een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen, het Rijksvastgoed- en ontwikkelbedrijf van het ministerie van Financiën, een waterschap of een waterleidingsmaatschappij.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid, en behoudens het bepaalde in het vierde en vijfde lid, kan een subsidie natuurbeheer ingevolge deze regeling worden verstrekt aan gemeenten, samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen, of begunstigden als bedoeld in het tweede lid, voor zover dit in overeenstemming is met de kaart, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, en de toepasselijke bepalingen van de onderhavige regeling.
4. Gemeenten en samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen komen slechts in aanmerking voor een subsidie natuurbeheer voor zover dezen voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd:
5. Een subsidie natuurbeheer die aan begunstigden als bedoeld in het vierde lid wordt verstrekt kan niet vermeerderd worden met de in artikel 3.1.1, tweede lid, bedoelde vergoeding voor de instandhouding van het recreatiepakket.
Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:
wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager verstrekt als noodzakelijk is om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de hiervoor bedoelde maxima te voorkomen.
Artikel 1.11 (communautaire richtsnoeren en staatssteun)
3. Aanvragen voor subsidies als bedoeld in het eerste lid kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2017.
4. Aanvragen voor subsidies als bedoeld in het tweede lid kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2017.
5. Kosten voor subsidies als bedoeld in het eerste en tweede lid zijn slechts subsidiabel indien zij zijn gemaakt nadat de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend.
6. Voor subsidies als bedoeld in het eerste en tweede lid die zijn ingediend na 30 juni 2014 gelden de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014/C 204/01).
Artikel 2.1 (natuurbeheerplan)
1. Gedeputeerde Staten stellen een natuurbeheerplan vast.
2. Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen Gedeputeerde Staten in elk geval een elektronische kaart met een topografische ondergrond vast, waarop is aangeduid:
c. voor welke landschapsbeheertypen, landschapselementen of beheerpakketten landschap op welke lokatie een subsidie landschapsbeheer kan worden verstrekt, met dien verstande dat ten aanzien van beheerpakketten landschap ook gebieden aangeduid kunnen worden waarbinnen een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1., eerste lid, onderdeel b, kan worden verstrekt;
3. In het natuurbeheerplan kan tevens worden bepaald:
4. In het natuurbeheerplan kan in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer of collectief landschapsbeheer tevens worden bepaald:
a. dat voor het uitvoeren van één of meerdere agrarische beheerpakketten of beheerpakketten landschap binnen een in het natuurbeheerplan begrensd gebied alleen subsidie kan worden verstrekt als binnen dat gebied voor ten minste een bepaald aantal hectares subsidie voor die agrarische beheerpakketten of beheerpakketten landschap wordt verstrekt;
5. In gebieden die door Gedeputeerde Staten op basis van het vierde lid zijn begrensd kunnen geen aanvragen worden ingediend voor het uitvoeren van de overeenkomstig dat lid aangewezen agrarische beheerpakketten of beheerpakketten landschap voor zover deze niet zijn opgenomen in de aanvraag, bedoeld in artikel 9.1.
Afdeling 3.1 Algemene bepalingen inzake subsidie natuurbeheer
Artikel 3.1.1 (grondslag subsidie)
1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie natuurbeheer verstrekken.
2. Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie natuurbeheer verhogen met een vergoeding voor de instandhouding van het recreatiepakket op een natuurterrein.
Een subsidie natuurbeheer wordt verstrekt voor een periode van zes aaneengesloten kalenderjaren, of zoveel langer als op grond van artikel 12.4 vereist is.
1. Een subsidie natuurbeheer kan worden verstrekt aan:
en voorts gedurende de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder kalenderjaar die zeggenschap heeft;
2. Als een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v. bedoelde titel is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts subsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de zeggenschap over het te voeren beheer van het natuurterrein.
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, en behoudens het bepaalde in artikel 3.2.3, vierde lid, kan aan Staatsbosbeheer een subsidie natuurbeheer worden verstrekt voor natuurterreinen waarvan zij nog geen eigenaar of erfpachter is, indien dit natuurterrein op het moment van aanvragen in Rijksbezit is én Staatsbosbeheer dit natuurterrein vóór 15 augustus 2009 reeds feitelijk in beheer had.
4. Als een in het eerste lid bedoelde begunstigde een aanvraag doet voor een oppervlakte van 75 hectare of meer, kan slechts een subsidie natuurbeheer worden verstrekt voor zover de begunstigde een gecertificeerde begunstigde is.
5. Voor de bepaling of sprake is van een aanvraag voor een oppervlakte van 75 hectare of meer als bedoeld in het vierde lid, worden alle aanvragen voor een subsidie natuurbeheer en subsidie landschapsbeheer van de begunstigde binnen 1 openstellingsperiode bij elkaar opgeteld.
Artikel 3.1.4 (aanvraag subsidie)
1. Een aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer gaat vergezeld van één of meerdere kaarten met een topografische ondergrond, waarop per natuurbeheertype:
2. Als een aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer tevens een aanvraag tot subsidieverlening ten behoeve van de uitvoering van het recreatiepakket omvat, en de begrenzing van het natuurterrein waarop dat pakket wordt uitgevoerd afwijkt van de begrenzing van het natuurterrein waarvoor ingevolge het eerste lid subsidie wordt aangevraagd, zijn op de in het eerste lid bedoelde kaart tevens deze afwijkende grenzen aangegeven.
Artikel 3.1.5 (voorwaarden voor deelname)
1. Een subsidie natuurbeheer kan worden verstrekt:
2. Een subsidie natuurbeheer wordt niet verstrekt voor een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype als ten aanzien van dat natuurterrein nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:
Artikel 3.1.6 (subsidieverplichtingen)
1. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer:
2. Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel b, dat het beheer laat uitvoeren door één of meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel a, komt gedurende de zes kalenderjaren met elk van deze natuurlijke personen of rechtspersonen, voor zover deze op de peildatum van één of meerdere van die kalenderjaren de zeggenschap hebben over het beheer, schriftelijk overeen dat:
a. gehele of gedeeltelijke sluiting van het natuurterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen;
4. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, niet zijnde een subsidieontvanger die tevens gecertificeerde begunstigde is, stelt Gedeputeerde Staten binnen tien werkdagen na een sluiting op grond van het derde lid daarvan op de hoogte. Deze verplichting geldt niet voor zover het een natuurterrein betreft dat in het natuurbeheerplan is aangewezen overeenkomstig artikel 2.1, derde lid, onderdeel a.5. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, als hij daarvan om andere redenen dan genoemd in het derde lid wenst te worden ontheven.6. Een melding als bedoeld in het vierde lid en een aanvraag als bedoeld in het vijfde lid gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond waarop het niet-opengestelde deel van het natuurterrein is aangegeven.
Artikel 3.1.7 (hoogte subsidie)
1. Een subsidie natuurbeheer bestaat uit de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
2. Een jaarvergoeding is het product van het op grond van artikel 3.1.8, eerste lid, onderdeel a, voor het desbetreffende beheerjaar en natuurbeheertype vastgestelde tarief, en het aantal hectares waarvoor voor het betreffende natuurbeheertype subsidie wordt verstrekt, eventueel vermeerderd met:
3. Het tarief als bedoeld in het tweede lid is voor het eerste kalenderjaar van de in artikel 3.1.2 bedoelde periode het tarief zoals dat op grond van artikel 3.1.8, eerste lid, onderdeel a, is vastgesteld. Voor de resterende vijf kalenderjaren wordt dit tarief jaarlijks opvolgende geïndexeerd met de jaarlijkse inflatiecorrectie van de consumentenindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek
4. Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:
b. keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan
i. de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over een in artikel 3.1.3, eerste lid, onder i. tot en met v. bedoelde titel, een en ander gelezen in samenhang met de artikelen 3.1.3, tweede lid, en 7.3, eerste lid, óf
Artikel 3.1.8 (hoogte tarief per kalenderjaar)
1. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verlenen subsidies natuurbeheer vast:
d. de tarieven voor de toeslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, uitgedrukt in een bedrag per hectare, waarbij Gedeputeerde Staten al naar gelang het op het betreffende natuurterrein in stand gehouden natuurbeheertype verschillende tarieven kunnen vaststellen voor de toeslag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.
2. Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie natuurbeheer met ingang van elk kalenderjaar van de in artikel 3.1.2 bedoelde periode:
3. De toeslagen, bedoeld in het tweede lid, kunnen slechts worden verstrekt voor zover Gedeputeerde Staten dit overeenkomstig artikel 2.1, derde lid, onderdeel b, in het natuurbeheerplan hebben bepaald;
4. De subsidie natuurbeheer wordt voor het betreffende kalenderjaar niet verhoogd met de toeslag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, indien voor dat kalenderjaar voor het betreffende natuurterrein een vaarvergoeding als bedoeld in artikel 38f van de Regeling GLB-inkomststeun 2006 van de minister wordt verstrekt.
Artikel 3.1.9 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie natuurbeheer vermeldt in elk geval:
Artikel 3.1.10 (ambtshalve vaststellen)
1. Gedeputeerde Staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie natuurbeheer is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.
2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.
Afdeling 3.2 Bijzondere bepalingen inzake subsidie natuurbeheer aan gecertificeerde begunstigden
Artikel 3.2.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie natuurbeheer voor een gecertificeerde begunstigde verhogen met een vergoeding voor de monitoring van de kwaliteit van het op een natuurterrein aanwezige natuurbeheertype.
Artikel 3.2.2 (aanvraag subsidie)
1. In afwijking van artikel 3.1.4, het eerste en tweede lid gaat een aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer van een gecertificeerde begunstigde vergezeld van:
2. De oppervlaktes, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, kunnen niet groter zijn dan de som van de oppervlaktes, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
Artikel 3.2.3 (subsidieverplichtingen)
1. De subsidieontvanger die tevens gecertificeerde begunstigde is, draagt er zorg voor dat, voor zover subsidie wordt verstrekt voor de monitoring van de kwaliteit van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype, deze monitoring wordt verricht overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten vastgestelde monitoringsprogramma.
2. In afwijking van artikel 3.1.6, eerste lid, onderdelen g en h kan een subsidieontvanger die tevens gecertificeerde begunstigde is, éénmaal per kalenderjaar maar uiterlijk op 31 oktober bij Gedeputeerde Staten melden ten aanzien van welke natuurterreinen en landschapselementen niet voldaan wordt aan één of meerdere subsidieverplichtingen.
3. Indien sprake is van een begunstigde als bedoeld in artikel 3.1.3, vierde lid, kan de subsidie worden verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van drie maanden na de datum van bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.
4. Indien aan Staatsbosbeheer subsidie wordt verleend op grond van artikel 3.1.3, derde lid, heeft Staatsbosbeheer de verplichting dit natuurterrein alsnog in eigendom te verwerven of in erfpacht te verkrijgen voor 1 januari 2015.
5. Indien een subsidie wordt verstrekt door toepassing van artikel 12.5, eerste lid, heeft de subsidieontvanger de verplichting voor 1 januari 2015 alsnog het certificaat natuurbeheer te verkrijgen.
Artikel 3.2.4 (hoogte subsidie)
Als de in artikel 3.2.1 bedoelde vergoeding voor monitoring van de kwaliteit van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype wordt verstrekt, wordt de jaarvergoeding als bedoeld in artikel 3.1.7, tweede lid, vermeerderd met het product van het tarief zoals dat voor het betreffende beheerjaar op grond van artikel 3.1.8, eerste lid, onderdeel c is vastgesteld, en het aantal hectares waarop in het kader van de subsidie natuurbeheer monitoringswerkzaamheden worden uitgevoerd.
Artikel 3.2.5 (subsidievaststelling)
1. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten dat bij tussentijdse wijzigingen geen toepassing wordt gegeven aan hoofdstuk 7.2. Bij toepassing van het eerste lid:
b. maken Gedeputeerde Staten en de gecertificeerde begunstigde in de overeenkomst als bedoeld in artikel 5.1.2a.3, derde lid nadere afspraken over de wijze waarop wijzigingen in areaal gedurende de looptijd worden bijgehouden, zodanig dat het inzicht als bedoeld in het derde lid verschaft kan worden.
3. Indien het uiteindelijke beheer van de oppervlaktes per natuurbeheertype afwijkt van de opgave die bij de subsidieaanvraag is gedaan, bevat het verzoek om vaststelling in ieder geval de wijzigingen die in die oppervlaktes per natuurbeheertype hebben plaatsgevonden en de datum waarop die wijzigingen plaatsvonden.
Hoofdstuk 4 Agrarisch natuurbeheer
Paragraaf 4.1 Subsidie agrarisch natuurbeheer
Afdeling 4.1.1 Algemene bepalingen inzake subsidie agrarisch natuurbeheer
Artikel 4.1.1.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie agrarisch natuurbeheer verstrekken.
Artikel 4.1.1.2 (duur subsidie)
Een subsidie agrarisch natuurbeheer wordt verstrekt voor een periode van zes aaneengesloten beheerjaren, of zoveel langer als op grond van artikel 12.4 vereist is.
Artikel 4.1.1.3 (begunstigden)
1. Een subsidie agrarisch natuurbeheer kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd bij aanvang van de subsidie beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht, en voorts gedurende de zes aaneengesloten beheerjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder beheerjaar die landbouwgrond beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
2. Als een in het eerste lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts subsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid het beheer uit te voeren.
Artikel 4.1.1.4 (aanvraag subsidie)
Een aanvraag tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond waarop de grenzen van de beheereenheden waarvoor subsidie wordt aangevraagd én een nummering van die beheereenheden zijn aangegeven.
Artikel 4.1.1.5 (voorwaarden voor deelname)
1. Een subsidie agrarisch natuurbeheer kan worden verstrekt:
2. Een subsidie natuurbeheer wordt niet verstrekt voor landbouwgrond waarop nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:
3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan een subsidie agrarisch natuurbeheer worden verstrekt voor de uitvoering van een agrarisch beheerpakket, opgenomen in bijlage 3, onderdeel B.1, onder de aanduiding:
Artikel 4.1.1.6 (subsidieverplichtingen)
1. Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer:
2. Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer dient uiterlijk op de peildatum van ieder beheerjaar, middels een ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 vastgesteld aanvraagformulier, bij Gedeputeerde Staten een aanvraag in tot betaling van de jaarvergoeding voor dat beheerjaar, waarbij de artikelen 7 en 8 van verordening (EG) nr. 1975/2006:
3. In een geval als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, rust de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde verplichting op die derde voor zover deze het beheer heeft overgenomen.
4. De in het tweede lid bedoelde aanvraag maakt deel uit van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 55 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister.
Artikel 4.1.1.7 (hoogte subsidie)
1. Een subsidie agrarisch natuurbeheer bestaat uit de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes beheerjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
2. Een jaarvergoeding is het product van het op grond van artikel 4.1.1.8, eerste lid, voor het desbetreffende beheerjaar en agrarisch beheerpakket vastgestelde tarief, en het aantal hectares waarvoor voor het betreffende agrarische beheerpakket subsidie wordt verstrekt.
3. Na afloop van elk van de eerste vijf beheerjaren:
b. keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan de landbouwer die op de peildatum van het beheerjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over het in artikel 4.1.1.3 bedoelde zakelijk of persoonlijk recht.
Artikel 4.1.1.8 (hoogte tarief per beheerjaar)
1. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor reeds verleende of voor met ingang van het komende beheerjaar te verlenen subsidies agrarisch natuurbeheer de tarieven voor de verschillende agrarische beheerpakketten of varianten daarvan vast, uitgedrukt in een bedrag per hectare.
Artikel 4.1.1.9 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer vermeldt in elk geval:
Artikel 4.1.1.10 (ambtshalve vaststelling)
1. Gedeputeerde Staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten beheerjaren waarvoor de subsidie agrarisch natuurbeheer is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.
2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.
3. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, omvat tevens de beslissing op de aanvraag, bedoeld in artikel 4.1.1.6, tweede lid, voor zover die aanvraag betrekking heeft op het zesde en laatste beheerjaar.
Afdeling 4.1.2 Bijzondere bepalingen inzake collectief agrarisch natuurbeheer
Artikel 4.1.2.1 (subsidieaanvraag collectief agrarisch natuurbeheer)
4. Een begunstigde die een aanvraag tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer indient, geeft in die aanvraag per gebied, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, onderdeel a, waar hij wenst deel te nemen aan collectief agrarisch natuurbeheer, aan:
2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid hoeft niet te worden ingediend indien de begunstigde in hetzelfde collectief gebied reeds deelneemt aan collectief landschapsbeheer en:
b. de totale oppervlakte waarmee de begunstigde in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer én collectief landschapsbeheer wenst deel te nemen groter is dan de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 5.1.4.4, onderdeel a, maar de begunstigde overeenkomstig artikel 7.5, eerste en zevende lid, een aanvraag indient tot verhoging van die maximale oppervlakte.
3. In de gevallen, bedoeld in het tweede lid, wordt de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 5.1.4.4, met ingang van het beheerjaar waarin de begunstigde voor het eerst in het betreffende collectief gebied deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer en voor de resterende duur van de in artikel 5.1.1.2 bedoelde periode, aangemerkt als de goedkeuring om in dat gebied tevens deel te nemen aan collectief agrarisch natuurbeheer, en als zodanig ambtshalve door Gedeputeerde Staten aangepast.4. Artikel 4.1.1.4 is niet van toepassing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 4.1.2.1a (ecologische overbrugbaarheid)
1. Indien een begunstigde in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer één of meerdere agrarische beheerpakketten met de aanduiding A01.01.01 tot en met A01.03.01 uitvoert, gelden de instapeisen met betrekking tot de minimumomvang van de beheereenheid niet voor zover er sprake is van ecologische overbrugbaarheid.2. Van ecologische overbrugbaarheid als bedoeld in het eerste lid is sprake indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Artikel 4.1.2.2 (aanvullende subsidieverplichting)
1. Onverminderd artikel 4.1.1.6 is een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer gehouden:
c. vanaf het moment dat hij een agrarisch beheerpakket of variant daarvan uitvoert met de aanduiding A01.01.05, A01.02.01 of A02.01.01 tot en met A02.02.03, dat agrarisch beheerpakket gedurende elk beheerjaar van de dan nog resterende periode, bedoeld in artikel 4.1.1.2, op dezelfde lokatie en met dezelfde omvang uit te blijven voeren.
2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, geldt niet indien de varianten c en d van het agrarisch beheerpakket met de aanduiding A01.02.01 voor het derde of vierde jaar wordt uitgevoerd en roulatie op grond van de aan dat agrarisch beheerpakket verbonden voorwaarden is toegestaan.
Artikel 4.1.2.3 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer vermeldt in elk geval:
b. dat de subsidieontvanger elk beheerjaar gehouden is het beheer uit te voeren overeenkomstig het in artikel 9.2 bedoelde collectief beheerplan zoals dat 14 dagen vóór de datum waarop in het desbetreffende beheerjaar de in artikel 4.1.1.6, tweede lid, bedoelde aanvraag op zijn vroegst kan worden ingediend, luidt;
Artikel 4.1.2.4 (aanvullende toeslag collectief agrarisch natuurbeheer)
1. Gedeputeerde Staten kunnen in een beheerjaar op aanvraag een aanvullende toeslag als bedoeld in de onderscheiden subonderdelen van bijlage 7, onderdeel C verlenen aan landbouwers die in het betreffende beheerjaar deelnemen aan collectief agrarisch natuurbeheer voor zover voldaan wordt aan de in het betreffende subonderdeel van die bijlage opgenomen voorschriften;
2. Aanvragen als bedoeld in het eerste lid worden namens de betreffende landbouwer ingediend door de in het gebied waarin de betreffende beheereenheid is gelegen werkzame gebiedscoördinator, en gaan vergezeld van een door hem opgesteld advies met betrekking tot de noodzaak tot het verstrekken van de toeslag en de hoogte daarvan, waarbij tevens door de gebiedscoördinator wordt verklaard dat hij, in elk geval op het moment van indienen van de betreffende aanvraag, heeft vastgesteld dat de landbouwer voldoet aan de aan de toeslag verbonden eisen.
3. Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is artikel 1.3, eerste lid, niet van toepassing voor zover dat artikel bepaalt dat aanvragen slechts kunnen worden ingediend als Gedeputeerde Staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld voor de indiening van aanvragen, met dien verstande dat een in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag die betrekking heeft op:
a. de toeslagen, bedoeld in bijlage 7, onderdeel C, subonderdelen 1 en 2, niet eerder kan worden ingediend dan na afloop van de periode waarin in dat beheerjaar aan de aan het betreffende agrarische beheerpakket verbonden beheereisen dient te worden voldaan indien niet om de toeslag zou zijn verzocht;
4. Artikel 1.6, tweede lid, onderdeel a, is van toepassing en de artikelen 1.4 en 1.5, met uitzondering van het tweede lid van dat artikel, zijn van overeenkomstige toepassing.
5. Gedeputeerde Staten kunnen verschillende tarieven vaststellen voor de toeslag, bedoeld in bijlage 7, onderdeel C, subonderdeel 4, al naar gelang het uitrijden van de ruige stalmest geschiedt op landbouwgronden die enkel varend bereikt kunnen worden of op andere landbouwgronden.
6. Gedeputeerde Staten keren de toeslag overeenkomstig artikel 4.1.1.7, derde lid, onderdeel b, tegelijkertijd uit met de in dat onderdeel bedoelde jaarvergoeding.
Paragraaf 4.2 Probleemgebiedensubsidie
Artikel 4.2.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een probleemgebiedensubsidie verstrekken.
1. Een probleemgebiedensubsidie kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd op de peildatum van een kalenderjaar beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
2. Als een in het eerste lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts subsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid het beheer uit te voeren.
Artikel 4.2.4 (aanvraag subsidie)
1. Een aanvraag tot vaststelling en tevens uitbetaling van een probleemgebiedensubsidie wordt uiterlijk op de peildatum van het betreffende kalenderjaar ingediend middels een ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 vastgesteld aanvraagformulier, waarbij de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 van toepassing zijn.
2. De in het eerste lid bedoelde aanvraag maakt deel uit van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 55 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister.
Artikel 4.2.5 (voorwaarden voor deelname)
1. Een probleemgebiedensubsidie kan worden verstrekt:
b. voor zover de begunstigde voor de landbouwgrond waarvoor een probleemgebiedensubsidie is aangevraagd, op de peildatum tevens een subsidie agrarisch natuurbeheer op grond van de onderhavige regeling, of een subsidie voor de instandhouding van een beheerspakket, bedoeld in de bijlagen 6 tot en met 28f van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zuid-Holland, ontvangt, én
2. Een probleemgebiedensubsidie wordt niet verstrekt voor landbouwgrond waarvoor een vergelijkbare subsidie wordt ontvangen op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister zoals die regeling tot 1 januari 2007 gold.
3. Een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden verstrekt als aan de begunstigde in het betreffende kalenderjaar voor de desbetreffende landbouwgrond niet reeds een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in artikel 4.2.10 wordt verstrekt.
Artikel 4.2.7 (hoogte subsidie)
Een probleemgebiedensubsidie bestaat uit het product van het op grond van artikel 4.2.8, eerste lid, voor het desbetreffende kalenderjaar vastgestelde tarief, en het aantal hectares waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
Artikel 4.2.8 (hoogte tarief per kalenderjaar)
1. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verstrekken probleemgebiedensubsidies het tarief per hectare vast.
Artikel 4.2.9 (subsidievaststelling)
1. Gedeputeerde Staten stellen binnen tien weken na afloop van het kalenderjaar de probleemgebiedensubsidie vast.
2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.
Artikel 4.2.10 (ontkoppelde probleemgebiedensubsidie)
1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een probleem-gebiedensubsidie verstrekken voor landbouwgronden die overeenkomstig artikel 2.1, derde lid, onderdeel d, zijn begrensd, waarbij het, in afwijking van artikel 4.2.5, eerste lid, onderdeel b, niet vereist is dat de begunstigde voor die landbouwgrond tevens een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie voor de instandhouding van een beheerspakket als bedoeld in die bepaling ontvangt.
2. De bepalingen van deze paragraaf zijn, met uitzondering van artikel 4.2.5, eerste lid, onderdeel b, van overeenkomstige toepassing op een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in het eerste lid.
3. Gedeputeerde Staten kunnen nadere voorwaarden verbinden aan een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in het eerste lid.
Afdeling 5.1.1 Algemene bepalingen inzake subsidies landschapsbeheer
Artikel 5.1.1.1 (grondslag subsidie)
1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie landschapsbeheer verstrekken:
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in dat onderdeel, voor bepaalde, in bijlage 6, onderdelen A.1 of A.2, opgenomen landschapselementen slechts verstrekt kan worden aan gecertificeerde begunstigden, of juist niet verstrekt kunnen worden aan dergelijke begunstigden.
Artikel 5.1.1.2 (duur subsidie)
Een subsidie landschapsbeheer wordt verstrekt voor de duur van zes aaneengesloten kalenderjaren, of zoveel langer als op grond van artikel 12.4 vereist is.
Artikel 5.1.1.3 (voorwaarden voor deelname)
1. Een subsidie landschapsbeheer kan worden verstrekt als het natuurbeheerplan, zoals dat zes weken voor de openstelling van de mogelijkheid tot doen van een aanvraag voor de betreffende gold, voorziet in de verstrekking van de betreffende subsidie.
2. Een subsidie landschapsbeheer wordt niet verstrekt als de in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel b, bedoelde begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverlening met opzet:
3. Een subsidie landschapsbeheer wordt evenmin verstrekt voor de instandhouding van een landschapselement of voor het uitvoeren van een beheerpakket landschap:
Artikel 5.1.1.4 (subsidieverplichtingen die de subsidieperiode overschrijden)
Als ten behoeve van de instandhouding van een landschapselement of voor het uitvoeren van een beheerpakket landschap verplichtingen zijn opgenomen met betrekking tot de cyclus van knippen, scheren, snoeien dan wel af- of terugzetten, behoren die verplichtingen slechts tot de subsidieverplichtingen indien dat knippen, scheren, snoeien dan wel af- of terugzetten op basis van de betreffende cyclus valt binnen de periode waarvoor die subsidie wordt verstrekt.
Afdeling 5.1.2 Algemene bepalingen inzake subsidie landschapsbeheer binnen natuurterreinen
Artikel 5.1.2.1 (begunstigden)
1. Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan:
en voorts gedurende de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder kalenderjaar die zeggenschap heeft;
2. Als een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v. bedoelde titel is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de zeggenschap over het te voeren beheer van het landschapselement.
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, en behoudens het bepaalde in artikel 5.1.2a.3, vierde lid, kan aan Staatsbosbeheer een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, worden verstrekt voor landschapselementen waarvan zij nog geen eigenaar of erfpachter is, mits deze landschapselementen op het moment van aanvragen in Rijksbezit zijn én Staatsbosbeheer deze landschapselementen vóór 15 augustus 2009 reeds feitelijk in beheer had.
4. Als een in het eerste lid bedoelde begunstigde een aanvraag doet voor een oppervlakte van 75 hectare of meer, kan slechts een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, worden verstrekt voor zover de begunstigde een gecertificeerde begunstigde is.
5. Voor de bepaling of sprake is van een aanvraag voor een oppervlakte van 75 hectare of meer als bedoeld in het vierde lid, worden alle aanvragen voor een subsidie natuurbeheer en subsidie landschapsbeheer van de begunstigde binnen 1 openstellingsperiode bij elkaar opgeteld.
Artikel 5.1.2.2 (aanvraag subsidie)
Een aanvraag tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond, waarop de landschapselementen waarvoor subsidie wordt gevraagd en een nummering van die landschapselementen zijn aangegeven.
Artikel 5.1.2.3 (subsidieverplichtingen)
1. Een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a:
2. Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b, dat het beheer laat uitvoeren door één of meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel a, komt gedurende de zes kalenderjaren met elk van deze natuurlijke personen of rechtspersonen, voor zover deze op de peildatum van één of meerdere van die kalenderjaren de zeggenschap hebben over het beheer, schriftelijk overeen dat:
Artikel 5.1.2.4 (hoogte subsidie)
1. Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, bedraagt de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
2. Een jaarvergoeding is het product van het tarief zoals dat voor het desbetreffende kalenderjaar op grond van artikel 5.1.2.5, eerste lid, onderdeel a, voor het desbetreffende landschapselement is vastgesteld, en het aantal hectares, meters of stuks waarvoor voor dat betreffende landschapselement subsidie wordt verstrekt.
3. Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:
b. keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan:
i. de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over een in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onder i. tot en met v. bedoelde titel, een en ander gelezen in samenhang met de artikelen 5.1.2.1, tweede lid, en 7.3, eerste lid, óf
Artikel 5.1.2.5 (hoogte tarief per kalenderjaar)
1. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verlenen subsidies landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, vast:
Artikel 5.1.2.6 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, vermeldt in elk geval:
Artikel 5.1.2.7 (ambtshalve vaststellen)
1. Gedeputeerde Staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.
2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.
Afdeling 5.1.2a Bijzondere bepalingen inzake subsidie landschapsbeheer binnen natuurterreinen voor gecertificeerde begunstigden
Artikel 5.1.2a.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie landschapsbeheer voor de instandhouding van een landschapselement voor een gecertificeerde begunstigde verhogen met een vergoeding voor de monitoring van de kwaliteit van landschapselementen.
Artikel 5.1.2a.2 (aanvraag subsidie)
In afwijking van artikel 5.1.1.1, eerste lid gaat een aanvraag van een gecertificeerde begunstigde tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, vergezeld van:
Artikel 5.1.2a.3 (subsidieverplichtingen)
1. De subsidie ontvanger die teven gecertificeerde begunstigde is draagt er zorg voor dat, voor zover subsidie wordt verstrekt voor de monitoring van de kwaliteit van landschapselementen, deze monitoring wordt verricht overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten vastgestelde monitoringsprogramma.
2. In afwijking van artikel 5.1.2.3, eerste lid, onderdelen d en e, kan een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, die tevens gecertificeerde begunstigde is, éénmaal per kalenderjaar maar uiterlijk op 31 oktober bij Gedeputeerde Staten melden ten aanzien van welke landschapselementen niet voldaan wordt aan één of meerdere subsidieverplichtingen.
3. Indien sprake is van een begunstigde als bedoeld in artikel 5.1.2.1 vierde lid kan de subsidie worden verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van drie maanden na de datum van bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.
4. Indien aan Staatsbosbeheer subsidie wordt verleend op grond van artikel 5.1.2.1, derde lid, heeft Staatsbosbeheer de verplichting dit natuurterrein alsnog in eigendom te verwerven of in erfpacht te verkrijgen voor 1 januari 2015.
5. Indien een subsidie wordt verstrekt door toepassing van artikel 12.5, eerste lid, wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat voor 1 januari 2015 de subsidieontvanger alsnog het certificaat natuurbeheer verkrijgt.
Artikel 5.1.2a.4 (hoogte subsidie)
Als de in artikel 5.1.2a.1 bedoelde vergoeding voor de monitoring van de kwaliteit van landschapselementen wordt verstrekt, wordt de jaarvergoeding als bedoeld in artikel 5.1.2.4, tweede lid, vermeerderd met het product van het tarief zoals dat voor het betreffende beheerjaar op grond van artikel 5.1.2.5, eerste lid, onderdeel b is vastgesteld, en het aantal hectares, meters of stuks waarop in het kader van de subsidie landschapsbeheer monitoringswerkzaamheden worden uitgevoerd.
Artikel 5.1.2a.5 (subsidievaststelling)
1. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten dat bij tussentijdse wijzigingen geen toepassing wordt gegeven aan hoofdstuk 7.2. Bij toepassing van het eerste lid:
3. Indien het uiteindelijke beheer van de oppervlaktes, onderscheidenlijk meters of stuks, per soort landschapselement afwijkt van de opgave die bij de subsidieaanvraag is gedaan, bevat het verzoek om vaststelling in ieder geval de wijzigingen die in die oppervlaktes, onderscheidenlijk meters of stuks per soort landschapselement hebben plaatsgevonden en de datum waarop die wijzigingen plaatsvonden.
Afdeling 5.1.3 Algemene bepalingen inzake subsidie landschapsbeheer buiten natuurterreinen
Artikel 5.1.3.1 (begunstigden)
1. Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan een landbouwer die de grond waarop hij het beheerpakket landschap uitvoert of zal uitvoeren bij aanvang van de subsidie beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht, en voorts gedurende de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder kalenderjaar die grond beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
2. Als een in het eerste lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid het beheer uit te voeren.
Artikel 5.1.3.2 (aanvraag subsidie)
Een aanvraag tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond, waarop de grond waarop het beheerpakket landschap wordt uitgevoerd en een nummering van die gronden zijn aangegeven.
Artikel 5.1.3.2a (aanvullende voorwaarde voor deelname)
Onverminderd het bepaalde in artikel 5.1.1.3 kan een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, slechts worden verstrekt indien is voldaan aan de instapeisen die behoren bij het betreffende beheerpakket landschap.
Artikel 5.1.3.3 (subsidieverplichtingen)
1. Een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b:
2. Een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, dient uiterlijk op de peildatum van ieder kalenderjaar, middels een ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 vastgesteld aanvraagformulier, bij Gedeputeerde Staten een aanvraag in tot betaling van de jaarvergoeding voor dat kalenderjaar, waarbij de artikelen 7 en 8 van verordening (EG) nr. 1975/2006 van overeenkomstige toepassing zijn.
3. In een geval als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, rust de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde verplichting op die derde voor zover deze het beheer heeft overgenomen.4. De in het tweede lid bedoelde aanvraag maakt deel uit van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 55 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister.
Artikel 5.1.3.4 (hoogte subsidie)
1. Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, bedraagt de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
2. Een jaarvergoeding is het product van het tarief zoals dat voor het eerste kalenderjaar van de in artikel 5.1.1.2 bedoelde periode op grond van artikel 5.1.3.5, eerste lid, voor het desbetreffende beheerpakket landschap is vastgesteld, en het aantal hectares, meters of stuks waarvoor voor dat betreffende beheerpakket landschap subsidie wordt verstrekt.
3. Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:
b. keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan de landbouwer die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over het in artikel 5.1.3.1 bedoelde zakelijk of persoonlijk recht.
Artikel 5.1.3.5 (hoogte tarief per kalenderjaar)
1. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verlenen subsidies landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, de tarieven voor de verschillende beheerpakketten landschap vast, uitgedrukt in een bedrag per hectare, meter of stuk.
Artikel 5.1.3.6 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, vermeldt in elk geval:
Artikel 5.1.3.7 (ambtshalve vaststelling)
1. Gedeputeerde Staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.
2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.
3. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, omvat ook de beslissing op de aanvraag, bedoeld in artikel 5.1.3.3, tweede lid, voor zover die aanvraag betrekking heeft op het zesde en laatste kalenderjaar.
Afdeling 5.1.4 Bijzondere bepalingen inzake collectief landschapsbeheer
Artikel 5.1.4.1 (toepasselijkheid onderhavige afdeling)
De onderhavige afdeling is niet van toepassing op subsidies landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a.
Artikel 5.1.4.2 (subsidieaanvraag collectief landschapsbeheer)
1. Een begunstigde die een aanvraag tot verlening van een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer indient, geeft in die aanvraag per gebied, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, onderdeel a, waar hij wenst deel te nemen aan collectief landschapsbeheer, aan:
2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid hoeft niet te worden ingediend indien de begunstigde in hetzelfde collectief gebied reeds deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer en:
b. de totale oppervlakte waarmee de begunstigde in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer én collectief landschapsbeheer wenst deel te nemen groter is dan de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, maar de begunstigde overeenkomstig artikel 7.5, eerste en zesde lid, een aanvraag indient tot verhoging van die maximale oppervlakte.
3. In de gevallen, bedoeld in het tweede lid, wordt de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 4.1.2.3, met ingang van het kalenderjaar waarin de begunstigde voor het eerst deelneemt aan collectief landschapsbeheer en voor de resterende duur van de in artikel 4.1.1.2 bedoelde periode, aangemerkt als de goedkeuring om in dat gebied tevens deel te nemen aan collectief landschapsbeheer, en als zodanig ambtshalve door Gedeputeerde Staten aangepast.
4. Artikel 5.1.3.2 is niet van toepassing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 5.1.4.3 (aanvullende subsidieverplichting)
Onverminderd artikel 5.1.3.3 is een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer gehouden:
Artikel 5.1.4.4 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer vermeldt in elk geval:
c. dat de subsidieontvanger elk beheerjaar gehouden is het beheer uit te voeren overeenkomstig het in artikel 9.2 bedoelde collectief beheerplan zoals dat 14 dagen vóór de datum waarop in het desbetreffende beheerjaar de in artikel 5.1.3.3, tweede lid, bedoelde aanvraag op zijn vroegst kan worden ingediend, luidt;
Hoofdstuk 5a Natuur- en landschapsbeheer buiten de EHS
Artikel 5a.1. (voorwaarden voor toekenning van subsidies natuur- en landschapsbeheer ten behoeve van natuurterreinen buiten de EHS)
Een natuurterrein dat gelegen is buiten de EHS kan in aanmerking komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid en artikel 5.1.1.1 eerste lid, wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
2. De subsidie als bedoeld in het eerste lid kan worden verstrekt ten behoeve van:
Hoofdstuk 6 Subsidie organisatiekosten
Artikel 6.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie organisatiekosten verstrekken.
Een subsidie organisatiekosten wordt verstrekt voor een periode van maximaal zes aaneengesloten kalenderjaren.
Artikel 6.4 (aanvraag subsidie)
1. Een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend uiterlijk 31 oktober direct voorafgaand aan het eerste kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
2. Een aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:
Artikel 6.5 (subsidieverplichtingen)
De ontvanger van een subsidie organisatiekosten voert de activiteiten ten behoeve waarvan subsidie wordt verstrekt uit conform het activiteitenplan en de daarbij behorende begroting, bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, onderdelen b en c, voor zover deze door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd.
Artikel 6.6 (subsidiabele kosten)
1. Als subsidiabele kosten komen in aanmerking de noodzakelijke kosten voor de organisatie van activiteiten, gericht op:
2. Subsidie wordt niet verstrekt voor activiteiten waarvoor reeds een subsidie wordt verstrekt op grond van:
3. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels vaststellen met betrekking tot de kosten en activiteiten, bedoeld in het eerste lid, die voor vergoeding in aanmerking komen.
Een subsidie organisatiekosten bedraagt hetzij:
waarbij de genoten inkomsten op de aldus bepaalde bedragen in mindering worden gebracht.
Artikel 6.8 (aanvraag tot voorschotverlening)
Gedeputeerde Staten kunnen ten hoogste éénmaal per kalenderjaar op aanvraag een voorschot verlenen, waarbij dat voorschot ten hoogste 80% bedraagt van de subsidiabele kosten zoals die voor dat kalenderjaar in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde begroting zijn opgenomen.
Artikel 6.9 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie organisatiekosten vermeldt in elk geval:
Artikel 6.10 (aanvraag tot subsidie-vaststelling)
1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag de subsidie organisatiekosten jaarlijks vaststellen voor dat gedeelte dat ziet op de in het voorgaande kalenderjaar gemaakte subsidiabele kosten.
2. Een aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk acht weken na afloop van het in dat lid bedoelde kalenderjaar ingediend.
3. Als een subsidieontvanger geen of slechts gedeeltelijk aanvragen als bedoeld in het eerste lid heeft ingediend, wordt door hem uiterlijk acht weken na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend voor de periode waarover nog geen subsidievaststelling heeft plaatsgevonden.
4. Een aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een overzicht van de gemaakte subsidiabele kosten, de betalingsbewijzen daarvan, de daadwerkelijk genoten inkomsten en een verslag van de uitgevoerde activiteiten.
Hoofdstuk 7 Wijziging en intrekking
1. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, kan, indien sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden, een aanvraag indienen tot wijziging of intrekking van de betreffende beschikking tot subsidieverlening vanaf het moment dat de overmacht zich voordoet of de uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen.
2. Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, probleemgebiedensubsidie of subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan, als sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1974/2006, een aanvraag indienen tot wijziging of intrekking van de betreffende beschikking tot subsidieverlening vanaf het moment dat de overmacht zich voordoet of de uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen.
3. Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid honoreren en de betreffende subsidie naar evenredigheid vaststellen, als de overmacht of uitzonderlijke omstandigheden van dien aard is, respectievelijk zijn, dat het doel van de betreffende subsidie niet of niet meer kan worden behaald.
4. In afwijking van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid afwijzen en de betreffende subsidie ongewijzigd voortzetten als de overmacht of uitzonderlijke omstandigheden van dien aard is, respectievelijk zijn, dat het doel van de betreffende subsidie alsnog kan worden behaald en de ontvanger van de betreffende subsidie zich ertoe bereid heeft verklaard de subsidieverplichtingen weer na te zullen leven zodra de overmacht is, respectievelijk de uitzonderlijke omstandigheden zijn, geëindigd.
Artikel 7.2 (overlijden subsidieontvanger)
1. Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer overlijdt, kan diens rechtsopvolger onder algemene titel binnen 24 weken na het overlijden een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de overname van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.
2. Gedeputeerde Staten trekken de beschikking tot subsidieverlening met ingang van de datum van het overlijden in en stellen de subsidie ambtshalve naar evenredigheid vast als er binnen de in het eerste lid genoemde termijn geen aanvraag als bedoeld in dat lid is ingediend.
3. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening overeenkomstig het eerste lid wijzigen als de rechtsopvolger aangemerkt kan worden als begunstigde voor de betreffende subsidie, tenzij de oorspronkelijke subsidieontvanger een gecertificeerde begunstigde was en de rechtsopvolger dit niet is.
4. Gedeputeerde Staten kunnen, in afwijking van de artikelen 3.1.7, 3.1.10, 4.1.1.7, 4.1.1.10, 4.1.2.4, 4.2.9, 5.1.2.4, 5.1.2.7, 5.1.3.4 en 5.1.3.7, de verstrekking dan wel betaling van een jaarvergoeding of de vaststelling van een subsidie opschorten tot vier weken na de dag waarop de termijn, genoemd in het eerste lid, is verstreken.
Artikel 7.3 (overdracht aan andere beheerder)
1. Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, de zeggenschap over het beheer overdraagt aan een derde, waardoor hij op de peildatum van een kalenderjaar niet kan worden aangemerkt als begunstigde, dan kan hij tezamen met die derde een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de gehele of gedeeltelijke overname door die derde van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.
2. Als een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, het beheer overdraagt aan een derde, waardoor hij op de peildatum van een beheerjaar respectievelijk kalenderjaar niet kan worden aangemerkt als begunstigde, dan kan hij tezamen met die derde een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de gehele of gedeeltelijke overname door die derde van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.
3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk 15 augustus van het betreffende kalenderjaar gedaan.
4. Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt uiterlijk op de peildatum van het betreffende beheerjaar respectievelijk kalenderjaar gedaan.
5. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening overeenkomstig het eerste of tweede lid wijzigen als de derde aangemerkt kan worden als begunstigde voor de betreffende subsidie, tenzij de oorspronkelijke subsidieontvanger een gecertificeerde begunstigde was en de derde dit niet is.
6. Onverminderd het vijfde lid honoreren Gedeputeerde Staten een aanvraag als bedoeld in het eerste lid niet met betrekking tot het gedeelte van een subsidie natuurbeheer dat ziet op de toeslag, bedoeld in artikel 3.1.8, tweede lid, onderdeel b, voor zover de derde niet in staat is de aan die toeslag verbonden verplichtingen na te leven, maar stellen zij ambtshalve het betreffende deel van de subsidie naar evenredigheid vast.
7. Onverminderd het vijfde lid honoreren Gedeputeerde Staten, indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van een natuurterrein, een landschapselement, een beheereenheid of een beheerpakket landschap, een aanvraag als bedoeld in het eerste of tweede lid slechts indien zowel het overgedragen deel als het resterende deel voldoen aan de eisen van het desbetreffende natuurbeheertype of landschapselement, onderscheidenlijk de instapeisen van het desbetreffende agrarisch beheerpakket of beheerpakket landschap.
8. Een wijziging van een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het vijfde lid treedt in werking met ingang van het kalenderjaar respectievelijk beheerjaar waarin de derde op de peildatum als begunstigde aangemerkt kan worden.
Artikel 7.3a (aanvullende voorwaarden overdracht collectief beheer)
1. Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, die betrekking heeft op een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer, slechts goedkeuren indien deze vergezeld gaat van:
a. een aanvraag als bedoeld in artikel 4.1.2.1, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.2, eerste lid, indien de derde in het betreffende collectief gebied nog niet deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer onderscheidenlijk collectief landschapsbeheer, tenzij het de gehele overdracht betreft van al het collectief agrarisch natuurbeheer en collectief landschapsbeheer dat de subsidieontvanger in het betreffende beheerjaar in het betreffende collectief gebied dient uit te voeren;
b. een aanvraag tot verhoging van de maximale oppervlakte als bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.4, onderdeel a, indien de derde in het betreffende collectiefgebied reeds deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer onderscheidenlijk artikel collectief landschapsbeheer en door de overdracht deze maximale oppervlakte wordt overschreden.
2. In zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 7.3, tweede lid, bestrijkt de aanvraag, bedoeld in:
b. het eerste lid, onderdeel b, van het onderhavige artikel, de resterende periode waarvoor aan die derde subsidie is verleend op basis van de door hem voor het betreffende collectief gebied ingediende aanvraag als bedoeld in artikel 4.1.2.1, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.2, eerste lid, waarbij die resterende periode aanvangt met ingang van het beheerjaar waarin de derde op de peildatum als begunstigde aangemerkt kan worden.
3. Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, is artikel 1.3, eerste lid niet van toepassing.
4. Indien de subsidieontvanger als gevolg van de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde overdracht niet langer beschikt over voldoende oppervlakte om met ten minste de minimumoppervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.4, onderdeel a, te blijven deelnemen aan collectief agrarisch natuurbeheer onderscheidenlijk collectief landschapsbeheer, dan wordt de hiervoor bedoelde minimumoppervlakte, met ingang van het beheerjaar waarin de derde op de peildatum als begunstigde aangemerkt kan worden, verlaagd tot de oppervlakte die wordt gevormd door de goedgekeurde overgedragen oppervlakte in mindering te brengen op de oppervlakte die de subsidieontvanger op grond van het in artikel 4.1.2.3, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.4, onderdeel c, bedoelde collectief beheerplan in het betreffende beheerjaar diende te beheren.
Artikel 7.4 (overdracht aan Staatsbosbeheer, TBO of BBL)
1. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer kan, als hij de zeggenschap over het beheer of het beheer geheel of gedeeltelijk overdraagt aan Staatsbosbeheer, het Bureau beheer landbouwgronden of een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties zoals dat artikel tot 1 januari 2008 luidde, een aanvraag indienen tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie.
2. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening inzake agrarisch natuurbeheer of landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid met ingang van de datum van overdracht slechts geheel of gedeeltelijk intrekken en naar evenredigheid vaststellen, als voldaan is aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 44, tweede lid, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 1974/2006.
Artikel 7.5 (wijziging subsidie ivm vergroting areaal)
1. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer kan éénmaal per kalenderjaar onderscheidenlijk beheerjaar een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening met ingang van het volgend kalenderjaar of beheerjaar, gericht op de vergroting van het areaal waarvoor subsidie wordt verstrekt.
2. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie natuurbeheer naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als die wijziging leidt tot een verhoging van de jaarvergoeding van ten minste €50,- per kalenderjaar. De artikelen 1.3, eerste lid, 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als:
De artikelen 1.3, eerste lid, 4.1.1.3, 4.1.1.4 en 4.1.1.5 zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de in de agrarische beheerpakketten opgenomen eis ten aanzien van de minimale oppervlakte van de beheereenheid voor zover het areaal landbouwgrond waarop de aanvraag tot wijziging ziet grenst aan landbouwgrond waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt, én op de beide aldus aanééngrenzende arealen eenzelfde agrarisch beheerpakket zal worden uitgevoerd.
4. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als die wijziging leidt tot een verhoging van de jaarvergoeding van ten minste €50,- per kalenderjaar. De artikelen 1.3, eerste lid, 5.1.1.3, 5.1.2.1, en 5.1.2.2 zijn van overeenkomstige toepassing.
5. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening inzake landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als:
De artikelen 1.3, eerste lid, 5.1.1.3, 5.1.3.1 en 5.1.3.2 zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de in de beheerpakketten landschap opgenomen eis ten aanzien van de minimale omvang, mits het beheerpakket landschap waarop de aanvraag tot wijziging ziet grenst aan een beheerpakket landschap waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt én de beide aldus aanééngrenzende beheerpakketten landschap identiek zijn.
6. Als een in het eerste lid bedoelde aanvraag betrekking heeft op het vergroten van het areaal waarvoor een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch wordt verstrekt: a. is het derde lid, onderdeel a, niet van toepassing en artikel 4.1.1.4 niet van overeenkomstige toepassing; b. is er slechts sprake van een aanvraag als bedoeld in het onderhavige artikel voor zover de extra oppervlakte de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, voor het betreffende gebied overschrijdt.
7. Als een in het eerste lid bedoelde aanvraag betrekking heeft op het vergroten van het areaal waarvoor een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer wordt verstrekt:
8. In afwijking van de artikelen 3.1.7, tweede lid, 5.1.2.4, tweede lid en 5.1.3.5, eerste lid wordt, indien Gedeputeerde Staten de beschikking tot subsidieverlening op grond van een in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag wijzigen, de uit die wijziging voortvloeiende verhoging van de subsidie en jaarvergoedingen gebaseerd op de tarieven die golden in het kalender- respectievelijk beheerjaar waarin de aanvraag is ingediend zoals die luidde vóórdat voor het eerst een aanvraag tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid is ingediend.
1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 7.5, eerste lid, tot vergroting van het areaal waarvoor een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid,onderdeel a, wordt verstrekt, welke wordt ingediend door een aanvrager als bedoeld in artikel3.1.3, eerste lid, onderdeel b onderscheidenlijk artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b, én vergezeld gaat van een verzoek van een ontvanger van één of meer in de aanhef bedoelde subsidies tot intrekking van de aan hem verleende subsidies voor de terreinen waarop die aanvraag betrekking heeft, wordt niet gehonoreerd indien:
2. Ingeval van intrekking uit hoofde van het eerste lid worden alle subsidies naar evenredigheidverleend en vastgesteld voor het verstreken gedeelte van het tijdvak, bedoeld in artikel 3.1.2 respectievelijk artikel 5.1.1.2, waarvoor de betreffende subsidies zijn verstrekt.
3. Onverminderd het eerste lid honoreren Gedeputeerde Staten een aanvraag als bedoeld in het eerste lid niet met betrekking tot het gedeelte van een of meer subsidies natuurbeheer dat ziet op de toeslag, bedoeld in artikel 3.1.8, tweede lid, onderdeel b, voor zover het samenwerkingsverband niet in staat is de aan die toeslag verbonden verplichtingen na te leven, maar stellen zij ambtshalve het betreffende deel van respectievelijke subsidies naar evenredigheid vast voor het verstreken gedeelte van het tijdvak.
4. Een wijziging van een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid treedt inwerking met ingang van het kalenderjaar waarin het samenwerkingsverband op de peildatum als begunstigde aangemerkt kan worden.
Artikel 7.6 (wijziging subsidie ivm verkleining)
1. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, kan een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie indienen met het oog op de verkleining van het areaal waarvoor de subsidie wordt verstrekt, als die verkleining het gevolg is van de realisatie van een werk van algemene nutte.
2. Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie indienen, als hij als gevolg van omstandigheden als bedoeld in artikel 45, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 de subsidieverplichtingen niet langer kan nakomen.
3. Gedeputeerde Staten trekken de desbetreffende subsidie voor het betreffende deel in en stellen haar naar evenredigheid vast als voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid.
Artikel 7.7 (beëindiging subsidie natuurbeheer ivm wijziging natuurbeheertype)
1. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer kan een aanvraag indienen tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie, als hij op het natuurterrein of deel daarvan waarvoor hij de subsidie ontvangt, maatregelen treft die zijn gericht op een wijziging van het op dat natuurterrein in stand te houden natuurbeheertype.
2. Gedeputeerde Staten kunnen de beschikking tot subsidieverlening naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid intrekken vanaf het moment dat de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, van start gaan, en de subsidie naar evenredigheid geheel of gedeeltelijk vaststellen, als:
c. de subsidieontvanger schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in artikel 11 van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Zuid-Holland, beheer gericht op de instandhouding van het gewijzigde natuurbeheertype te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die gewijzigde instandhouding een subsidie natuurbeheer op grond van de onderhavige regeling heeft aangevraagd en ontvangt. De hiervóór bedoelde subsidieaanvraag wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Zuid-Holland.
3. Indien een subsidieontvanger subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de subsidieontvanger toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, onderdeel c, eerste volzin, bedoelde instandhoudingsplicht weer van toepassing tot de termijn van zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen is verstreken.
Artikel 7.8 (wijziging baseline)
1. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, wijzigen als dit ingevolge artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 noodzakelijk is.
2. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, intrekken met ingang van het moment waarop zich de situatie als bedoeld in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 voordoet en de subsidie naar evenredigheid ambtshalve vaststellen als de subsidieontvanger een wijziging ingevolge het eerste lid niet aanvaardt.
Artikel 7.9 (wijziging activiteiten organisatiekosten )
1. Een ontvanger van een subsidie organisatiekosten kan jaarlijks een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening.
2. De aanvraag tot wijziging van een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend uiterlijk op 31 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de wijziging wordt aangevraagd.
3. De aanvraag tot wijziging van een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:
Artikel 7.10 (verlagen “min” )
1. Gedeputeerde Staten kunnen ambtshalve de minimale oppervlakte, bedoeld in de artikelen 4.1.2.3, onderdeel a, en 5.1.4.4, onderdeel a, verlagen.
2. De in het eerste lid bedoelde verlaging gaat in met ingang van het beheerjaar waarin de subsidieontvanger niet langer voldoet aan de minimale oppervlakte, bedoeld in de artikelen 4.1.2.3, onderdeel a, en 5.1.4.4, onderdeel a.
3. Gedeputeerde Staten maken geen gebruik van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid indien de verlaging ertoe zou leiden dat de minimale oppervlakte kleiner wordt dan de minimumoppervlakte die behoort bij het agrarisch beheerpakket onderscheidenlijk beheerpakket landschap met de kleinste omvang dat de subsidieontvanger in het betreffende beheerjaar behoorde uit te voeren.
Artikel 8.1.1 (bevoegdheid tot certificering)
1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag afgeven:
2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij de in artikel 8.1.7 bedoelde stichting, met dien verstande dat een dergelijke aanvraag niet vóór 15 november 2010 ingediend kan worden.
Artikel 8.1.2 (wie kunnen worden gecertificeerd)
1. Voor een certificaat natuurbeheer komen in aanmerking begunstigden als bedoeld in de artikelen 3.1.3, eerste lid, onderdeel a, en 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel a.
2. Onverminderd de verdere bepalingen in deze paragraaf komen begunstigden als bedoeld in het eerste lid slechts in aanmerking voor een certificaat natuurbeheer indien:
3. Voor een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer komen in aanmerking begunstigden als bedoeld in de artikelen 3.1.3, eerste lid, onderdeel b, en 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b.
4. Onverminderd de verdere bepalingen in deze paragraaf komen begunstigden als bedoeld in het derde lid slechts in aanmerking voor een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer indien:
5. Voor een certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer komen in aanmerking rechtspersonen.
Artikel 8.1.2a (aanvraag certificering)
Een aanvraag tot verlening van een certificaat als bedoeld in artikel 8.1.1 gaat vergezeld van:
Artikel 8.1.3 (certificeringsvoorwaarden)
Gedeputeerde Staten kunnen een in artikel 8.1.1, eerste lid, bedoeld certificaat afgeven als is voldaan aan de voorwaarden, opgenomen in het corresponderende onderdeel van het Programma van Eisen Kwaliteitshandboek Natuurbeheer, zoals dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en gepubliceerd in het Provinciaal Blad.
Artikel 8.1.4 (aan certificering verbonden verplichtingen)
Een houder van een in artikel 8.1.1, eerste lid, bedoeld certificaat:
Artikel 8.1.5 (schorsing en intrekking certificaat)
1. Gedeputeerde Staten kunnen het certificaat voor een door hen te bepalen termijn schorsen als de houder van het certificaat niet voldoet aan één of meerdere certificeringsvoorwaarden.
2. Gedeputeerde Staten kunnen het certificaat intrekken als:
c. de houder van het certificaat opzettelijk een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie, bedoeld in de artikelen 3.1.1, 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, of 6.1, of willens en wetens heeft meegewerkt aan het indienen van een onjuiste aanvraag ter verkrijging door een landbouwer van een in artikel 4.1.2.4 bedoelde toeslag.
3. De certificering wordt niet geschorst of ingetrokken als het niet voldoen aan de betreffende certificeringsvoorwaarde het gevolg is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.
Artikel 8.1.6 (rechtsgevolgen intrekken certificaat)
1. Als Gedeputeerde Staten een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer intrekken dat is afgegeven aan:
een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, ontvangt, wordt met ingang van de datum van intrekking van het certificaat de beschikking dan wel de beschikkingen tot verlening van die subsidie of subsidies ingetrokken, waarbij die subsidie of subsidies naar evenredigheid worden vastgesteld.
2. Het bepaalde in het eerste lid vindt geen toepassing als de voormalig gecertificeerde begunstigde binnen acht weken na de datum van intrekking van het certificaat verzoekt de betreffende subsidieverlening met ingang van die datum te wijzigen in een subsidieverlening op basis van de rechten en plichten zoals die voor niet-gecertificeerde begunstigden gelden, mits de subsidieverlening waarop het wijzigingsverzoek ziet een oppervlakte betreft van minder dan 75 hectare.
3. Als Gedeputeerde Staten een certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer intrekken, draagt de voormalig gebiedscoördinator zijn werkzaamheden en de daarop betrekking hebbende stukken in goede orde over aan een door Gedeputeerde Staten aangewezen gebiedscoördinator of ambtenaar.
Artikel 8.1.7 (mandaat Stichting)
1. Besluiten tot het afgeven, schorsen of intrekken van een in artikel 8.1.1, eerste lid, bedoeld certificaat worden namens Gedeputeerde Staten genomen door het bestuur van de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer.
2. In afwijking van artikel 11.1 wordt het toezicht op de naleving van de aan het betreffende certificaat verbonden certificeringsvoorwaarden namens Gedeputeerde Staten uitgeoefend door het bestuur van de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer.
Hoofdstuk 9 Collectief beheerplan
Artikel 9.1 (aanvraag vaststelling collectief beheerplan of wijziging daarvan)
Een gebiedscoördinator kan bij Gedeputeerde Staten een aanvraag indienen tot vaststelling van:
Artikel 9.2 (goedkeuring collectief beheerplan of wijziging daarvan)
1. Gedeputeerde Staten kunnen een collectief beheerplan dan wel een wijziging van een op grond van dit artikel vastgesteld collectief beheerplan vaststellen als:
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid tot uiterlijk 1 februari van een beheerjaar worden aangepast, voor zover in die aangepaste aanvraag in vergelijking tot de in het eerste lid bedoelde aanvraag:
3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid dient een aanpassing als bedoeld in dat lid in overeenstemming te zijn met de eisen, bedoeld in bijlage 5, onderdeel A respectievelijk onderdeel B.4. Voor zover Gedeputeerde Staten de kaarten, bedoeld in bijlage 5, onderdeel A respectievelijk onderdeel B, goedkeuren, leggen zij dat vast door middel van een elektronische kaart.
4. Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het bepaalde in het eerste lid, onderdelen c en d, onderscheidenlijk het derde lid.
Hoofdstuk 10 Verlaging jaarvergoeding en subsidies
Artikel 10.1 (niet-naleving subsidieverplichtingen)
1. Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, niet voldoet aan de aan de betreffende subsidie verbonden verplichtingen, verlagen Gedeputeerde Staten de jaarvergoeding, bedoeld in de artikelen 3.1.7, tweede lid en 5.1.2.4, tweede lid, overeenkomstig de Beleidsregels {… naam beleidsregels…}.
2. Als een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een aanvullende toeslag als bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, niet voldoet aan de aan de betreffende subsidie of toeslag verbonden verplichtingen, niet zijnde de in artikel 10.2 bedoelde verplichtingen, verlagen Gedeputeerde Staten:
c. het bedrag dat ingevolge artikel 4.2.9 wordt vastgesteld, overeenkomstig:
i. artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 indien de omvang van het uitgevoerde agrarisch beheerpakket, het uitgevoerde beheerpakket landschap of de oppervlakte van de landbouwgrond waarop wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn verbonden aan een de toeslag, bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, of een probleemgebiedensubsidie, kleiner is dan de omvang waarvoor die subsidie of toeslag is verleend;
voor zover het een in de aanhef bedoelde subsidie betreft die gedeeltelijk wordt gefinancierd met Europese middelen.
Artikel 10.2 (niet-naleving randvoorwaarden)
1. Gedeputeerde Staten verlagen:
overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 en, voor zover ruimte resteert voor de toepassing daarvan, de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006, als de ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een aanvullende toeslag als bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, in dat beheerjaar of kalenderjaar niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in respectievelijk artikel 4.1.1.6, eerste lid, onderdeel b, de onderscheiden subonderdelen van bijlage 7, onderdeel C, artikel 4.2.6, onderdeel a, of artikel 5.1.3.3, eerste lid, onderdeel b.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een subsidie agrarisch natuurbeheer, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, die niet gedeeltelijk worden gefinancierd met Europese middelen, voor zover niet is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 4.1.1.6, eerste lid, onderdeel b, respectievelijk artikel 4.2.6, onderdeel a, of artikel 5.1.3.3, eerste lid, onderdeel b.
Artikel 10.3 (niet-nalevingen en overdracht)
1. Als een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, overeenkomstig artikel 7.3, eerste lid, is overgedragen aan een derde, wordt de jaarvergoeding die wordt uitgekeerd aan die derde ook verlaagd als aan de verplichting niet is voldaan door de oorspronkelijke subsidieontvanger.
2. Als een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, overeenkomstig artikel 7.3, tweede lid, is overgedragen aan een derde, wordt de jaarvergoeding die wordt uitgekeerd aan die derde ook verlaagd als aan de verplichting niet is voldaan door de oorspronkelijke subsidieontvanger.
3. Als een ontvanger van een probleemgebiedensubsidie de landbouwgrond waarvoor hij die subsidie ontvangt ná de peildatum overdraagt aan een derde, worden door die derde in dat kalenderjaar begane schendingen van de aan de probleemgebiedensubsidie verbonden verplichtingen toegerekend aan de subsidieontvanger.
Artikel 11.1 (toezicht op naleving subsidieverplichtingen)
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn de bij besluit van Gedeputeerde Staten aangewezen ambtenaren belast.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.
Hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 12.1 (afwijking peildatum 2015)
In afwijking van de artikelen 1.1, onderdeel w, 4.1.1.6, tweede lid, 4.2.4, eerste lid, 5.1.3.3, tweede lid,7.3, vierde lid en 7.3a, tweede lid is de peildatum in 2015: 15 juni.
Artikel 12.5 (niet gecertificeerden tot 1 januari 2015)
Een begunstigde als bedoeld in de artikelen 3.1.3, eerste lid, of 5.1.2.1, eerste lid, die een aanvraag indient voor een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, wordt aangemerkt als ware hij gecertificeerd begunstigde, mits hij uiterlijk 15 november 2013 een aanvraag tot certificering bij Gedeputeerde Staten heeft ingediend. Het aanmerken van de begunstigde als ware hij gecertificeerd begunstigde eindigt op de datum dat Gedeputeerde Staten hebben besloten op de aanvraag tot certificering, doch uiterlijk op 1 januari 2015.
Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer die in aanmerking wenst te komen voor de toeslag ruige stalmest, bedoeld in artikel 4.1.1.8, tweede lid, dient daartoe met ingang van 1 januari 2014 te voldoen aan de voorwaarden, opgenomen in bijlage 7, onderdeel C, subonderdeel 4.
Artikel 12.8 (goedkeuring Europese Commissie)
1. Subsidies of voorschotten daarop worden verstrekt onder het voorbehoud van goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
2. De beslissing tot verstrekking van een subsidie of een voorschot daarop kan worden ingetrokken of gewijzigd ter verkrijging van de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de onderhavige regeling, of wegens het uitblijven daarvan.
Artikel 12.9 (inwerkingtreding)
1. Deze regeling treedt in werking de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
2. In afwijking van het eerste lid treden de volgende onderdelen pas op een nader door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip in werking:
3. Deze regeling vervalt op 1 januari 2017, met dien verstande dat de regeling van kracht blijft voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.
Den Haag, 2 oktober 2013
PROVINCIALE STATEN VAN ZUID-HOLLAND
J. FRANSSEN, voorzitter
R.H. VAN LUIJK, griffier
De subsidieverlening voor het realiseren en beheren van (agrarische) natuur en landschapselementen in Zuid-Holland vindt plaats op basis van het landelijke Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). Om subsidie te kunnen verstrekken voor nieuwe verplichtingen per 2014 hebben PS op 6 november 2013 de hoofdsubsidieplafonds vastgesteld. GS hebben op basis daarvan deelsubsidieplafonds, tarieven en aanvraagperioden vastgesteld, deze zijn opgenomen in het Openstellingsbesluit SNL 2014. De voorwaarden voor subsidietoekenning natuurbeheer buiten de EHS waren ten tijde van het Openstellingsbesluit SNL 2014 nog niet uitgewerkt.
In het Manifestakkoord is afgesproken dat subsidie natuurbeheer buiten de EHS wordt gecontinueerd voor: 1) gebieden waarvoor nu ook subsidie wordt ontvangen; 2) gebieden die bijdragen aan de robuuste werking van de EHS; 3) gebieden die bijdragen aan het soortenbeleid.
Subsidieaanvragers dienen exact en op tijd te weten welke voorwaarden van toepassing zijn in 2014 voor aanvragen natuurbeheer buiten de EHS. GS hebben daarop de subsidievoorwaarden voor het beheer van natuur en landschap buiten de EHS nader uitgewerkt en vastgesteld. Bij onderzoek door de griffie is gebleken dat het de bevoegdheid van PS is een besluit te nemen over de aanvulling van de SNL met een apart hoofdstuk voor Natuur- en landschapsbeheer buiten de EHS. Derhalve hebben GS een gewijzigd voorstel van GS aan PS ten behoeve van de aanvulling van de SNL voorbereid. Deze wijziging van de SNL wordt benut om de definitie van natuurgebied te actualiseren gelet op het provinciaal besluit over de herijkte EHS in december 2013.
2.Wat willen we bereiken? Realisering en beheer van natuur in Zuid-Holland.Wat gaan we daarvoor doen? Financiering van (agrarisch) natuurbeheer en het realiseren van natuur op particuliere landbouwgrond.Wat mag het kosten? Het besluit betreft een bedrag van maximaal € 140.000,00. Aan PS wordt in april 2014 ter besluitvorming een voorstel voorgelegd om het voorlopige deelsubsidieplafond van € 1 op te hogen naar reële waarde.