Organisatie | Flevoland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Mandaatbesluit ontheffingen bijzondere transporten |
Citeertitel | Mandaatbesluit ontheffingen bijzondere transporten |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | mandaat |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | nieuwe regeling | 24-09-2013 Provinciaal Blad, 2013, 33 | Collegevoorstel 1486623 |
Gedeputeerde Staten van Flevoland maken bekend dat zij in hun vergadering van 24 september 2013, onder nummer 1486623 het volgende besluit hebben genomen:
GEDEPUTEERDE STATEN VAN FLEVOLAND
Overwegende dat het gewenst is voor het verlenen van ontheffingen voor het berijden van provinciale wegen ten behoeve van de voertuigen als bedoeld in de afdeling 7, 8 en 14 van hoofdstuk 15 van de Regeling voertuigen mandaat te verlenen aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer;
Gelet op artikel 149 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 9.1 van de Regeling voertuigen, artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht,
Dit mandaat betreft de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing van het bepaalde in de afdelingen 7, 8 en 14 van hoofdstuk 5 van de Regeling voertuigen, voor de eisen en voorwaarden aan de inrichting van deze voertuigen gesteld en ten aanzien van het rijden met deze voertuigen waarvan de afmetingen en massa’s de wettelijke maxima overschrijden.
Gedeputeerde Staten verlenen aan de Directie van de Dienst Wegverkeer mandaat om namens hen de bevoegdheid ingevolge artikel 149, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994 juncto artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tot het verlenen van ontheffing uit te oefenen voor zover noodzakelijk en beperkt tot de in lid 2 van dit artikel genoemde voertuigen.
Door of namens Gedeputeerde Staten kunnen wijzigingen worden aangebracht in de bij het besluit behorende bijlage met wegen en weggedeelten waar voertuigen, als bedoeld in de afdeling 7, 8 en 14 van hoofdstuk 15 van de Regeling voertuigen, gebruik van mogen maken. Een gewijzigde bijlage is onmiddellijk na toezending van kracht, tenzij anders vermeld.
Artikel 3. Bijlage bij dit besluit.
Er is een bij dit besluit behorende bijlage met wegen en weggedeelten waar voertuigen als bedoeld in de afdeling 7, 8 en 14 van hoofdstuk 15 van de Regeling voertuigen gebruik van mogen maken.
De leges die verschuldigd zijn voor de behandeling van de ontheffingsaanvraag worden geïnd door de gemandateerde.
De Directie van de Dienst Wegverkeer is bevoegd ten aanzien van de in artikel 2 verleende bevoegdheden aan medewerkers in dienst van de Dienst Wegverkeer ondermandaat te verlenen.
Artikel 7. Ontheffingverlening.
Een ontheffing als bedoeld in artikel 2 wordt geweigerd dan wel verleend met omschrijving van de voertuigen waarvoor deze wordt afgegeven, de wegen en weggedeelten waarvoor de ontheffing geldt, en overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.3 van de Regeling voertuigen alsmede het bepaalde in artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedt binnen de grenzen van het mandaatbesluit en de samenwerkingsovereenkomst en met inachtneming van het terzake geldende recht alsmede het provinciale beleid.
Artikel 10. Mogelijkheid van transport.
De Directie van de Dienst dient de houder van de ontheffing erop te wijzen dat deze zich vooraf dient te overtuigen van de mogelijkheid van transport over de te berijden weg.
De Directie van de Dienst Wegverkeer zendt afschriften van de ontheffingen op basis van dit mandaat per omgaande toe aan Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten van Flevoland, de secretaris, de voorzitter,
Dit mandaatbesluit heeft de instemming van de Directie van de Dienst Wegverkeer,
drs. J.G. Hakkenberg Algemeen Directeur
…………………………………………………………………
I. Opgave van de wegen en weggedeelten:
Flevoland Oost N 302 Houtribweg N 305 Biddingringweg (alleen tussen de Hanzeweg en Dronterweg) N 306 Drontermeerdijk, Spijkweg, Harderdijk en Harderbosweg N 307 Swifterringweg en Dronterringweg N 309 Dronterweg en Elburgerweg N 708 Bremerbergweg N 709 Oldebroekerweg N 710 Biddingweg, Swifterweg en Lisdoddeweg
Flevoland Zuid N 701 Pampusweg, Oostvaardersdijk N 704 eerste weggedeelte van de Gooimeerdijk-oost, Eemmeerdijk en Slingerweg N 705 Spiekweg, Schollevaarweg en Roerdompweg N 706 Vogelweg N 707 Knardijk, Zeewolderweg en Zeewolderdijk
Flevoland Noord N 331 Vollenhoverweg, Marknesserweg (niet hoofdrijbaan, alleen parallelweg) en Kuinderweg N 333 Steenwijkerweg N 351 Kuinderweg, Muntweg, Espelerweg, Hannie Schaftweg en Urkerweg N 352 Repelweg, Kraggenburgerweg, Zuiderringweg, Schokkerringweg en Domineesweg N 712 Gemaalweg, Wrakkenweg, Westerringweg, Espelerringweg en Staartweg N 713 Zuidwesterringweg N 714 Espelerweg N 715 Noorderringweg en Oosterringweg N 716 Nagelerweg N 717 Hannie Schaftweg N 718 Banterweg N 719 Leemringweg
1. De ontheffing geldt uitsluitend voor de provinciale wegen in de provincie Flevoland waar ter plaatse voor het (samenstel van) voertuig(en) geen beperking is aangegeven. 2. De breedte van het (samenstel van) voertuig(en), de lading inbegrepen, mag niet meer bedragen dan 3,50 meter. 3. Wanneer de breedte van het (samenstel van) voertuig(en) het onder 2 genoemde maximum overschrijdt, is de ontheffing niet van toepassing en dient de houder van de ontheffing bij Gedeputeerde Staten van Flevoland tijdig een incidentele ontheffing aan te vragen. 4. Met het (samenstel van) voertuig(en) moet op zodanige wijze worden gereden dat, bij het ingehaald worden door en het tegenkomen van andere weggebruikers aan de linkerzijde van het (samenstel van) voertuig(en) nog voldoende rijbaanbreedte beschikbaar blijft. Zo nodig moet daartoe het (samenstel van) voertuig(en) tot buiten de wegverharding uitwijken en stilstaan. Dit geldt echter niet indien het (samenstel van) voertuig(en) op een parallelweg rijdt. 5. Het vervoer mag niet plaatshebben bij gladheid van het wegdek en bij weersomstandigheden die het zicht beperken tot minder dan 200 meter. Ook mag het vervoer niet plaatsvinden van maandag tot en met vrijdag tussen 07.00 uur en 09.00 uur alsmede tussen 16.00 uur en 18.00 uur over de Hanzeweg. Dit geldt echter niet indien het (samenstel van) voertuig(en) gebruik maakt van de parallelweg Hanzeweg. 6. Het (samenstel van) voertuig(en) moet zijn uitgerust met een goedwerkend en rondom zichtbaar geel zwaailicht. 7. Indien de breedte van het (samenstel van) voertuig(en) door demontage of anderszins kan worden verkleind, dient dit te geschieden voor met het voertuig de openbare weg wordt opgegaan. 8. Aan de voorzijde, voor het breedste punt, en aan de achterzijde, achter het breedste punt, moet aan weerszijden van het (samenstel van) voertuig(en) markering en verlichting zijn aangebracht zoals omschreven in paragraaf 10 'Lichten, lichtsignalen en reflecterende voorzieningen' van de afdelingen 7, 8 en 14 van de Regeling Voertuigen. 9. Het (samenstel van) voertuig(en) mag de provinciale wegen in provincie Flevoland niet vervuilen. Indien het (samenstel van) voertuig(en) de provinciale weg in de provincie Flevoland vervuilt, dient dit direct te worden doorgegeven aan de politie. Vervolgens dient de houder van de ontheffing de vervuiling direct en voor eigen rekening te verwijderen van de provinciale weg(en) van de provincie Flevoland. 10. De houder van de ontheffing vrijwaart de provincie en derden voor schade ten gevolge van het gebruik van deze ontheffing. 11. De ontheffing kan, indien dit in het belang van de veiligheid van het verkeer of voor de bruikbaarheid en de instandhouding van de weg gewenst is, op kosten van de houder van de ontheffing worden gewijzigd en/of aangevuld, dan wel Ingetrokken. 12. De ontheffing kan voorts worden ingetrokken, indien: a. deze is verleend tengevolge van het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens; b. de aan de ontheffing verbonden voorwaarden niet of niet behoorlijk worden nageleefd; c. binnen één jaar na dagtekening geen gebruik van de ontheffing is gemaakt. 13. De ontheffing aanvullen, wijzigen of intrekken zal niet eerder gebeuren dan nadat de houder van de ontheffing in de gelegenheid is geweest diens zienswijze naar voren te brengen. 14. Het gestelde in het tweede lid is niet van toepassing indien de vereiste spoed zich daartegen verzet. 15. De houder van de ontheffing kan indien de ontheffing wordt ingetrokken, gewijzigd of aangevuld geen aanspraak op schadevergoeding doen gelden.